gepubliceerd op 11 juli 2014
Wet tot uitvoering en controle van de toepassing van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006
13 JUNI 2014. - Wet tot uitvoering en controle van de toepassing van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 (I)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTU 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet heeft tot doel een systeem te creëren om, overeenkomstig voorschrift 5.1. en 5.2. van het Verdrag betreffende maritiem arbeid 2006, de naleving te waarborgen van de bepalingen van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 en van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen tot uitvoering ervan in het interne rechtsbestel, meer bepaald door regelmatige inspecties, door de invoering van een systeem van certificatie en van een conformiteitsverklaring, door de opstelling van verslagen, door opvolgingsmaatregelen en door een doeltreffend sanctiesysteem. HOOFDSTUK 2. - Definities
Art. 3.Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder : 1° "MLC 2006" : het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 goedgekeurd door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie op 23 februari 2006;2° "schip" : elk vaartuig dat niet uitsluitend vaart op de binnenwateren of op wateren gelegen in het binnenland of in de nabijheid van beschutte wateren of gebieden waar een havenreglementering van toepassing is;3° "schip dat onder Belgische vlag vaart" : een schip dat in België geregistreerd is en dat onder Belgische vlag vaart overeenkomstig de Belgische wetgeving;4° "internationale reis" : een reis van één land naar een haven van een ander land;5° "bruto tonnenmaat" : de inhoud afhankelijk van de buitenafmetingen van een schip;6° "de aangewezen ambtenaar" : de ambtenaar, aangewezen door de Koning, belast met het toezicht van de naleving op de wet, de uitvoeringsbesluiten ervan en van de MLC 2006;7° "erkende organisatie" : de organisatie erkend in de zin van het koninklijk besluit van 13 maart 2011 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor de met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties;8° "reder" : de eigenaar van het schip of elke andere instelling of persoon, zoals de scheepsuitbater, de agent of de rompbevrachter, aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de uitbating van het schip heeft toevertrouwd en die, bij het opnemen van die verantwoordelijkheid, aanvaard heeft om de taken en verplichtingen die krachtens deze wet aan de reders zijn opgelegd, op zich te nemen, los van het feit dat andere instellingen of personen zich in zijn naam van sommige van die taken of verantwoordelijkheden kwijten;9° "Directoraat-generaal Maritiem Vervoer" : de Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer; 10° "Nationale bepalingen" : de Belgische en in België van kracht zijnde internationale bepalingen voor zover de inspectie op de naleving ervan door het schip valt onder voorschrift 5.1. en 5.2. van het MLC 2006. HOOFDSTUK 3. - Toepassingsgebied
Art. 4.§ 1. Behalve voor de uitzonderingen waarin deze wet voorziet, is zij van toepassing op alle schepen, die aan openbare of privé-instellingen toebehoren, en die normaal bestemd zijn voor commerciële activiteiten en op de zeelieden die zich aan boord bevinden. § 2. Deze wet is niet van toepassing op : 1° schepen die bestemd zijn voor de visserij of een analoge activiteit en op traditioneel gebouwde schepen en op de zeelieden die zich aan boord bevinden;2° de oorlogsschepen en de hulpoorlogsschepen en de zeelieden die zich aan boord bevinden. § 3. Ingeval van twijfel over de toepasbaarheid van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan op een schip dat onder Belgische vlag vaart of een categorie van schepen die onder Belgische vlag varen, wordt de beslissing genomen door het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer na raadpleging van het betrokken paritair comité. § 4. Elke beslissing van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer in toepassing van paragraaf 3 wordt aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau meegedeeld. § 5. Het schip dat de vlag voert van een vreemde Staat die de MLC 2006 niet heeft geratificeerd, kan niet rekenen op een gunstiger behandeling dan het schip dat de vlag voert van een Staat die de MLC 2006 wel heeft geratificeerd.
Art. 5.§ 1. Voor de schepen die onder Belgische vlag varen is deze wet enkel van toepassing ten aanzien van de zeelieden bedoeld in de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen en haar uitvoeringsbesluiten en de zeelieden werkende onder een ander statuut dan deze van loontrekkende.
De reder moet garanderen dat de zeelieden werkende onder een ander statuut dan deze van loontrekkende genieten van gelijkwaardige arbeids- en leefomstandigheden aan deze door de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 aan de loontrekkende zeelieden verzekerd. § 2. Voor de schepen die onder vreemde vlag varen, dienen als zeelieden te worden beschouwd, de personen die in dienst of tewerkgesteld zijn of die in welke hoedanigheid dan ook werken aan boord van een schip waarop deze wet van toepassing is. De bevoegde autoriteit van de vlag waaronder het schip vaart, kan sommige categorieën van personen van de zeelieden uitsluiten overeenkomstig de voorwaarden bepaald door het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006. Met deze uitsluiting kan enkel rekening worden gehouden als hiervan melding wordt gemaakt in de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid, dan wel in een ander document afgeleverd door de betrokken vlaggenstaat. HOOFDSTUK 4. - Verplichting voor de schepen die onder Belgische vlag varen om een exemplaar van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 aan boord bij te houden
Art. 6.Elk schip dat onder Belgische vlag vaart en onder het toepassingsgebied van de wet valt, houdt aan boord een exemplaar van de MLC 2006 ter beschikking op een gemakkelijke en rechtstreeks toegankelijke plaats voor de zeelieden, de aangewezen ambtenaren en de erkende organisaties.
TITEL 2. - Het maritiem arbeidscertificaat en de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid voor de schepen die onder Belgische vlag varen HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Art. 7.Elk schip dat onder Belgische vlag vaart met een bruto tonnenmaat gelijk aan of hoger dan 500 en een internationale reis maakt of opereert vanuit een haven of tussen havens van een ander land, bewaart aan boord een maritiem arbeidscertificaat en een conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid en houdt die bij.
Op verzoek van de reder aan de aangewezen ambtenaar is deze titel ook van toepassing op om het even welk ander schip dat onder Belgische vlag vaart.
Deze schepen vallen ook onder het toepassingsgebied van titel 1, titel 3, hoofdstukken 1, 3, 4, 5, afdeling 1, en 6, titel 4, hoofdstuk 1, titel 5, titel 6, hoofdstuk 1, titel 7, artikel 71, artikel 73, artikel 75 tot en met artikel 80 en titel 8.
