gepubliceerd op 07 mei 2004
Wet tot wijziging van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement en van het Kieswetboek
25 APRIL 2004. - Wet tot wijziging van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement en van het Kieswetboek (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement
Art. 2.In artikel 1 van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) vóór de bepaling onder 1°, die de bepaling onder 2° wordt, wordt de volgende bepaling toegevoegd : « 1° de wet van 4 juli 1989 : de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partiien;»; b) in de plaats van de bepaling onder 2°, die de bepaling onder 5° wordt, worden onder 3° en 4°, de volgende bepalingen ingevoegd : « 3° componenten van een politieke partij : de componenten van een politieke partij als bedoeld in artikel 1, 1°, tweede lid, van de wet van 4 juli 1989;4° politieke mandatarissen : de politieke mandatarissen als bedoeld in artikel 1, 3°bis, van de wet van 4 juli 1989;»; c) de bepaling onder 2°, die de bepaling onder 5° wordt, wordt vervangen als volgt : « 5° Controlecommissie : de Controlecommissie als bedoeld in artikel 1, 4°, eerste lid, van de wet van 4 juli 1989. De Controlecommissie is verplicht om zich, onder de door deze wet bepaalde voorwaarden, te laten adviseren door het Rekenhof voor de controle van de verkiezingsuitgaven van de politieke partijen en de individuele kandidaten.
In geval van ontbinding van de federale Kamers worden de voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Controlecommissie gestelde termijnen gestuit. De nieuwe termijnen beginnen te lopen vanaf de installatie van de vaste bureaus van de federale Kamers.
De voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Controlecommissie gestelde termijnen worden geschorst tijdens de recesperiodes bepaald met toepassing van artikel 10, § 1, 3°, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State. »
Art. 3.In artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 25 juni 1998, 26 juni 2000 en 11 maart 2003 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, worden het tweede, het derde en het vierde lid respectievelijk het derde, het vierde en het tweede lid;b) in de aanhef van § 2, wordt het woord « verkiezingen » vervangen door de woorden « verkiezing van het Europees Parlement »;c) in § 2, 1°, wordt het bedrag « 0,70 frank » vervangen door het bedrag « 0,0175 euro »;d) in § 2, 2°, wordt de laatste zin vervangen als volgt : « Deze kandidaat dient niet noodzakelijk de eerstgeplaatste van zijn lijst te zijn;»; e) § 3, tweede lid, wordt opgeheven.
Art. 4.In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de plaats van § 2, die § 3 wordt, wordt een nieuwe § 2, ingevoegd, luidende : « § 2.Als uitgaven voor verkiezingspropaganda bedoeld in § 1, worden eveneens beschouwd, die welke verricht zijn door derden voor politieke partijen of kandidaten, tenzij deze laatsten : - onmiddellijk na de kennisneming van de door de betrokken derde gevoerde campagne, hem bij een ter post aangetekend schrijven aanmanen deze campagne te staken; - een afschrift van deze brief al dan niet met het schriftelijk akkoord van de derde tot staking, overzenden aan de voorzitters van de collegehoofdbureaus die met toepassing van artikel 94ter, § 1, eerste lid, van het Kieswetboek de verslagen opmaken over de uitgaven die de politieke partijen en de kandidaten voor verkiezingspropaganda hebben gedaan. Deze voorzitters voegen dit stuk of deze stukken bij de door de betrokken partijen of kandidaten ingediende aangiften van hun verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen. »; b) § 2, die § 3 wordt, wordt aangevuld als volgt : « 6° de kostprijs van periodieke manifestaties, op voorwaarde dat : - ze niet uitsluitend voor verkiezingsdoeleinden worden georganiseerd; - het geregelde en telkens weerkerende manifestaties betreft die steeds op dezelfde wijze worden georganiseerd; de periodiciteit wordt beoordeeld hetzij aan de hand van een referentieperiode van twee jaar voorafgaand aan de in § 1, bedoelde periode, tijdens welke de bedoelde manifestatie jaarlijks éénmaal moet hebben plaatsgehad, hetzij aan de hand van een referentieperiode van vier jaar voorafgaand aan de in § 1, bedoelde periode, tijdens welke de bedoelde manifestatie tweejaarlijks ten minste eenmaal moet hebben plaatsgehad. Zo de uitgaven voor reclame en uitnodigingen in vergelijking met het gewone verloop van dergelijke manifestatie evenwel kennelijk uitzonderlijk zijn, dienen zij bij wijze van uitzondering wel als verkiezingsuitgave aangerekend te worden; 7° de kostprijs van voor verkiezingsdoeleinden georganiseerde, niet-periodieke manifestaties waarvoor een deelnameprijs wordt aangerekend, voor zover de uitgaven door de inkomsten, met uitzondering van deze uit sponsoring, worden gedekt en het geen uitgaven voor reclame en uitnodigingen betreft.Zo de inkomsten de uitgaven niet dekken, moet het verschil als een verkiezingsuitgave worden aangerekend; 8° de uitgaven die tijdens de verkiezingsperiode worden verricht in het kader van een normale partijwerking op nationaal of lokaal niveau, met name de organisatie van congressen en partijbijeenkomsten.Zo de uitgaven voor reclame en uitnodigingen in vergelijking met het gewone verloop van dergelijke manifestatie evenwel kennelijk uitzonderlijk zijn, dienen zij bij wijze van uitzondering wel als verkiezingsuitgave te worden aangerekend; 9° de uitgaven voor de aanmaak, de bijwerking en het beheer van internettoepassingen, op voorwaarde dat die op dezelfde wijze en volgens dezelfde regels geschieden als buiten de referentieperiode.»; c) § 3, wordt opgeheven;d) in § 4, worden de woorden « van § 1 » vervangen door de woorden « van de §§ 1 en 2 ».
Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidende : «
Art. 4bis.In voorkomend geval nemen de kandidaten de sancties in acht die de Controlecommissie, een Raad of een door hem aangewezen orgaan heeft opgelegd krachtens artikel 4bis van de wet van 4 juli 1989. » Art.6. In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, wordt de bepaling onder 1°bis, de bepaling onder 2°;b) in § 1, wordt de bepaling onder 2°, die de bepaling onder 3° wordt, vervangen als volgt : « 3° geen gadgets verkopen noch gadgets of geschenken uitdelen, ongeacht de wijze van verspreiding en onverminderd artikel 184 van het Kieswetboek, tenzij aan de kandidaten en de personen die met toepassing van artikel 4, § 3, 1°, onbezoldigd verkiezingspropaganda voeren ten voordele van politieke partijen en kandidaten.Onder gadget wordt verstaan elk voorwerp, uitgezonderd drukwerk op papier of op enige andere informatiedrager met een uitsluitend opiniërende of illustrerende politieke boodschap, dat als souvenir, accessoire, snuisterij of gebruiksvoorwerp wordt gebruikt, en waarvan diegene die het uitdeelt hoopt dat degene die het ontvangt het zal aanwenden voor het normale gebruik waarvoor het is bestemd en bij die gelegenheid telkens opnieuw de boodschap zal zien die op het voorwerp is aangebracht; »; c) § 1, wordt aangevuld als volgt : « 4° geen commerciële telefooncampagnes voeren;5° geen commerciële reclamespots op radio, televisie en in bioscopen voeren.»; d) § 2, wordt vervangen als volgt : « § 2.Voor dezelfde periode bepaalt de gouverneur van de provincie of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad bij politiebesluit de nadere regels inzake het aanbrengen van verkiezingsaffiches en het organiseren van gemotoriseerde optochten. »
Art. 7.Artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 april 1995 en 25 juni 1998 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt : «
Art. 6.Bij het aanvragen van een lijstnummer dienen de politieke partijen een schriftelijke verklaring in waarin ze zich ertoe verbinden : 1° de wetsbepalingen inzake beperking en controle van de verkiezingsuitgaven in acht te nemen;2° hun verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen die daaraan zijn besteed, tegen ontvangstbewijs, binnen vijfenveertig dagen na de verkiezingen aan te geven bij de voorzitter van het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Raden, in wiens rechtsgebied de zetel van de partij gevestigd is, en, met het oog op de uitoefening van het inzagerecht, bedoeld in artikel 94ter, § 2, tweede lid, van het Kieswetboek, een afschrift ervan mee te delen aan de voorzitter van, naar gelang van het geval, het Nederlandse, het Franse of het Duitstalige kiescollege;3° de stavingsstukken betreffende hun verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen gedurende twee jaar na de datum van de verkiezingen te bewaren. Voor zover in hun aangifte van de herkomst van de geldmiddelen giften worden vermeld, verbinden zij er zich bovendien toe om de identiteit van de natuurlijke personen die, ter financiering van de verkiezingsuitgaven, giften van 125 euro en meer hebben gedaan, te registreren, vertrouwelijk te houden en, binnen vijfenveertig dagen na de datum van de verkiezingen, aan te geven bij de Controlecommissie die toeziet op de naleving van deze verplichting overeenkomstig artikel 11.
De schriftelijke verklaring, de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen en het ontvangstbewijs worden gesteld op daartoe bestemde formulieren die door de Minister van Binnenlandse Zaken worden vastgesteld en tijdig in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt. De formulieren houdende de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen, alsook de in het tweede lid bedoelde registratieformulieren worden uiterlijk bij de aanvraag van het lijstnummer ter beschikking gesteld van de politieke partijen.
Deze formulieren worden door de aanvragers ondertekend, gedagtekend en, tegen ontvangstbewijs, ingediend.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels inzake de indiening van de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen en de wijze van hun inventarisatie en beveiligde bewaring. »
Art. 8.Artikel 7 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor deze toepassing moet echter : 1° de verwijzing in artikel 94ter, § 1, derde lid, derde en vierde gedachtestreepje, naar respectievelijk artikel 6 en de artikelen 2 en 5, § 1, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen worden vervangen door een verwijzing naar respectievelijk artikel 6 en de artikelen 2 en 5, § 1, van deze wet;2° de verwijzing in artikel 116, § 6, tweede lid, naar artikel 16bis van de wet van 4 juli 1989 worden eervangen door een verwijzing naar artikel 11 van deze wet.»
Art. 9.In dezelfde wet wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «
Art. 7bis.De voorzitters van de Controlecommissie doen, bij een ter post aangetekende brief, een afschrift van de verslagen die hen overeenkomstig artikel 94ter, § 2, van het Kieswetboek zijn toegezonden, onverwijld toekomen aan het Rekenhof met de opdracht om, met toepassing van artikel 1, 5°, tweede lid, binnen een maand een advies uit te brengen over de juistheid en de volledigheid van deze verslagen. »
Art. 10.Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 8.§ 1. Onverminderd artikel 1, 5°, derde en vierde lid, doet de Controlecommissie, met inachtneming van de rechten van de verdediging en na kennisneming van het overeenkomstig artikel 7bis door het Rekenhof uitgebrachte advies, binnen honderdtachtig dagen na de dag van de verkiezingen, in openbare vergadering, uitspraak over de juistheid en de volledigheid van de verslagen, bedoeld in artikel 94ter van het Kieswetboek. Hiertoe kan zij, overeenkomstig de in haar reglement van orde vastgestelde procedure, alle inlichtingen en nadere aanvullingen opvragen die daartoe noodzakelijk zijn.
Zij ziet tevens toe op de naleving van de in artikel 4bis bepaalde verplichting. § 2. De in § 1, bedoelde beslissingen, met inbegrip van die genomen met toepassing van de artikelen 9 en 10, § 2, wegens de door haar vastgestelde schending van de artikelen 2, 4 en 5, § 1, en hun motivering worden opgenomen in een door de Controlecommissie goedgekeurd verslag.
Dit verslag bevat op zijn minst nog de volgende gegevens : 1° per politieke partij, het totaalbedrag van de verkiezingsuitgaven ten voordele van deze partij;2° per kiesomschrijving, het totaalbedrag van de verkiezingsuitgaven ten voordele van elke lijst, het totaal van de uitgaven van alle kandidaten van deze lijst en van elke gekozene afzonderlijk. Het advies van het Rekenhof wordt als bijlage bij het verslag gevoegd. § 3. De voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat brengen een exemplaar van het verslag, bij een ter post aangetekende brief, onverwijld ter kennis van, naar gelang van het geval, de politieke partij of de persoon, ten aanzien van wie de commissie de in § 2, eerste lid, bedoelde beslissing heeft genomen.
Zij sturen eveneens onverwijld een exemplaar van het verslag naar de diensten van het Belgisch Staatsblad, die het binnen dertig dagen na ontvangst in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad publiceren. »
Art. 11.In artikel 9 van dezelfde wet worden de woorden « Bij overtreding van de in artikel 5, § 1, 1°, vermelde verbodsbepaling, en bij overschrijding » vervangen door de woorden « Bij overschrijding ».
Art. 12.In artikel 10, § 3, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden tussen het woord « klachten » en de woorden « met betrekking tot » de woorden « of het doen van aangiften » ingevoegd;b) tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Met betrekking tot de door de Controlecommissie gedane aangiften beschikt de procureur des Konings voor de uitoefening van de strafvordering in ieder geval over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de aangifte.»
Art. 13.In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 25 juni 1998 en 26 juni 2000 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de eerste zin van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de in artikel 6, tweede lid, en artikel 116, § 6, tweede lid, van het Kieswetboek bedoelde registratieplicht wordt de identiteit van de natuurlijke personen die giften van 125 euro en meer, onder welke vorm ook, doen aan politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen door de begunstigden jaarlijks geregistreerd.»; b) de laatste zin van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De bijdragen van politieke mandatarissen aan hun politieke partij of haar componenten worden niet als giften beschouwd.»
Art. 14.In artikel 11bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1998, worden de woorden «, alsook die bedoeld in artikel 116, § 6, tweede lid, van het Kieswetboek, » ingevoegd tussen de woorden « registraties » en het woord » worden ».
Art. 15.De artikelen 12 tot 15 worden opgeheven. HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement
Art. 16.Artikel 21, § 8, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1998 en gewijzigd bij de wetten van 26 juni 2000 en 11 maart 2003, wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het Kieswetboek
Art. 17.Artikel 116, § 6, eerste lid, 2°, tweede en derde zin, van het Kieswetboek, ingevoegd bij de wet van 2 april 2003, wordt vervangen als volgt : « In geval van gelijktijdige verkiezingen voor de vernieuwing van wetgevende vergaderingen dienen de kandidaten die voor meer dan één vergadering worden voorgedragen, bij de voor elke verkiezing bevoegde voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring of van het collegehoofdbureau dezelfde aangiften in. » HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 18.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 25 april 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Gewone zitting 2003-2004. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - Wetsvoorstel, nr. 51-825/1. - Amendementen, nr. 51-825/2. - Verslag, nr. 51-825/3. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 51-825/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-825/5.
Integraal verslag : 4 maart 2004.
Gewone zitting 2003-2004.
Senaat.
Parlementaire bescheiden. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 3-546/1. - Verslag, nr. 3-546/2. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 3-546/3.