gepubliceerd op 31 december 2002
Ordonnantie tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten
20 DECEMBER 2002. - Ordonnantie tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (1)
De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Overdrachten onder bezwarende titel van onroerende goederen
Art. 2.In het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt een artikel 46bis ingevoegd, luidende : « Art. 46bis . Voor wat betreft de verkopingen, wordt de belastbare grondslag bepaald overeenkomstig de artikelen 45 en 46, verminderd met 45.000 euro in geval van verkrijging door een natuurlijke persoon van de geheelheid in volle eigendom van een geheel of gedeeltelijk tot bewoning aangewend of bestemd onroerend goed dat zal dienen tot hoofdverblijfplaats van de verkrijger.
Hetzelfde abattement is van toepassing in geval van verkrijging door meerdere natuurlijke personen van de geheelheid in volle eigendom van een geheel of gedeeltelijk tot bewoning aangewend of bestemd onroerend goed dat zal dienen tot gemeenschappelijke hoofdverblijfplaats van de verkrijgers.
Voor de toepassing van dit artikel wordt, verstaan onder hoofdverblijfplaats, tenzij tegenbewijs, het adres waarop de verkrijgers zijn ingeschreven in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister. Als datum van vestiging van de hoofdverblijfplaats geldt de datum van inschrijving in die registers.
Het abattement waarin het eerste en het tweede lid voorzien, wordt op 60.000 euro gebracht wanneer de verkrijging een onroerend goed betreft dat ligt binnen een ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de stadsvernieuwing, zoals afgebakend in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan tot uitvoering van de artikelen 16 tot 24 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw.
De vermindering van de belastbare grondslag geldt niet voor de verkrijging van een bouwgrond. Deze uitsluiting geldt niet voor de verkrijging van een appartement in aanbouw of een appartement op tekening.
Aan de vermindering van de belastbare grondslag zijn de volgende voorwaarden verbonden : 1° de verkrijger mag op de datum van de overeenkomst tot verkrijging niet voor de geheelheid volle eigenaar zijn van een ander onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd;indien de verkrijging geschiedt door meer dan één persoon, moet elke verkrijger deze voorwaarde vervullen, en mogen de verkrijgers bovendien gezamenlijk niet voor de geheelheid volle eigenaar zijn van een ander onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd; 2° in of onderaan het document dat aanleiding geeft tot de heffing van het evenredig registratierecht of in een bij dat document gevoegd en ondertekend geschrift moeten de verkrijgers : a) verklaren dat zij voldoen aan de voorwaarde vermeld in 1° van dit lid;b) zich verbinden hun hoofdverblijfplaats te vestigen op de plaats van het verkregen onroerend goed binnen twee jaar na : - ofwel de datum van de registratie van het document dat tot de heffing van het evenredig registratierecht aanleiding geeft, wanneer dat document binnen de ervoor bepaalde termijn ter registratie wordt aangeboden; - ofwel de uiterste datum voor tijdige aanbieding ter registratie, wanneer dat document ter registratie wordt aangeboden na het verstrijken van de ervoor bepaalde termijn. c) zich ertoe verbinden hun hoofdverblijfplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te behouden gedurende een ononderbroken periode van minstens vijf jaar vanaf het tijdstip waarop ze hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben in het onroerend goed waarvoor de vermindering is verkregen. Ingeval de verklaring bedoeld in 2°, a), van het zesde lid, onjuist wordt bevonden, zijn de verkrijgers ondeelbaar gehouden tot betaling van de aanvullende rechten op het bedrag waarmee de belastbare grondslag werd verminderd, en van een boete gelijk aan die aanvullende rechten.
Dezelfde aanvullende rechten en boete zijn ondeelbaar verschuldigd door de verkrijgers indien geen van hen de in 2°, b), van het zesde lid, bedoelde verbintenis naleeft. Komen sommige verkrijgers de bedoelde verbintenis niet na, dan worden de aanvullende rechten en de boete waartoe zij ondeelbaar gehouden zijn, bepaald naar verhouding van hun wettelijk aandeel in het verkregen onroerend goed. Indien de niet-naleving van de verbintenis het gevolg is van overmacht is de boete evenwel niet verschuldigd.
