Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 20 juni 2018

Uittreksel uit arrest nr. 39/2018 van 29 maart 2018 Rolnummers 6550 en 6613 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 13 juli 2016 betreffende de invoering van een cursus filosofie en b Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, de rechters L. (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018201800
pub.
20/06/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 39/2018 van 29 maart 2018 Rolnummers 6550 en 6613 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 13 juli 2016 betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs, ingesteld door Sultana Kouhmane en anderen en door Axel De Backer en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, F. Daoût en T. Giet, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter E. De Groot, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a) In de zaak met rolnummer 6550 Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 25 november 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 28 november 2016, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 23, 24, 26, 29, 31 en 34 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 13 juli 2016 betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2016) door Sultana Kouhmane, Valérie Thiry, Karine Devooght, Samira Mounsajim, Isabelle Jouveneau, Sylvianne Debaker, Marie Empeigne, Maryam Azzouz, Eleftheria Draguioti, Samira El Amrani, Faouzia En-Nafia, Younes Taibi, Jamal Eddine Kamli, Fatima Karali, Khadija Ben Sliman, Fatiha Chentouf, Claire Mean, Ekram El Kabir, Latifa Ouahabi, Faiza Amoutache, Jamila El Hadji, Anne Paye, Toufik M'Ahmed, Sylvie Luc, Marjana Mandi, Bochra Chaouch, Matthieu Faure, Danièle Manouvrier, Pascale Debaty, Said Abkar, Yosra Benkahia, Béatrice Moniot, Jonathan Lima-Brito, Marie-Arlette Vandecasteele, Samira Azmani, Assunta Del Tuffo, Francine Kaniki Bouguini, Arielle Deloose, Gianni Inglese-Compe, Saloua El Haddaoui, Ammar Kharoubi, Rafika Sahli en Sabrina Lamkin, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.F. Krenc, advocaat bij de balie te Brussel. b) In de zaak met rolnummer 6613 Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 10 februari 2017 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 13 februari 2017, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 23, 24, 29 en 34 van het voornoemde decreet van de Franse Gemeenschap van 13 juli 2016 door Axel De Backer, Saïd Andouh, Nathalie Peterfalvi, Habbachich Abd-Nasseur, Mostapha Hajui, Paraskévi Giotis, Nehama Uzan en de vzw « Collectif des profs de morale », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.J. Bourtembourg en Mr. F. Belleflamme, advocaten bij de balie te Brussel.

Op 16 februari 2017 hebben de rechters-verslaggevers T. Giet en R. Leysen, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is.

De verzoekende partijen hebben een memorie met verantwoording ingediend.

Bij beschikking van 22 maart 2017 heeft het Hof beslist de zaak overeenkomstig de gewone rechtspleging voort te zetten.

Bij beschikking van dezelfde dag heeft het Hof de zaken met rolnummers 6550 en 6613 samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de context en het onderwerp van het bestreden decreet B.1.1. De Franse Gemeenschap heeft, bij decreet van 22 oktober 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/10/2015 pub. 09/12/2015 numac 2015029612 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin type decreet prom. 22/10/2015 pub. 08/12/2015 numac 2015029611 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 15 juli 2014 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de nadere regels voor de werking van het Interfederaal Instituut voor de Statistiek, van de Raad van Bestuur en de wetenschappelijke Comités van het Instituut voor de Nationale Rekeningen type decreet prom. 22/10/2015 pub. 16/11/2015 numac 2015029561 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de Belgische regering en de Macedonische regering tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting, ondertekend te Brussel op 6 juli 2010 type decreet prom. 22/10/2015 pub. 17/11/2015 numac 2015029566 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 8 maart 2010, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977, zoals gewijzigd door de Aanvullende Overeenkomst, ondertekend te Brussel op 20 april 1994 sluiten « betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin », artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 « tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving » aangevuld en het decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 06/11/1997 numac 1997029343 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren type decreet prom. 24/07/1997 pub. 28/01/1998 numac 1997029394 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1997 sluiten « dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren » gewijzigd, teneinde in het verplicht onderwijs de opvoeding tot filosofie en burgerzin te integreren. In het door de Gemeenschap georganiseerde onderwijs, in het door de Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs en in het door de Gemeenschap gesubsidieerde niet-confessioneel vrij onderwijs, gaat het om een nieuwe cursus die wordt gegeven in de plaats van een van de twee lestijden niet-confessionele zedenleer of godsdienst of, voor de leerlingen die voor dat onderwijs zijn vrijgesteld, a rato van twee lestijden per week.

B.1.2. De doelstelling van de opvoeding tot filosofie en burgerzin is het ontwikkelen van competenties en kennis in verband met de filosofische en ethische opvoeding, de opvoeding tot democratisch werken en de opvoeding tot welzijn (artikel 60bis, § 3 van het voormelde decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 06/11/1997 numac 1997029343 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren type decreet prom. 24/07/1997 pub. 28/01/1998 numac 1997029394 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1997 sluiten). Teneinde die doelstelling te bereiken, bepaalt het referentiesysteem voor de competentiesokkels voor het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs vier met elkaar verbonden hoofdstukken : « vorming tot een zelfstandig en kritisch zelfbeeld », « zelfkennis en openstaan voor anderen », « vorming tot burgerzin in gelijkheid in rechten en in waardigheid », « deelname aan het sociale leven en de democratische ruimte » (besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 22 maart 2017 tot bepaling van de eindtermen voor de eerste acht leerjaren van het leerplichtonderwijs voor de opvoeding tot filosofie en burgerzin, Belgisch Staatsblad, 12 april 2017, p. 50326).

B.1.3. Bij de aanneming van het voormelde decreet van 22 oktober 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/10/2015 pub. 09/12/2015 numac 2015029612 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin type decreet prom. 22/10/2015 pub. 08/12/2015 numac 2015029611 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 15 juli 2014 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de nadere regels voor de werking van het Interfederaal Instituut voor de Statistiek, van de Raad van Bestuur en de wetenschappelijke Comités van het Instituut voor de Nationale Rekeningen type decreet prom. 22/10/2015 pub. 16/11/2015 numac 2015029561 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de Belgische regering en de Macedonische regering tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting, ondertekend te Brussel op 6 juli 2010 type decreet prom. 22/10/2015 pub. 17/11/2015 numac 2015029566 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 8 maart 2010, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977, zoals gewijzigd door de Aanvullende Overeenkomst, ondertekend te Brussel op 20 april 1994 sluiten werd eraan herinnerd dat de verklaring van gemeenschapsbeleid van 25 juli 2014, in verband met de organisatie van die nieuwe cursus, stelde : « In geen geval mag die hervorming verlies van tewerkstelling teweegbrengen voor de aangestelde betrokken leerkrachten » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2015-2016, nr. 171/1, p. 4).

