gepubliceerd op 25 augustus 2000
Wet tot wijziging van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, alsmede van het Kieswetboek
12 AUGUSTUS 2000. - Wet tot wijziging van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, alsmede van het Kieswetboek (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming
Art. 2.Artikel 2, § 2, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming wordt vervangen door de volgende bepaling : « De systemen voor het geautomatiseerde stemmen, de elektronische systemen voor het optellen van de stemmen en de verkiezingsprogrammatuur bedoeld in artikel 16 kunnen alleen worden gebruikt als zij overeenstemmen met de door de Koning vastgestelde algemene goedkeuringsvoorwaarden, die in elk geval de betrouwbaarheid en de veiligheid van de systemen, alsmede het geheim van de stemming garanderen.
De Minister van Binnenlandse Zaken stelt die overeenstemming vast, na advies van het orgaan dat daartoe door de Koning erkend is bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. »
Art. 3.In artikel 3 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, vierde zin, worden de woorden « bij de N.V. « Gemeentekrediet van België » » vervangen door de woorden « bij een kredietinstelling die, naar gelang van het geval, voldoet aan de vereisten van de artikelen 7, 65 of 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen »; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Ten laste van de Staat blijven evenwel de kosten van prestaties voor onderhoud en opslag gemaakt door ondernemingen ter uitvoering van overeenkomsten die de Staat heeft gesloten vóór de inwerkingtreding van deze wet.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.De verkiezingsprogrammatuur, de veiligheidscodes, de individuele magneetkaarten en de geheugendragers worden bij elke verkiezing verstrekt door de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde.
De in de stembussen gevonden magneetkaarten en de ongebruikte magneetkaarten worden met vermelding van hun oorsprong in de lokalen van de gemeente bewaard, zolang de verkiezing niet definitief geldig of ongeldig is verklaard. De geannuleerde magneetkaarten en de kaarten die aanleiding hebben gegeven tot een ongeldig verklaarde stem, de magneetkaarten met de stemmen uitgebracht bij wijze van test door de voorzitter of de leden van het stembureau voor de opening van het bureau voor de kiezers en de geheugendragers afkomstig van de stembureaus en die welke door het hoofdbureau zijn gebruikt voor het optellen van de stemmen, met uitzondering van die welke zijn gebruikt door het gemeentehoofdbureau, worden met vermelding van hun oorsprong bewaard op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg of van het vredegerecht, zolang de verkiezing niet definitief geldig of ongeldig is verklaard. De geheugendragers gebruikt door het gemeentehoofdbureau worden met vermelding van hun oorsprong in de lokalen van de gemeente bewaard zolang de verkiezing niet definitief geldig of ongeldig is verklaard. »
Art. 4.Artikel 5bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 december 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 5bis.§ 1. Bij de verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, van het Europees Parlement en van de gewest- en de gemeenschapsraden, alsook van de provincieraden, de gemeenteraden, de districtsraden en de raden voor maatschappelijk welzijn : 1° kunnen de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad elk twee effectieve deskundigen en twee plaatsvervangende deskundigen aanwijzen;2° kunnen de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap elk één effectieve deskundige en één plaatsvervangende deskundige aanwijzen. De personen bedoeld in het eerste lid vormen het college van deskundigen. § 2. Tijdens de verkiezingen zien de deskundigen toe op het gebruik en de goede werking van alle geautomatiseerde stem- en stemopnemingssystemen evenals op de procedures betreffende de aanmaak, de verspreiding en het gebruik van apparatuur, programmatuur en de elektronische informatiedragers. De deskundigen ontvangen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken het materiaal, alsook alle gegevens, inlichtingen en informatie die nodig zijn voor het uitoefenen van controle op de geautomatiseerde stem- en stemopnemingssystemen.
Zij kunnen in het bijzonder de betrouwbaarheid controleren van de software in de stemmachines, alsook nagaan of de uitgebrachte stemmen correct zijn overgeschreven op de magneetkaart, of zij correct zijn overgeschreven door de elektronische stembus alsook zijn getotaliseerd, en of de optische lezing van de uitgebrachte stemmen naar behoren is verlopen.
Zij verrichten de controle vanaf de 40e dag voor de verkiezing, op de verkiezingsdag zelf en hierna tot de indiening van het verslag bedoeld in § 3. § 3. Uiterlijk vijftien dagen na de sluiting van de stemming en in ieder geval voor de geldigverklaring van de verkiezingen wat de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, de gewest- en de gemeenschapsraden en het Europees Parlement betreft, bezorgen de deskundigen een verslag aan de Minister van Binnenlandse Zaken, aan de federale wetgevende assemblees, de gewest- en gemeenschapsraden.
