Etaamb.openjustice.be
Decreet van 22 oktober 2015
gepubliceerd op 09 december 2015

Decreet betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2015029612
pub.
09/12/2015
prom.
22/10/2015
ELI
eli/decreet/2015/10/22/2015029612/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 OKTOBER 2015. - Decreet betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving

Artikel 1.Artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt aangevuld met het volgende nieuwe derde lid en het volgende nieuwe vierde lid : "Vanaf 1 september 2016, voor de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd lager onderwijs, en vanaf 1 september 2017, voor de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, in het officieel onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd en gesubsidieerd, alsook in het niet confessioneel vrij secundair onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt gesubsidieerd, die de keuze tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer bieden, wordt een cursus filosofie en burgerzin verstrekt met het equivalent van één wekelijkse lestijd in plaats van één van beide wekelijkse lestijden van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer. Die cursus maakt deel uit van de verplichte vorming.

De cursus filosofie en burgerzin wordt in aanmerking genomen voor de bekrachtiging van het slagen van de leerling bij elke stap van zijn cursus in het leerplichtonderwijs.

Voor de inrichtingen van het gewoon en gespecialiseerd officieel onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd alsook voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, volgt de leerling die van de cursus godsdienst of zedenleer vrijgesteld is, een tweede les van de cursus filosofie en burgerzin vanaf 1 september 2016, voor de inrichtingen voor lager onderwijs, en vanaf 1 september 2017, voor de inrichtingen voor secundair onderwijs.".

TITEL II. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren sluiten dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren

Art. 2.In artikel 9 van het decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren sluiten dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt een 11° ingevoegd, luidend als volgt : "11° aan de opvoeding tot filosofie en burgerzin, zoals bedoeld in hoofdstuk V bis van dit decreet".

Art. 3.In het decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren sluiten dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren wordt een nieuw hoofdstuk V bis ingevoegd, luidend als volgt : "Hoofdstuk Vbis. Opvoeding tot filosofie en burgerzin Art. 60bis § 1. Er wordt een opvoeding tot filosofie en burgerzin vanaf 1 september 2016 verstrekt in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd lager onderwijs, en vanaf 1 september 2017, in de inrichtingen van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd en gesubsidieerd. Ze maakt deel uit van de verplichte vorming en wordt geëvalueerd.

De opvoeding tot filosofie en burgerzin wordt in aanmerking genomen voor de bekrachtiging van het slagen van de leerling bij elke stap van zijn cursus in het leerplichtonderwijs. § 2. Opvoeding tot filosofie en burgerzin wordt verstrekt op grond van de netoverschrijdende referentiesystemen voor opvoeding tot burgerzin bedoeld in artikel 60ter van dit decreet : a) In het kader van de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde officieel onderwijs alsook van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer met het equivalent van één, of, in geval van vrijstelling, twee wekelijkse lestijden;b) Voor de inrichtingen van het confessioneel vrij onderwijs en voor de inrichtingen van het niet confessioneel vrij onderwijs die uitsluitend twee wekelijkse lestijden van de cursus niet confessionele zedenleer bieden, in het kader van de cursussen van de lesrooster, met het equivalent van één wekelijkse lestijd of met minstens 30 lestijden per jaar. De opvoeding tot filosofie en burgerzin kan eveneens, in het kader van de hierboven bedoelde lestijden, op grond van de in artikel 60 ter bedoelde referentiesystemen, gedeeltelijk worden aangevuld met solidaire en culturele educatieve burgeractiviteiten die binnen of buiten de schoolinrichting worden ontwikkeld. § 3. Opvoeden tot filosofie en burgerzin heeft tot doel competenties en kennis te ontwikkelen inzonderheid in verband met de filosofische en ethische opvoeding en met de opvoeding tot democratisch werken.

