Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 april 2001
gepubliceerd op 14 juni 2001

Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de veiligheid en de gezondheid van de consumenten

bron
ministerie van economische zaken
numac
2001011190
pub.
14/06/2001
prom.
04/04/2001
ELI
eli/wet/2001/04/04/2001011190/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 APRIL 2001. - Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de veiligheid en de gezondheid van de consumenten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, punt 1, wordt vervangen als volgt : « 1.product : elk lichamelijk goed dat voor consumenten bestemd is of waarvan redelijk te verwachten is dat het door consumenten zal worden gebruikt, ook als het niet specifiek voor hen is bedoeld, ongeacht of het nieuw, tweedehands of opnieuw in goede staat gebracht is en dat tegen betaling of gratis in het kader van een handelsactiviteit of in het kader van een dienst aan een consument wordt geleverd of ter beschikking gesteld.

De enige uitzondering hierop zijn de voor professionele doeleinden bestemde producten waarvan de etikettering dat professioneel gebruik aangeeft en die niet voorhanden zijn in de distributiewinkels die voor de individuele consumenten toegankelijk zijn.

Worden eveneens beoogd de installaties, met andere woorden de gezamenlijke constructie van producten, zodanig opgesteld dat zij in samenhang functioneren.

Worden echter niet beoogd de tweedehands producten die als antiek worden geleverd of de producten die voor gebruik moeten worden gerepareerd of opnieuw in goede staat moeten worden gebracht, op voorwaarde dat de leverancier de persoon aan wie hij het product levert hiervan duidelijk op de hoogte stelt »; 2° het eerste lid, punt 2, wordt vervangen als volgt : « 2.dienst : elke terbeschikkingstelling van een product aan consumenten en elk gebruik door een dienstverlener van een product dat risico's inhoudt voor een consument »; 3° in het eerste lid, punt 3, derde streepje, worden de woorden "of de dienstverlening" ingevoegd tussen de woorden "de verhandelingsketen" en de woorden ",voor zover hun activiteiten";4° in het eerste lid, punt 4, worden de woorden "of de dienstverlening" ingevoegd tussen de woorden "de verhandelingsketen" en de woorden "en wiens activiteit" en vervallen de woorden "of de diensten";5° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 6.gevaar : intrinsieke eigenschap van producten waardoor schade aan mensen, dieren en/of milieu zou kunnen worden veroorzaakt; 7. risico : de kans dat er schade ontstaat door het gebruik of de aanwezigheid van een gevaarlijk product.De risicofactoren zijn de omgevingsfactoren en de individugebonden factoren die de kans op het ontstaan of de ernst van de schade beïnvloeden; 8. de minister : de minister tot wiens bevoegdheden de bescherming van de veiligheid van de consumenten behoort »;6° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « Deze wet doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.».

Art. 3.Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.§ 1. Met het oog op de bescherming van de veiligheid of de gezondheid van de consument, overeenkomstig artikel 2, kan de Koning, op voorstel van de minister, voor een categorie van producten of diensten de voorwaarden bepalen waaronder de vervaardiging, de invoer, de verwerking, de uitvoer, het aanbod, de verkoop, de verdeling, zelfs kosteloos, de verhuring, het ter beschikking stellen, het bezit, de etikettering, het verpakken, de omloop en/of de gebruikswijze worden verboden of gereglementeerd alsmede de voorwaarden inzake veiligheid en gezondheid die in acht moeten worden genomen.

Vóór de minister een besluit ter uitvoering van dit artikel voorstelt, raadpleegt hij de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten waarbij hij de termijn bepaalt waarbinnen zij haar advies moet verlenen. Die termijn moet ten minste twee maanden bedragen. Als deze termijn eenmaal is verstreken, is het advies niet meer vereist. In dit geval hoort de minister of zijn gemachtigde vooraf de producenten en/of een representief geachte vertegenwoordiging uit de sector van de betrokken producten of van de betrokken diensten. § 2. De minister kan een product dat een gevaarlijke eigenschap inhoudt uit de handel nemen of de dienst die een risico inhoudt verbieden, wanneer is vastgesteld dat één of meerdere elementen van het betrokken product niet in overeenstemming zijn met de algemene veiligheidsverplichting. De minister of zijn gemachtigde raadpleegt vooraf de producent van het betrokken product of de betrokken dienstverlener en licht hem in ten laatste vijftien dagen na het nemen van de maatregelen. § 3. In een besluit genomen ter uitvoering van § 1 of § 2, kunnen tevens de volgende maatregelen worden bevolen : - het uit de handel nemen, de terugname met het oog op de wijziging, de gehele of gedeeltelijke terugbetaling dan wel de ruil van de betrokken producten, alsmede de vernietiging ervan indien dat het enige middel is om het risico te weren; - de stopzetting of reglementering van de dienst; - verplichtingen met betrekking tot de voorlichting van de consumenten. § 4. Voor besluiten die de omzetting of het gevolg zijn van maatregelen die zijn genomen op Europees vlak, zijn de raadplegingen, bedoeld in § 1 en § 2, niet vereist, voor zover bij het treffen van deze maatregelen op Europees vlak aan gelijkwaardige vereisten werd voldaan. § 5. De minister of zijn gemachtigde licht de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten in over de getroffen maatregelen, ten laatste vijftien dagen na het van kracht worden van een besluit genomen ter uitvoering van dit artikel. ».

