gepubliceerd op 20 augustus 2010
Uittreksel uit arrest nr. 69/2010 van 10 juni 2010 Rolnummer 4757 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, 6°, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, gesteld door de Arbeidsrechtbank Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 69/2010 van 10 juni 2010 Rolnummer 4757 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, 6°, van de
wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
22/03/2001
pub.
29/03/2001
numac
2001022201
bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen
type
wet
prom.
22/03/2001
pub.
29/03/2001
numac
2001022200
bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen
sluiten tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 9 juli 2009 in zake Antoinette Bobwa en Stéphane Boale tegen de Rijksdienst voor Pensioenen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 augustus 2009, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4, 6°, van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 191 van de Grondwet, met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, in zoverre het het recht op de inkomensgarantie voor ouderen die vreemdelingen zijn en die in het bevolkingsregister zijn ingeschreven, afhankelijk maakt van de voorwaarde dat een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens een Belgische regeling te hunnen aanzien werd geopend, terwijl die voorwaarde niet vereist is wanneer het om personen van Belgische nationaliteit gaat ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over artikel 4 van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen (hierna : de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten), vóór de wijziging ervan bij de wet van 6 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/05/2009 pub. 19/05/2009 numac 2009202053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten, dat bepaalt : « De gerechtigde op de inkomensgarantie moet zijn hoofdverblijfplaats in België hebben en tot één van de volgende categorieën van personen behoren : 1° de personen die de Belgische nationaliteit bezitten; 2° de personen die onder toepassing vallen van de Verordening E.E.G. nr. 1408/71 van 14 juni 1971 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen; 3° de staatlozen die onder toepassing vallen van het Verdrag betreffende de status van staatlozen, ondertekend te New York op 28 september 1954 en goedgekeurd door de wet van 12 mei 1960;4° de vluchtelingen bedoeld in artikel 49 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;5° de onderdanen van een land waarmee België terzake een wederkerigheidsovereenkomst heeft gesloten of het bestaan van een feitelijke wederkerigheid heeft erkend;6° de personen van buitenlandse nationaliteit op voorwaarde dat een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens een Belgische regeling werd geopend. Voor de toepassing van deze wet wordt de persoon met onbepaalde nationaliteit gelijkgesteld met de staatloze.
De Koning kan de toepassing van deze wet, onder de door Hem bepaalde voorwaarden, uitbreiden tot andere categorieën van personen dan die bedoeld in het eerste lid, die hun hoofdverblijfplaats in België hebben ».
B.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 191 ervan, met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.
B.3.1. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing en de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt ondervraagd over het verschil in behandeling dat door de in het geding zijnde bepaling zou zijn ingevoerd tussen twee groepen van ouderen die wettig in België verblijven : enerzijds, de in het bevolkingsregister ingeschreven ouderen van vreemde nationaliteit die niet behoren tot een van de categorieën die in de in het geding zijnde bepaling zijn opgesomd en, anderzijds, de personen die behoren tot een van de zes categorieën die in de in het geding zijnde bepaling worden beoogd.
De vreemdelingen van de eerste groep kunnen, in tegenstelling tot de Belgen en de vreemdelingen van de tweede groep, de voormelde inkomensgarantie voor ouderen (hierna : IGO) slechts genieten « op voorwaarde dat een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens een Belgische regeling werd geopend » (artikel 4, 6°), terwijl die voorwaarde niet geldt voor de categorieën van personen bedoeld in artikel 4, 1° tot 5°, van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten.
B.3.2. In antwoord op de vragen die het Hof heeft gesteld, hebben de verzoekende partijen voor de verwijzende rechter laten weten dat de verzoeker op 22 oktober 2009 de Belgische nationaliteit heeft verkregen op grond van artikel 12bis, 3°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, maar dat over het verzoek tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit dat de verzoekster op 16 november 2009 indiende, nog geen beslissing werd genomen.
B.4.1. De inkomensgarantie voor ouderen behoort tot de residuaire socialezekerheidsprestaties die worden toegekend op grond van een onderzoek naar de bestaansmiddelen van de aanvrager. Krachtens artikel 3 van de voormelde wet « [wordt] de inkomensgarantie gewaarborgd aan de personen die ten minste vijfenzestig jaar oud zijn ».
De wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten vervangt de regeling die werd ingevoerd bij de wet van 1 april 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/1969 pub. 11/06/1998 numac 1998000217 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden . - Duitse vertaling sluiten « tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden » (hierna : de wet van 1 april 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/1969 pub. 11/06/1998 numac 1998000217 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden . - Duitse vertaling sluiten), teneinde de wetgeving aan te passen aan de recente economische, maatschappelijke en sociale ontwikkelingen, door ervoor te zorgen dat « het recht op inkomensgarantie voor ouderen wordt geïndividualiseerd » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-0934/003, p. 5).