B.1.4. Het bestreden decreet van 13 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/2016 pub. 10/08/2016 numac 2016029340 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs type decreet prom. 13/07/2016 pub. 04/08/2016 numac 2016029339 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende verschillende bepalingen inzake onderwijs type decreet prom. 13/07/2016 pub. 09/12/2016 numac 2016029570 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van het gewoon secundair onderwijs betreffende de organisatie, in de tweede graad en in de derde graad van het secundair onderwijs, van het taalbadonderwijs gebarentaal en schrijftaal Frans in tweetalige klassen Frans-gebarentaal type decreet prom. 13/07/2016 pub. 23/09/2016 numac 2016029376 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het afstandsonderwijs via e-learning van de Franse Gemeenschap sluiten « betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs » strekt ertoe dat engagement te concretiseren (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2015-2016, nr. 312/1, p. 4). Dat decreet bepaalt met name dat, onder een aantal « strikte » voorwaarden en bij wijze van overgang, « de leermeesters godsdienst of zedenleer hun verworven rechten zullen kunnen overdragen in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin » en « kunnen overstappen naar het ambt van leermeester filosofie en burgerzin ter vervanging van de verloren lestijden godsdienst en zedenleer » (ibid., p. 5).

B.1.5. Tijdens de besprekingen in de commissie heeft de minister van Onderwijs uiteengezet : « Dit project concretiseert tevens het engagement van de Verklaring van gemeenschapsbeleid om tot die hervorming over te gaan zonder globaal baanverlies door de individuele rechten te garanderen van de vastbenoemde leerkrachten en de prioritaire tijdelijke leerkrachten, waarbij vanaf het begin kwaliteitsvolle lessen burgerzin worden gegarandeerd en zoveel mogelijk wordt vermeden dat een leerkracht de les filosofie en burgerzin geeft in een vestiging waar hij de cursus zedenleer of godsdienst heeft » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2015-2016, nr. 312/3, p. 4).

Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.2.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 6550 vorderen de vernietiging van de artikelen 23, 24, 26, 29, 31 en 34 van het bestreden decreet. De verzoekende partijen in de zaak nr. 6613 vorderen de vernietiging van de artikelen 23, 24, 29 en 34 van hetzelfde decreet.

B.2.2. Het bestreden artikel 23 voegt een artikel 293sexies in in het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 10/10/2014 numac 2014029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs type decreet prom. 11/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014203686 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt type decreet prom. 11/04/2014 pub. 11/08/2014 numac 2014029370 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van verschillende bepalingen inzake hoger onderwijs sluiten « tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsdieerde basis- en secundair onderwijs ». Het bestreden artikel 24 voert een artikel 293septies in hetzelfde decreet in. Die nieuwe bepalingen betreffen overgangsbepalingen die eigen zijn aan het ambt van leermeester filosofie en burgerzin dat wordt uitgeoefend in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde lager onderwijs. Artikel 293sexies betreft de leermeesters niet-confessionele zedenleer.

Artikel 293septies betreft de leermeesters godsdienst.

B.2.3. Artikel 293sexies voegt in het koninklijk besluit van 22 maart 1969 « tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen » een hoofdstuk XIter in. Dat hoofdstuk XIter van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, dat de artikelen 169ter tot 169sexies omvat, vormt de eerste bestreden bepaling.

Artikel 293septies voegt in het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 « tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst der [onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap] » een hoofdstuk Xbis in. Dat hoofdstuk Xbis van het voormelde koninklijk besluit van 25 oktober 1971, dat de artikelen 49ter tot 49sexies omvat, vormt de tweede bestreden bepaling.

B.2.4. De artikelen 169ter, 169quater en 169quinquies ingevoegd in het koninklijk besluit van 22 maart 1969 en de artikelen 49ter, 49quater en 49quinquies ingevoegd in het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 stellen in soortgelijke bewoordingen, voor verschillende categorieën van leerkrachten zedenleer of godsdienst een prioriteit vast bij de aanwijzing in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin alsook de te vervullen voorwaarden om dat ambt toevertrouwd te krijgen.

De betrokken categorieën van leerkrachten zijn : - De kandidaten voor de tijdelijke aanstelling in het ambt van leermeester zedenleer of godsdienst die op de oproep van januari 2016 hebben geantwoord en die een anciënniteit van minstens 150 dagen in dat ambt hebben verworven gedurende het schooljaar 2015-2016; - De kandidaten als prioritair tijdelijke voor het ambt van leermeester zedenleer; - De kandidaten als stagiair voor het ambt van leermeester godsdienst; - De personeelsleden die in vast verband worden benoemd in een ambt van leermeester zedenleer of godsdienst.

Voor de drie laatste categorieën is de bij de bestreden bepalingen toegekende prioriteit geldig tot 1 september 2020.

B.2.5. De in de voormelde bepalingen vastgestelde voorwaarden waaraan de betrokken leerkrachten moeten voldoen teneinde het ambt van leermeester filosofie en burgerzin toevertrouwd te krijgen, zijn de volgende : 1° minstens houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, gegradueerde, geaggregeerde van het lager secundair onderwijs of een overeenkomstige titel onder de titels die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hoger onderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2° vóór 1 oktober 2016 een opleiding tot neutraliteit hebben genoten. Aan die voorwaarde is voldaan indien de kandidaat een dergelijke opleiding heeft genoten via zijn oorspronkelijke opleiding of indien hij geslaagd is voor de onderwijseenheid « opleiding tot neutraliteit » die wordt georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.

Indien hij die opleiding niet heeft kunnen volgen bij gebrek aan voldoende plaatsen, kan hij het bewijs van zijn aanvraag tot inschrijving voorleggen. Indien hij niet geslaagd is voor de proef welke die opleiding bekrachtigt, kan hij het bewijs van herinschrijving voorleggen voor de eerstvolgende maal dat de onderwijseenheid wordt georganiseerd en, in geval van nieuwe mislukking ook nog voor de volgende, met het gemotiveerd akkoord van de studieraad van de onderwijseenheid. De personeelsleden die gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs worden ten laatste tijdens het schooljaar 2003-2004 geacht aan de voorwaarde van opleiding tot neutraliteit te voldoen.