Art. 4.Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.§ 1. In geval van ernstig risico kan de minister of zijn gemachtigde de vervaardiging, de invoer, de verwerking, de uitvoer, het aanbod, de verkoop, de verdeling, zelfs kosteloos, de verhuring, het ter beschikking stellen, het bezit en/of de omloop van een product of categorie van producten of de dienstverlenging voor een periode van ten hoogste één jaar schorsen. § 2. In een besluit of een beslissing genomen ter uitvoering van § 1, kunnen tevens de volgende maatregelen worden bevolen : - het uit de handel nemen, de consignatie, de terugname met het oog op de wijziging, de gehele of gedeellijke terugbetaling dan wel de ruil van een product of een categorie van producten, alsmede de vernietiging ervan indien dat het enige middel is om het risico te weren; - verplichtingen met betrekking tot de voorlichting van de consument. § 3. De minister of zijn gemachtigde raadpleegt, zonder evenwel afbreuk te mogen doen aan het door de omstandigheden vereiste dringende optreden, vooraf de producenten en/of een representatief geachte vertegenwoordiging uit de sector. Indien wegens de dringendheid van de maatregel geen raadpleging vooraf kan plaatsvinden, worden de betrokken partijen hiervan ingelicht, ten laatste vijftien dagen na het van kracht worden van het besluit. § 4. Voor besluiten die de omzetting of het gevolg zijn van maatregelen die zijn genomen op Europees vlak, is deze raadpleging niet vereist, voor zover bij het treffen van deze maatregelen op Europees vlak aan gelijkwaardige vereisten werd voldaan. § 5. De minister of zijn gemachtigde licht de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten in ten laatste vijftien dagen na het van kracht worden van het besluit. »

Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidende : «

Art. 5bis.Indien een product niet voldoet aan de algemene veiligheidsverplichting zoals bedoeld in deze wet, kunnen de kosten die werden gemaakt ter uitvoering van de bepalingen van artikelen 4 en 5 ten laste worden gelegd aan de betrokken producent onder de voorwaarden vastgesteld bij een koninklijk besluit waarover in de Ministerraad is beraadslaagd. ».

Art. 6.In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "Na advies van de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten kan de minister tot wiens bevoegdheid het verbruik behoort of zijn gemachtigde" vervangen door de woorden "De minister of zijn gemachtigde kan";2° in het eerste lid, tweede streepje, worden de woorden "te onderwerpen aan de ontleding door een erkend laboratorium" vervangen door de woorden "te onderwerpen aan de ontleding of aan de controle door een onafhankelijk laboratorium";3° in het tweede lid worden de woorden "of deze controle" ingevoegd tussen de woorden "voor deze ontleding" en de woorden "hebben gemaakt"; 4° in het derde lid worden de woorden "of controle" ingevoegd tussen de woorden "voorgeschreven ontleding" en "wordt het geacht niet te beantwoorden.".

Art. 7.In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, derde streepje, wordt aangevuld als volgt : « Tot de bovenvermelde maatregelen behoren in het bijzonder, in alle gevallen waar zulks passend is, de kenmerken van de producten of de partij van producten zodat deze kunnen worden geïdentificeerd, het uitvoeren van steekproeven op de in de handel gebrachte producten, het onderzoeken van klachten en het informeren van de distributeurs over deze veiligheidsbewaring.»; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 8.In de artikelen 7, eerste lid, 21, eerste lid, en 25, tweede lid, van dezelfde wet vervallen de woorden "tot wiens bevoegdheid het verbruik behoort".

Art. 9.Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 9.Wanneer met toepassing van deze wet een maatregel genomen wordt die ertoe strekt om het in handel brengen of het gebruiken van producten te beperken, te beletten of aan bijzondere voorwaarden te onderwerpen, dan stelt de minister of zijn gemachtigde de Europese Commissie daarvan met spoed in kennis. Deze verplichting geldt niet indien de gevolgen van het risico zich niet uitstrekken of kunnen uitstrekken tot buiten het Belgisch grondgebied. ».

Art. 10.In artikel 10 van dezelfde wet worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art. 11.Het opschrift van hoofdstuk III van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk III. - Informatie en adviesstructuren ».