B.4.2. Artikel 4 van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten neemt op identieke wijze de inhoud over van artikel 1 van de wet van 1 april 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/1969 pub. 11/06/1998 numac 1998000217 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden . - Duitse vertaling sluiten, in de redactie die eraan werd gegeven bij de wet van 20 juli 1991.
B.5.1. Het voordeel van de IGO was oorspronkelijk bij artikel 1, § 2, van de wet van 1 april 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/1969 pub. 11/06/1998 numac 1998000217 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden . - Duitse vertaling sluiten beperkt tot de Belgen, de vluchtelingen, de staatlozen en de onderdanen van een land waarmee België een wederkerigheidsovereenkomst had afgesloten; bovendien moest de gerechtigde die geen Belg was, gedurende de laatste vijf jaar vóór de aanvraag werkelijk in België hebben verbleven.
Door die verblijfsvoorwaarde « wordt in hoofde van de niet-Belg het bewijs geleverd van een gehechtheid aan het land dat hem een inkomen waarborgt » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1968, nr. 134/1, p. 5).
B.5.2. Het voordeel van de IGO werd vervolgens bij de wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten uitgebreid tot « elk ander persoon van vreemde nationaliteit op voorwaarde dat een recht op een rust- of overlevingspensioen van werknemer in België werd geopend », waarbij die uitbreiding beantwoordde « aan de aanbeveling van de Commissie van deskundigen van de Internationale Arbeidsorganisatie omtrent de toepassing voor België van artikel 6, § 1, b, van de Overeenkomst nr. 97 betreffende de migrerende arbeiders, door België bekrachtigd op 27 juli 1953 » (Parl. St., Kamer, 1979-1980, nr. 323/1, p. 27).
Het koninklijk besluit nr. 417 van 16 juli 1986 tot wijziging van de wet van 1 april 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/1969 pub. 11/06/1998 numac 1998000217 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden . - Duitse vertaling sluiten tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden heeft het voordeel van de IGO eveneens uitgebreid tot de onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Gemeenschap (thans : Europese Unie), en heeft bepaald dat de voorwaarde van verblijfsduur van dan af op dezelfde wijze zou gelden voor Belgen en voor vreemdelingen.
B.5.3. Het voordeel van de IGO werd vervolgens bij de wet van 20 juli 1991 uitgebreid tot de personen van vreemde nationaliteit ten gunste van wie een recht op een rust- of overlevingspensioen van zelfstandige - en niet langer enkel van werknemer - in België werd geopend, « om billijkheidsredenen » (Parl. St., Senaat, 1990-1991, nr. 1374/1, p. 22), terwijl de voorwaarde van verblijfsduur werd afgeschaft om de regeling conform te maken aan het gemeenschapsrecht (ibid., p. 21).
B.5.4. De geleidelijke uitbreiding van het personele toepassingsgebied van het stelsel van de IGO werd vanuit een tweevoudig perspectief doorgevoerd : voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit de internationale verbintenissen van België en de vereiste opleggen dat men een band moet hebben met het land alsmede gelijke tred houden met het stelsel van het bestaansminimum, met dat van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap en met dat van de gewaarborgde gezinsbijslag.
B.5.5. De wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten heeft de in artikel 1 van de wet van 1 april 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/1969 pub. 11/06/1998 numac 1998000217 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden . - Duitse vertaling sluiten beoogde categorieën van gerechtigden zonder wijziging overgenomen.
Wat de nationaliteitsvoorwaarde betreft, werd in de parlementaire voorbereiding van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten vastgesteld : « De personen van vreemde nationaliteit, die geen vluchteling of staatloze zijn, die geen recht hebben op een pensioen krachtens een Belgisch stelsel en die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van een land waarmee België een wederkerigheidsovereenkomst heeft gesloten dan wel het bestaan van een feitelijke wederkerigheid heeft erkend, kunnen geen aanspraak maken op de inkomensgarantie.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de ingezetenen van Zuid-Afrika of van bepaalde Aziatische landen » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-0934/003, pp. 27-28).
Wat betreft de voorwaarde dat een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens een Belgische regeling werd geopend, werd op het volgende gewezen : « Dat wil zeggen dat iemand die niet de Belgische nationaliteit heeft, en van waar ook ter wereld komt, maar die hier reeds gewerkt heeft - ooit eens, kort - dat recht kan openen » (Integraal Verslag, Kamer, CRIV 50 PLEN 104, vergadering van dinsdag 23 januari 2001, p. 16).