B.2.6. Bovendien moeten uiterlijk op 1 september 2020 twee bijkomende voorwaarden vervuld zijn, teneinde het ambt van leermeester filosofie en burgerzin voort te zetten of daarin benoemd te worden : 1° een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben verworven, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 10/10/2014 numac 2014029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs type decreet prom. 11/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014203686 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt type decreet prom. 11/04/2014 pub. 11/08/2014 numac 2014029370 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van verschillende bepalingen inzake hoger onderwijs sluiten tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;2° het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 10/10/2014 numac 2014029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs type decreet prom. 11/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014203686 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt type decreet prom. 11/04/2014 pub. 11/08/2014 numac 2014029370 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van verschillende bepalingen inzake hoger onderwijs sluiten « tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs » verworven hebben, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs zulks voor de uitoefening van dat ambt vereist. Bij de artikelen 46 tot 48 en 54 tot 56 van het decreet van 19 juli 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/07/2017 pub. 01/09/2017 numac 2017040717 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het secundair onderwijs en houdende verschillende aanpassingen in het basisonderwijs type decreet prom. 19/07/2017 pub. 21/08/2017 numac 2017031006 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 maart 2017 tot bepaling van de eindtermen voor de eerste acht leerjaren van het leerplichtonderwijs voor de opvoeding tot filosofie en burgerzin en houdende bepaling van een procedure tot afwijking van het referentiesysteem type decreet prom. 19/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031014 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot uitvoering van het protocol van sectoraal akkoord 2015-2016 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vakverenigingen en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten sluiten « betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het secundair onderwijs en houdende verschillende aanpassingen in het basisonderwijs », heeft de decreetgever de datum waarop de voorwaarde met betrekking tot het getuigschrift van didactiek moet zijn vervuld, uitgesteld tot 1 september 2021. Die wijziging heeft geen weerslag op het onderwerp van de beroepen.

B.2.7. Artikel 169sexies, § 2, ingevoegd in het koninklijk besluit van 22 maart 1969, en artikel 49sexies, § 2, ingevoegd in het koninklijk besluit van 25 oktober 1971, stellen in soortgelijke bewoordingen het beginsel vast volgens hetwelk het ambt van leermeester niet-confessionele zedenleer of godsdienst en dat van leermeester filosofie en burgerzin enkel door dezelfde persoon kunnen worden uitgeoefend in twee verschillende inrichtingen of in twee verschillende vestigingen van eenzelfde inrichting. Die bepalingen voorzien tevens in mogelijkheden van afwijking van dat beginsel wanneer de inachtneming ervan het betrokken personeelslid ertoe zou leiden zijn ambt in meer dan zes verschillende vestigingen uit te oefenen of, teneinde zich naar elke betrokken vestiging te begeven, een reis van meer dan 25 km vanaf zijn woonplaats te verrichten of een reis die met het openbaar vervoer een verplaatsingsduur met zich zou meebrengen die langer zou zijn dan vier uur per dag. In geen geval kan de tenuitvoerlegging van een afwijking echter ertoe leiden dat dezelfde leerkracht de twee ambten in dezelfde klas waarneemt.

Bij de artikelen 52 en 58 van het voormelde decreet van 19 juli 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/07/2017 pub. 01/09/2017 numac 2017040717 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het secundair onderwijs en houdende verschillende aanpassingen in het basisonderwijs type decreet prom. 19/07/2017 pub. 21/08/2017 numac 2017031006 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 maart 2017 tot bepaling van de eindtermen voor de eerste acht leerjaren van het leerplichtonderwijs voor de opvoeding tot filosofie en burgerzin en houdende bepaling van een procedure tot afwijking van het referentiesysteem type decreet prom. 19/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031014 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot uitvoering van het protocol van sectoraal akkoord 2015-2016 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vakverenigingen en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten sluiten worden die bepalingen geschrapt. Krachtens artikel 67 van hetzelfde decreet, treden die artikelen in werking vanaf het schooljaar 2017-2018, zodat het beroep niet zonder voorwerp is geworden.

B.3.1. Het bestreden artikel 26 voegt een artikel 293octies in in hetzelfde decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 10/10/2014 numac 2014029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs type decreet prom. 11/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014203686 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt type decreet prom. 11/04/2014 pub. 11/08/2014 numac 2014029370 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van verschillende bepalingen inzake hoger onderwijs sluiten « tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs ». Die nieuwe bepaling betreft de overgangsbepalingen voor het ambt van leermeester filosofie en burgerzin uitgeoefend in het gesubsidieerd officieel lager onderwijs.

B.3.2. Die bepaling stelt een prioriteit voor de toekenning van het ambt van leermeester filosofie en burgerzin in ten voordele van verschillende categorieën van leermeesters zedenleer en leermeesters godsdienst die lestijden verliezen wegens een vermindering van de filosofische lestijden voortvloeiend uit de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin.

De bedoelde categorieën van leerkrachten zijn : - de personeelsleden die vastbenoemd zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer; - de personeelsleden die aangesteld zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer als prioritair tijdelijke; - de personeelsleden die een anciënniteit van ten minste 150 dagen hebben verworven in een ambt van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer als tijdelijk personeelslid.

Die bepaling stelt, voor de betrokken personeelsleden, voorwaarden van toegang vast tot het ambt van leermeester filosofie en burgerzin die soortgelijk zijn met die welke zijn vastgesteld in de in B.2.5 en B.2.6 aangehaalde bepalingen voor het personeel van het door de Gemeenschap georganiseerde onderwijs. Zij wordt aangevuld met artikel 293decies, ingevoegd bij artikel 28 van het bestreden decreet.

B.4.1. Het bestreden artikel 31 voegt een artikel 293duodecies in hetzelfde decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 10/10/2014 numac 2014029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs type decreet prom. 11/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014203686 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt type decreet prom. 11/04/2014 pub. 11/08/2014 numac 2014029370 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van verschillende bepalingen inzake hoger onderwijs sluiten in. Die nieuwe bepaling betreft overgangsbepalingen voor het ambt van leermeester filosofie en burgerzin uitgeoefend in het niet-confessionele gesubsidieerde vrij lager onderwijs.