Behoudens overmacht, zijn dezelfde aanvullende rechten vermeerderd met de wettelijke interest tegen de rentevoet bepaald in burgerlijke zaken te rekenen van de uiterste datum voor tijdige registratie van het document dat aanleiding geeft tot de heffing van het evenredig registratierecht, ondeelbaar verschuldigd door de verkrijgers indien geen van hen de in 2°, c), van het zesde lid, bedoelde verbintenis naleeft. »
Art. 3.In artikel 62, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 1978, worden de woorden « 5 pct. » vervangen door de woorden « 8 pct. ».
Art. 4.In artikel 212 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « drie vijfde » vervangen door de woorden « 36 pct.»; 2° in het derde lid worden de woorden « het bedrag dat tot grondslag heeft gediend voor de heffing van de belasting op de akte van wederverkoop » vervangen door de woorden « de grondslag van het recht dat van toepassing is op de akte van wederverkoop, berekend zonder de vermindering voorgeschreven bij artikel 46bis ».
Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 212bis (nieuw) ingevoegd, luidende : «
Art. 212bis.Wanneer het voordeel van de vermindering van de belastbare grondslag als bepaald in artikel 46bis niet kon worden bekomen omdat niet voldaan was aan de voorwaarde daartoe gesteld in het zesde lid, 1°, van dat artikel, worden de rechten die geheven werden boven het bedrag dat zou verschuldigd geweest zijn met toepassing van artikel 46bis , teruggegeven, mits alle onroerende goederen die de vermindering van de heffingsgrondslag verhinderden, zijn vervreemd bij overeenkomsten, andere dan ruil, die vaste datum hebben gekregen binnen twee jaar te rekenen van de datum van de registratie van het document dat aanleiding heeft gegeven tot de heffing van het evenredig recht op de verkrijging waarvoor de teruggave wordt gevraagd. Werd bedoeld document evenwel te laat ter registratie aangeboden, dan wordt die termijn gerekend vanaf de uiterste datum voor de tijdige aanbieding ervan.
Aan de teruggave zijn de volgende voorwaarden verbonden : 1° het gemotiveerd verzoek bevat : a) een afschrift van het registratierelaas dat werd aangebracht op het document dat aanleiding heeft gegeven tot de heffing van het evenredig recht op de verkrijging waarvoor de teruggave wordt gevraagd;b) de kadastrale beschrijving van alle onroerende goederen die de toepassing van artikel 46bis hebben verhinderd, evenals de data waarop de vervreemdingen van die goederen vaste datum hebben gekregen;2° in het gemotiveerd verzoek moeten de betrokken verkrijgers : a) verklaren dat zij hun hoofdverblijfplaats hebben gevestigd of zullen vestigen op het adres van het verkregen onroerend goed binnen twee jaar te rekenen van hetzij de datum van de registratie van het document dat aanleiding heeft gegeven tot de heffing van het evenredig recht op die verkrijging, hetzij, wanneer dat document te laat ter registratie werd aangeboden, de uiterste datum voor de tijdige aanbieding ervan;b) zich ertoe verbinden hun hoofdverblijfplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te behouden gedurende een ononderbroken periode van minstens vijf jaar vanaf het tijdstip waarop ze hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben in het onroerend goed waarvoor de teruggave werd gevraagd. Ingeval de verklaring van de verkrijgers bedoeld in 2°, a), van het tweede lid onjuist wordt bevonden, zijn zij ondeelbaar gehouden tot terugbetaling van het teruggegeven bedrag en verbeuren zij ondeelbaar een boete gelijk aan dat bedrag. Voldoen sommige verkrijgers wel en andere niet aan de bedoelde voorwaarden, dan wordt het terug te geven bedrag en de boete, waartoe de verkrijgers die niet aan de voorwaarden voldoen ondeelbaar gehouden zijn, bepaald naar verhouding van hun wettelijk aandeel in het onroerend goed waarvoor de teruggave werd gevraagd. De boete is evenwel niet verschuldigd wanneer door overmacht aan de voorwaarden niet voldaan kon worden.