Uiterlijk tien dagen na de sluiting van de stemming en in ieder geval voor de geldigverklaring van de verkiezingen wat de provincieraden, de gemeenteraden, de districtsraden en de raden voor maatschappelijk welzijn betreft, bezorgen zij een verslag aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan de federale wetgevende assemblees. Hun verslag kan in het bijzonder aanbevelingen bevatten in verband met het materiaal en de software die werden gebruikt. § 4. De deskundigen zijn tot geheimhouding verplicht. Elke schending van de geheimhoudingsplicht wordt bestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. »
Art. 5.Artikel 7, § 2, vierde lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Voor de verkiezing van de senatoren en van het Europese Parlement in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, alsook voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, wijst de kiezer respectievelijk het kiescollege of de taalgroep aan waartoe de lijst behoort waarvoor hij wenst te stemmen en alleen de voor dat kiescollege of die taalgroep voorgedragen lijsten verschijnen vervolgens op het scherm. »
Art. 6.Artikel 8, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Wanneer de kiezer voor alle verkiezingen heeft gestemd, wordt de magneetkaart teruggegeven door de stemmachine. De kiezer heeft dan de mogelijkheid op het scherm van deze machine de stemmen te visualiseren die hij heeft uitgebracht voor elke verkiezing volgens de in artikel 8bis bpaalde procedure. Daarna overhandigt de kiezer de kaart aan de voorzitter van het bureau of aan de door hem aangewezen bijzitter, die nagaat of de kaart enig merkteken, enig opschrift of enige beschadiging vertoont. Als dat niet zo is, verzoekt hij de kiezer de kaart in de elektronische stembus te steken, waar ze bewaard blijft nadat de informatie die ze bevat op de originele geheugendrager is opgeslagen. De registratie dient in een willekeurige volgorde te geschieden. »
Art. 7.In de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende : «
Art. 8bis.Nadat de kiezer voor alle verkiezingen heeft gestemd en de magneetkaart is teruggegeven door de stemmachine, heeft hij de mogelijkheid op het scherm van deze machine de stemmen te visualiseren die hij uitgebracht heeft voor elke verkiezing. De visualisatie gebeurt in de volgorde waarin hij zijn stem heeft uitgebracht. »
Art. 8.In artikel 12 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « In het proces-verbaal worden in voorkomend geval eveneens de moeilijkheden en incidenten vermeld die zich tijdens de stemverrichtingen hebben voorgedaan.De geannuleerde kaarten en de kaarten die aanleiding hebben gegeven tot een ongeldig verklaarde stem enerzijds en de magneetkaarten met de stemmen uitgebracht bij wijze van test door de voorzitter of de leden van het stembureau voor de opening van het bureau voor de kiezers anderzijds worden in aparte verzegelde omslagen gestoken, die bij het proces-verbaal worden gevoegd. » 2° een derde lid luidende als volgt wordt toegevoegd : « De ongebruikte magneetkaarten worden in een verzegelde omslag gestoken die door de voorzitter van het stembureau wordt overhandigd aan een door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente aangewezen persoon.»
Art. 9.In artikel 13 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, tweede zin, wordt aangevuld met de woorden « door de voorzitter van het stembureau of een door hem aangestelde bijzitter »;2° het derde lid, ingevoegd door de wet van 19 maart 1999, wordt aangevuld met de woorden « door de voorzitter van het stembureau of een door hem aangestelde bijzitter ».
Art. 10.In artikel 14, eerste lid, 1°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 maart 1999, worden de woorden « het maximum aantal kiezers per stemhokje op 250 gebracht » vervangen door de woorden « het maximum aantal kiezers per stemhokje op 180 gebracht, behalve in de kieskantons van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad waar het maximum aantal tot 160 wordt beperkt ».
Art. 11.In artikel 17 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « De in het eerste lid bedoelde informatiegegevens kunnen op magnetische drager worden verstuurd voor zover zij echt verklaard zijn.» 2° in § 3, eerste lid, eerste zin, worden de woorden « ten minste acht dagen » vervangen door de woorden « ten minste drie dagen ».
Art. 12.In artikel 21 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, wordt vervangen als volgt : « De omslagen met de geannuleerde magneetkaarten en de kaarten die aanleiding hebben gegeven tot een ongeldig verklaarde stem en de omslagen met de magneetkaarten met de stemmen uitgebracht bij wijze van test door de voorzitter of de leden van het stembureau voor de opening van het bureau voor de kiezers worden naar de door de Minister van Binnenlandse Zaken gemachtigde ambtenaar gestuurd zodra de verkiezing definitief geldig of ongeldig is verklaard.» 2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De geheugendragers afkomstig van de stembureaus en die welke door het hoofdbureau zijn gebruikt voor het optellen van de stemmen worden tegen ontvangstbewijs overhandigd aan de daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken gemachtigde ambtenaar, zodra de verkiezing definitief geldig of ongeldig is verklaard. Deze ambtenaar gaat over tot het wissen van de geheugendragers en stelt schriftelijk vast dat dit gebeurd is. » 3° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De in de stembussen gevonden magneetkaarden en de ongebruikte magneetkaarten worden, zodra de verkiezing definitief geldig of ongeldigd is verklaard, bewaard ofwel in een daartoe door het college van burgemeester en schepenen aangewezen lokaal ofwel in het daartoe aangewezen regionaal bureau van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. »
Art. 13.In de artikelen 7, § 2, tweede lid, 17, § 1 en § 3, derde lid, en 20, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « de Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken » vervangen door de woorden « de Minister van Binnenlandse Zaken. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het Kieswetboek
Art. 14.In artikel 165 van het Kieswetboek, gewijzigd bij de wet van 18 december 1998, worden tussen de woorden « de Minister van Binnenlandse Zaken » en « voor de dag van de verkiezing » de woorden « , na advies van het orgaan dat daartoe door de Koning erkend is bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, » ingevoegd. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding
Art. 15.De artikelen 2 en 14 treden in werking op 1 januari 2003.
Art. 16.Artikel 3, 2°, treedt in werking met ingang van 30 april 1994.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Nice, 12 augustus 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE Met's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Gewone zitting 1999-2000. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp, nr. 775/1. - Amendementen, nr. 775/2. - Verslag, nr. 775/3. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 775/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 775/5.
Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 13 en 14 juli 2000.
Senaat.
Parlementaire bescheiden. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 523/1. - Amendementen, nr. 523/2. - Verslag, nr. 523/3. - Tekst verbeterd door de Commissie, nr. 523/4. - Amendement, nr. 523/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 523/6.
Handelingen van de Senaat. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 20 juli 2000.