B.4.2. Die bepaling stelt een prioriteit van toekenning vast voor het ambt van leermeester filosofie en burgerzin ten voordele van verschillende categorieën leermeesters zedenleer en leermeesters godsdienst die lestijden verliezen wegens een vermindering van filosofische lestijden naar aanleiding van de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin.

De betrokken categorieën van leerkrachten zijn de volgende : - de personeelsleden die in vast verband zijn aangeworven in een ambt van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer; - de personeelsleden die aangesteld zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer als prioritair tijdelijke; - de personeelsleden die een anciënniteit van ten minste 180 dagen hebben verworven als tijdelijk personeelslid.

Die bepaling stelt, voor de betrokken personeelsleden voorwaarden van toegang vast tot het ambt van leermeester filosofie en burgerzin die identiek zijn met die welke zijn vastgesteld in de in B.2.5 en B.2.6 aangehaalde bepalingen voor het personeel van het door de Gemeenschap georganiseerde onderwijs. Zij wordt aangevuld met artikel 293quatuordecies, ingevoegd bij artikel 33 van het bestreden decreet.

B.5. Artikel 29 van het bestreden decreet voegt in het voormelde decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 10/10/2014 numac 2014029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs type decreet prom. 11/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014203686 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt type decreet prom. 11/04/2014 pub. 11/08/2014 numac 2014029370 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van verschillende bepalingen inzake hoger onderwijs sluiten een artikel 293undecies in. Artikel 34 van het bestreden decreet voegt in hetzelfde decreet een artikel 293quindecies in. Die beide artikelen stellen, in soortgelijke bewoordingen, de onverenigbaarheid vast tussen de uitoefening van een opdracht van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer en die van een opdracht van leermeester filosofie en burgerzin binnen eenzelfde vestiging. Artikel 293undecies betreft het gesubsidieerde officieel onderwijs en artikel 293quindecies betreft het niet-confessioneel vrij gesubsidieerde onderwijs. Die beide bepalingen stellen afwijkingen vast van de voormelde onverenigbaarheid in de volgende gevallen : 1° in de inrichtende machten die minder dan 6 vestigingen tellen en die, zonder die afwijking, de lestijden niet kunnen toekennen overeenkomstig, naargelang het geval, artikel 293octies of 293duodecies, § 1, eerste lid;2° in de inrichtende machten die minstens 6 vestigingen tellen, indien de inachtneming van de onverenigbaarheid als gevolg zou hebben dat het betrokken personeelslid zijn ambt van leermeester filosofie en burgerzin en dat van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer in meer dan 6 vestigingen zou uitoefenen of, om zich naar elke betrokken vestiging te begeven, met het openbaar vervoer, een reis van meer dan 25 km vanaf zijn woonplaats zou moeten verrichten of een reis die een verplaatsingsduur met zich mee zou brengen die langer is dan vier uur per dag. In elk geval wordt nooit toegestaan om de beide ambten in dezelfde klas uit te oefenen.

Bij de artikelen 60 en 61 van het voormelde decreet van 19 juli 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/07/2017 pub. 01/09/2017 numac 2017040717 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het secundair onderwijs en houdende verschillende aanpassingen in het basisonderwijs type decreet prom. 19/07/2017 pub. 21/08/2017 numac 2017031006 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 maart 2017 tot bepaling van de eindtermen voor de eerste acht leerjaren van het leerplichtonderwijs voor de opvoeding tot filosofie en burgerzin en houdende bepaling van een procedure tot afwijking van het referentiesysteem type decreet prom. 19/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031014 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot uitvoering van het protocol van sectoraal akkoord 2015-2016 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vakverenigingen en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten sluiten worden die twee bepalingen gewijzigd. Aangezien die nieuwe bepalingen in werking treden vanaf het schooljaar 2017-2018, is het beroep niet zonder voorwerp geworden.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoekschrift in de zaak nr. 6550 B.6.1. De Franse Gemeenschapsregering werpt een eerste exceptie van onontvankelijkheid op wegens onvoldoende aangetoond concreet belang van de verzoekende partijen.

B.6.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.6.3. De verzoekende partijen in de zaak nr. 6550 zijn leermeesters godsdienst of zedenleer welke die materies onderwijzen in onderwijsinstellingen die onder de drie in de bestreden bepalingen bedoelde categorieën van inrichtende machten vallen. Zij doen blijken van een rechtstreeks en actueel belang bij het bestrijden van de bepalingen die strikte voorwaarden opleggen om prioriteit te genieten bij het toegekend krijgen van het ambt van leermeester filosofie en burgerzin. Van die verzoekende partijen eisen dat zij bewijzen dat zij niet aan die voorwaarden voldoen, zou erop neerkomen van hen te eisen dat zij het bewijs leveren van een negatief feit wat, rekening houdend met de respectieve positie van de betrokken partijen, buitengewoon formalistisch zou zijn. Die verzoekende partijen doen tevens blijken van een rechtstreeks en actueel belang bij het vorderen van de vernietiging van de bepalingen die de uitoefening verbieden van het ambt van leermeester zedenleer of godsdienst en dat van leermeester filosofie en burgerzin in dezelfde instelling of dezelfde vestiging, aangezien die bepalingen een ongunstig gevolg kunnen hebben voor hun arbeidsvoorwaarden, zij het vanaf 1 oktober 2016 of tijdens een later schooljaar.

B.6.4. De Franse Gemeenschapsregering werpt een tweede exceptie van onontvankelijkheid op wegens het gebrek aan duidelijkheid en precisie van de uiteenzetting in het verzoekschrift.

De omstandigheid dat de beide middelen deels dezelfde bepalingen beogen, maakt het verzoekschrift niet onduidelijk in zoverre die bepalingen verschillende normen bevatten. Rekening houdend met de wijze waarop de bestreden bepalingen zijn opgesteld, waarbij sommige daarvan in andere teksten volledige hoofdstukken invoegen, kan de verzoekende partijen overigens niet worden verweten dat zij in hun verzoekschrift formeel de artikelen van het bestreden decreet van 13 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/2016 pub. 10/08/2016 numac 2016029340 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs type decreet prom. 13/07/2016 pub. 04/08/2016 numac 2016029339 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende verschillende bepalingen inzake onderwijs type decreet prom. 13/07/2016 pub. 09/12/2016 numac 2016029570 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van het gewoon secundair onderwijs betreffende de organisatie, in de tweede graad en in de derde graad van het secundair onderwijs, van het taalbadonderwijs gebarentaal en schrijftaal Frans in tweetalige klassen Frans-gebarentaal type decreet prom. 13/07/2016 pub. 23/09/2016 numac 2016029376 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het afstandsonderwijs via e-learning van de Franse Gemeenschap sluiten hebben beoogd, aangezien de uiteenzetting van de middelen het mogelijk maakt te begrijpen welke die onderdelen van die bepalingen zijn waarvan de vernietiging wordt gevorderd.

