gepubliceerd op 02 juni 2008
Wet tot erkenning en bescherming van het beroep van auto-expert en tot oprichting van een Instituut van de auto-experts
15 MEI 2007. - Wet tot erkenning en bescherming van het beroep van auto-expert en tot oprichting van een Instituut van de auto-experts (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Instituut van de auto-experts. - Doelstelling
Art. 2.Er wordt een Instituut van de auto-experts, hierna « het Instituut genoemd », opgericht, dat rechtspersoonlijkheid heeft.
De zetel van het Instituut is gevestigd in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Het instituut bestaat uit de volgende organen : - de algemene vergadering; - de raad van het Instituut; - de stagecommissie; - de tuchtcommissie; - de beroepscommissie.
Art. 3.Het Instituut heeft tot doel te waken over de opleiding en te voorzien in de bestendige organisatie van een korps van specialisten die bekwaam zijn de functie van auto-expert te vervullen zoals die bepaald is bij artikel 4, met al de vereiste waarborgen inzake bekwaamheid, onafhankelijkheid en beroepseer, en het oefent toezicht uit op de behoorlijke uitvoering van de aan de leden toevertrouwde opdrachten. HOOFDSTUK III. - De auto-experts, hun rechten en plichten
Art. 4.De taak van de auto-expert bestaat in de expertise, in de ruime zin, van de voertuigen zoals die zijn omschreven in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.
Als beoefenaars van het beroep van auto-expert worden degenen aangemerkt die geregeld en op een intellectueel onafhankelijke basis voor andermans rekening de volgende activiteiten verrichten : 1° voertuigen evalueren en nagaan of zij in overeenstemming zijn met de wetten en verordeningen, alsook of de identificatiegegevens en de beschrijving van die voertuigen met de werkelijkheid overeenkomen;2° alle onderzoek en analyses van technische aard verrichten, teneinde de omstandigheden en de oorzaken te bepalen van de ongevallen waarin een of meer voertuigen betrokken zijn geweest, zodat de aansprakelijkheid voor die ongevallen kan worden vastgelegd;3° bepalen in hoeverre de voertuigen zijn aangetast door slijtage, schade, gebreken en averij, alsook welke werkingsgebreken zij vertonen;4° bepalen waaraan de in punt 3 opgesomde tekortkomingen te wijten zijn;5° ramen welk materieel nadeel de voertuigen door de schade hebben geleden;6° bepalen hoeveel en welke herstellingswerken nodig zijn teneinde het voertuig in zijn oorspronkelijke staat te herstellen, alsook de kostprijs ramen van die herstellingswerken en nagaan of ze naar behoren zijn uitgevoerd;7° technisch inschatten of de immobilisatie van een voertuig gegrond is en de duur ervan bepalen;8° een met redenen omkleed verslag opstellen over de uitvoering van de toegewezen opdracht.
Art. 5.De hoedanigheid van lid van het Instituut van de auto-experts wordt toegekend aan iedere natuurlijke persoon die erom verzoekt en aan de volgende eisen voldoet : 1° niet ontzet geweest zijn uit de burgerlijke en politieke rechten, niet in staat van faillissement verklaard geweest zijn zonder eerherstel te hebben bekomen en geen, zelfs voorwaardelijke, gevangenisstraf van ten minste drie maanden hebben opgelopen voor een van de misdrijven vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934, waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, dan wel voor een inbreuk op de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, of voor een inbreuk op de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen of op de fiscale wetgeving; 2° in het bezit van een van de volgende titels of diploma's : - diploma van burgerlijk of industrieel ingenieur; - graduaatsdiploma thermische motoren en expertise; - graduaatsdiploma auto-expertise; - graduaatsdiploma mechanica of elektromechanica; - een diploma, uitgereikt door elke andere instelling van een niveau dat vergelijkbaar is met dat van de instellingen die de voormelde diploma's uitreiken en erkend is door de Koning, na advies van de Commissie van de auto-experts; - een diploma voorgeschreven door een andere lidstaat van de Europese Unie om tot het beroep van auto-expert op zijn grondgebied te worden toegelaten of om er dat beroep uit te oefenen, en dat in die andere Staat werd behaald.
De hiervoor vermelde titels moeten zijn uitgereikt door onderwijs- of opleidingsinstituten die zijn georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de federale Staat, de gemeenschappen of de gewesten.