Behoudens overmacht, zijn dezelfde aanvullende rechten vermeerderd met de wettelijke interest tegen de rentevoet bepaald in burgerlijke zaken te rekenen van de uiterste datum voor tijdige registratie van het document dat aanleiding geeft tot de heffing van het evenredig registratierecht, ondeelbaar verschuldigd door de verkrijgers indien geen van hen de in 2°, b), van het tweede lid, bedoelde verbintenis naleeft. » HOOFDSTUK II. - Schenkingen
Art. 6.Artikel 131 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1980 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt : «
Art. 131.Voor de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen wordt over het bruto-aandeel van elk der begiftigden een evenredig recht geheven volgens het in de onderstaande tabellen vermelde tarief.
Hierin wordt vermeld : onder a : het percentage dat toepasselijk is op het overeenstemmende gedeelte; onder b : het totale bedrag van de belasting over de voorgaande gedeelten.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder samenwonende verstaan, de persoon die zich in de toestand van wettelijke samenwoning bevindt in de zin van titel Vbis van boek III van het Burgerlijk Wetboek.
Tabel I Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 7.In hetzelfde wetboek wordt een artikel 131bis (nieuw) ingevoegd, luidende : «
Art. 131bis.Voor schenkingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden van het aandeel in volle eigendom van de schenker in een onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd en dat gelegen is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt, in afwijking van artikel 131, over het bruto-aandeel van elk der begiftigden die om de toepassing ervan vragen, een evenredig recht geheven volgens het tarief bepaald in de onderstaande tabel. Hierin wordt vermeld : onder a : het percentage dat toepasselijk is op het overeenstemmende gedeelte; onder b : het totale bedrag van de belasting over de voorgaande gedeelten.
Tabel houdende het voordeeltarief voor schenkingen van woningen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het in het eerste lid bedoelde voordeeltarief is niet van toepassing op de schenking van een bouwgrond.
De toepassing van het voordeeltarief kan niet gevraagd worden door een begiftigde die op datum van de schenking reeds voor de geheelheid volle eigenaar is van een ander onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd.
Aan de toepassing van dit voordeeltarief zijn de volgende voorwaarden verbonden : 1° de begiftigden die het voordeeltarief willen genieten, moeten uitdrukkelijk om de toepassing ervan vragen in de akte van schenking of in de akte van aanvaarding van de schenking;2° in die akte moet elkeen van de begiftigden die om de toepassing van het voordeeltarief verzoekt, verklaren dat hij van de toepassing daarvan niet uitgesloten is bij toepassing van het derde lid van dit artikel;3° minstens één van de begiftigden die de toepassing van het voordeeltarief vragen, moet zich in die akte ertoe verbinden : a) zijn hoofdverblijfplaats te vestigen op het adres van de geschonken woning, binnen twee jaar na de datum van de registratie van het document dat het schenkingsrecht opeisbaar maakt;b) zijn hoofdverblijfplaats te zullen behouden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedurende een termijn van minstens vijf jaar te rekenen van de datum van vestiging van zijn hoofdverblijfplaats in het geschonken goed. Voor de toepassing van deze rubriek wordt onder hoofdverblijfplaats verstaan, tenzij tegenbewijs, het adres waarop de betrokkene is ingeschreven in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister. Als datum van vestiging van de hoofdverblijfplaats geldt de datum van inschrijving in die registers.
Ingeval een verklaring bedoeld in 2° van het vierde lid onjuist wordt bevonden, is de begiftigde die ze heeft afgelegd gehouden tot betaling van de aanvullende rechten over zijn aandeel in de schenking en van een boete gelijk aan die aanvullende rechten. Is degene die de onjuiste verklaring heeft afgelegd bovendien de enige die de in 3° van het vierde lid bedoelde verbintenissen heeft aangegaan, dan is hij tevens de aanvullende rechten verschuldigd over de aandelen van zijn medebegiftigden die een juiste verklaring hebben afgelegd. Hebben meerdere begiftigden de in 3° van het vierde lid bedoelde verbintenissen aangegaan en hebben één of meer van hen een onjuiste verklaring afgelegd, dan zijn degenen die de onjuiste verklaring hebben afgelegd ondeelbaar gehouden tot betaling van de aanvullende rechten verschuldigd over de aandelen van hun medebegiftigden die een juiste verklaring hebben afgelegd maar geen verbintenissen hebben aangegaan, behoudens wanneer er een medebegiftigde rest die ook de verbintenissen heeft aangegaan maar wel een juiste verklaring heeft afgelegd.