B.6.5. De excepties in de zaak nr. 6550 worden verworpen.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoekschrift in de zaak nr. 6613 B.7.1. De Franse Gemeenschapsregering werpt een eerste exceptie van onontvankelijkheid op omdat de verzoekende partijen noch hun situatie, noch hun belang uiteenzetten. Zij is van mening dat een verzoekschrift tot vernietiging dat geen enkel element bevat aan de hand waarvan het belang van de verzoekende partijen om in rechte te treden kan worden beoordeeld, niet voldoet aan artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof en om die reden onontvankelijk moet worden verklaard.

B.7.2. Krachtens het voormelde artikel 6 vermeldt het verzoekschrift het onderwerp van het beroep en bevat het een uiteenzetting van de feiten en middelen. Die vereiste is niet louter formeel. Het verzoekschrift moet immers ter kennis worden gebracht van de overheden vermeld in artikel 76, § 4, van dezelfde bijzondere wet, die de aangevoerde middelen moeten kennen om met kennis van zaken te beslissen of zij zullen tussenkomen binnen de termijnen die in artikel 85 van dezelfde bijzondere wet zijn vastgelegd.

Teneinde het Hof in staat te stellen de ontvankelijkheid van het verzoekschrift te beoordelen, dient de uiteenzetting van de feiten die daarin is vervat eveneens betrekking te hebben op de situatie van de verzoekende partijen en op het belang dat zij willen doen gelden.

B.7.3. De rechters-verslaggevers die vastgesteld hebben dat het in de zaak nr. 6613 ingediende verzoekschrift hieromtrent onvolledig was, hebben, met toepassing van artikel 71 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, conclusies genomen waarbij zij aan het Hof, in beperkte kamer, hebben laten weten dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof voor te stellen een arrest te wijzen waarbij het beroep onontvankelijk wordt verklaard. In hun memorie met verantwoording hebben de verzoekende partijen hun situatie van leermeesters godsdienst of leraren godsdienst uiteengezet en, voor de laatste partij, haar situatie van vereniging zonder winstoogmerk ter verdediging van de belangen van de leraren zedenleer. Het Hof heeft bijgevolg beslist het voorstel om een arrest van onontvankelijkheid uit te spreken niet te volgen. Van de conclusies van de rechters-verslaggevers en de memorie met verantwoording werd aan de Franse Gemeenschapsregering terzelfdertijd kennisgegeven als van het beroep tot vernietiging.

B.7.4. Uit hetgeen voorafgaat, blijkt dat de Franse Gemeenschapsregering, vanaf de ontvangst van de kennisgeving van het verzoekschrift, in staat is geweest het belang van de verzoekende partijen te beoordelen en de exceptie van onontvankelijkheid op te werpen.

Aangezien het Hof, door gebruik te maken van de procedure bedoeld in artikel 71 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, aan de verzoekende partijen de kans heeft geboden om de feiten uiteen te zetten ter verantwoording van hun belang, dat de verzoekende partijen van die mogelijkheid gebruik hebben gemaakt door een memorie met verantwoording in te dienen en dat het Hof bijgevolg heeft beslist het onderzoek van de zaak voort te zetten volgens de gewone procedure, zou het alsnog oordelen dat het verzoekschrift onontvankelijk is omdat de situatie van de verzoekende partijen daarin niet wordt uiteengezet, blijk geven van een buitensporig formalisme.

B.7.5. Voor het overige hebben de natuurlijke personen, om de in B.6.3 uiteengezette redenen, belang bij het vorderen van de vernietiging van de bestreden bepalingen. Hetzelfde geldt voor de rechtspersoon, waarvan het maatschappelijk doel de vertegenwoordiging en de behartiging van de belangen van de leermeesters zedenleer omvat.

B.7.6. De excepties van onontvankelijkheid in de zaak nr. 6613 worden verworpen.

Ten aanzien van het eerste middel in de zaak nr. 6550 B.8.1. Het eerste middel beoogt, in de nieuwe bepalingen die door de artikelen 23, 24, 26 en 31 van het bestreden decreet werden ingevoerd in verschillende normatieve teksten, slechts een van de voorwaarden die moeten worden vervuld door de leerkrachten die kandidaat zijn voor een ambt van leermeester godsdienst of zedenleer of die in een dergelijk ambt zijn aangesteld om het ambt van leermeester filosofie en burgerzin toevertrouwd te krijgen. De in dat middel betrokken voorwaarde is die van ten minste houder te zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, geaggregeerde van het lager secundair onderwijs of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hoger onderwijslandschap en de academische organisatie van de studies.

B.8.2. Die voorwaarde wordt onmiddellijk opgelegd aan de leerkrachten die de nieuwe cursus filosofie en burgerzin wensen te geven.

Daarentegen kunnen twee andere voorwaarden met betrekking tot de vereiste bekwaamheidsbewijzen, namelijk het bezit van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs en dat van het getuigschrift van didactiek voor de cursus, na de aanstelling worden vervuld tot 1 september 2020.

B.9. In de eerste twee onderdelen van het middel verwijten de verzoekende partijen de decreetgever dat hij, door het opleggen van de voormelde voorwaarde, een discriminatie heeft ingevoerd die niet bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet tussen de leerkrachten die een dergelijk diploma bezitten en die welke dat niet bezitten, alsook tussen de leermeesters godsdienst van wie de grote meerderheid een dergelijk diploma niet bezitten en de leermeesters zedenleer van wie de grote meerderheid een dergelijk diploma wel bezitten. In het vierde onderdeel van het middel verwijten de verzoekende partijen de wetgever dat hij, door het invoeren van die discriminatie, ook de standstill-verplichting heeft geschonden die verbonden is aan het recht op arbeid dat in artikel 23 van de Grondwet wordt gewaarborgd. In het derde onderdeel van het eerste middel bekritiseren de verzoekende partijen bovendien het feit dat de voorwaarde om houder te zijn van een diploma onmiddellijk wordt vereist, terwijl de twee andere voorwaarden slechts op 1 september 2020 dienen vervuld te zijn.