Art. 8.Het maritiem arbeidscertificaat staaft dat de arbeids- en leefomstandigheden van de zeelieden, met inbegrip van de maatregelen genomen met het oog op de continue conformiteit met de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 die in hoofdstuk 3 bedoelde conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid moeten worden vermeld, het voorwerp hebben uitgemaakt van een inspectie zoals bedoeld door voorschrift 5.1. en 5.2. van de MLC 2006 en beantwoorden aan deze nationale bepalingen.
Art. 9.De conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid vermeldt de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 wat betreft de arbeids- en leefomstandigheden van de zeelieden en vermeldt de maatregelen die door de reder werden genomen om de naleving van deze nationale bepalingen op het betrokken schip te waarborgen. HOOFDSTUK 2. - Het maritiem arbeidscertificaat
Art. 10.Het maritiem arbeidscertificaat wordt opgesteld overeenkomstig het model bepaald door de Koning.
Art. 11.Het maritiem arbeidscertificaat moet door de aangewezen ambtenaar worden afgeleverd of vernieuwd wanneer ingevolge een inspectie bedoeld in hoofdstuk 1 van titel 3, wordt vastgesteld dat het schip de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 in de volgende 14 gebieden naleeft of blijft naleven : 1° de minimumleeftijd van de personen tewerkgesteld of in dienst genomen of werkend aan boord van het schip;2° het medisch getuigschrift;3° de kwalificaties van de zeelieden;4° de arbeidsovereenkomsten wegens scheepsdienst;5° het beroep op elke particuliere aanwervings- of arbeidsbemiddelingsdienst die onder licentie werkt of erkend is of gereglementeerd is;6° de arbeidsduur en de rusttijd;7° de bemanning van het schip;8° de huisvesting;9° de ontspanningsvoorzieningen aan boord;10° de voeding en de catering;11° de gezondheid en de veiligheid en de ongevallenpreventie;12° de medische zorgen aan boord;13° de klachtenprocedures aan boord;14° het loon.
Art. 12.Na een gunstige tussentijdse inspectie bedoeld in de artikelen 35 en 36 bekrachtigd de aangewezen ambtenaar of de erkende organisatie het maritiem arbeidscertificaat.
Art. 13.Onverminderd de uitzondering bedoeld in artikel 14 mag de geldigheidsduur van het maritiem arbeidscertificaat een periode van vijf jaar niet overschrijden.
Art. 14.Wanneer de inspectie uitgevoerd met het oog op de vernieuwing van het maritiem arbeidscertificaat plaats heeft binnen de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van het lopende certificaat, is het nieuwe maritiem arbeidscertificaat geldig vanaf de datum waarop deze inspectie werd uitgevoerd voor een periode die vijf jaar niet overschrijdt te rekenen vanaf de vervaldatum van het lopende certificaat.
Art. 15.Wanneer de inspectie uitgevoerd met het oog op de vernieuwing van het maritiem arbeidscertificaat plaats heeft meer dan drie maanden vóór de vervaldatum van het lopende certificaat, is het nieuwe maritiem arbeidscertificaat geldig voor een periode die vijf jaar niet overschrijdt te rekenen vanaf de datum waarop deze inspectie heeft plaatsgehad.
Art. 16.Een maritiem arbeidscertificaat kan ten voorlopige titel in drie gevallen worden verstrekt : 1° aan de nieuwe schepen, bij de levering ervan;2° wanneer een schip omvlagt naar de Belgische vlag;3° wanneer een reder de exploitatie van een schip, dat voor hem nieuw is, voor zijn rekening neemt.
Art. 17.Het maritiem arbeidscertificaat dat ten voorlopige titel wordt afgeleverd, wordt opgesteld overeenkomstig het model bepaald door de Koning.
Art. 18.Het maritiem arbeidscertificaat mag ten voorlopige titel slechts worden afgeleverd voor een duur, die zes maanden niet overschrijdt.
Art. 19.Het maritiem arbeidscertificaat mag ten voorlopige titel slechts worden afgeleverd, indien werd vastgesteld dat de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn : 1° het schip werd geïnspecteerd, voor zover dit redelijkerwijze mogelijk is, voor wat betreft de nationale bepalingen die betrekking hebben op de gebieden opgesomd in artikel 11, rekening houdend met de controle van de elementen bedoeld in de bepalingen onder 2° tot 4°;2° de reder heeft aangetoond dat aan boord passende procedures worden toegepast om de naleving van de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 te waarborgen;3° de kapitein de bepalingen van de MLC 2006 en de verplichtingen inzake de uitvoering ervan kent;en 4° de vereiste informatie aan de aangewezen ambtenaar of aan de erkende organisatie werd voorgelegd met het oog op het opstellen van een conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid.
Art. 20.De aflevering van een maritiem arbeidscertificaat met een geldigheidsduur van vijf jaar is afhankelijk van de uitvoering van een volledige inspectie, zoals voorzien in hoofdstuk 1 van titel 3, vóór de vervaldatum van het certificaat afgeleverd ten voorlopige titel.
Er wordt geen enkel nieuw maritiem arbeidscertificaat ten voorlopige titel afgeleverd na de in artikel 18 bedoelde eerste periode van zes maanden.
Art. 21.Het maritiem arbeidscertificaat, zelfs indien het ten voorlopige titel werd afgeleverd, verliest zijn geldigheid in de volgende gevallen : 1° de tussentijdse inspectie bedoeld in hoofdstuk 1 van titel 3 werd niet binnen de vastgestelde termijnen uitgevoerd;2° het maritiem arbeidscertificaat werd na een gunstige tussentijdse inspectie niet geviseerd overeenkomstig artikel 12;3° bij omvlagging van het schip;4° de reder houdt op om de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip op zich te nemen;5° belangrijke wijzigingen werden aan de structuur of de uitrusting bedoeld in titel 3 van de MLC 2006 aangebracht.6° In het geval het certificaat zijn geldigheid verliest omwille van het de bepaling 3°, 4° of 5° bedoelde geval, wordt het nieuwe certificaat slechts afgegeven wanneer de aangewezen ambtenaar die het afgeeft, er volledig van overtuigd is dat het schip conform is met de voorschriften vermeld in artikel 11.
Art. 22.De aangewezen ambtenaar kan het maritiem arbeidscertificaat intrekken, indien blijkt dat het schip de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 niet naleeft en dat de tekortkomingen vastgesteld door de aangewezen ambtenaar of de erkende organisatie die de inspectie heeft uitgevoerd, niet op bevredigende wijze werden verholpen.
