Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 februari 2018
gepubliceerd op 09 maart 2018

Wet houdende invoering van een taks op de effectenrekeningen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2018011027
pub.
09/03/2018
prom.
07/02/2018
ELI
eli/wet/2018/02/07/2018011027/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

7 FEBRUARI 2018. - Wet houdende invoering van een taks op de effectenrekeningen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : Hoofdstuk 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek diverse rechten en taksen

Art. 2.In boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen, wordt titel II, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934 en vernummerd bij de wet van 19 december 2006, hersteld met als opschrift: "Titel II - Taks op de effectenrekeningen" die de artikelen 151 tot 157 en 158/1 tot 158/6 omvat.

Art. 3.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 151, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt : "

Art. 151.De natuurlijke persoon die tijdens de referentieperiode titularis is van één of meerdere effectenrekeningen in België of in het buitenland, is over zijn aandeel in de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten op die rekeningen onderworpen aan een taks overeenkomstig de bepalingen van deze titel.

De taks is evenwel niet verschuldigd indien het aandeel van de titularis in de in het eerste lid bedoelde gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten op die rekeningen minder bedraagt dan 500 000 euro.".

Art. 4.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 152, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt: "

Art. 152.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° effectenrekening : a) wat de rijksinwoners betreft, de effectenrekeningen gehouden bij een of meerdere tussenpersonen, ongeacht waar de tussenpersoon opgericht of gevestigd is, en wat de niet-inwoners betreft, de effectenrekeningen gehouden bij een of meerdere in België opgerichte of gevestigde tussenpersonen, waarop één of meer belastbare financiële instrumenten zijn ingeschreven;b) de belastbare financiële instrumenten zoals bedoeld in het 2°, a), ingeschreven op een effectenrekening, die het voorwerp uitmaken van een omzetting vanaf 9 december 2017 naar niet-belastbare financiële instrumenten ingeschreven in een register van effecten op naam, uitsluitend voor de referentieperiode waarin de plaatsvindt.De omzetting die heeft plaatsgevonden tussen 9 december 2017 en de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt toegerekend aan de eerste referentieperiode die aanvangt bij de inwerkingtreding van de wet; 2° belastbare financiële instrumenten: a) al dan niet beursgenoteerde aandelen alsmede certificaten betreffende dergelijke instrumenten;b) al dan niet beursgenoteerde obligaties alsmede certificaten betreffende dergelijke instrumenten;c) al dan niet beursgenoteerde rechten van deelneming in gemeenschappelijke beleggingsfondsen of aandelen in beleggingsvennootschappen, die niet zijn gekocht of waarop niet werd ingeschreven in het kader van een levensverzekering of een regeling voor pensioensparen;d) kasbons;e) warrants;3° beursgenoteerd: verhandeld en toegelaten zijn tot de verhandeling op een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit in de zin van artikel 2, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003392 bron ministerie van financien Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, voor zover deze werkt met minstens één dagelijkse notering, dan wel op een in een derde land gevestigd handelsplatform dat een soortgelijke functie vervult;4° gemeenschappelijke beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen: beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen bedoeld in de wet van 3 augustus 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/08/2012 pub. 18/02/2015 numac 2015000044 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, of bedoeld in de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, of in analoge bepalingen van buitenlands recht;5° titularis: de natuurlijke persoon, ongeacht of deze volle eigenaar, blote eigenaar of vruchtgebruiker is, die houder is van een effectenrekening of die door de tussenpersoon die de rekening beheert, is geregistreerd of wordt geïdentificeerd als de houder van een effectenrekening. Elke inbreng van een effectenrekening die plaatsvindt vanaf 1 januari 2018 in een aan de vennootschapsbelasting onderworpen rechtspersoon met als enig doel aan de taks bedoeld in deze titel te ontkomen, heeft tot gevolg dat de inbrenger van de effectenrekening geacht wordt titularis te zijn van de ingebrachte effectenrekening; 6° referentieperiode: een periode van twaalf opeenvolgende maanden die aanvangt op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgend jaar;7° aandeel in de gemiddelde waarde: het gedeelte van de op de effectenrekeningen staande belastbare financiële instrumenten van de titularis dat wordt vermoed proportioneel te zijn met het aantal geregistreerde titularissen van de effectenrekeningen;8° tussenpersoon: een kredietinstelling of een beursvennootschap bedoeld in artikel 1, § § 2 en 3, van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen en de beleggingsondernemingen bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, die krachtens nationaal recht toegelaten worden om financiële instrumenten voor rekening van de klanten aan te houden;9° Belgische tussenpersoon: een tussenpersoon naar Belgisch recht evenals een tussenpersoon die gevestigd is in België.De niet in België gevestigde tussenpersonen die een vertegenwoordiger hebben aangesteld bedoeld in artikel 158/2 worden voor de toepassing van deze titel gelijkgesteld met een Belgische tussenpersoon; 10° waarde : a) voor beursgenoteerde financiële instrumenten, de slotkoers van het financieel instrument.Wanneer er op een van de referentietijdstippen geen notering is, wordt de slotkoers genomen op de eerste voorgaande dag waarop er een notering was; b) voor niet-beursgenoteerde gemeenschappelijke beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen, de op het referentietijdstip laatst publiekelijk beschikbare netto-inventariswaarde;c) voor andere niet beursgenoteerde financiële instrumenten: - de waarde waarvoor het instrument is opgenomen in het laatst beschikbare overzicht van de financiële instrumenten dat de tussenpersoon aan de titularis moet toezenden in overeenstemming met artikel 63 van de gedelegeerde verordening (EG) nr.2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn; - de laatst publiekelijk beschikbare marktwaarde, of bij gebrek daaraan, de naar best vermogen geschatte waarde wanneer het financieel instrument niet is opgenomen in een overzicht van financiële instrumenten bedoeld in het eerste streepje.".