B.10.1. Met toepassing van artikel 60bis, § 3, van het decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 06/11/1997 numac 1997029343 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren type decreet prom. 24/07/1997 pub. 28/01/1998 numac 1997029394 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1997 sluiten « dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren », ingevoegd bij het decreet van 22 oktober 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/10/2015 pub. 09/12/2015 numac 2015029612 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin type decreet prom. 22/10/2015 pub. 08/12/2015 numac 2015029611 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 15 juli 2014 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de nadere regels voor de werking van het Interfederaal Instituut voor de Statistiek, van de Raad van Bestuur en de wetenschappelijke Comités van het Instituut voor de Nationale Rekeningen type decreet prom. 22/10/2015 pub. 16/11/2015 numac 2015029561 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de Belgische regering en de Macedonische regering tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting, ondertekend te Brussel op 6 juli 2010 type decreet prom. 22/10/2015 pub. 17/11/2015 numac 2015029566 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 8 maart 2010, tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977, zoals gewijzigd door de Aanvullende Overeenkomst, ondertekend te Brussel op 20 april 1994 sluiten « betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin », beoogt de nieuwe cursus met name « de kennis, in historisch en sociologisch perspectief, van de verschillende denkstromingen, filosofische stromingen en godsdiensten », « de capaciteit tot het stellen van filosofische of ethische vragen, tot het ontwikkelen van ethisch onderscheidingsvermogen, eigen denken over vragen betreffende de zin en/of de maatschappij », « de kennis van de oorsprong, de beginselen en de grondslag van democratie », « de rechtsnormen en -grondslag, de fundamentele rechten van mensen, de verschillende machten, de organisatie van de instellingen » en « de kennis van de grote uitdagingen en debatten van de hedendaagse maatschappijen ».

B.10.2. In de inleiding van het door de Franse Gemeenschapsregering vastgestelde referentiesysteem voor de cursus en de opvoeding tot filosofie en burgerzin wordt gesteld dat « het verwerven van bepaalde kennis (begrip, concept, theorie, model) absoluut noodzakelijk is om de uitdagingen van een complexe samenleving te kunnen begrijpen en daarin een actieve rol te spelen » (Belgisch Staatsblad, 12 april 2017, p. 50326). Onder de beoogde « kennis » wordt geciteerd de « essentiële karakteristieken van een filosofische kwestie », de « criteria van relevantie en betrouwbaarheid van een bron », de begrippen « stereotiep » en « vooroordeel », de « logische redeneringen en denkfouten », de « descriptieve, normatieve, expressieve, evaluatieve bewoordingen », de begrippen « waarde » en « norm », de « goede praktijken bij het gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën », de « rol van een regel », de « categorieën van normen », de « culturele diversiteit », de « burgerzin », « de volkssoevereiniteit », de « nationale soevereiniteit », de begrippen « wettigheid en wettelijkheid, democratie, dictatuur », « gelijkheid voor de wet, billijkheid, onpartijdigheid », het onderscheid tussen « de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht », « het beginsel van de scheiding van de politieke en de godsdienstige macht, de rol van de media, de bronnen van de burgerrechten en de fundamentele rechten », de begrippen « recht, plicht en gelijkheid van recht, wettig gezag, machtsmisbruik » (ibid., pp. 50328 tot 50335).

B.11.1. De vereiste om houder te zijn van een diploma van een gelijkwaardig niveau met dat van bachelor beantwoordt aan de bedoeling van de decreetgever om het kennisniveau van de leerkrachten te waarborgen en bijgevolg, de kwaliteit van de nieuwe cursus filosofie en burgerzin, ten voordele van de leerlingen (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2015-2016, nr. 312/3, p. 20). Een dergelijke vereiste is legitiem. Hoewel de doelstelling om de tewerkstelling van de leermeesters godsdienst en zedenleer te vrijwaren, kan verantwoorden dat aan hen prioriteit van aanstelling wordt voorbehouden en dat bepaalde voorlopige regelingen worden toegepast wat betreft de bekwaamheidsbewijzen waarvan ze het bewijs moeten leveren, kan ze immers geen afbreuk doen aan de noodzaak om de kwaliteit van de nieuwe cursus filosofie en burgerzin te waarborgen.

Rekening houdend met de door de decreetgever aan de nieuwe cursus toegekende doelstellingen en de beschrijving van de door de leerlingen te verwerven begrippen, zijn de diplomavereiste voor de leerkrachten en het gelijkwaardig niveau met dat van bachelor niet onverantwoord.

B.11.2. Die vereiste wordt niet overbodig door de drie andere voorwaarden die moeten worden vervuld om aangesteld te worden als leermeester filosofie en burgerzin. De voorwaarde in verband met de neutraliteit is specifiek en is niet van dien aard om het niveau van algemene kennis van de betrokken leerkracht in verband met de cursus filosofie en burgerzin te waarborgen of aan te tonen. De voorwaarden in verband met het pedagogisch bekwaamheidsbewijs en het getuigschrift van didactiek hebben tot doel de pedagogische bekwaamheid en de specifieke kennis van de betrokken persoon te waarborgen en aan te tonen in verband met de inhoud die door het referentiesysteem voor de nieuwe cursus is vastgesteld.

B.11.3. Het getuigschrift van didactiek werd in het leven geroepen bij artikel 19 van het bestreden decreet. Aangezien dat getuigschrift uiteraard niet kon worden behaald vooraleer de daartoe vereiste opleiding werd voorzien, is het logisch dat de vereiste in verband met het bezit ervan niet onmiddellijk kan worden opgelegd, aangezien de organisatie van die opleiding niet werd aangevat vóór 1 oktober 2016.

B.11.4. Het pedagogisch bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 17, § 1, van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 10/10/2014 numac 2014029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs type decreet prom. 11/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014203686 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt type decreet prom. 11/04/2014 pub. 11/08/2014 numac 2014029370 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van verschillende bepalingen inzake hoger onderwijs sluiten, waarnaar de bestreden bepalingen verwijzen, bestaat, op het niveau van het lager onderwijs, in een diploma van onderwijzer lager onderwijs. Teneinde de leermeesters godsdienst of zedenleer die aangesteld wensen te worden in een ambt van leermeester filosofie en burgerzin die geen houder zijn van dat diploma of niet geacht worden dat te zijn, in staat te stellen dat te verwerven, heeft de decreetgever beslist dat het pas vereist zou zijn op 1 september 2020.