Art. 23.Wanneer de aangewezen ambtenaar de intrekking van een certificaat overweegt, moet hij rekening houden met de ernst en/of de frequentie van de tekortkomingen en dient hij de reder of zijn afgevaardigde hierover te horen. HOOFDSTUK 3. - De conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid
Art. 24.De conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid wordt opgesteld overeenkomstig het model bepaald door de Koning.
Art. 25.De conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid omvat twee delen. a) Deel I van de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid wordt door de aangewezen ambtenaar opgesteld en neemt de volgende elementen over : 1° de lijst van de gebieden die moeten worden geïnspecteerd met het oog op de aflevering van het maritiem arbeidscertificaat;2° de nationale bepalingen tot uitvoering van de relevante bepalingen van de MLC 2006 en, indien nodig, een beknopte uitleg betreffende de exacte inhoud van deze nationale bepalingen;3° de Belgische bepalingen betreffende bepaalde categorieën van schepen;4° de bepalingen die over het geheel genomen vergelijkbaar zijn en werden goedgekeurd overeenkomstig de paragrafen 3 en 4 van artikel VI van de MLC 2006 of de vermelding van het gebrek aan dergelijke over het geheel genomen vergelijkbare bepalingen.5° de afwijkingen toegekend krachtens Titel III van de MLC 2006 of de vermelding van het gebrek aan deze afwijking.b) Deel II van de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid wordt door de reder opgesteld en vermeldt de maatregelen die hij heeft genomen om een voortdurende conformiteit met de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 tussen twee inspecties te waarborgen alsook de maatregelen voorgesteld om een voortdurende verbetering te waarborgen.
Art. 26.De aangewezen ambtenaar levert de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid af nadat hij deel II, opgesteld door de reder, heeft goedgekeurd.
Art. 27.De conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid wordt aan het maritiem arbeidscertificaat gehecht.
De aflevering van een conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid is evenwel niet vereist tijdens de geldigheidsduur van het maritiem arbeidscertificaat dat ten voorlopige titel werd afgeleverd. HOOFDSTUK 4. - Taal voor het opstellen van de documenten voor de certificatie
Art. 28.Het maritiem arbeidscertificaat en de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid worden in het Frans of het Nederlands, naar keuze van de reder, en in het Engels opgesteld. HOOFDSTUK 5. - Maatregelen voor de bekendmaking
Art. 29.Een kopie van het maritiem arbeidscertificaat en van de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid wordt goed zichtbaar aangeplakt op een plaats die toegankelijk is voor de zeelieden;
Art. 30.Op verzoek van de zeelieden, de aangewezen ambtenaren, de bevoegde ambtenaren van de havenstaat en de vertegenwoordigers van de zeelieden en van de reders bezorgt de reder een kopie van het maritiem arbeidscertificaat en van de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid, met inbegrip van de eventuele bijlagen.
TITEL 3. - Inspecties HOOFDSTUK 1. - Inspecties van de schepen die onder Belgische vlag varen
Art. 31.Alle schepen die onder Belgische vlag varen, die al dan niet gehouden zijn tot certificatie, zijn onderworpen aan periodieke inspecties om te garanderen dat de arbeids- en leefomstandigheden van zeelieden aan boord van schepen die de Belgische vlag voeren, voldoen aan de bepalingen van de MLC 2006 en hieraan blijven voldoen.
Art. 32.Bij de eerste inschrijving van het schip dat onder Belgische vlag vaart of bij een nieuwe inschrijving in geval van een aanzienlijke wijziging van de huisvesting van de zeelieden aan boord van het schip dat onder Belgische vlag vaart, moet de aangewezen ambtenaar ook de gebieden inzake de huisvesting en de ontspanningsruimtes inspecteren.
Art. 33.Voor de schepen die vóór de inwerkingtreding van de MLC 2006 in België werden gebouwd, blijven de bepalingen van toepassing betreffende de bouw en de uitrusting van de schepen zoals opgesomd in het Verdrag nr. 92 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de huisvesting van de bemanning aan boord (herzien, 1949).
Art. 34.De inspectie van de schepen die gehouden zijn tot certificatie, moet volledig zijn en voorafgaan aan de aflevering van het maritiem arbeidscertificaat en van de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid bedoeld in titel 2 en moet betrekking hebben op de 14 gebieden die in artikel 11 zijn opgesomd.
Art. 35.Er moet minstens een tussentijdse inspectie worden uitgevoerd om na te gaan of de nationale bepalingen tot uitvoering van bepalingen van de MLC 2006 nog steeds worden nageleefd.
Indien één enkele tussentijdse inspectie wordt uitgevoerd, moet deze plaatshebben tussen de tweede en de derde verjaardag van de datum waarop het maritiem arbeidscertificaat werd opgesteld.
Onder de verjaardag verstaat men de dag en de maand van elk jaar die overeenkomen met de vervaldatum van het maritiem arbeidscertificaat.
Art. 36.De tussentijdse inspectie is even uitgebreid en grondig als de inspecties die worden uitgevoerd met het oog op de vernieuwing van het maritiem arbeidscertificaat.
Art. 37.De inspectie met het oog op de vernieuwing van het maritiem arbeidscertificaat heeft betrekking op de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 die het voorwerp zijn van de inspectie voorafgaand aan de aflevering van een eerste maritiem arbeidscertificaat.
Art. 38.Het resultaat van alle inspecties of andere controles die later op het schip werden uitgevoerd en alle ernstige tekortkomingen die tijdens deze controles werden vastgesteld alsook de datum van de vaststelling dat de tekortkomingen werden verholpen, worden opgenomen in een document dat de reder aan boord van het schip moet bijhouden.
Dit document dat in het Engels is opgesteld, wordt bij de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid bedoeld in hoofdstuk 3 van titel 2 gevoegd. HOOFDSTUK 2. - Inspecties van de schepen die onder vreemde vlag varen
Art. 39.Elk schip, dat de vlag voert van een vreemde Staat die de MLC 2006 al dan niet heeft geratificeerd, dat een Belgische haven aandoet tijdens zijn gewone activiteit of om een reden inherent aan de exploitatie, kan in deze haven worden geïnspecteerd om te controleren of het voldoet aan de bepalingen van de MLC 2006 betreffende de arbeids- en leefomstandigheden van de zeelieden aan boord van het schip, met inbegrip van de rechten van de zeelieden.
Art. 40.Zonder afbreuk te doen aan de gevallen gedefinieerd in artikel 41 en aan de bevoegdheden voorzien door de Belgische en internationale bepalingen inzake de controle door de havenstaat, wordt de inspectie van de schepen die de vlag voeren van een vreemde Staat die de MLC 2006 heeft geratificeerd, beperkt tot een controle van het maritiem arbeidscertificaat en van de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid.