Art. 5.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 153, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt : "

Art. 153.Het tarief van de taks wordt vastgesteld op 0,15 pct.".

Art. 6.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 154, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt : "

Art. 154.§ 1. De gemiddelde waarde bedoeld in artikel 151 wordt als volgt berekend : 1° doorheen de referentieperiode vormt de laatste dag van elke driemaandelijkse periode een referentietijdstip;2° op elk referentietijdstip wordt een staat opgemaakt van de waarde van de belastbare financiële instrumenten ingeschreven op de effectenrekeningen;3° de waarden van de staten opgemaakt op de verschillende referentietijdstippen worden opgeteld en gedeeld door het aantal referentietijdstippen. § 2. In geval van opening, wijziging of afsluiting van een effectenrekening of wanneer een natuurlijke persoon titularis wordt van een effectenrekening of geen titularis meer is in de loop van de referentieperiode, wordt ook de dag van de opening, de wijziging of de afsluiting van de effectenrekening alsook de dag waarop een natuurlijke persoon titularis wordt van een effectenrekening of geen titularis meer is, als een referentietijdstip beschouwd en wordt dit referentietijdstip voor de berekening van de gemiddelde waarde bijgevoegd bij de referentietijdstippen uit paragraaf 1.

De referentieperiode vangt, in afwijking van artikel 152, 6°, aan op het moment dat een natuurlijke persoon titularis wordt van een effectenrekening. Zij eindigt de dag dat een natuurlijke persoon niet langer titularis is van een effectenrekening.

Wanneer de referentieperiode naar aanleiding van een volledige of gedeeltelijke overdracht van financiële instrumenten op een effectenrekening van een Belgische tussenpersoon naar een andere Belgische tussenpersoon, aanvangt of eindigt gedurende de referentieperiode bepaald in artikel 152, 6°, en de overdragende titularis hierdoor zijn hoedanigheid van titularis van laatstgenoemde effectenrekening verliest maar titularis wordt van de effectenrekening waarnaar de financiële instrumenten worden overgedragen, wordt enkel de referentieperiode bij de laatste Belgische tussenpersoon waarbij de effectenrekening op het einde van de referentieperiode bedoeld in artikel 152, 6°, wordt gehouden, in aanmerking genomen voor het berekenen van de taks.