De in het buitenland uitgereikte diploma's in dezelfde disciplines worden aanvaard mits hun gelijkwaardigheid vooraf door de bevoegde Belgische overheid is erkend. De Koning kan de raad van het Instituut machtigen in individuele gevallen in het buitenland uitgereikte diploma's te aanvaarden; 3° de bij het stagereglement georganiseerde stage te hebben gelopen.
Art. 6.Ter uitvoering van de internationale verdragen waarbij België partij is of in geval van wederkerigheid stelt de Koning de regels vast voor de toekenning van de hoedanigheid van lid van het Instituut van de auto-experts aan de natuurlijke personen die hun woonplaats niet in België hebben en die in een ander land een hoedanigheid bezitten die gelijkwaardig is met die van auto-expert.
Art. 7.Het lidmaatschap wordt door het Instituut ingetrokken, als aan de voorwaarden voor de toekenning ervan niet langer is voldaan.
Art. 8.Tegen iedere beslissing van de raad van het Instituut, waarbij de toelating van een kandidaat als lid van het Instituut wordt geweigerd, staat voor de belanghebbende beroep open bij de in artikel 30 bedoelde commissie voor beroep.
Art. 9.De leden betalen een jaarlijkse bijdrage waarvan het bedrag door de algemene vergadering wordt vastgesteld binnen de grenzen en volgens de nadere regels bepaald bij het huishoudelijk reglement van het Instituut.
De ledenlijst wordt vastgesteld op 31 december van elk jaar en door de zorg van de raad van het Instituut vóór 31 maart van het daaropvolgende jaar bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Eenieder kan te allen tijde op de zetel van het Instituut kennis nemen van de ledenlijst of het Instituut om mededeling ervan verzoeken.
Art. 10.Alleen de leden van het Instituut mogen de titel van auto-expert voeren. Bovendien zullen zij als enigen de afkorting IAE mogen gebruiken.
De stagiairs voeren de titel van stagiair-auto-expert; de raad van het Instituut kan, onder de voorwaarden bepaald door het huishoudelijk reglement, het voeren van de titel van ere-auto-expert toestaan.
Art. 11.Het is een auto-expert niet toegestaan : - een werkzaamheid uit te oefenen die onverenigbaar is met de waardigheid of de onafhankelijkheid van zijn taak; - als natuurlijk persoon of als rechtspersoon enige commerciële activiteit uit te oefenen met betrekking tot de verkoop, de huur of de herstelling van voertuigen en wisselstukken of met betrekking tot verzekerings- en makelaarsproducten.
Art. 12.Bij het vervullen van de hem toevertrouwde opdrachten handelt de auto-expert in volledige intellectuele onafhankelijkheid. HOOFDSTUK IV. - Beheer en werking van het Instituut
Art. 13.De Koning stelt, op voorstel van of na advies van de raad van het Instituut, het stagereglement en het tuchtreglement vast, alsmede de reglementen die noodzakelijk zijn voor de werking van het Instituut en voor de verwezenlijking van zijn bij deze wet omschreven doelstellingen.
De deontologische code wordt vastgesteld door de Koning, nadat Hij het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O. heeft ingewonnen.
Art. 14.De algemene vergadering van het Instituut bestaat uit alle leden die op de ledenlijst zijn ingeschreven.
Zij kiest de voorzitter, de ondervoorzitter, de commissaris-revisor, de commissarissen en de andere leden van de raad van het Instituut, aanvaardt of weigert de giften en legaten ten voordele van het Instituut, staat de vervreemding of de verpanding van haar onroerende goederen toe, keurt de jaarlijkse rekening der ontvangsten en uitgaven goed, ontlast de raad van diens beheer en beraadslaagt over alle onderwerpen waarvoor deze wet en de reglementen haar bevoegdheid verlenen.
De vergadering neemt bovendien door middel van berichten, voorstellen of aanbevelingen aan de raad kennis van alle onderwerpen die het Instituut aanbelangen en die op regelmatige wijze worden voorgelegd.
De beslissingen van de algemene vergadering zijn bindend voor al de leden en stagiairs. Zij worden genomen bij een meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden. Elk lid heeft recht op één stem.
De leden kunnen aan een ander lid schriftelijk volmacht geven om op de algemene vergadering in hun plaats te stemmen. Elk lid kan houder zijn van ten hoogste twee volmachten.
Art. 15.De algemene vergadering komt ten minste éénmaal per jaar bijeen. De datum en de nadere regels van deze bijeenkomst worden in het huishoudelijk reglement bepaald.
Op deze vergadering stelt de raad van het Instituut een verslag voor over zijn werkzaamheden gedurende het verlopen jaar en legt hij de jaarlijkse rekening der ontvangsten en uitgaven alsmede de begroting voor het nieuwe dienstjaar ter goedkeuring voor.
De raad van het Instituut kan, telkens hij het nuttig acht, de algemene vergadering bijeenroepen. Hij dient dit te doen wanneer één vijfde van de leden het schriftelijk aanvragen, met aanduiding van het onderwerp dat zij op de agenda wensen te plaatsten.
De oproepingen voor de gewone algemene vergadering worden ten minste vijftien dagen en voor de buitengewone algemene vergaderingen ten minste acht dagen vóór de vergadering verzonden; zij vermelden de agenda.
De rekeningen worden opgemaakt volgens het door de Koning bepaalde model en ter beschikking gehouden van de op de zetel van het Instituut ingeschreven leden.
Art. 16.Het Instituut staat onder de leiding van een raad, samengesteld uit : - een voorzitter en een ondervoorzitter, die bij geheime stemming door de algemene vergadering voor drie jaar onder de leden van het Instituut worden gekozen; hun mandaat verstrijkt op de dag zelf van de jaarlijkse algemene vergadering. Indien de voorzitter Franstalig is, moet de ondervoorzitter verplicht Nederlandstalig zijn, of omgekeerd; - twee kamers, een Nederlandstalige en een Franstalige. Elke kamer is samengesteld uit 6 leden, die door de algemene vergadering, bij een van de vorige verschillende geheime stemming voor drie jaar onder de leden van het Instituut worden gekozen; hun mandaat kan hernieuwd worden. Onder de zes auto-experts van de Franstalige kamer is er ten minste één Duitstalige.
Onder de twaalf leden van de kamers van de raad van het Instituut is er een regeringscommissaris.
Onder deze twaalf leden wijst de raad van het Instituut een secretaris en een penningmeester aan.
De beslissingen van de raad van het Instituut worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter beslissend.
Elke beslissing van de raad van het Instituut die betrekking heeft op één welbepaalde persoon wordt met redenen omkleed.
Art. 17.De raad van het Instituut vertegenwoordigt het Instituut bij rechtshandelingen en bij rechtsvorderingen, hetzij als eiser of als verweerder.
De raad verzorgt de werking van het Instituut overeenkomstig deze wet en de reglementen.
Hij bezit elke bevoegdheid van bestuur en beschikking, welke hem door deze wet of de reglementen niet wordt ontnomen. De reglementen met het oog op de inrichting of de beperking van die bevoegdheid kunnen slechts aan derden worden tegengeworpen mits het koninklijk besluit, waarbij zij worden vastgesteld, in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
De raad kan het dagelijks bestuur toevertrouwen hetzij aan een van zijn leden, die de titel van bestuurder zal voeren, hetzij aan verscheidene leden, die, onder de leiding van de voorzitter van het Instituut, het uitvoerend comité zullen vormen.
Art. 18.De functies van voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en penningmeester worden om niet uitgeoefend, met uitzondering van een eventuele toekenning van presentiegeld en een taakvergoeding, waarvan de bedragen door de algemene raad worden vastgesteld.
De functies van lid van de stagecommissie, de tuchtcommissie en de beroepscommissie worden om niet uitgeoefend, met uitzondering van een eventuele toekenning van presentiegeld en een taakvergoeding, waarvan de bedragen door de raad van het Instituut worden vastgesteld. HOOFDSTUK V. - Beroepsopleiding van de auto-experts
Art. 19.Ten behoeve van degenen die het beroep van auto-expert wensen uit te oefenen, organiseert het Instituut een tweejarige stageperiode.
Het stagereglement kan, op eensluidend advies van de raad van het Instituut en in die gevallen die hij zal vaststellen, zowel voor de Belgen als voor de buitenlanders, voorzien in een gedeeltelijke inkorting van de stageperiode.
Art. 20.Om tot de stage te worden toegelaten, moet de kandidaat : - de in artikel 5, 1°, vervatte voorwaarde vervullen; - voldoen aan de met toepassing van artikel 5, 2°, vastgestelde voorwaarden inzake diploma; - een stageovereenkomst hebben gesloten met een lid van het Instituut dat al ten minste vijf jaar op de lijst van het Instituut is ingeschreven en zich ertoe verbindt de stagiair in diens opleiding te begeleiden. Die overeenkomst moet door de stagecommissie worden goedgekeurd. Deze bepaling geldt pas vanaf het zesde jaar na de oprichting van het Instituut. In de periode van vijf jaar na de oprichting van het Instituut, mag de stageovereenkomst worden gesloten met een lid dat kan bogen op een beroepservaring van ten minste vijf jaar als auto-expert.
Art. 21.Het stagereglement bepaalt de rechten en verplichtingen van stagemeester en stagiair, de samenstelling en bevoegdheden van de stagecommissie, de bezoldigingsregeling voor de stagiairs alsmede de tuchtregels.
Tegen elke beslissing van de raad van het Instituut waarbij een kandidaat niet tot de stage wordt toegelaten, kan de belanghebbende hoger beroep aantekenen bij de in artikel 30 bedoelde commissie. HOOFDSTUK VI. - Uitoefening van de functie van auto-expert
Art. 22.De raad van het Instituut kan de gangbare normen omschrijven voor de in artikel 4 bedoelde opdrachten.
Art. 23.Overeenkomstig zijn doel ziet het Instituut erop toe dat de leden de hun toevertrouwde opdrachten behoorlijk uitvoeren. In het bijzonder ziet het Instituut erop toe dat ze : - hun beroepskennis permanent bijwerken; - vooraleer een opdracht te aanvaarden, beschikken over de nodige bekwaamheid, medewerking en tijd om die opdracht behoorlijk uit te voeren; - zich met de nodige zorg en volledig onafhankelijk kwijten van de hun toevertrouwde controleopdrachten; - geen opdrachten aanvaarden onder voorwaarden die een objectieve uitvoering daarvan in het gedrang zouden kunnen brengen; - geen werkzaamheden uitoefenen die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van hun functie.
Daartoe kan de raad : - van de leden de voorlegging eisen van elke informatie, van elke verantwoording en van elk bedrijfsdocument voorzover die stukken van belang zijn voor het toezicht op de bepalingen die zijn opgenomen in deze wet dan wel in de eruit voortvloeiende regels; - bij de leden een onderzoek laten instellen naar hun werkmethodes en hun organisatie alsmede naar de zorg waarmee en de wijze waarop zij hun opdrachten uitvoeren.
Art. 24.Indien de raad van het Instituut kennis heeft van het feit dat een auto-expert zich gedraagt op een wijze die strijdig is met de bepalingen van artikel 23, eerste lid, gelast hij dat lid zich daaraan te conformeren binnen de termijn die hij bepaalt.
Indien de auto-expert hieraan binnen de gestelde termijn onvoldoende gevolg geeft, kan de raad de zaak voorleggen aan de tuchtcommissie.
Die kan de auto-expert verbieden bepaalde nieuwe opdrachten te aanvaarden of van hem eisen dat hij binnen de termijnen die de commissie vaststelt, van bepaalde door hem aanvaarde opdrachten afziet totdat hij aan de aanmaningen van de raad gevolg heeft gegeven. De artikelen 26, 28, 29 en 30 zijn van overeenkomstige toepassing.
Art. 25.Elke auto-expert tegen wie een gerechtelijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke procedure omtrent zijn functie-uitoefening loopt, moet de raad van het Instituut hiervan in kennis stellen.
De raad van het Instituut mag door de betrokken gerechtelijke, tuchtrechtelijke en bestuursrechtelijke instantie worden geraadpleegd. HOOFDSTUK VII. - Beroepstucht
Art. 26.De tucht over de auto-experts wordt in eerste aanleg gehandhaafd door een tuchtcommissie. Die commissie bestaat uit twee kamers, een Nederlandstalige en een Franstalige. Elke kamer is samengesteld uit een advocaat die ten minste tien jaar bij de balie is ingeschreven, die ze voorzit en zes door de raad van het Instituut aangewezen auto-experts.
Onder de zes auto-experts van de Franstalige kamer is er ten minste één Duitstalige.
De voorzitter van de tuchtcommissie wordt benoemd door de Koning, op voordracht van de minister van Justitie.
Voor elk vast lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. De leden en plaatsvervangende leden worden voor een hernieuwbare periode van zes jaar benoemd.
Art. 27.Tuchtstraffen kunnen worden opgelegd aan de auto-experts : - die in de uitoefening van hun opdrachten als auto-expert, tekort gekomen zijn aan hun beroepsverplichtingen; - die de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en onomkoopbaarheid die aan het beroep ten grondslag liggen, hebben geschonden.
Art. 28.§ 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden opgelegd : - een waarschuwing; - een berisping; - een verbod om bepaalde opdrachten te aanvaarden of voort te zetten; - een schorsing voor ten hoogste een jaar; - een schrapping.