De inspectie wordt uitgevoerd door de aangewezen ambtenaar, nadat deze aan boord van het schip is gegaan.
Art. 41.§ 1. De aangewezen ambtenaar kan tot een meer gedetailleerde inspectie overgaan om te controleren of de arbeids- en leefomstandigheden aan boord van het schip worden nageleefd, wanneer hij bij een inspectie bedoeld in artikel 40, waarbij hij aan boord van het schip is gegaan en, in voorkomend geval, het maritiem arbeidscertificaat en de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid heeft gevraagd, vaststelt dat : 1° de vereiste documenten niet worden voorgelegd of niet bijgehouden zijn of bedrieglijk werden opgesteld of dat de documenten niet de informatie bevatten die wordt vereist door de MLC 2006 of om een andere reden niet geldig zijn;of 2° er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de arbeids- en leefomstandigheden aan boord van het schip niet conform de bepalingen van de MLC 2006 zijn;of 3° er redelijke motieven bestaan om te denken dat het schip heeft omgevlagd teneinde te ontsnappen aan de verplichting om zich te schikken naar de bepalingen van de MLC 2006;of 4° er een klacht is dat de arbeids- en leefomstandigheden aan boord van het schip niet conform de bepalingen van de MLC 2006 zijn. § 2. De aangewezen ambtenaar moet overgaan tot een meer gedetailleerde inspectie, indien wordt vastgesteld dat de arbeids- en leefomstandigheden waarvan geoordeeld of aangevoerd wordt dat deze niet conform de bepalingen van de MLC 2006 zijn, een reëel gevaar kunnen betekenen voor de veiligheid, de gezondheid of de beveiliging van de zeelieden of wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat elke tekortkoming een ernstige inbreuk is op de bepalingen van de MLC 2006, met inbegrip van de rechten van de zeelieden.
Art. 42.Wanneer er een klacht is conform artikel 41, § 1, 4°, moet de inspectie worden beperkt tot het voorwerp van de klacht, tenzij de klacht of het onderzoek ervan gegronde redenen oplevert om aan te nemen dat de arbeids- en leefomstandigheden aan boord van het schip niet overeenstemmen met de bepalingen van de MLC 2006.
In dat geval wordt tot een meer gedetailleerde inspectie overgegaan.
Art. 43.De meer gedetailleerde inspectie in de gevallen bedoeld in de artikelen 41 en 42 heeft betrekking op de gebieden die in bijlage A5-III van de MLC 2006 zijn opgesomd.
Art. 44.Onder klacht zoals bedoeld in artikel 41, § 1, 4°, moet elke informatie worden verstaan verstrekt door een zeeman, een beroepsorganisatie, een vereniging, een vakbond of meer algemeen elke persoon die belang heeft bij de veiligheid van het schip, met inbegrip van de risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de zeelieden aan boord. HOOFDSTUK 3. - De aangewezen ambtenaren
Art. 45.Er dient een protocolakkoord tussen de aangewezen ambtenaren, met inbegrip van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer en de Afdeling van de juridische studiën, documentatie en geschillen van de
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, afgesloten te worden.
Dit protocolakkoord betreft met name de organisatie en de coördinatie van de inspecties waaronder de verdeling van de inspectietaken evenals de voorbereiding en het verloop van de inspecties.
Art. 46.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de aangewezen ambtenaren toezicht op : 1° de naleving van de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 evenals de naleving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan voor wat betreft de schepen die onder Belgische vlag varen;2° de naleving van de MLC 2006 voor wat betreft de schepen die onder vreemde vlag varen.
Art. 47.§ 1. De aangewezen ambtenaren voeren hun opdrachten uit overeenkomstig de wetten en uitvoeringsbesluiten die de modaliteiten bepalen voor de uitoefening van hun bevoegdheden, hun rechten en hun plichten. § 2. De aangewezen ambtenaren zijn gemachtigd om, bij de uitvoering van hun opdrachten, op elk uur van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, aan boord van de schepen te gaan en alle ruimtes, lokalen en installaties van de schepen vrij te betreden, met inbegrip van de huisvestingsruimtes en de kajuiten die bestemd zijn voor de zeelieden.
Wat betreft de schepen die onder vreemde vlag varen, zijn de aangewezen ambtenaren enkel in de gevallen bedoeld in de artikelen 41 en 42 gemachtigd om, bij de uitvoering van hun opdracht, op elk uur van de dag of van de nacht zonder voorafgaande verwittiging aan boord van de schepen te gaan en alle ruimtes, lokalen en installaties van de schepen vrij te betreden, met inbegrip van de huisvestingsruimtes en de kajuiten bestemd voor de zeelieden die aan boord van de schepen werken of verblijf houden. § 3. Wanneer zij het nodig achten, delen de aangewezen ambtenaren de inlichtingen, die ze inwinnen tijdens de uitoefening van de opdrachten die hun krachtens deze wet zijn toevertrouwd, mee aan de andere ambtenaren behorende tot andere inspectiediensten en aan de bevoegde instellingen, de Belgische en die van de Staat waarvan het geïnspecteerde schip de vlag voert, voor zover deze inlichtingen hen van nut kunnen zijn uit hoofde van de wetgevingen waarvoor ze belast zijn met het toezicht of de toepassing.
De mededeling van de inlichtingen gebeurt kosteloos en impliceert eveneens de voorlegging, ter kennisgeving, van alle informatiedragers en de aflevering van kopieën onder om het even welke vorm.
Deze inlichtingen moeten verplicht worden meegedeeld wanneer de aangewezen ambtenaren van een andere inspectiedienst erom verzoeken.
Evenwel mogen de inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitvoering van de opdrachten voorgeschreven door de gerechtelijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.
De inlichtingen betreffende de medische gegevens van persoonlijke aard mogen slechts worden meegedeeld of gebruikt mits naleving van het medisch beroepsgeheim.
De aangewezen ambtenaren mogen de aldus verkregen inlichtingen gebruiken voor de uitvoering van alle opdrachten die hen krachtens deze wet worden toevertrouwd. HOOFDSTUK 4. - Machtiging van de erkende organisaties
Art. 48.§ 1. De Koning kan voorzien in de machtiging van erkende organisaties teneinde er op toe te zien dat de schepen die onder Belgische vlag varen, de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 en van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan naleven. § 2. De machtiging bepaalt de omvang van de bevoegdheden van de erkende organisatie.