Wanneer de referentieperiode eindigt doordat de titularis die België verlaat en daardoor niet langer rijksinwoner is tezelfdertijd zijn effectenrekening verplaatst naar het buitenland of niet langer titularis of medetitularis is van een of meerdere effectenrekeningen, wordt het bedrag van de taks vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal dagen waarop men nog rijksinwoner was in de referentieperiode als bedoeld in artikel 152, 6° en de noemer bestaat uit het aantal dagen dat de referentieperiode als bedoeld in artikel 152, 6° omvat.

In het geval bedoeld in artikel 152, 1°, b), wordt voor het bepalen van de gemiddelde waarde van de omgezette belastbare instrumenten rekening gehouden met een referentieperiode bedoeld in artikel 152, 6°. De referentiepunten tijdens de voornoemde referentieperiode waarop de belastbare instrumenten nog op een effectenrekening werden gehouden voor de omzetting ervan, worden geacht een nulwaarde te kennen.".

Art. 7.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 155, opgeheven bij koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt : "

Art. 155.De Belgische tussenpersonen maken op elk referentietijdstip de in artikel 154 bedoelde staat op voor iedere titularis die de volgende gegevens vermeldt : 1° de naam en het adres van de titularis;2° het rekeningnummer van de titularis;3° het aandeel in de op dat referentietijdstip opgetekende waarde van de belastbare financiële instrumenten die op één of meerdere effectenrekeningen bedoeld in artikel 152, 1°, a) worden gehouden;4° de periode waarover het aandeel in de waarde als bedoeld in het 3° werd berekend. Met inachtneming van de in het eerste lid bedoelde vormvereisten, maken de Belgische tussenpersonen, behalve in geval van overdracht als bedoeld in artikel 154, § 2, derde lid, op het einde van elke referentieperiode een overzicht op met daarin vermelding van de in artikel 154 bedoelde gemiddelde waarde, de uiteindelijk verschuldigde taks, het tarief en in voorkomend geval de reeds ingehouden taks. Dit overzicht wordt medegedeeld aan de titularis uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het einde van de referentieperiode.

De Belgische tussenpersoon stelt in het overzicht als bedoeld in het tweede lid de mogelijkheid tot inhouding voor aan de titularis indien zijn aandeel in de effectenrekeningen bedoeld in artikel 152, 1°, a) bij die Belgische tussenpersoon het in artikel 151, tweede lid, bedoelde bedrag niet overschrijdt.".

Art. 8.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 156, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt : "

Art. 156.De taks is verschuldigd op de eerste dag die volgt op het einde van de referentieperiode.".

Art. 9.In titel II van boek II van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 157, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt : "

Art. 157.Behalve in geval van overdracht bedoeld in artikel 154, § 2, derde lid, gaat de Belgische tussenpersoon over tot een bevrijdende inhouding, aangifte en betaling van de taks indien : 1° het aandeel van de titularis op de effectenrekeningen bedoeld in artikel 152, 1°, a) gehouden bij de Belgische tussenpersoon gelijk is aan of meer bedraagt dan het in artikel 151, tweede lid, bepaalde bedrag;of indien 2° de titularis, uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die volgt op het einde van de referentieperiode, geopteerd heeft voor de bevrijdende inhouding op de effectenrekeningen bedoeld in artikel 152, 1°, a), door de Belgische tussenpersoon, wanneer de taks niet werd ingehouden zoals bepaald in 1°.".

Art. 10.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 158/1, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt : "

Art. 158/1.In alle andere gevallen dan deze bedoeld in artikel 157, gaat de titularis zelf over tot aangifte en betaling van de taks, tenzij de titularis kan bewijzen dat de taks reeds ingehouden, aangegeven en betaald werd door een tussenpersoon die niet opgericht of gevestigd is in België.