B.5.6. Ten slotte werden de categorieën van IGO-gerechtigden bij de artikelen 110 en 111 van de wet van 6 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/05/2009 pub. 19/05/2009 numac 2009202053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen nog uitgebreid met « de onderdanen van een Staat die partij is bij het Europees Sociaal Handvest van de Raad van Europa, ondertekend te Turijn op 18 oktober 1961 en goedgekeurd door de wet van 11 juli 1990 » (artikel 4, 7°, van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten), uitbreiding die in werking zal treden op een door de Koning bepaalde datum.
Die wijziging heeft dus geen gevolgen voor het onderzoek van het Hof.
B.6. Door te bepalen, in artikel 4, 6°, van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten, dat de ouderen van buitenlandse nationaliteit die niet behoren tot de categorieën die in artikel 4, 2° tot 5°, worden beoogd, de IGO slechts genieten indien ten aanzien van hen een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens een Belgische regeling werd geopend, heeft de wetgever het voordeel van de IGO willen voorbehouden voor de ouderen van buitenlandse nationaliteit die hetzij in België hebben gewerkt, hetzij de rechthebbenden zijn van personen die in België hebben gewerkt.
Daaruit volgt dat, voor de ouderen van buitenlandse nationaliteit die niet behoren tot de categorieën die in artikel 4, 2° tot 5°, worden beoogd, de toekenning van de IGO afhangt van een voorwaarde die verbonden is met het bestaan van een beroepsloopbaan in België, en die niet geldt voor de andere categorieën van gerechtigden vermeld in artikel 4 van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten.
B.7. Om te antwoorden op de prejudiciële vraag dient het Hof bijgevolg het verschil in behandeling te onderzoeken tussen, enerzijds, de Belgen en de vreemdelingen die worden beoogd in artikel 4, 1° tot 5°, die het voordeel van de IGO kunnen genieten enkel omdat zij tot één van de opgesomde categorieën behoren en, anderzijds, de personen van buitenlandse nationaliteit die niet behoren tot de categorieën die in artikel 4, 2° tot 5°, worden beoogd, en die het voordeel van de IGO slechts kunnen genieten op voorwaarde dat « een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens een Belgische regeling werd geopend ».
B.8.1. Artikel 191 van de Grondwet bepaalt : « Iedere vreemdeling die zich op het grondgebied van België bevindt, geniet de bescherming verleend aan personen en aan goederen, behoudens de bij de wet gestelde uitzonderingen ».
B.8.2. Op grond van die bepaling kan een verschil in behandeling dat een vreemdeling benadeelt alleen bij een wetskrachtige norm worden ingevoerd. Die bepaling heeft niet tot doel de wetgever ertoe te machtigen, wanneer hij een dergelijk verschil in het leven roept, zich eraan te onttrekken de in de Grondwet verankerde fundamentele beginselen in acht te nemen. Uit artikel 191 vloeit dus geenszins voort dat de wetgever, wanneer hij een verschil in behandeling ten nadele van vreemdelingen invoert, niet erover moet waken dat dit verschil niet discriminerend is, ongeacht de aard van de in het geding zijnde beginselen.
B.9. Tot de rechten en vrijheden die door de artikelen 10 en 11 van de Grondwet worden gewaarborgd, behoren de rechten en vrijheden die voortvloeien uit internationale verdragsbepalingen die België binden.
Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht.
De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ».
Artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Het genot van de rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn vermeld, is verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status ».
B.10.1. Gelet op het niet-contributieve karakter van het stelsel van de IGO, vermocht de wetgever het voordeel ervan afhankelijk te stellen van het bestaan van een voldoende sterke band met België, en vermocht hij, wat het genot betreft van een sociale prestatie die uitsluitend met belastinggeld wordt gefinancierd, die band te gronden op het bestaan van een beroepsloopbaan die een deelname veronderstelt aan de financiering van de gevraagde prestatie.
B.10.2. Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat de voorwaarde dat een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens het Belgische recht werd geopend, enkel geldt voor de residuaire categorie van de vreemdelingen die niet behoren tot de categorieën bedoeld in artikel 4, 2° tot 5°, van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten.
De in artikel 4, 6°, beoogde vreemdelingen bevinden zich echter, wat het voordeel van een niet-contributieve sociale prestatie betreft, in een situatie die verschillend is van die van de andere in artikel 4 vermelde categorieën van vreemdelingen.
Zo wordt bij het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen en bij het Verdrag van 28 september 1954 betreffende de status van staatlozen, aan de vluchtelingen en staatlozen een bijzonder statuut toegekend dat voor de Staten de principiële verplichting doet ontstaan, onder meer op het vlak van sociale zekerheid, om ze op dezelfde wijze te behandelen als de onderdanen; de toekenning van het voordeel van de IGO aan de vluchtelingen en de staatlozen (artikel 4, 3° en 4°) vloeit voort uit de internationale verbintenis, die België heeft aangegaan, om die personen een bijzonder statuut toe te kennen.