B.11.5. In die omstandigheden kan worden aangenomen dat de decreetgever heeft geoordeeld dat teneinde te waarborgen dat de nieuwe cursus, die moest worden georganiseerd vanaf 1 oktober 2016, zou worden gegeven door leerkrachten die over een minimaal kennispakket en algemene bekwaamheden inzake filosofie en burgerzin beschikken, de leerkrachten aan wie die cursus zou worden toevertrouwd minstens onmiddellijk houder zouden moeten zijn van een diploma van een niveau dat gelijkwaardig is met dat van bachelor. Aldus worden de prioritaire kandidaturen niet beperkt tot de personen die over een diploma van onderwijzer beschikken, aangezien zij kunnen worden uitgebreid tot alle houders van een ander diploma van een gelijkwaardig niveau en waarborgt de decreetgever dat de leermeesters filosofie en burgerzin over de noodzakelijke minimale kennis beschikken om die leerstof te onderwijzen.

B.12. Aangezien de voorwaarde houder te zijn van een diploma dat minstens gelijkwaardig is met dat van bachelor verantwoord is, is de omstandigheid dat die voorwaarde in de praktijk een groter aantal leermeesters godsdienst dan leermeesters niet-confessionele zedenleer zou verhinderen om te worden aangesteld in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, niet van dien aard dat ze die verantwoording in het gedrang brengt.

B.13. Bovendien heeft de decreetgever, uit de zorg om de tewerkstelling van leermeesters godsdienst en zedenleer te vrijwaren, die, omdat een wekelijkse lestijd van de door hen gegeven cursus wordt vervangen door een lestijd filosofie en burgerzin, hun lesrooster zien verminderen, enerzijds, een berekening van de specifieke personeelsbezetting voor de cursussen godsdienst en zedenleer ingevoerd en, anderzijds, mechanismen die de leerkrachten die niet voldoen aan de voorwaarden om de cursus filosofie en burgerzin te geven, in staat stellen de cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer te geven die voordien door hun collega's werden gegeven aan wie het ambt van leermeester filosofie en burgerzin wordt toevertrouwd. Op die wijze heeft de decreetgever ernaar gestreefd de gevolgen van de invoering van de cursus filosofie en burgerzin voor de tewerkstelling van de leerkrachten godsdienst en zedenleer te beperken, zodat de bestreden bepalingen niet onevenredig kunnen worden geacht met de nagestreefde doelstelling.

B.14. De bestreden bepalingen zijn redelijkerwijze verantwoord en schenden niet het beginsel van niet-discriminatie dat wordt gewaarborgd bij de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet.

B.15. Zonder dat het noodzakelijk is de vraag te onderzoeken of, in het geval waarin de toepassing van de bestreden bepalingen een verlies van lestijden zou veroorzaken voor bepaalde leerkrachten godsdienst of niet-confessionele zedenleer, die situatie voor de betrokken personen een aanzienlijke achteruitgang zou betekenen in de bescherming van het recht op arbeid dat wordt gewaarborgd bij artikel 23 van de Grondwet, volstaat het vast te stellen dat die achteruitgang zou worden verantwoord door de motieven van algemeen belang die zijn uiteengezet in B.11.

B.16. Het eerste middel in de zaak nr. 6550 is in geen enkel onderdeel ervan gegrond.

Ten aanzien van het tweede middel in de zaak nr. 6550 en het enige middel in de zaak nr. 6613 B.17.1. Met het tweede middel vorderen de verzoekende partijen in de zaak nr. 6550 de vernietiging van de artikelen 23, 24, 29 en 34 van het bestreden decreet, in zoverre die bepalingen het beginsel vaststellen volgens hetwelk de ambten van leermeester filosofie en burgerzin en godsdienst of zedenleer enkel kunnen worden uitgeoefend in verschillende inrichtingen of vestigingen. Dat middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 22, 23 en 24 van de Grondwet. De verzoekende partijen zijn van mening dat het verbod om twee ambten in dezelfde vestiging of dezelfde inrichting uit te oefenen, alsmede de afwijkingen op dat verbod in de mate dat zij te beperkend zijn, afbreuk doen aan de gelijkheid van leerkrachten, aan de vrijheid van onderwijs alsook aan het recht op het privéleven van de betrokken leerkrachten.

B.17.2. Met hun enige middel vorderen de verzoekende partijen in de zaak nr. 6613 de vernietiging van dezelfde bepalingen om dezelfde redenen. Dat middel wordt afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet. De verzoekende partijen zijn van mening dat het verbod om de twee ambten uit te oefenen in dezelfde vestiging of in dezelfde inrichting, alsmede de afwijkingen op dat verbod in zoverre zij te beperkend zijn, onverantwoorde verschillen in behandeling tussen leerkrachten in het leven roepen, naargelang zij het ambt van leermeester zedenleer of godsdienst wensen te cumuleren met dat van leermeester filosofie en burgerzin of dat zij een van die ambten wensen te cumuleren met het onderwijs van om het even welke cursus.

B.18.1. In de memorie van toelichting betreffende de bestreden bepalingen wordt uiteengezet : « Dit ontwerpdecreet voert een beginsel in volgens hetwelk een leerkracht een cursus godsdienst of zedenleer én een cursus filosofie en burgerzin niet in dezelfde vestiging kan geven. Om organisatorische redenen en redenen in verband met de arbeidsvoorwaarden van de personeelsleden is het niettemin toegestaan van die onverenigbaarheidsregel af te wijken binnen eenzelfde vestiging in welbepaalde gevallen. [...] Die afwijking mag in geen geval ertoe leiden dat de twee ambten binnen dezelfde klas worden uitgeoefend » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2015-2016, nr. 312/3, p. 6). Tijdens de besprekingen in de commissie heeft de minister hieromtrent uitgelegd dat « de vakorganisaties geen enkele onverenigbaarheidsregel wensten en dat de inrichtende machten geen enkele afwijking van die regel wensten » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2015-2016, nr. 312/3, p. 7).

Zij heeft daaraan toegevoegd : « Er was een zeer duidelijke vraag van de ouderverenigingen en de inrichtende machten om geen afwijkingen toe te staan, terwijl de vakorganisaties, hunnerzijds, een tegengestelde visie hadden door voor te stellen om het beginsel van onverenigbaarheid volledig af te schaffen » (ibid., p. 11).