In afwijking van artikel 152, 7°, kan de titularis die een of meerdere effectenrekeningen in onverdeeldheid of hetzij in zijn geheel, hetzij deels in vruchtgebruik of blote eigendom houdt, in zijn aangifte het aandeel in de onverdeeldheid, het vruchtgebruik of de blote eigendom opgeven dat hem wettelijk of contractueel toekomt. Hij voegt hiertoe de bewijsstukken toe die het wettelijke of contractuele aandeel vastleggen van de titularis, alsook dat van de andere medegerechtigden in de onverdeeldheid, het vruchtgebruik of de blote eigendom. Wat het vruchtgebruik of de blote eigendom op het geheel of delen van de effectenrekeningen betreft, wordt de waarderingsmethode zoals bedoeld in artikel 158/5, § 2, tweede lid, toegepast. Wanneer uit het vastleggen van het wettelijke of contractuele aandeel blijkt dat het aandeel van een medegerechtigde in de onverdeeldheid, van een vruchtgebruiker of een blote eigenaar, natuurlijke persoon, die geen titularis is, het bedrag als bepaald in artikel 151, tweede lid, bereikt of overschrijdt, wordt deze gelijkgesteld met een titularis voor de toepassing van deze titel.

Indien een titularis opteert om het wettelijke of contractuele aandeel op te geven als bedoeld in het tweede lid, wordt een gezamenlijke aangifte ingediend, waarvan de nadere regels door de Koning worden bepaald.

Indien een aangifte wordt ingediend als bedoeld in het derde lid, staat elke medegerechtigde in de onverdeeldheid, elke vruchtgebruiker of elke blote eigenaar, alsook de titularis, hoofdelijk in voor de betaling van de taks.".

Art. 11.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt artikel 158/2, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 augustus 1934, hersteld als volgt : "

Art. 158/2.De niet in België gevestigde of opgerichte tussenpersonen kunnen, wanneer zij voor een natuurlijke persoon een aan de taks onderworpen rekening beheren, door of vanwege de minister van Financiën een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen. Deze vertegenwoordiger verbindt zich hoofdelijk jegens de Belgische Staat, tot de betaling van de taks welke de tussenpersoon voor rekening van de titularis doet, en tot uitvoering van alle verplichtingen waartoe de tussenpersoon krachtens deze titel gehouden is.

In geval van overlijden van de aansprakelijke vertegenwoordiger, van intrekking van zijn erkenning of van een gebeurtenis die tot zijn onbevoegdheid leidt, wordt dadelijk in zijn vervanging voorzien.

De Koning bepaalt de voorwaarden en nadere regels van erkenning van de aansprakelijke vertegenwoordiger.".

Art. 12.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt een artikel 158/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 158/3.§ 1. De in artikel 157 bedoelde belastingschuldigen dienen een aangifte in bij het bevoegde kantoor, uiterlijk op de twintigste dag van de derde maand die volgt op het einde van de referentieperiode.

De taks wordt betaald op de in het eerste lid bedoelde dag door storting of overschrijving op de rekening van het bevoegde kantoor met vermelding van de heffingsbasis. De Koning bepaalt de wijze waarop de schuldenaars van de taks aangifte doen evenals het bevoegde kantoor. § 2. Niet aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook de laattijdige betaling, worden bestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. van de verschuldigde taks. Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van het minimum van 10 pct.

Wanneer de taks niet binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn is betaald, is de interest van rechtswege verschuldigd met ingang van de dag waarop de betaling had moeten geschieden.".

Art. 13.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt een artikel 158/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 158/4.§ 1. De in artikel 158/1 bedoelde belastingplichtigen dienen een elektronische aangifte in, uiterlijk op de laatste dag voor indiening van de aangifte in de personenbelasting via het elektronisch platform MyMinfin.