Ook de migrerende werknemers die onderdaan zijn van de Europese Unie, alsook hun gezinsleden (artikel 4, 2°), en de onderdanen van landen waarmee België een wederkerigheidsovereenkomst heeft gesloten (artikel 4, 5°), genieten die identieke behandeling; het voordeel van de IGO is in die context niet alleen gegrond op een internationale verbintenis, maar eveneens op wederkerigheid (zie EHRM, 16 maart 2010, Carson en anderen t. Verenigd Koninkrijk, §§ 87-90).
Het voordeel van de IGO wordt aldus, zonder enige andere administratieve voorwaarde, enkel toegekend aan de Belgen en aan de vreemdelingen ten aanzien van wie België zich uitdrukkelijk heeft verbonden op grond van een ter zake geldend internationaal verdrag.
B.10.3. Ook al volgt uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, 30 september 2003, Koua Poirrez t.
Frankrijk, en beslissing, 6 juli 2005, Stec t. Verenigd Koninkrijk) dat het voordeel van een niet-contributieve sociale prestatie tot het toepassingsgebied behoort van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, zodat de vreemdelingen die behoren tot de residuaire categorie bedoeld in artikel 4, 6°, wat het voordeel van de IGO betreft, zich op de inachtneming van die bepaling, in samenhang met artikel 14 van dat Verdrag, kunnen beroepen, toch is een verschil in behandeling tussen onderdanen en vreemdelingen niet onbestaanbaar met die verdragsbepalingen wanneer het wordt verantwoord door « zeer sterke overwegingen ».
B.10.4. In dat verband dient te worden opgemerkt dat de in B.4 en B.5 vermelde geleidelijke uitbreiding van het aantal categorieën van IGO-gerechtigden, gekoppeld aan de afschaffing van de voorwaarde van een voorafgaand verblijf van vijf jaar in België, aantoont dat de wetgever ter zake heeft geopteerd voor een precieze aanduiding van de categorieën van vreemdelingen tegenover wie België internationale verplichtingen heeft, zonder echter af te zien van een controle van de gevolgen van die uitbreiding voor de overheidsfinanciën.
Zo werd in de parlementaire voorbereiding van de in B.5.6 vermelde wet van 6 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/05/2009 pub. 19/05/2009 numac 2009202053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten vastgesteld dat men moest « voorkomen dat wegens de uiteenlopende wetgeving van Staten die elkaars buurlanden zijn, bepaalde mogelijkheden ontstaan voor mensen die van die voordelige situatie willen profiteren » (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1786/18, p. 15).
De minister onderstreepte bijgevolg dat de uitbreiding van het toepassingsgebied van de IGO tot de onderdanen van de Staten die partij zijn bij het Europees Sociaal Handvest, « een budgettaire weerslag heeft die nog moet worden geraamd en waarvan de kosten nog moeten worden bepaald » en dat, « zodra de cijfers bekend zijn, [...] bij een koninklijk besluit de datum van inwerkingtreding van de maatregel [kan] worden vastgesteld » (ibid.).
B.10.5. Rekening houdend met, enerzijds, het niet-contributieve karakter van de IGO en, anderzijds, de keuze van de wetgever om ter zake een geleidelijke uitbreiding door te voeren van het aantal categorieën van IGO-gerechtigde vreemdelingen, zijn er zeer sterke overwegingen die een redelijke verantwoording bieden voor het feit dat van de vreemdelingen die tot geen enkele van de categorieën bedoeld in artikel 4, 2° tot 5°, behoren, een voldoende sterke band met België wordt vereist, hetgeen inhoudt dat ten aanzien van hen een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens de Belgische regeling werd geopend. Het staat niet aan het Hof die voorwaarde te vervangen door een criterium dat enkel zou zijn gegrond op het administratief statuut van de aanvrager van buitenlandse nationaliteit, te weten zijn inschrijving in het bevolkingsregister.
B.11. Voor het overige is die voorwaarde niet onevenredig, vermits de vreemdelingen die in het bevolkingsregister zijn ingeschreven en die geen recht hebben op de IGO, krachtens artikel 1 van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wel recht hebben op maatschappelijke dienstverlening die wordt toegekend teneinde eenieder in staat te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, en vermits de bijzondere leeftijdsgebonden behoeften een element vormen dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in aanmerking moeten nemen wanneer hun om tegemoetkoming wordt verzocht, met name door het bedrag van de maatschappelijke dienstverlening aan te passen aan dat van de IGO. B.12. Rekening houdend met wat is gezegd in B.11 dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 4, 6°, van de wet van 22 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022201 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen type wet prom. 22/03/2001 pub. 29/03/2001 numac 2001022200 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de betwistingen over de inkomensgarantie voor ouderen sluiten tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 191 ervan, met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 10 juni 2010.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux. M. Melchior.