gepubliceerd op 04 juni 2004
Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de tax shelter-regeling ten gunste van de audiovisuele productie
17 MEI 2004. - Wet tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de tax shelter-regeling ten gunste van de audiovisuele productie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de programmawet van 2 augustus 2002 en vervangen bij de programmawet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste lid, 3°, eerste streepje, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « lange fictiefilm voor televisie » worden ingevoegd tussen de woorden « in de bioscoop te worden vertoond, » en de woorden « een animatieserie »;b) in de Franse tekst wordt het woord « agréé » vervangen door de woorden « qui sont agréés ».»; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Ten name van de vennootschap, niet zijnde een binnenlandse vennootschap voor de productie van audiovisuele werken of een televisieomroep, die in België een raamovereenkomst sluit voor de productie van een erkend Belgisch audiovisueel werk, wordt de belastbare winst binnen de grenzen en onder de hierna gestelde voorwaarden vrijgesteld ten belope van 150 pct., hetzij van de sommen die werkelijk door die vennootschap betaald zijn ter uitvoering van de raamovereenkomst, hetzij van de sommen waarvoor de vennootschap zich heeft verbonden deze te storten ter uitvoering van de raamovereenkomst.
De in het eerste lid bedoelde sommen kunnen worden aangewend voor de uitvoering van de raamovereenkomst, hetzij door de toekenning van leningen, voor zover de vennootschap geen kredietinstelling is, hetzij door het verwerven van rechten verbonden aan de productie en de exploitatie van het audiovisueel werk. ». 3° paragraaf 3 wordt aangevuld als volgt : « De vrijstelling waarop aanspraak gemaakt wordt uit hoofde van de sommen die met toepassing van § 2, eerste lid, werkelijk betaald zijn en van de in het tweede lid bedoelde overdracht wordt uiterlijk toegekend voor het aanslagjaar dat verband houdt met het belastbaar tijdperk dat het belastbaar tijdperk voorafgaat tijdens hetwelk het laatste van de in § 4, eerste lid, 7° en 7°bis, bedoelde attesten wordt ontvangen.» 4° paragraaf 4, eerste lid, 1° en 2°, wordt aangevuld met de woorden « tot op de datum waarop het laatste van de in 7° en 7°bis bedoelde attesten wordt ontvangen ».5° paragraaf 4, eerste lid, 6°, wordt vervangen als volgt : « 6° de vennootschap die aanspraak maakt op de vrijstelling een afschrift van de raamovereenkomst, alsmede een document waarin de betrokken Gemeenschap bevestigt dat het werk beantwoordt aan de definitie van een erkend Belgisch audiovisueel werk als bedoeld in het eerste streepje van § 1, eerste lid, 3°, overlegt binnen de termijn die bepaald is voor het indienen van de aangifte in de inkomstenbelasting voor het belastbaar tijdperk, en deze documenten bij de aangifte voegt;». 6° paragraaf 4, eerste lid, 7°, wordt vervangen als volgt : « 7° de vennootschap die aanspraak maakt op het behoud van de vrijstelling een document overlegt waarin de controle waarvan de binnenlandse vennootschap voor de productie van het erkend Belgisch audiovisueel werk afhangt uiterlijk binnen vier jaar na het sluiten van de raamovereenkomst enerzijds verklaart dat de voorwaarden inzake de kosten in België overeenkomstig § 1, 3° en 4°, voor de in de raamovereenkomst bepaalde doeleinden door de binnenlandse vennootschap voor de productie van een audiovisueel werk, alsmede de in 4° en 5° bepaalde voorwaarden en grenzen zijn nageleefd en, anderzijds, dat de vennootschap die aanspraak maakt op de toekenning en het behoud van de vrijstelling de in § 2, eerste lid, bedoelde sommen werkelijk heeft betaald aan de binnenlandse vennootschap voor de productie van audiovisuele werken binnen een termijn van achttien maanden die aanvangt op de datum waarop de raamovereenkomst is gesloten;». 7° in § 4, eerste lid, wordt een 7°bis ingevoegd, luidende : « 7°bis de vennootschap die aanspraak maakt op het behoud van de vrijstelling een document overlegt waarin de betrokken Gemeenschap uiterlijk binnen vier jaar na het sluiten van de raamovereenkomst bevestigt dat de productie van het werk is voltooid en dat de globale financiering van het werk overeenkomstig dit artikel met naleving van de in 4° bepaalde voorwaarden en grenzen is uitgevoerd;». 8° in § 4 wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Ingeval een of andere van deze voorwaarden gedurende enig belastbaar tijdperk niet langer wordt nageleefd of ontbreekt, wordt de voorheen vrijgestelde winst aangemerkt als winst van dat belastbare tijdperk. Ingeval de onder 7° en 7°bis vermelde attesten niet binnen vier jaar na het sluiten van de raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk worden verkregen door de vennootschap die aanspraak maakt op de vrijstelling, wordt de voorheen vrijgestelde winst aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk tijdens hetwelk de termijn van vier jaar verstrijkt. »; 9° er wordt een § 4bis ingevoegd, luidende : « § 4bis.In afwijking van § 4 en voor zover de in § 4, eerste lid, 7° en 7°bis, vermelde attesten worden ontvangen binnen de in § 4, eerste lid, 7° en 7°bis, vermelde periode van vier jaar, worden de sommen die overeenkomstig de §§ 2 tot 4 tijdelijk zijn vrijgesteld, definitief vrijgesteld vanaf het aanslagjaar dat verband houdt met het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk het laatste van deze attesten wordt ontvangen. ». 10° § 5, 7°, wordt vervangen als volgt : « 7° de waarborg dat elke binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting van een in artikel 227, 2°, bedoelde belastingplichtige die overeenkomstig 2° geïdentificeerd is noch een binnenlandse vennootschap voor de productie van audiovisuele werken, noch een televisieomroep is, evenals dat de geldschieters geen kredietinstellingen zijn;».
Art. 3.In artikel 416, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 2 augustus 2002 en vervangen bij de programmawet van 22 december 2003, worden de woorden « 3° tot 7° » vervangen door de woorden « 3° tot 7°bis ».
Art. 4.Deze wet is van toepassing met ingang van het aanslagjaar 2004. « Artikel 2, 1°, a), treedt in werking op 1 januari 2006. De Koning kan nochtans, bij besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, bepalen dat dit artikel op een vroegere datum in werking treedt. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 17 mei 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-730 - 2003/2004 : Nr.1 : Wetsvoorstel van de heren Monfils, Jeholet, Mathot, Mevr.
Deom, de heren Goris en Daems en Mevrn. Roppe en Baeke. - Nrs. 2 en 3 : Amendementen. - Nr. 4 : Verslag. - Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 1 april 2004.
Stukken van de Senaat : 3-607 - 2003/2004 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.