De taks wordt uiterlijk op 31 augustus van het jaar volgend op het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid aanwezig zijn, betaald door storting of overschrijving op de rekening van het bevoegde kantoor met vermelding van de heffingsbasis. De Koning bepaalt het bevoegde kantoor, alsook de nadere regels van de aangifte. Er moet slechts overgegaan worden tot betaling van de taks wanneer het door de aangifte verschuldigde bedrag meer bedraagt dan 10 euro. § 2. De elektronische aangifte bedoeld in paragraaf 1, die moet worden ingevuld en overgezonden overeenkomstig de daarin voorkomende aanduidingen, wordt door de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking gesteld en wordt gelijkgesteld met een nauwkeurig gewaarmerkte, gedagtekende en ondertekende aangifte.

In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, zijn de in artikel 158/1 bedoelde belastingplichtigen vrijgesteld van de verplichting een aangifte in te dienen langs elektronische weg in de gevallen door de Koning bepaald of zolang zij of in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de bedoelde aangifte namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. In dit geval moet de indiening van de aangifte geschieden op papier bij het bevoegde kantoor.

De door de belastingplichtigen ingediende aangiften bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, alsook de hierbij gevoegde documenten en verantwoordingsstukken, die door de administratie die bevoegd is voor de vestiging, inning of invordering van de taks op effectenrekeningen, fotografisch, optisch, elektronisch of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek worden geregistreerd, bewaard of weergegeven, evenals hun weergave op een leesbare drager, hebben bewijskracht voor de toepassing van de bepalingen van het Wetboek diverse rechten en taksen. § 3. De niet aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook de laattijdige betaling, worden bestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. van de verschuldigde taks. Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van het minimum van 10 pct.

Wanneer de taks niet binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn is betaald, is de interest van rechtswege verschuldigd met ingang van de dag waarop de betaling had moeten geschieden.".

Art. 14.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt een artikel 158/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 158/5.§ 1. De taks wordt teruggegeven wanneer deze een hogere som vertegenwoordigt dan die welke wettelijk verschuldigd was op de laatste dag van de referentieperiode. De Koning bepaalt de nadere regels en het bevoegde kantoor voor de vraag tot teruggave. § 2. Indien het aandeel in de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten op effectenrekeningen bepaald in artikel 152, 7°, een hogere som vertegenwoordigt dan het aandeel in de onverdeeldheid dat wettelijk of contractueel toekomt aan de titularis, kan de titularis teruggave van de betaalde taks vorderen. De titularis legt hiertoe de nodige bewijsstukken voor die het wettelijke of contractuele aandeel vastleggen.

Wanneer de taks werd ingehouden voor een titularis die delen of het geheel van een of meerdere effectenrekeningen hetzij in vruchtgebruik, hetzij in blote eigendom heeft, en het aandeel waarop de inhouding is berekend een hogere som vertegenwoordigt dan het wettelijke of contractuele aandeel in het vruchtgebruik of de blote eigendom, kan die titularis teruggave van de betaalde taks vorderen. Voor de berekening van het wettelijke of contractuele aandeel van de vruchtgebruiker of blote eigenaar in de gemiddelde waarde met het oog op teruggave, wordt het vruchtgebruik gewaardeerd volgens de regels van de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 juli 2017Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 01/07/2017 pub. 11/07/2017 numac 2017040381 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, § 3, van het Burgerlijk Wetboek sluiten tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, § 3, van het Burgerlijk Wetboek.

In geval van teruggave wordt het deel dat het wettelijke of contractuele aandeel in de belastbare financiële instrumenten zoals bedoeld in het eerste of het tweede lid, al dan niet gehouden over meerdere effectenrekeningen, overstijgt, gevoegd bij het aandeel van de medegerechtigden, van de vruchtgebruiker of van de blote eigenaar, zoals bepaald in artikel 152, 7°, om de uiteindelijk verschuldigde taks te berekenen. Het verschil tussen de uiteindelijk verschuldigde taks en de reeds betaalde taks wordt aangerekend aan de medegerechtigde in de onverdeeldheid, de vruchtgebruiker of de blote eigenaar. Wanneer de medegerechtigden in de onverdeeldheid, de vruchtgebruiker of de blote eigenaar natuurlijke personen zijn die geen titularissen zijn van een effectenrekening, worden deze in geval van teruggave gelijkgesteld met een titularis wanneer het aangerekende deel gelijk is aan of meer bedraagt dan het in artikel 151 bedoelde bedrag.