De begiftigden die de in 3° van het vierde lid bedoelde verbintenissen niet zijn nagekomen, zijn, behoudens wanneer die niet-nakoming te wijten is aan overmacht, elk gehouden tot betaling van de aanvullende rechten over hun eigen aandeel in de schenking vermeerderd met de wettelijke interest tegen de rentevoet bepaald in burgerlijke zaken te rekenen van de datum van registratie van de schenking. Zij zijn bovendien ondeelbaar gehouden tot betaling van alle aanvullende rechten over de aandelen van hun medebegiftigden die de verbintenissen niet hebben aangegaan, tenzij er een medebegiftigde rest die wel de door hem aangegane verbintenissen is nagekomen. Deze ondeelbare aansprakelijkheid geldt ook voor de begiftigden die een onjuiste verklaring als bedoeld in het vijfde lid hebben afgelegd, maar de in dat lid bedoelde aansprakelijkheid voor de aanvullende rechten van medebegiftigden niet hebben opgelopen door het feit dat een of meer mebegiftigden restten die wel nog de aangegane verbintenissen konden nakomen. »
Art. 8.In artikel 1322 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989, wordt de rubriek « 3° » van het tweede lid vervangen als volgt : « 3° wanneer het adoptief kind, vóór de leeftijd van eenentwintig jaar, gedurende zes achtereenvolgende jaren van de adoptant, van de adoptant en diens echtgenoot samen of van de adoptant en de persoon met wie de adoptant heeft samengewoond, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen; ».
Art. 9.In artikel 135 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden in het tweede lid de woorden « ten gunste van de begiftigde echtgenoot » vervangen door de woorden « ten gunste van de begiftigde echtgenoot of de begiftigde samenwonende ».
Art. 10.Artikel 161, 1°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947, 27 juni 1956 en 22 juli 1970, bij het koninklijk besluit van 24 december 1980, en bij de wetten van 17 maart 1997 en 8 juni 1998, wordt aangevuld met het volgende lid : « De kosteloze registratie geldt niet voor akten houdende schenkingen onder de levenden aan andere onder deze rubriek bedoelde lichamen dan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Brusselse Agglomeratie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare instellingen van deze publiekrechtelijke rechtspersonen. » HOOFDSTUK III. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art. 11.In hetzelfde Wetboek worden opgeheven : 1° artikel 53, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.12 van 18 april 1967 en bij de wet van 19 juli 1979; 2° artikel 54, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1979;3° artikel 55, ingevoegd bij de wet van 23 december 1958 en gewijzigd bij de wet van 19 juli 1979, bij de wet van 22 december 1989 en bij de wet van 19 mei 1998;4° artikel 56;5° artikel 57, gewijzigd bij de wet van 22 juni 1960;6° artikel 58, gewijzigd bij de wet van 23 december 1958;7° artikel 59, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1979 en bij de wet van 22 december 1989;8° artikel 60, gewijzigd bij de wet van 27 februari 1978, bij de wet van 19 juli 1979, bij de wet van 22 december 1989 en bij de wet van 19 mei 1998;9° artikel 611, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1979, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989 en vervangen bij de wet van 19 mei 1998;10° artikel 612, ingevoegd bij de wet van 26 juli 1952 en gewijzigd bij de wet van 25 juni 1956, bij de wet van 12 juli 1976, bij de wet van 10 januari 1978 en bij de wet van 19 mei 1998.
Art. 12.Voor de overeenkomsten met betrekking tot kleine landeigendommen en bescheiden woningen gesloten vóór 1 januari 2003, blijven de artikelen 53 tot 622 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding
Art. 13.Deze ordonnantie treedt in werking op 1 januari 2003.
Brussel, 20 december 2002.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast riet Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Gewone zitting 2002-2003. Documenten van de Raad. - Ontwerp van ordonnantie, A - 361/1. - Verslag, A - 361/2. - Amendementen na verslag, A - 361/3.
Volledig verslag. - Bespreking. Vergadering van donderdag 19 december 2002. - Aanneming.Vergadering van vrijdag 20 december 2002.