Hiermee wordt inzonderheid bedoeld : 1° Op het gebied van filosofische en ethische opvoeding : a) de kennis, in historisch en sociologisch perspectief, van de verschillende denkstromingen, filosofische stromingen en godsdiensten;b) de capaciteit tot het stellen van filosofische of ethische vragen, tot het ontwikkelen van ethisch onderscheidingsvermogen, eigen denken over vragen betreffende de zin en/of de maatschappij (twijfelen, begripsvorming, kritiek, test, relativeren, rationaliseren, argumenteren);c) de capaciteit om pluralistische overtuigingen en voorstellingen te eerbiedigen, en afstand te nemen van zijn eigen denkwijze om naar het standpunt van anderen te kunnen luisteren, waarbij zijn eigen ethische en filosofische keuzen worden behouden;d) de capaciteit om spanningen, uiteenlopende standpunten, conflicten op niet conflictueuze wijze te beheren;e) deelneming aan debatten binnen of buiten de school.2° Op het gebied van opvoeding tot democratisch werken : a) de capaciteit om samen te leven op harmonieuze en respectvolle wijze in een democratische en interculturele maatschappij, zich erin in te schakelen en actief in te zetten;b) de capaciteit om zich te ontwikkelen als burger, die rechten en plichten heeft, solidair, vrij, autonoom, verdraagzaam, met een kritische geest, onder meer via de ontplooiing van attitudes als oog voor het algemeen welzijn, verantwoordelijkheidszin, wederzijds respect, eerbied voor verschillen, naleving van regels, dialoog, wellevendheid;c) de kennis van de oorsprong, de beginselen en de grondslag van democratie;d) de kennis van onze democratie : de rechtsnormen en -grondslag, de fundamentele rechten van mensen, de verschillende machten, de organisatie van de instellingen;e) de bewustmaking van de politieke, sociale, economische, milieu- en culturele aspecten van burgerzin, zowel op lokaal als op globaal vlak;f) de kennis van de grote uitdagingen en debatten van hedendaagse maatschappijen;g) de kennis van communicatie en de verschillende informatiemiddelen en de ontwikkeling van kritische geest en analyse tegenover die;h) de deelneming aan activiteiten in verband met school- of lokale democratie. Opvoeden tot welzijn is overigens een doelstelling die gepaard gaat met de voormelde doelstellingen. Dit houdt inzonderheid het volgende in : het begrijpen van psychologie en menselijke betrekkingen, zelfbeheersing, opvoeding tot affectieve betrekkingen en verwerving van preventieve gedragingen inzake gezondheid en veiligheid voor zichzelf en andere personen.

Opvoeden tot filosofie en burgerzin heeft bovendien de volgende doelstellingen : ontwikkeling van kritische en autonome denkwijzen, argumentatie- en redeneringscapaciteit, alsook van verantwoordelijke, burger- en solidaire attitudes. De referentiesystemen bepalen de inhoud van kennis en competenties alsook de te ontwikkelen attitudes en stappen.

Art. 60ter.§ 1. In afwijking van de artikelen 16, 25, 26 en 35 van dit decreet, stelt de Regering de competentiesokkels(eindtermen) en de eindcompetenties(eindtermen) vast volgens de in dit artikel nader bepaalde regels.

Die referentiesystemen worden bekrachtigd door besluiten van de Regering, die het Parlement voor bevestiging worden voorgelegd binnen de zes maanden volgend op de aanneming ervan. § 2. Voor het opstellen van de referentiesystemen betreffende de opvoeding tot filosofie en burgerzin, zoals voormeld, stelt de Regering bij besluit de specifieke nadere regels vast voor de werking van de in § 3 bedoelde werkgroepen en de wijze van mededeling en overzending van hun voorstellen aan de Regering. Dat besluit bepaalt de wijze waarop de sturingscommissie wordt geraadpleegd. § 3. Er zijn twee in paragraaf 2 bedoelde werkgroepen : één voor het referentiesysteem betreffende de competentiesokkels en de andere voor het referentiesysteem betreffende de eindcompetenties.

De werkgroep voor het referentiesysteem betreffende de competentiesokkels is uit hoogstens 25 leden samengesteld : 1° een lid dat het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs vertegenwoordigt;2° twee leden die het officieel gesubsidieerd onderwijs vertegenwoordigen;3° drie leden die het vrij gesubsidieerd onderwijs vertegenwoordigen, waaronder één het niet confessioneel vrij onderwijs vertegenwoordigt;4° twee leden van de algemene dienst inspectie die door de coördinerende inspecteur-generaal worden voorgedragen;5° zes leden die de universiteiten vertegenwoordigen, voorgedragen door de ARES, "Académie de Recherche et d'Enseignement supérieur", (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs), waaronder drie houder zijn van een bekwaamheidsbewijs in de filosofie;6° zes leden, die de hogescholen vertegenwoordigen, voorgedragen door de ARES;7° hoogstens vier deskundigen, voorgedragen door het Ministerie van Onderwijs;8° een voorzitter, voorgedragen door het Ministerie van Onderwijs. De werkgroep voor het referentiesysteem betreffende de eindcompetenties is samengesteld uit hoogstens 25 leden : 1° een lid dat het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs vertegenwoordigt;2° twee leden die het officieel gesubsidieerd onderwijs vertegenwoordigen;3° drie leden die het vrij gesubsidieerd onderwijs vertegenwoordigen, waaronder één het niet confessioneel vrij onderwijs vertegenwoordigt;4° twee leden van de algemene dienst inspectie die door de coördinerende inspecteur-generaal worden voorgedragen;5° zes leden die de universiteiten vertegenwoordigen, voorgedragen door de ARES, "Académie de Recherche et d'Enseignement supérieur", (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs), waaronder drie houder zijn van een bekwaamheidsbewijs in de filosofie;6° zes leden, die de hogescholen vertegenwoordigen, voorgedragen door de ARES;7° hoogstens vier deskundigen, voorgedragen door het Ministerie van Onderwijs;8° een voorzitter, voorgedragen door het Ministerie van Onderwijs. Het secretariaat van de in het tweede lid en het derde lid bedoelde werkgroepen wordt, voor elke groep, waargenomen door twee personeelsleden van de Algemene Dienst Algemene Zaken, Onderzoek op het gebied van onderwijs en Sturing van het onderwijs, of door opdrachthouders bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 januari 2003 betreffende de organisatie en de werking van de Sturingscommissie opgericht bij het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap, die door de administrateur-generaal worden voorgedragen.