Ondanks de toepassing van artikel 60 laat deze machtiging toe om minstens de verbetering te eisen van de tekortkomingen vastgesteld inzake de arbeids- en leefomstandigheden van de zeelieden en op dit gebied inspecties uit te voeren, indien een havenstaat hierom verzoekt.
Art. 49.Het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer houdt een lijst bij van de erkende organisaties, gemachtigd om op te treden en overhandigt die aan het Internationaal Arbeidsbureau. Deze lijst moet de functies aanwijzen waarvoor de erkende organisaties gemachtigd zijn om die te vervullen. HOOFDSTUK 5. - Rapportering- en informatieplicht Afdeling 1. - Bepalingen van toepassing op de inspecties van schepen
die onder Belgische vlag varen
Art. 50.Voor iedere inspectie uitgevoerd op schepen die onder Belgische vlag varen, wordt een inspectieverslag opgesteld en aan het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer gezonden. Dit verslag wordt in het Engels opgesteld.
Bij een onderzoek naar aanleiding van een ernstig incident, wordt het verslag uiterlijk één maand na het afsluiten van het onderzoek aan voormeld Directoraat-generaal gezonden.
De Koning bepaalt wat onder een ernstig incident wordt verstaan.
Art. 51.Aan de kapitein van het geïnspecteerde schip wordt een kopie van het verslag overhandigd.
De kapitein van het geïnspecteerde schip plakt een andere kopie aan op het aanplakbord van het schip om de zeelieden in te lichten.
Art. 52.De aangewezen ambtenaar bezorgt een kopie van het verslag aan de vertegenwoordigers van de zeelieden die hierom verzoeken.
Art. 53.Het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer houdt een register bij van de inspecties.
Een jaarlijks verslag betreffende de inspecties van de schepen die onder Belgische vlag varen wordt gepubliceerd binnen een redelijke termijn die zes maanden, te rekenen vanaf het einde van het jaar, niet mag overschrijden. Afdeling 2. - Bepalingen van toepassing op de inspecties van schepen
die onder vreemde vlag varen
Art. 54.De aangewezen ambtenaar die, bij een meer gedetailleerde inspectie van een schip dat onder vreemde vlag vaart en een Belgische haven aandoet, vaststelt dat de arbeids- en leefomstandigheden van de zeelieden aan boord van het schip niet overeenstemmen met de voorschriften van de MLC 2006, moet minstens : 1° onmiddellijk de kapitein van het schip schriftelijk in kennis stellen van de vastgestelde tekortkomingen en van de termijnen waarin zij moeten worden verholpen en;2° een inspectieverslag opstellen en naar het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer zenden.
Art. 55.Ingeval hij meent dat de tekortkomingen bedoeld in artikel 54 belangrijk zijn, of indien deze tekortkomingen verband houden met een klacht ingediend krachtens artikel 42, brengt de aangewezen ambtenaar deze ter kennis van de organisaties van reders en van zeelieden die op het Belgisch grondgebied bestaan, en kan hij : 1° een vertegenwoordiger van de administratie van de Vlaggenstaat in kennis stellen;2° de relevante informatie meedelen aan de bevoegde overheden van de volgende aanleghaven.
Art. 56.Indien hij het nodig acht, legt het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau binnen de door de aangewezen ambtenaar voorgeschreven termijn een kopie van het inspectieverslag voor alsook het antwoord meegedeeld door de administratie van de Vlaggenstaat.
Art. 57.§ 1. Wanneer een klacht, bedoeld in hoofdstuk 2 van titel 6, die werd ingediend bij de aangewezen ambtenaar in de haven die het schip heeft aangedaan, door de administratie van de Vlaggenstaat niet werd opgelost, en er niet werd aangetoond dat deze Staat bij machte is de klacht te behandelen, moet het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer een kopie van het inspectieverslag aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau meedelen, samen met elk antwoord van de administratie van de Vlaggenstaat, dat binnen de door de aangewezen ambtenaar voorgeschreven termijn werd meegedeeld. § 2. Het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer informeert de betrokken organisaties van reders en zeelieden op het Belgisch grondgebied over het feit dat een klacht, die een aangewezen ambtenaar aan de wal heeft ontvangen, door de administratie van de Vlaggenstaat niet werd opgelost en dat niet werd aangetoond dat deze Staat bij machte was de klacht te behandelen conform de procedures bepaald door de MLC 2006. § 3. Het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer houdt statistieken en informatie bij betreffende de klachten bedoeld in hoofdstuk 2 van titel 6 die werden opgelost. Deze statistieken en informatie worden met regelmatige tussenpozen aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau meegedeeld. HOOFDSTUK 6. - Plichten tot vertrouwelijkheid en geheimhouding
Art. 58.De aangewezen ambtenaren en de erkende organisaties moeten de nodige maatregelen nemen om het vertrouwelijk karakter te waarborgen van de sociale gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht en om te waarborgen dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun opdracht tot toezicht.
Art. 59.Behoudens uitdrukkelijke toestemming van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een overtreding aan boord van een schip dat onder Belgische vlag vaart van de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006, of betreffende een overtreding aan boord van een schip dat onder vreemde vlag vaart van de bepalingen van de MLC 2006, en voor de twee soorten schepen, een overtreding aan de rechten van de zeelieden, aan deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, mogen de aangewezen ambtenaren en de erkende organisaties in geen enkel geval, zelfs niet voor de rechtbanken, de naam van de indiener van deze klacht of deze aangifte bekend maken.
Het is hun eveneens verboden om aan de reder of zijn vertegenwoordiger te onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd ingesteld.
TITEL 4. - Maatregelen die kunnen worden voorgeschreven in geval van vaststelling van overtreding HOOFDSTUK 1. - Ten aanzien van schepen die onder Belgische vlag varen
Art. 60.Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid om proces-verbaal op te stellen bij vaststelling van een inbreuk op de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006, van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, is de aangewezen ambtenaar gemachtigd om te eisen dat elke tekortkoming wordt verholpen en om aan een schip te verbieden de haven te verlaten waar het zich op het ogenblik van de inspectie bevindt totdat de nodige maatregelen werden genomen, wanneer hij redenen heeft om aan te nemen dat de tekortkomingen een ernstige inbreuk vormen op de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006, of een ernstig gevaar vormen voor de veiligheid, de gezondheid of de beveiliging van de zeelieden.
Wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat de tekortkomingen die zij vaststelt een ernstige inbreuk vormen op de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006 of een ernstig gevaar vormen voor de veiligheid, de gezondheid of de beveiliging van de zeelieden, stelt de erkende organisatie de aangewezen ambtenaar hiervan onmiddellijk in kennis.
Art. 61.Zonder afbreuk te doen aan de mogelijke rechtsmiddelen overeenkomstig andere reglementeringen, kan de reder of de kapitein, die meent dat zijn rechten werden geschaad door de beslissing, genomen door de aangewezen ambtenaar overeenkomstig artikel 60 om het schip te verbieden de haven te verlaten, beroep aantekenen tegen de beslissing binnen de veertien dagen volgend op de kennisgeving van de beslissing overeenkomstig de toepasselijke bepalingen.
Het beroep wordt ingediend bij verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de onderzoeksraad voor de scheepvaart en houdende de ingeroepen middelen, overeenkomstig artikel 18 van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen.
Het beroep is niet opschortend. HOOFDSTUK 2. - Ten aanzien van schepen die onder vreemde vlag varen
Art. 62.Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid om proces-verbaal op te stellen in geval een inbreuk wordt vastgesteld op de bepalingen van de MLC 2006, van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, neemt de aangewezen ambtenaar, die bij een meer gedetailleerde inspectie vaststelt dat het schip niet overeenstemt met de bepalingen van de MLC 2006 en dat : 1° de arbeids- en leefomstandigheden aan boord een duidelijk gevaar vormen voor de veiligheid, de gezondheid of de beveiliging van de zeelieden;of 2° de niet-conformiteit een ernstige of herhaalde inbreuk vormt op de bepalingen van de MLC 2006, met inbegrip van de rechten van de zeelieden, de nodige maatregelen om te waarborgen dat het schip niet uitvaart zolang de gebreken aan conformiteit bedoeld in de bepalingen onder 1° en 2° niet werden rechtgezet, of zolang hij geen plan heeft aanvaard om deze recht te zetten en hij niet overtuigd is dat dit plan snel zal worden uitgevoerd.
Art. 63.Indien hij het schip verbiedt uit te varen, deelt de aangewezen ambtenaar zijn beslissing onverwijld mede aan de administratie van de Vlaggenstaat. Hij nodigt een vertegenwoordiger van deze Staat uit om, indien mogelijk, aanwezig te zijn en vraagt aan de betrokken Staat een antwoord binnen een termijn die hij voorschrijft.
Hij informeert eveneens onverwijld de organisaties van reders en van de zeelieden die op het Belgisch grondgebied aanwezig zijn.
TITEL 5. - Verplichting tot zorgvuldigheid van de aangewezen ambtenaren en van de erkende organisaties
Art. 64.Alle redelijke inspanningen worden gedaan om te voorkomen dat de controles, de inspecties, de voorgeschreven maatregelen om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen en/of de dwangmaatregelen, ten onrechte een aanhouding of een vertraging van het schip zouden veroorzaken.
TITEL 6. - Klachtenprocedures van de zeelieden HOOFDSTUK 1. - Klachtenprocedure aan boord van schepen die onder Belgische vlag varen
Art. 65.§ 1. De zeelieden hebben de mogelijkheid om aan boord van het schip dat onder Belgische vlag vaart en waarop zij werken, klacht in te dienen over elk probleem dat in hun ogen een inbreuk vormt op de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006, met inbegrip van de rechten van de zeelieden. § 2. De klachtenprocedure wordt vastgelegd door de Koning. § 3. De klachtenprocedure moet minstens voorzien in : 1° de mogelijkheid voor de zeeman om rechtstreeks bij de kapitein en de aangewezen ambtenaar klacht in te dienen;2° het recht voor de klager om tijdens de klachtenprocedure aan boord bijgestaan of vertegenwoordigd te worden;3° de aanwijzing van één of meer personen die de zeelieden vertrouwelijk kunnen adviseren betreffende de procedures die zij kunnen instellen, en de klager bij elk onderhoud of hoorzitting met betrekking tot de reden van het geschil kunnen bijstaan.
Art. 66.§ 1. Aan alle zeelieden moet een document worden overhandigd, opgesteld in het Engels en in de werktaal van het schip waarin de toepasselijke klachtenprocedure aan boord wordt beschreven. Dit document moet de gegevens vermelden van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer en van een persoon die aan boord is en vertrouwelijk de zeelieden op een onpartijdige manier aangaande hun klacht kan adviseren en hen op elke andere manier kan helpen om de klachtenprocedure toe te passen, die zij kunnen instellen terwijl zij aan boord zijn. § 2. Het document waarin de klachtenprocedure is beschreven is vergezeld met tenminste één model van klachtenformulier, dat door de Koning bepaald is. § 3. Indien de zeeman klacht neerlegt bij de kapitein of een andere persoon aangeduid in het document waarin de klachtenprocedure beschreven is, gebruikt hij bij voorkeur het klachtenformulier bedoeld in paragraaf 2, dat hij vervolledigt, dateert, ondertekent en tegen ontvangstbewijs overhandigt.
Art. 67.§ 1. Wanneer door een zeeman een klacht wordt ingediend wegens een inbreuk op de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006, met inbegrip van de rechten van de zeelieden, kan geen enkele nadelige maatregel ten aanzien van deze persoon worden genomen, behalve om redenen die vreemd zijn aan die klacht. § 2. In de zin van dit artikel wordt onder nadelige maatregel ondermeer verstaan de verbreking van de arbeidsrelatie, de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden of elke andere kwaadwillige handeling, ongeacht de dader ervan, ten aanzien van de zeeman die klacht heeft ingediend. § 3. In de zin van dit artikel dient onder klacht verstaan te worden : 1° een gemotiveerde klacht, ingediend door de zeeman aan boord van het schip, overeenkomstig de vigerende procedures;2° een gemotiveerde klacht ingediend bij de aangewezen ambtenaar;3° een rechtsvordering ingediend door de betrokken persoon; § 4. Wanneer ten aanzien van de klager een nadelige maatregel werd genomen binnen een termijn van twaalf maanden volgend op het indienen van de klacht, dient hij of zij tegen wie de klacht is gericht te bewijzen dat de nadelige maatregel werd genomen om redenen, die vreemd zijn aan die klacht.
Wanneer door de klager een rechtsvordering werd ingesteld, wordt de termijn, bedoeld in de eerste alinea, verlengd tot het verstrijken van een termijn van drie maanden volgend op de dag waarop de tussengekomen beslissing in kracht van gewijsde is getreden. § 5. Wanneer in strijd met paragraaf 1 een nadelige maatregel werd genomen ten aanzien van de klager, kan deze laatste zijn reïntegratie vragen aan boord van het schip in zijn vorige dienst of vragen hem zijn functie te laten uitoefenen volgens de vroeger vastgelegde voorwaarden.
De vraag wordt bij de reder ingediend door een aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstmelding binnen de dertig dagen, volgend op de datum van de betekening van de opzeg, van de verbreking zonder opzeg of van de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden. Binnen een termijn van dertig dagen volgend op zijn betekening moet de reder een standpunt bepalen over deze vraag.
Ingeval van reïntegratie aan boord van het schip in de vorige dienst of de functie uitgeoefend volgens de vroeger vastgelegde voorwaarden, dient de reder het loon te betalen, dat verloren is ingevolge het ontslag of de wijziging van de arbeidsvoorwaarden en de bijdragen van de werkgevers en werknemers, samenhangend met dit loon, te storten.
Deze paragraaf is niet van toepassing wanneer de nadelige maatregel tussenkomt na de beëindiging van de arbeidsrelatie. HOOFDSTUK 2. - Behandelingsprocedure aan wal van de klachten betreffende schepen die onder vreemde vlag varen
Art. 68.Elke zeeman die zich aan boord van een schip bevindt dat een Belgische haven aandoet kan bij de aangewezen ambtenaar een klacht indienen wegens een overtreding van de bepalingen van de MLC 2006, met inbegrip van de rechten van de zeelieden.
Art. 69.§ 1. De aangewezen ambtenaar, bij wie een klacht wordt ingediend, gaat in eerste instantie na of de klacht betrekking heeft op de arbeids- en leefomstandigheden aan boord van het schip. § 2. Indien hij het nodig acht en rekening houdend met de aard van de klacht, gaat de aangewezen ambtenaar, in het kader van een initieel onderzoek, na of de klachtenprocedure aan boord werd overwogen en of een meer gedetailleerde inspectie moet uitgevoerd worden overeenkomstig de procedure omschreven in de artikelen 42, 43, 44, 62 en 63. § 3. Indien hij het nodig acht, spoort de aangewezen ambtenaar aan om de klacht aan boord van het schip te regelen.
Art. 70.Wanneer in de loop van het initieel onderzoek of van de inspectie aan boord, uitgevoerd ingevolge het indienen van een klacht, geen enkele niet-conformiteit bedoeld in artikel 62 wordt vastgesteld en de klacht niet aan boord van het schip werd geregeld, verwittigt de aangewezen ambtenaar onverwijld de vlaggenstaat van het betrokken schip en tracht hij, binnen een termijn die hij voorschrijft, advies en een plan met corrigerende maatregelen te bekomen.
TITEL 7. - De overtredingen en hun strafsanctie HOOFDSTUK 1. - Ten laste van schepen die onder Belgische vlag varen
Art. 71.Wordt gestraft met een geldboete van 50 tot 500 euro de reder, zijn lasthebber of aangestelde en/of de kapitein of zijn vertegenwoordiger die aan boord van het schip geen exemplaar van de MLC 2006 op een gemakkelijke en rechtstreeks toegankelijke plaats ter beschikking houdt voor de zeelieden, de aangewezen ambtenaren en de erkende organisaties.
Art. 72.Wordt gestraft met een geldboete van 100 tot 1.000 euro de reder, zijn lasthebber of aangestelde en/of de kapitein of zijn vertegenwoordiger die : 1° aan boord van het schip, onderworpen aan de verplichting inzake certificatie, het (voorlopig) maritiem arbeidscertificaat en/of de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid niet bewaart of bijhoudt;2° geen kopie van het maritiem arbeidscertificaat en van de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid meedeelt aan de zeelieden, de aangewezen ambtenaren, de vertegenwoordigers van de zeelieden en de reders, die hierom verzoeken;3° geen kopie van het maritiem arbeidscertificaat en van de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid goed zichtbaar heeft aangeplakt op een plaats die toegankelijk is voor de zeelieden;4° het document bedoeld in artikel 38 niet aan boord van het schip bijhoudt;5° geen kopie van het inspectieverslag op het aanplakbord heeft aangeplakt overeenkomstig de verplichting bedoeld in artikel 51, alinea 2.
Art. 73.Wordt gestraft met een geldboete van 600 tot 6.000 euro, de reder, zijn lasthebber of aangestelde en/of de kapitein of zijn vertegenwoordiger die : 1° de procedure niet naleeft, die aan de zeelieden de mogelijkheid biedt om klacht in te dienen aan boord van het schip aangaande elk probleem dat volgens hen een inbreuk vormt op de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van de MLC 2006, met inbegrip van de zeelieden;2° aan de zeelieden aan boord van het schip niet het document overhandigt bedoeld in artikel 66 of een onvolledig document overhandigt of een document opgesteld in een andere taal dan deze opgelegd door artikel 66. HOOFDSTUK 2. - Ten laste van schepen die onder vreemde vlag varen
Art. 74.Wordt gestraft met een geldboete van 600 tot 6.000 euro, de reder, zijn lasthebber of aangestelde en/of de kapitein of zijn vertegenwoordiger die op om het even welke wijze het recht verhindert van de zeelieden, die zich aan boord van een schip bevinden dat onder vreemde vlag vaart en dat een haven gelegen op het Belgisch grondgebied aandoet, om aan wal klacht in te dienen of bij de aangewezen ambtenaar een overtreding van de MLC 2006, met inbegrip van de rechten van de zeelieden, te melden. HOOFDSTUK 3. - Ten laste van schepen ongeacht de Staat van hun vlag
Art. 75.Wordt gestraft met een geldboete van 600 tot 6.000 euro, de reder, zijn lasthebber of aangestelde en/of de kapitein of zijn vertegenwoordiger die een schip laat varen niettegenstaande het verbod om de haven te verlaten zoals beslist door de aangewezen ambtenaar krachtens deze wet.
Art. 76.Zonder afbreuk te doen aan de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek en van de artikelen 22 en 28 van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de schepen, wordt gestraft met een geldboete van 600 tot 6.000, elke persoon die het toezicht, georganiseerd krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, verhindert. HOOFDSTUK 4. - Regels van toepassing op de strafsancties
Art. 77.De straffen bepaald bij deze wet ten aanzien van de kapitein kunnen worden verminderd tot een vierde van deze waartoe de reder kan worden veroordeeld, indien bewezen is dat de kapitein het schriftelijk of mondeling bevel van die reder heeft ontvangen om in strijd met deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan te handelen.
Art. 78.Bij herhaling binnen het jaar volgend op een veroordeling voor een inbreuk op de bepalingen van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan, kan de straf op het dubbele van het maximum worden gebracht.
Hoofdstuk V. van Boek 1 van het Strafwetboek is niet van toepassing op de inbreuken opgenomen in deze Titel.
Art. 79.Hoofdstuk VII van Boek 1 van het Strafwetboek is van toepassing op de inbreuken opgenomen in deze Titel.
Art. 80.Indien er verzachtende omstandigheden zijn, kan de geldboete worden verminderd tot beneden het minimumbedrag vermeld door de wet, zonder dat zij evenwel lager mag zijn dan 40 procent van het voorgeschreven minimumbedrag.
TITEL 8. - Vergoedingen en reiskosten
Art. 81.De Koning bepaalt de vergoedingen die kunnen worden geïnd uit hoofde van het bezoek van een schip, alsmede van elke tussenkomst, uitgevoerd door de aangewezen ambtenaar in het kader van de functies die hem door deze wet of uitvoeringsbesluiten ervan zijn opgelegd.
Deze komen ten laste van de reder.
Art. 82.Indien een inspectie buiten België noodzakelijk blijkt te zijn, komen de reis- en verblijfkosten van de aangewezen ambtenaren die deze uitvoeren, ten laste van de reder.
TITEL 9. - Wijzigende bepalingen
Art. 83.§ 1. In artikel 11, § 1, lid 2 van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, worden de woorden "de maritieme arbeid," ingevoegd tussen de woorden " Hij ziet toe dat de door België afgesloten internationale verdragen betreffende" en de woorden "de beveiliging van mensenlevens". § 2. In artikel 29 van dezelfde wet zijn de woorden "of bij het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006" ingevoegd tussen de woorden "bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen" en de woorden "de wet van het land".
Art. 84.. In de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen wordt een artikel 28/1 ingevoegd, dat als volgt luidt : « 28/1. § 1 De Koning kan, na raadpleging van het betrokken paritaire comité, de categorieën van personen bepalen, die geen zeelieden zijn, rekening houdende met de volgende criteria : 1° de duur van het verblijf aan boord van de betrokken personen;2° de frequentie van de arbeidsperiodes uitgevoerd aan boord;3° de voornaamste arbeidsplaats;4° de reden van de aanwezigheid aan boord;5° de bescherming, die normaal aan die personen inzake arbeidsomstandigheden en sociale zaken wordt verleend;men moet erop toezien dat deze vergelijkbaar is met die waarvan zij in de zin van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 genieten. § 2. Indien twijfel bestaat of een categorie van personen tot de zeelieden behoort, wordt over het probleem beslist door het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer na raadpleging van het betrokken paritair comité. De criteria bedoeld in paragraaf 1 worden bij het onderzoek van het probleem in overweging genomen. § 3. Elk besluit genomen in uitvoering van paragraaf 1 wordt aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau meegedeeld. »
Art. 85.In artikel 34, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 3°, worden de woorden ", geboorte datum of leeftijd, geboorteplaats" ingevoegd tussen het woord "voornamen" en de woorden "en woonplaats";2° in dezelfde paragraaf wordt de bepaling onder 7°/1 ingevoegd, luidende : « 7°/1 het jaarlijks betaald verlof of de formule ter berekening ervan;»; 3° in dezelfde paragraaf wordt de bepaling onder 8° aangevuld met de woorden : "en de voorwaarden voor de beëindiging ervan, namelijk de einddatum;"; 4° dezelfde paragraaf wordt aangevuld met de bepalingen onder 9° en 10°, luidende : « 9° de door de reder aan de zeeman te verstekken prestaties inzake gezondheidsbescherming en sociale zekerheid;10° de verwijzing naar de collectieve arbeidsovereenkomsten die deel uitmaken van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst.» 5° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3.De zeeman moet de gelegenheid hebben de overeenkomst wegens scheepsdienst te bestuderen en hieromtrent advies in te winnen alvorens tot ondertekening over te gaan, en toegang krijgen tot alle andere middelen die noodzakelijk zijn om te verzekeren dat hij zich vrijwillig verbond met voldoende begrip van zijn rechten en zijn verplichtingen. »
Art. 86.In titel VI, hoofdstuk II, van dezelfde wet, wordt een afdeling 3 ingevoegd, luidende « Toegang tot informatie ».
Art. 87.In afdeling 3 van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 86, wordt een artikel 43/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 43/1.De nodige maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat duidelijke informatie omtrent hun arbeidsvoorwaarden op eenvoudige wijze aan boord kan verkregen worden door de zeelieden, met inbegrip van de kapitein van het schip, en dat deze informatie, met inbegrip van een afschrift van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst, eveneens toegankelijk is voor de toetsing voor de daartoe aangewezen ambtenaren, met inbegrip deze van de autoriteiten van de havens aangedaan door het schip. »
Art. 88.In dezelfde afdeling 3 van dezelfde wet wordt een artikel 43/2 ingevoegd luidende : «
Art. 43/2.Wanneer de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst gedeeltelijk samengesteld is uit één of meerdere collectieve arbeidsovereenkomsten, moet een afschrift van deze overeenkomsten aan boord ter beschikking gehouden worden.
Wanneer de arbeidsovereenkomst en/of de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten niet in het Engels opgesteld zijn, worden de volgende documenten in het Engels ter beschikking gehouden : 1° een exemplaar van een standaardarbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst;2° de delen van de collectieve arbeidsovereenkomsten waarvan de toepassing onderworpen is aan inspectie door de havenstaat krachtens het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 goedgekeurd door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie op 23 februari 2006 en de wet van 13 juni 2014 tot uitvoering en controle van de toepassing van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006. Er dient geen kopie in het Engels ter beschikking worden gehouden op passagiersschepen die bestemd zijn om uitsluitend te worden gebruikt voor binnenlandse zeereizen aan boord waarvan de werktaal het Nederlands of het Frans is ».
TITEL 10. - Inwerkingtreding
Art. 89.Deze wet treedt in werking op 20 augustus 2014.
Gegeven te Brussel, 13 juni 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 53-3390 - 2013/2014 : Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Verslag.
Nr. 3 : Tekst verbeterd door de commissie.
Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 2 en 3 april 2014.
Senaat (www.senate.be) Stukken : 5-2834 - 2013/2014 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.