gepubliceerd op 09 maart 2005
Ordonnantie tot vermindering van de registratierechtenop de schenkingen van roerende goederen
17 FEBRUARI 2005. - Ordonnantie tot vermindering van de registratierechtenop de schenkingen van roerende goederen
Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.§ 1. De huidige tekst van artikel 131 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij de ordonnantie van 20 december 2002, wordt de eerste paragraaf, beginnend met het teken « § 1. » en de woorden « roerende of onroerende » worden er vervangen door het woord « onroerende ». § 2. Aan artikel 131 van hetzelfde Wetboek, wordt een tweede paragraaf toegevoegd, luidend : « § 2. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende goederen wordt over het bruto-aandeel van elk der begiftigden een recht geheven van : 1° 3 % voor schenkingen in de rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden;2° 7 % voor schenkingen aan andere personen. Dit tarief is evenwel niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen gedaan onder een opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker, en die krachtens artikel 4, 3°, van het Wetboek van successierechten als legaten worden beschouwd voor de heffing van het recht van successie. »
Art. 3.Artikel 133 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 133.Het recht wordt vereffend op de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.
Evenwel, voor schenkingen van ter beurze genoteerde publieke effecten geldt als belastinggrondslag de waarde volgens de laatste prijscourant op last van de regering bekendgemaakt vóór de datum waarop het recht opeisbaar is geworden.
Voor de schenking van het vruchtgebruik of de blote eigendom van een onroerend goed wordt de belasting-grondslag vastgesteld zoals in de artikelen 47 tot 50 is bepaald.
Voor de schenkingen van het op het leven van de schenker, een begiftigde of een derde gevestigde vruchtgebruik van roerende goederen geldt als heffingsgrondslag het bedrag verkregen door de vermenigvuldiging van de jaarlijkse opbrengst van de goederen, forfaitair vastgesteld op 4 % van de volle eigendom van de goederen, met het getal dat in artikel 47, eerste lid, wordt aangegeven tegenover de leeftijdsklasse waartoe diegene op wiens leven het vruchtgebruik gevestigd is, behoort op de datum van de schenking.
Voor de schenkingen van het voor een bepaalde tijd gevestigde vruchtgebruik van roerende goederen geldt als heffingsgrondslag het bedrag verkregen door kapitalisatie van de jaarlijkse opbrengst tegen 4 % over de duur van het vruchtgebruik bepaald in de schenkingsakte.
De jaarlijkse opbrengst van de roerende goederen wordt forfaitair vastgesteld op 4 % van de volle eigendom van die goederen. Het aldus verkregen bedrag van de heffinfsgrondslag mag evenwel niet gaan boven de waarde berekend volgens het vierde lid indien het vrichtgebruik gevestigd is ten bate van een natuurlijk persoon.
Voor de schenkingen van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker is voorbehouden, is de heffingsgrondslag de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen.
Voor de schenkingen van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vrichtgebruik door de schenker niet is voorbehouden, is de heffingsgrondslag de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik, berekend volgens het vierde of vijfde lid.
Voor schenkingen van een lijfrente of een levenslang pensioen wordt het recht berekend over het jaarlijkse bedrag van de uitkering, vermenigvuldig met de leeftijdscoëfficiënt die volgens de tabel in artikel 47 op de begiftigde moet worden toegepast.
Voor schenkingen van een altijddurende rente wordt het recht berekend over het jaarlijkse bedrag van de rente vermenig vuldigd met twintig. ».
Art. 4.Aan artikel 134 van hetzelfde Wetboek wordt de volgende zin toegevoegd : « In de mate dat de schenking betrekking heeft op onroerende goederen, wordt de last in hoofde van de derde als schenking belast volgens de in artikel 131, § 1, geldende tarieven. »
Art. 5.In de eerste zin van artikel 135, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « bij artikel 131, § 1, vastgestelde » ingevoegd tussen de woorden « het bedrag van het » en « recht ».
Art. 6.In artikel 137 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « van onroerende goederen » ingevoegd tussen de woorden « schenking » en « toepasselijk tarief » en tussen de woorden « heffing op de schenkingen » en « welke reeds ».
Art. 7.In artikel 138/1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « van onroerende goederen » ingevoegd tussen de woorden « de akten van schenking » en « vermelding » en tussen de woorden « één of meer schenkingen » en « zijn voorgekomen ».
Art. 8.Artikel 140, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 140.De bij artikel 131 vastgestelde rechten worden beperkt tot : 1° 6,6 % voor schenkingen aan gemeenten gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en hun openbare instellingen aan de door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij erkende maatschappijen, aan de coöperatieve vennotschap met beperkte aansprakelijkheid Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aan de intercommunales van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en aan stichtingen van openbaar nut;2° 7 % voor de schenkingen, inclusief inbrengen om niet, van onroerende goederen aan verenigingen zonder winstoogmerk, aan ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, aan beroepsverenigingen, aan internationale verenigingen zonder winstoogmerk en aan private stichtingen;3° 100 EUR voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, gedaan aan stichtingen van openbaar nut of aan rechtspersonen bedoeld in 2°, zo de schenker zelf een dezer stichtingen of rechtspersonen is;4° 1,10 % voor de schenkingen met inbegrip van de inbrengen om niet, gedaan door de gemeenten aan de pensioenfondsen die zij onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk hebben opgericht in uitvoering van een door de voogdijoerheid goedgekeurd saneringsplan.»
Art. 9.Deze ordonnantie treedt in werking op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK