gepubliceerd op 29 december 2000
Wet houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2001
22 DECEMBER 2000. - Wet houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2001 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74, 3°, van de Grondwet.
Art. 2.Voor het begrotingsjaar 2001 worden de lopende ontvangsten van de Staat geraamd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 3.Voor het begrotingsjaar 2001 worden de kapitaalontvangsten geraamd op de som van 14 003 800 000 Belgische frank, overeenkomstig Titel II van de hierbijgaande tabel.
Art. 4.Voor het begrotingsjaar 2001, wordt de opbrengst van leningen geraamd op 1 046 687 300 000 Belgische frank, overeenkomstig Titel III van de hierbijgaande tabel.
Art. 5.De op 31 december 2000 bestaande directe en indirecte belastingen, in hoofdsom en opdeciemen ten behoeve van de Staat, worden tijdens het jaar 2001 ingevorderd volgens de wetten, besluiten en tarieven waarbij de zetting en invordering ervan worden geregeld, met inbegrip van de wetten, besluiten en tarieven die slechts een tijdelijk of voorlopig karakter hebben.
Art. 6.De toepassing van de artikelen 3 en 4, § 1, van de wet van 28 december 1954, houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het dienstjaar 1955, is verlengd tot 31 december 2001.
Art. 7.De Koning kan, binnen de perken en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling van belasting verlenen voor de inkomsten van leningen die in 2001 door de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen of organismen, voornamelijk in het buitenland zouden worden uitgegeven of geplaatst, en in het bijzonder de Schatkistbons in vreemde munt.
Wat de inkomsten van de effecten betreft van deze leningen die zouden gehouden worden door Belgische verblijfhouders, kunnen de fiscale vrijstellingen echter alleen worden verleend aan de financiële instellingen of de hiermee gelijkgestelde ondernemingen en de professionele beleggers bedoeld in artikel 105, 1° en 3°, van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 ter uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Art. 8.§ 1. Om het tekort van de ontvangsten in verhouding tot de uitgaven voor het jaar 2001 te dekken, met inbegrip van de terugbetalingen van leningen en de eventuele uitgaven als gevolg van de financiële beheersverrichtingen bedoeld in § 3, 1° hierna, of om de tijdelijke schatkistonevenwichten in de loop van het begrotingsjaar te dekken : 1° wordt de Koning gemachtigd om openbare leningen uit te geven. Wanneer de Koning een algemeen uitgiftekader voor leningen heeft bepaald dat de grenzen van de bevoegdheden vastlegt die kunnen worden gedelegeerd, kan de Minister van Financiën gemachtigd worden om de leningen die binnen dit kader vallen, tijdens het begrotingsjaar, uit te geven; 2° wordt de Minister van Financiën gemachtigd om Schatkistcertificaten, Schatkistbons of om het even welk rentend financieringsinstrument verschillend van de openbare leningen uit te geven, en dit zowel in België als in het buitenland en zowel in Belgische frank als in euro en in vreemde munt. § 2. Het beheer van de overheidsschuld heeft als voornaamste doel de financiële kost van de Staatsschuld te verminderen in het kader van een beheer van de marktrisico's en van de operationele risico's rekening gehouden met de algemene doelstellingen van het begrotings- en het monetair beleid.
Daarom stelt de Minister van Financiën, op voorstel van het strategisch Comité van de schuld dat werkt binnen de Administratie der thesaurie, de algemene richtlijnen vast die van toepassing zijn op het beheer van de Staatsschuld; deze richtlijnen hebben in het bijzonder betrekking op de structuur van de portefeuille van de schuld en op het niveau van de risico's die daaraan kunnen verbonden zijn.
Het strategisch Comité van de schuld neemt de uitvoeringsmaatregelen voor deze algemene richtlijnen.
Deze laatste omlijnen de uitvoering van de eigenlijke financiële verrichtingen door het Agentschap van de schuld opgericht binnen de Administratie der thesaurie. § 3. De Minister van Financiën wordt gemachtigd : 1° om iedere financiële beheersverrichting af te sluiten binnen de grenzen gesteld in § 2 hiervoor. Onder financiële beheersverrichting wordt verstaan : a) de dagelijkse beheersverrichtingen van de Schatkist, meer bepaald de financiële verrichtingen die noodzakelijk zijn om het dagelijks kasevenwicht te waarborgen;b) de omruilingen van effecten;c) de aanpassing van de contractuele voorwaarden of van de terugbetalingstermijnen van bestaande leningen, gedaan In overleg met de geldschieters en conform de marktvoorwaarden;d) alle soorten beleggingen, met inbegrip van deze die noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de financiering van de Schatkist;e) de interestswaps en de deviezenswaps, de opties, de termijncontracten en elk ander instrument van het financieel, budgettair en kredietrisicobeheer dat verband houdt met de Staatsschuld en die toegelaten zijn door de Minister van Financiën in toepassing van § 2 hiervoor;f) de terugkopen rechtstreeks op de secundaire markten van uitsluitend op rekening ingeschreven gedematerialiseerde effecten;2° om, in afwijking van artikel 6 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld en van artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 februari 1956 tot regeling van de werking van de amortisatiekas opgericht door genoemde wet, bij de Rijkskassier ter aflossing teruggekochte effecten aan toonder in bewaring te houden om ze, indien nodig, beschikbaar te stellen voor de omzetting van inschrijvingen op naam of van gedematerialiseerde waarden;3° om, naast de omruiling van effecten van bestaande leningen tegen nieuwe lineaire obligaties, de intrestprorata's van de effecten in omloop te betalen aan de rechthebbenden door middel van lineaire obligaties;4° krachtens de overeenkomst van 5 januari 1994 afgesloten met de Nationale Bank van België, gedematerialiseerde effecten ter vertegenwoordiging van de Staatsschuld te creëren, die dezelfde eigenschappen hebben als deze van de in omloop zijnde effecten, met het oog op het uitlenen van deze effecten op korte termijn aan de Nationale Bank van België in functie van de behoeften van haar effectenclearingstelsel;5° over te gaan tot de uitgifte van de gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munt, voorafgaand aan de valutadag van hun inschrijving, opdat de investeerders kunnen beschikken over deze effecten op de bedoelde valutadag binnen de clearingstelsels bedoeld in artikel 1, § 2, b en c, van het koninklijk besluit van 14 juni 1994 tot vaststelling van de regels van toepassing op het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munten of in rekeneenheden andere dan euro. § 4. 1° In afwijking van artikel 4 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, worden de opbrengsten van de financieringsinstrumenten op korte termijn (Schatkistcertificaten, Schatkistbons en gelijkaardige instrumenten) gestort op de orderekeningen van de Thesaurie. 2° Teneinde de continuïteit van de financiering van de Schatkist te verzekeren, zijn de machtigingen bedoeld in § 1, 1° en 2°, eveneens van toepassing op de leningen waarvan de voorwaarden worden vastgelegd in de loop van de voorgaande begrotingsjaren en waarvan de opbrengst wordt gestort in de loop van het jaar 2001.3° De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd een thesaurie in vreemde munt te beheren om elke weerslag op het voeren van het monetair beleid te vermijden, van de verrichtingen in vreemde munt uitgevoerd in het kader van het financieel beleid van de Schatkist.4° De opbrengsten van de leningen die voortvloeien uit de beheersverrichtingen van de Schatkist, alsmede : a) de voorlopige uitgaven voor het vormen van activa en de bijgaande kosten;b) de ontvangsten betreffende het realiseren van de gevormde activa, de bijkomende uitgaven en de opbrengsten voortvloeiend uit deze activa, kunnen worden geboekt op speciale financiële rekeningen in Belgische frank, in Euro of in vreemde munt, die daartoe geopend worden bij de Nationale Bank van België, los van de directe rekening van de Schatkist, en die door de Minister van Financiën worden beheerd. De gevormde activa kunnen ook worden ingeschreven op speciale effectenrekeningen in Belgische frank, in euro of in vreemde munt, geopend op naam van de Schatkist bij het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België of bij andere nationale of internationale clearingorganismen.
De Minister van Financiën bepaalt, indien nodig, de beheers- en de openingsmodaliteiten van die rekening en, alsmede de modaliteiten met betrekking tot het periodieke saldo ervan. § 5. De Minister van Financiën kan aan de ambtenaren-generaal van de Administratie der Thesaurie, evenals aan de leden van het personeel van het Agentschap van de schuld opgericht binnen de Administratie der Thesaurie die hij aanwijst voor de door hem voorziene specifieke taken het volgende delegeren : a) de machtiging om binnen de grenzen voorzien door de Koning, in functie van de schatkistbehoeften, het bedrag en de financiële voorwaarden van de uitgiftes van openbare leningen bepaald bij § 1, 1°, alsook de nodige machtigingen voor een goede afhandeling van deze uitgiftes, vast te stellen;b) de machtigingen bepaald bij § 1, 2°, § 3, 1° tot 5°, en § 4, 3° en 4°.
Art. 9.De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd om op de lasten van Staatsleningen in mindering te brengen : 1° de inkomsten van de plaatsingen van de opbrengsten van leningen in Belgische frank of in euro gedaan in het kader van de beheersverrichtingen van de Schatkist bedoeld in artikel 8, § 3, 1°;2° de inkomsten van de plaatsingen van de opbrengsten van leningen in vreemde munt, gedaan in het kader van de beheersverrichtingen van de Schatkist in artikel 8, § 3, 1°;3° de inkomsten of de kapitalen toegewezen aan de Schatkist als gevolg van beheersverrichtingen van de Schatkist inzake interesten- of deviezenswaps, arbitrageverrichtingen, verrichtingen om risico's te dekken zoals "options" of andere verrichtingen op Staatsleningen met als doel de financiële lasten ervan te verminderen.
Art. 10.In afwijking van artikel 17 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van de wijzigingen daarin, krachtens de wet van 31 juli 1934, zal de rentevoet van de in 2001 uit te keren interesten voor de bij de Deposito- en Consignatiekas in bewaring gegeven consignaties, vrijwillige deposito's en borgtochten van alle categorieën, door de Minister van Financiën worden vastgesteld.
Art. 11.Met het oog op de uitvoering van artikel 5, § 1, van de verordening (E.E.G.) nr. 1941/81 betreffende een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de achtergebleven gebieden van België, worden de financiële middelen voor de projecten die onder hun bevoegdheid vallen, gestort op de begrotingen van de Gewesten.
Deze financiële middelen worden voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de Raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.
De over te hevelen bedragen worden bepaald door de Minister van Financiën, zoals beslist of voorzien door de E.E.G.-Commissie.
Art. 12.Met het oog op de uitvoering van artikel 11 en artikel 18, § 2, van verordening (EG, EURATOM) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, worden de vastgestelde niet geboekte rechten, die tijdens controles aan het licht komen, vermeerderd met de rente, ter beschikking gesteld van de Europese Commissie.
Deze vastgestelde rechten vermeerderd met de rente worden in afwijking van artikel 3 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.
Art. 13.Overeenkomstig artikel 53, 1°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, en rekening houdend met de toepassing van de in artikel 4, § 6, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toewijzing van de nalatigheidsinteresten en de last van de verwijlinteresten op de gewestelijke belastingen, alsook met de toepassing door het Vlaams Gewest, voor wat de onroerende voorheffing met ingang van het aanslagjaar 1999, van de in artikel 5, § 3, van dezelfde bijzondere wet voorziene mogelijkheid voor de Gewesten om zelf de dienst te verzekeren van de gewestelijke belastingen waarvan de opbrengst volledig is toegewezen, worden de financiële middelen van de Gewesten voortvloeiend uit de gewestelijke belastingen, met inbegrip van voormelde interesten, voor het begrotingsjaar 2001 geraamd op 44 067 700 000 Belgische frank voor het Vlaams Gewest, op 21 038 400 000 Belgische frank voor het Waals Gewest en op 13 513 400 000 Belgische frank voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 14.Overeenkomstig artikel 53, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, en rekening houdend met de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2, van voormelde bijzondere wet van 16 januari 1989, worden de financiële middelen van de Gemeenschappen afkomstig uit de toegewezen gedeelten van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde en van de personenbelasting, voor het begrotingsjaar 2001, rekening houdend met de vermoedelijke saldi van de afrekening van het begrotingsjaar 2000, geraamd op 337 525 700 000 Belgische frank voor de Vlaamse Gemeenschap en op 230 016 000 000 Belgische frank voor de Franse Gemeenschap.
Art. 15.Overeenkomstig de artikelen 53, 3°, en 35ter van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, worden de financiële middelen van de Gewesten afkomstig uit het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting, voor het begrotingsjaar 2001, rekening houdend met de vermoedelijke saldi van de afrekening van het begrotingsjaar 2000, geraamd op 255 485 400 000 Belgische frank voor het Vlaams Gewest, op 143 315 400 000 Belgische frank voor het Waals Gewest en op 38 670 900 000 Belgische frank voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 16.De ontvangsten ten voordele van de Gemeenschappen en de Gewesten worden naargelang het geval, gestort hetzij op een speciaal fonds opgericht op hoofdstuk 18 van de Afzonderlijke sectie van de Algemene Uitgavenbegroting hetzij op een rekening van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie.
Art. 17.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2001.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsbad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 22 december 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Gewone zitting 2000-2001. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire documenten. - Wetsontwerp, nr. 50 0904/1. - Bijlage, nr. 50 0904/2. - Verslagen, nrs. 50 0904/3, 4 en 5.
Parlementaire Handelingen. - Debatten. Vergaderingen van 19, 20 en 21 december 2000. - Aanneming. Vergadering van 21 december 2000.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld