FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

13 MEI 1999. - Wet betreffende de berekening van het rustpensioen van het onderwijzend en bestuurspersoneel van het kleuter- en lager onderwijs. - Officieuze coördinatie in het Duits

De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 13 mei 1999 betreffende de berekening van het rustpensioen van het onderwijzend en bestuurspersoneel van het kleuter- en lager onderwijs (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1999), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij : - de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen (Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2000, err. van 25 januari 2001); - het koninklijk besluit van 11 december 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/12/2001 pub. 22/12/2001 numac 2001003608 bron ministerie van financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteert onder het Ministerie van Financiën sluiten houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteert onder het Ministerie van Financiën (Belgisch Staatsblad van 22 december 2001, err. van 3 juli 2002); - de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 07/08/2007 numac 2007000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de pensioenen van de openbare sector. - Duitse vertaling van sommige bepalingen type wet prom. 25/04/2007 pub. 11/05/2007 numac 2007022612 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de pensioenen van de openbare sector sluiten betreffende de pensioenen van de openbare sector (Belgisch Staatsblad van 11 mei 2007).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

MINISTERIUM DER FINANZEN 13. MAI 1999 - Gesetz über die Berechnung der Ruhestandspension des Lehr- und Direktionspersonals von Kindergärten und Primarschulen Artikel 1 - Vorliegendes Gesetz regelt eine in Artikel 78 der Verfassung erwähnte Angelegenheit. Art. 2 - [Abänderungsbestimmung] Art. 3 - [...] [Art. 3 aufgehoben durch Art. 58 des G. vom 25. April 2007 (B.S. vom 11. Mai 2007)] Art.4 - In Abweichung von Artikel 82 Absatz 2 des vorerwähnten Gesetzes vom 20. Juli 1991 darf die Pension für Mitglieder des Personals im Unterrichtswesen, die in einem Zeitraum von acht Jahren ab dem aus Artikel 6 hervorgehenden Datum des Inkrafttretens in den Ruhestand versetzt werden, nicht niedriger sein als diejenige, die der Betreffende bezogen hätte, wenn die Pension am Tag vor dem aus Artikel 6 hervorgehenden Datum des Inkrafttretens eingesetzt hätte.

Vorliegende Bestimmung findet keine Anwendung auf Empfänger einer aufgeschobenen Pension, die in Anwendung von Artikel 46 des Gesetzes vom 15. Mai 1984 zur Festlegung von Massnahmen zur Harmonisierung der Pensionsregelungen gewährt wird. [...] [Art. 4 früherer Absatz 2 aufgehoben durch Art. 59 des G. vom 25.

April 2007 (B.S. vom 11. Mai 2007)] Art. 5 - Für Pensionen, die ab dem aus Artikel 6 hervorgehenden Datum des Inkrafttretens einsetzen und für die gemäss Artikel 82 Absatz 2 des Gesetzes vom 20. Juli 1991 zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen eine Begrenzung vorgesehen ist, darf die Dienstaltersverbesserung, die aufgrund eines nach dem 1. Januar 1961 erlangten Diploms eines Kindergärtners gewährt wird, in Abweichung von Artikel 2 § 2 Nr. 2 des Gesetzes vom 16. Juni 1970 über Dienstaltersverbesserungen in Sachen Pensionen für die Personalmitglieder im Unterrichtswesen aufgrund von Diplomen nicht weniger als zwei Jahre betragen. Vorliegende Bestimmung findet Anwendung am Datum des Einsetzens der Pension oder bei einer späteren Anpassung. [Art. 5bis - Für die Anwendung des vorliegenden Gesetzes werden die Mitglieder des Personals im Unterrichtswesen, die weder dem Direktions- noch dem Lehrpersonal von Einrichtungen, Schulen und Abteilungen der Primarschulen und Kindergärten angehören und deren Gehaltstabellen ebenfalls im Rahmen der Angleichung der Gehaltstabellen der Primarschullehrer und Kindergärtner an die Gehaltstabellen der Lehrer der Unterstufe des Sekundarunterrichts angepasst werden, vorerwähnten Mitgliedern des Personals der Primarschulen und Kindergärten gleichgestellt.] [Art. 5bis eingefügt durch Art. 11 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art. 6 - Die Artikel 2 bis 5 treten wie folgt in Kraft: - für das Primarschulwesen ab dem Datum, an dem in der betreffenden Gemeinschaft [die Differenz zwischen dem Höchstbetrag der Gehaltstabelle eines Lehrers der Unterstufe des Sekundarunterrichts und dem Höchstbetrag der Gehaltstabelle eines Primarschullehrers] auf einen Betrag unter [2478,94 EUR] pro Jahr zum Schwellenindex von 138,01 reduziert worden sein wird, - für das Vorschulwesen ab dem Datum, an dem in der betreffenden Gemeinschaft [die Differenz zwischen dem Höchstbetrag der Gehaltstabelle eines Lehrers der Unterstufe des Sekundarunterrichts und dem Höchstbetrag der Gehaltstabelle eines Kindergärtners] auf einen Betrag unter [2478,94 EUR] pro Jahr zum Schwellenindex von 138,01 reduziert worden sein wird. [Art. 6 einziger Absatz erster Gedankenstrich abgeändert durch Art. 10 des K.E. vom 11. Dezember 2001 (B.S. vom 22. Dezember 2001) und Art. 60 Nr. 1 des G. vom 25. April 2007 (B.S. vom 11. Mai 2007); zweiter Gedankenstrich abgeändert durch Art. 10 des K.E. vom 11. Dezember 2001 (B.S. vom 22. Dezember 2001) und Art. 60 Nr. 2 des G. vom 25. April 2007 (B.S. vom 11. Mai 2007)]