De werkgroepen organiseren ook gemeenschappelijke vergaderingen om de voorstellen betreffende het basisonderwijs en het secundair onderwijs te harmoniseren.

Art. 60quater.§ 1. De programma's betreffende de opvoeding tot burgerzin worden, op grond van de in artikel 60bis bedoelde referentiesystemen, opgemaakt volgens de in dit artikel nader bepaalde regels. § 2. Het programma van de cursus filosofie en burgerzin, bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt opgemaakt overeenkomstig de artikelen 17, 27 en 36 van dit decreet. § 3. In de inrichtingen van het confessioneel vrij onderwijs alsook in de inrichtingen van het niet confessioneel vrij onderwijs die uitsluitend twee wekelijkse lestijden niet confessionele zedenleer bieden, worden de in artikel 60bis bedoelde referentiesystemen uitgevoerd via de cursusprogramma's van de uurrooster, opgemaakt volgens de artikelen 17, 27 en 36 van dit decreet. De inrichtende macht of, in geval van delegatie van bevoegdheden, het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan waarbij zij aangesloten is, legt de administratie een document voor dat, volgens de bij de Regering bedoelde nader bepaalde regels, de wijze vermeldt waarop de in dit hoofdstuk bedoelde referentiesystemen worden uitgevoerd in de verschillende voormelde cursusprogramma's."

Art. 4.In de inrichtingen van het confessioneel vrij onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt gesubsidieerd alsook in de inrichtingen van het niet confessioneel vrij onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt gesubsidieerd die uitsluitend twee wekelijkse lestijden niet confessionele zedenleer bieden, wordt de inspectie van de opvoeding tot filosofie en burgerzin gezamenlijk uitgevoerd door de inspecteur belast met de betrokken cursusprogramma's en door een inspecteur belast met de inspectie van de opvoeding tot filosofie en burgerzin, volgens de regels die door de Regering uiterlijk op 1 september 2016 nader bepaald zullen worden, rekening houdend met de voorwaarden voor de concrete organisatie van de inspectiediensten.

In de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs alsook in de inrichtingen van het niet confessioneel vrij onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt gesubsidieerd, die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, wordt de inspectie van de cursus filosofie en burgerzin uitgevoerd door een inspecteur belast met de inspectie van de opvoeding tot filosofie en burgerzin.

Om die opdracht uit te voeren, zullen de inspecteurs belast met de inspectie van de opvoeding tot filosofie en zedenleer door de betrokken algemene overlegraden met een tweederdemeerderheid erkend moeten zijn.

Art. 5.Vanaf het begin van het schooljaar 2020-2021, zullen de leerkrachten die filosofische cursussen verstrekken, houder moeten zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs om de cursus filosofie en burgerzin of opvoeding tot filosofie en burgerzin te verstrekken.

Art. 6.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 september 2015.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel op 22 oktober 2015.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Onderwijs, Cultuur en Kind, J. MILQUET De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen en Promotie van Brussel, R. MADRANE De Minister van Sport, R. COLLIN De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, I. SIMONIS _______ Nota Zitting 2014-2015 Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 171-1.

Zitting 2015-2016 Sutten van het Parlement. - Commissieamendementen, nr. 171-2. - Verslag, nr. 171-3. - Vergaderingsamendementen, nr. 171-4.

Integraal veslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 21 oktober 2015.

^