De schorsing houdt het verbod in het beroep van auto-expert in België voor de in de tuchtstraf bepaalde tijd uit te oefenen. De schorsing houdt het verbod in om deel te nemen aan de beraadslagingen en de verkiezingen in de algemene vergadering, de raad en de commissies van het Instituut evenals in de commissie van beroep van de auto-experts, zolang die tuchtstraf uitwerking heeft.
De schrapping houdt het verbod in om het beroep van auto-expert in België uit te oefenen. § 2. Een klacht tegen een auto-expert wordt door de raad van het Instituut bij de tuchtcommissie aanhangig gemaakt hetzij ambtshalve, hetzij na een klacht van iedere belanghebbende tegen de betrokkene.
De raad bezorgt de tuchtcommissie een verslag waarin de aan de auto-expert ten laste gelegde feiten worden uiteengezet met verwijzing naar de betrokken wettelijke, bestuursrechtelijke of tuchtrechtelijke bepalingen. § 3. De tuchtcommissie kan enkel een tuchtstraf uitspreken indien de betrokken auto-expert ten minste dertig dagen vooraf met een ter post aangetekende brief uitgenodigd wordt voor de commissie te verschijnen.
Op straffe van nietigheid worden in die brief de ten laste gelegde feiten uiteengezet, wordt gewezen op de mogelijkheid tot inzage van het dossier en wordt de auto-expert verzocht de tuchtcommissie een verweerschrift te bezorgen, waarbij alle voor zijn verweer nuttige stukken zijn gevoegd.
De auto-expert mag zijn verweer mondeling of schriftelijk doen gelden.
Hij mag zich laten bijstaan door een advocaat of een lid van het Instituut dat geen zitting heeft in de tuchtcommissie. § 4. De beslissingen van de tuchtcommissie worden met redenen omkleed.
Zij worden onverwijld met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de betrokken auto-expert en aan de raad van het Instituut.
Bij die kennisgeving worden alle nuttige inlichtingen gevoegd over de termijnen van verzet en hoger beroep, en de wijze waarop verzet of hoger beroep kunnen worden ingesteld. Indien die vermeldingen ontbreken, is de kennisgeving nietig. § 5. Als de betrokken auto-expert daar uitdrukkelijk om verzoekt, dient de procedure openbaar te zijn, tenzij de openbaarheid afbreuk doet aan de zedelijkheid, de openbare orde, de veiligheid van het land, het belang van minderjarigen, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het belang van het gerecht of het beroepsgeheim.
Art. 29.Hij tegen wie een tuchtbeslissing bij verstek werd gewezen, kan hiertegen verzet aantekenen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de kennisgeving.
Om ontvankelijk te zijn, moet het verzet binnen de gestelde termijn bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de tuchtcommissie worden gebracht.
Wanneer de eiser in verzet een tweede maal verstek laat gaan, is nieuw verzet niet meer ontvankelijk.
Art. 30.§ 1. Hoger beroep tegen de beslissingen van de tuchtcommissie wordt ingesteld bij de commissie van beroep.
Die commissie bestaat uit twee kamers, een Nederlandstalige en een Franstalige, die op dezelfde wijze zijn samengesteld als de tuchtcommissie, maar met andere personen.
Onder de zes auto-experts van de Franstalige kamer is er ten minste één Duitstalige.
Voor elk lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor een hernieuwbare periode van 6 jaar. § 2. De betrokken auto-expert alsook de raad van het Instituut kunnen hoger beroep instellen binnen een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag waarop de beslissing hen werd betekend. § 3. Om ontvankelijk te zijn moet het hoger beroep bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de commissie van beroep worden gebracht. § 4. De commissie van beroep kan enkel uitspraak doen indien de betrokken auto-expert ten minste vijftien dagen vooraf bij een ter post aangetekende brief uitgenodigd wordt voor de commissie te verschijnen.
De betrokkene moet de mogelijkheid krijgen inzage te nemen van het dossier. § 5. De §§ 3, 4 en 5 van artikel 28 zijn van overeenkomstige toepassing.
Art. 31.De uitgifte van de in eerste aanleg gewezen beslissingen in tuchtzaken wordt door de voorzitter van de raad van het Instituut aan de procureur-generaal bij het hof van beroep van de woonplaats van de beschuldigde toegezonden. De procureur-generaal mag om mededeling van het dossier verzoeken.
De procureur-generaal heeft het recht elke door de tuchtcommissie inzake tuchtstraffen gewezen beslissing ambtshalve naar de in artikel 21 bedoelde commissie van beroep te verwijzen.
Art. 32.Binnen drie maanden te rekenen van de dag waarop van de beslissing van de commissie van beroep kennis is gegeven, staat er voor de betrokken auto-expert, de raad van het Instituut en de procureur-generaal bij het hof van beroep terzake voorziening in cassatie open in de vormen van de voorzieningen in burgerlijke zaken.
De voorziening in cassatie heeft schorsende kracht.
Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar de anders samengestelde commissie van beroep, die zich voegt naar de beslissing van het Hof betreffende het door hem beslechte rechtspunt. HOOFDSTUK VIII. - Vermogen en begroting van het Instituut
Art. 33.De ontvangsten van het Instituut alsmede de voorschriften in verband met het opmaken van en de controle op de rekeningen en de begroting worden bepaald door het huishoudelijk reglement, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 34 en 35.
Het Instituut mag, in geen geval, noch om niet beschikken noch zijn vermogen geheel of gedeeltelijk verdelen onder zijn leden of hun rechthebbenden.
Art. 34.De ontvangsten van het Instituut bestaan inzonderheid uit : - de bijdragen der leden; - de diverse inkomsten en opbrengsten van zijn vermogen; - de toelagen, legaten en schenkingen.
Art. 35.Elk jaar legt de raad van het Instituut de hiernavolgende stukken aan de algemene vergadering voor : - de inventaris der activa en passiva van het Instituut op 31 december van het verlopen jaar; - de lijst der ontvangsten en uitgaven van het op vorige 31 december gesloten dienstjaar; - de begroting voor het nieuwe dienstjaar; - het verslag over de werkzaamheden van het Instituut tijdens het verlopen jaar; - het verslag van de commissaris-revisor.
De juistheid van de inventaris en van de rekeningen dient vooraf te zijn nagegaan door de commissaris-revisor, die daartoe door de algemene vergadering voor één jaar is aangewezen en opnieuw kan gekozen worden. HOOFDSTUK IX. - Strafbepalingen
Art. 36.Hij die zich in het openbaar onrechtmatig de titel van auto-expert toe-eigent, wordt gestraft met een geldboete van 5 EUR tot 25 EUR. Boek I, Hoofdstuk VII van het Strafwetboek alsmede artikel 85 van hetzelfde Wetboek zijn van toepassing op deze misdrijven. HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen
Art. 37.Van de bij artikel 5, eerste lid, 2° en 3°, vastgestelde voorwaarden zijn vrijgesteld, de personen die bij de raad van het Instituut binnen een termijn van 10 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de inwerkingtreding van deze wet, bij een ter post aangetekende brief hun kandidatuur indienen als lid, en die op de datum van de aanvraag een beroepswerkzaamheid uitgeoefend hebben waardoor ervaring werd opgedaan inzake automobielexpertise, te weten : - gedurende ten minste 2 jaar als de kandidaten houder zijn van de bij artikel 5 bepaalde titels of diploma's; - gedurende ten minste 5 jaar als de betrokkenen geen houder zijn van één van de in artikel 5 bedoelde diploma's.
Art. 38.§ 1. De raad van het Instituut wordt de eerste maal samengesteld na verkiezingen die binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet worden georganiseerd door toedoen van de minister van Middenstand.
De nadere regels betreffende die verkiezingen worden bij koninklijk besluit bepaald. § 2. Binnen drie maanden na de in § 1 bedoelde verkiezingen : a) maakt de raad van het Instituut de lijst op van de leden van het Instituut en oordeelt hij over de aanvragen tot toekenning van de hoedanigheid van auto-expert;b) maakt die raad het ontwerp van huishoudelijk reglement op;c) roept die raad de algemene vergadering bijeen. Tijdens haar eerste vergadering legt de algemene vergadering het huishoudelijk reglement vast, op voorstel van de raad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 15 mei 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-799 - 2003/2004 : Nr.1 : Wetsontwerp van de heer Bacquelaine c.s.
Nrs. 2 en 3 : Amendementen. 51-799 - 2004/2005 : Nr. 4 : Addendum. 51-799 - 2005/2006 : Nr. 5 : Amendementen. 51-799 - 2006/2007 : Nr. 6 : Verslag.
Nr. 7 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 8 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 22 maart 2007.
Stukken van de Senaat : 3-2350 - 2006/2007 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.