Wanneer de in het derde lid bedoelde teruggave aanleiding geeft tot een aanrekening van het deel dat het wettelijke of contractuele aandeel van de titularis overstijgt, aan een of meerdere medegerechtigden in de onverdeeldheid, aan de vruchtgebruiker of aan de blote eigenaar, staat elke medegerechtigde in de onverdeeldheid, elke vruchtgebruiker of elke blote eigenaar, alsook de titularis, hoofdelijk in voor de taks die verschuldigd is door de aanrekening van dat deel.

De Koning kan bepalen in welke gevallen voor een gezamenlijke aangifte geopteerd moet worden en de nadere regels hiervoor vastleggen. § 3. In het geval wordt overgegaan tot teruggave van een deel of het geheel van de taks, zijn de moratoire interesten op de terug te betalen sommen van rechtswege verschuldigd volgens het percentage in burgerlijke zaken, en uiterlijk vanaf de eerste dag van de achtste maand die volgt op de maand tijdens dewelke de aanvraag tot teruggave is ingediend voor zover het bevoegde kantoor reeds heeft bevestigd dat het dossier volledig is. Die interest wordt berekend per kalendermaand op het bedrag van elke betaling afgerond op het hoger veelvoud van 10 euro. De maand waarin de betaling wordt uitgevoerd, wordt niet meegerekend. § 4. Er wordt slechts overgegaan tot teruggave wanneer het bedrag dat het voorwerp vormt van de teruggave meer bedraagt dan 10 euro. § 5. De Koning bepaalt de wijze en de voorwaarden volgens welke de terugbetaling geschiedt en bepaalt tevens de termijn binnen dewelke de terugbetaling moet worden gevraagd met een maximumgrens van twee jaar te rekenen van de dag waarop de taks opeisbaar is geworden.".

Art. 15.In boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek hersteld bij artikel 2, wordt een artikel 158/6 ingevoegd, luidende : "

Art. 158/6.Met het oog op het onderzoek van de fiscale toestand van de titularis van een effectenrekening mag de administratie aan die titularis elke inlichting vragen die de administratie nodig acht om de juiste heffing van de te verzekeren.

Voor elke foutieve mededeling of gebrek aan mededeling gevraagd met toepassing van het eerste lid kan een geldboete van 750 tot 1 250 euro opgelegd worden. De Koning legt de schaal van de administratieve geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten. Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van de minimumboete van 750 euro.". HOOFDSTUK 3 - Diverse bepaling ter begeleiding van de taks op effectenrekeningen

Art. 16.In artikel 307, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij de programmawet van 25 december 2017Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017032136 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1/1, eerste lid, wordt een bepaling onder e ingevoegd, luidende : "e) het bestaan van meerdere in artikel 152, 1°, a) van het Wetboek diverse rechten en taksen bedoelde effectenrekeningen waarvan de belastingplichtige titularis is als bedoeld in artikel 152, 5°, van hetzelfde Wetboek."; 2° in hetzelfde artikel wordt een paragraaf 1/5 ingevoegd, luidende : " § 1/5.De belastingplichtigen onderworpen aan de belasting van niet-inwoners als bedoeld in artikel 227, 1°, vermelden in de jaarlijkse aangifte het bestaan van meerdere in artikel 152, 1°, a) van het Wetboek diverse rechten en taksen bedoelde effectenrekeningen waarvan de belastingplichtige titularis is als bedoeld in artikel 152, 5°, van hetzelfde Wetboek.". HOOFDSTUK 4 - Overgangsbepaling en inwerkingtreding

Art. 17.De eerste referentieperiode vangt aan op de dag van inwerkingtreding van deze wet en eindigt op 30 september 2018.

Art. 18.Deze wet treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Gegeven te Brussel, 7 februari 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K54-2837 Integraal verslag: 1 februari 2018

^