B.18.2. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de bestreden bepalingen, die erin voorzien dat het verbod van cumulatie van twee ambten binnen dezelfde vestiging gepaard gaat met uitzonderingen indien het ertoe zou leiden dat de betrokken leerkracht hetzij lestijden dient te presteren in meer dan zes verschillende vestigingen, hetzij een verplaatsing van meer dan 25 km of langer dan vier uur met het openbaar vervoer dient te ondernemen, het resultaat zijn van een compromis tussen de verschillende onderwijsactoren die tegengestelde standpunten hadden.

B.18.3. Hoewel de met de onverenigbaarheid zelf nagestreefde doelstellingen niet werden gepreciseerd tijdens de parlementaire voorbereiding en de doelstellingen van de bestreden bepalingen in het algemeen enkel werden gepreciseerd door organisatorische redenen en redenen inzake de arbeidsvoorwaarden van de betrokkenen (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2015-2016, nr. 312/3, p. 6), vermocht de decreetgever ervan uit te gaan, zoals de Franse Gemeenschapsregering uiteenzet voor het Hof, dat die onverenigbaarheid noodzakelijk was om te vermijden dat verwarring ontstaat bij de kinderen in het basisonderwijs, tussen de ambten van leermeester zedenleer of godsdienst, enerzijds, en van leermeester filosofie en burgerzin, anderzijds.

Er kan weliswaar niet worden beschouwd dat de uitoefening van het ambt van leermeester zedenleer of godsdienst de houder ervan niet toestaat blijk te geven van de vereiste neutraliteit om filosofie en burgerzin te onderwijzen. De doelstelling van het bestreden decreet bestaat immers erin voorrang te creëren voor de leermeesters zedenleer en godsdienst bij de toegang tot het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, wat veronderstelt dat het in het algemeen voor dezelfde persoon mogelijk is om de beide ambten uit te oefenen. Evenzo laat het feit vóór 1 oktober 2016 een opleiding tot neutraliteit te hebben genoten, dat een voorwaarde vormt voor de toegang tot het ambt, toe ervan uit te gaan dat de leerkrachten aan wie het ambt van leermeester filosofie en burgerzin wordt toevertrouwd de bekwaamheid hebben om de in het referentiesysteem van de cursus vastgestelde competenties op neutrale wijze over te brengen.

B.19. Het door de Franse Gemeenschapsregering aangenomen referentiesysteem, reeds aangehaald in B.1.2 en B.10.2, beklemtoont te dezen evenwel de ontwikkeling van een kritische geest en het openstaan voor de diversiteit van meningen en culturen : « De opvoeding inzake filosofie en burgerzin moet de leerlingen in staat stellen datgene wat hun evident lijkt in vraag te stellen alsook zich vragen te stellen over de zin en/of de maatschappij. Die vraagstelling moet hen ertoe leiden geleidelijk aan een zelfstandige geargumenteerde en coherente denkwijze te ontwikkelen. Via kritische reflectie zullen zij leren om een standpunt in te nemen in een aantal controversiële kwesties » (Belgisch Staatsblad van 12 april 2017, p. 50328). « Via de kennis van de diversiteit aan waarden, normen, overtuigingen en culturen zullen de leerlingen leren hun eigen horizon te verruimen, zich open te stellen voor verschillen en zich wederzijds te verrijken » (ibid., p. 50331).

B.20.1. In die optiek kan worden aangenomen dat, aangezien het om een nieuwe cursus in een gevoelige leerstof gaat, de decreetgever niet alleen zich wil vergewissen van de bekwaamheid van de leerkrachten om die cursus op een neutrale wijze te geven, maar ook van het feit dat geen enkele verwarring kan ontstaan bij de kinderen, die, op de leeftijd van het basisonderwijs, nog geen kritische geest hebben ontwikkeld, tussen de overtuigingen van de leermeesters zedenleer of godsdienst, enerzijds, en de neutrale inhoud van de nieuwe cursus die door de leermeesters filosofie en burgerzin wordt gegeven, anderzijds.

Het verbod om de beide ambten in dezelfde inrichting of vestiging uit te oefenen, is een relevant middel om dat wettig doel te bereiken. Dat verbod maakt het immers mogelijk de zekerheid te hebben dat geen enkel kind zal worden geconfronteerd met het risico van verwarring dat zou kunnen ontstaan uit de omstandigheid dat het lessen filosofie en burgerzin onderwezen krijgt door dezelfde persoon als diegene die hem daarnaast lessen niet-confessionele zedenleer of godsdienst heeft gegeven of zal geven in de loop van zijn schoolloopbaan.

B.20.2. Het verbod om de twee ambten binnen dezelfde inrichting en dezelfde vestiging uit te oefenen, kan weliswaar voor de betrokken leerkrachten nadelen met zich meebrengen wat betreft de organisatie van hun beroepsleven, verplaatsingen, aanpassing aan verschillende inrichtingen of vestigingen.

Die nadelen zijn evenwel niet onevenredig ten opzichte van het nagestreefde doel, aangezien het verbod om de ambten in dezelfde inrichting of vestiging te cumuleren, niet absoluut is. De decreetgever heeft immers voorzien in afwijkingen die dat verbod afzwakken en heeft erover gewaakt die te koppelen aan voorwaarden die zowel rekening houden met het aantal inrichtingen of vestigingen waar de leerkracht zijn ambten uitoefent als met de trajecten die hij moet afleggen om die te bereiken. De leerkracht mag aldus niet ertoe worden gebracht zijn ambt uit te oefenen in meer dan zes verschillende inrichtingen of vestigingen of, teneinde zich daarnaar te begeven, een verplaatsing van meer dan 25 km vanaf zijn woonplaats af te leggen of een verplaatsing met het openbaar vervoer te doen die meer dan vier uur per dag in beslag neemt.

B.20.3. Gelet op de verscheidenheid van de situaties, die zowel verband houdt met het aantal cursusuren in kwestie als met de geografische spreiding van de schoolinrichtingen en -vestigingen, is de keuze van de decreetgever, die voortvloeit uit een compromis (Parl.

St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2015-2016, nr. 312/1, p. 7 en nr. 312/3, pp. 10 en 27), niet zonder redelijke verantwoording.

B.21.1. De bestreden bepalingen schenden het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie niet. De verzoekende partijen leiden uit de andere referentienormen die zij aanvoeren, geen argumenten af die tot een andere conclusie kunnen leiden.

B.21.2. Het tweede middel in de zaak nr. 6550 en het enige middel in de zaak nr. 6613 zijn niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 29 maart 2018.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^