Art. 12.De artikelen 11 tot 18 van dezelfde wet worden vervangen als volgt : «

Art. 11.Er wordt een "Centraal Meldpunt voor consumentenproducten", verder "Centraal Meldpunt" genoemd, ingesteld. De kernopdrachten van het Centraal Meldpunt zijn : 1° optreden als contactpunt voor consumenten en producenten voor producten en diensten die niet beantwoorden aan de algemene veiligheidsverplichting van artikel 2 en die de veiligheid en/of gezondheid van de consumenten kunnen schaden;2° optreden als Belgisch contactpunt voor de Europese uitwisselingssystemen in verband met de veiligheid van producten;3° optreden als het contactpunt waar producenten en distributeurs een ernstig ongeval ten gevolge van het gebruik van het door hen geleverd of ter beschikking gesteld product moeten melden en moeten aangeven indien een door hen geleverd of ter beschikking gesteld product of een door hen geleverde dienst niet meer voldoet aan de algemene veiligheidsverplichting, bedoeld in deze wet;4° het secretariaat verzorgen van de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten;5° allerhande gegevens over de gevaren die producten en diensten opleveren inventariseren en centraliseren;6° de federale informatiecampagnes in verband met de veiligheid en gezondheid van producten en diensten coördineren. De Koning kan het Centraal Meldpunt belasten met bijkomende opdrachten inzake de veiligheid en de gezondheid van de consumenten.

Art. 12.Het Centraal Meldpunt staat onder de leiding van een coördinator die op voordracht van de minister door de Koning wordt aangewezen.

De Koning bepaalt de organisatie, het personeelskader en de werkingsmiddelen van het Centraal Meldpunt.

Art. 13.Het Centraal Meldpunt heeft een coördinerende opdracht. Het Centraal Meldpunt zendt de specifieke vragen waarop het geen onmiddellijk antwoord kan geven en de klachten van consumenten of producenten voor uitvoering door aan de betrokken administratie, die het Centraal Meldpunt inlicht van het gegeven gevolg. Het Centraal Meldpunt moet de administraties alle inlichtingen verstrekken waarover het ter uitvoering van zijn opdrachten beschikt en die betrekking hebben op de bevoegdheden van de betrokken administratie en kan de betrokken administraties alle documenten en andere gegevens vragen die het nodig heeft voor de uitvoering van zijn opdracht.

Elk jaar maakt het Centraal Meldpunt een activiteitenverslag over het vorige dienstjaar op. Als bijlage bij dit verslag worden een overzicht van alle gemelde ongevallen waarbij producten betrokken zijn, een statistisch overzicht van alle klachten en meldingen in verband met de veiligheid en gezondheid van producten en een overzicht van alle meldingen via de Europese waarschuwingssystemen gevoegd.

Art. 14.Er wordt een Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten, verder "Commissie" genoemd, ingesteld. Ze is bevoegd om zich uit te spreken over alle problemen die verband houden met producten en diensten die niet beantwoorden aan de algemene veiligheidsverplichting van artikel 2 en die de veiligheid en/of gezondheid van de consumenten kunnen schaden.

De opdrachten van de Commissie zijn : 1° het verstrekken van adviezen bij het opstellen van reglementaire besluiten genomen ter uitvoering van artikel 4, met uitzondering van de besluiten die de letterlijke omzetting of het gevolg zijn van maatregelen die zijn genomen op Europees vlak;2° het verstrekken van adviezen in verband met het te voeren beleid van de federale overheid inzake de veiligheid en gezondheid van consumenten ten gevolge van het gebruik van producten;3° het verstrekken van adviezen in verband met alle problemen met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van consumenten ten gevolge van het gebruik van producten;4° het organiseren van het overleg tussen de producenten, distributeurs, consumenten, de overheid en gespecialiseerde instellingen;5° het voorstellen aan de minister om na de betrokken producenten, distributeurs of beroepsorganisaties de mogelijkheid te hebben geboden te worden gehoord, het publiek in te lichten aangaande risico's in verband met specifieke producten of diensten en in verband met aIgemene problemen;6° het deelnemen aan bewustmakingscampagnes inzake de veiligheid en de gezondheid van de consumenten. De Koning kan de Commissie belasten met bijkomende opdrachten inzake de veiligheid en de gezondheid van de consumenten.

De Commissie kan ambtshalve elke aangelegenheid met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van consumenten in behandeling nemen.

Art. 15.De Commissie is samengesteld uit : 1° een voorzitter en één vice-voorzitter;2° de leden : a) zes vertegenwoordigers van de beroeps- of interprofessionele organisaties, onder wie ten minste één vertegenwoordiger van de middenstand;b) zes vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties;c) zes op grond van hun bevoegdheid gekozen experts;3° de vertegenwoordigers van de bevoegde overheden, met raadgevende stem : a) de coördinator van het Centraal Meldpunt;b) één vertegenwoordiger van de terzake bevoegde administratie. Het secretariaat van de Commissie wordt verzekerd door het Centraal Meldpunt.

De voorzitter en vice-voorzitter worden door de minister benoemd voor een hernieuwbare periode van zes jaar en behoren tot een verschillende taalrol.

De leden-vertegenwoordigers van de beroeps- en interprofessionele organisaties en van de consumentenorganisaties worden door de minister benoemd voor een periode van zes jaar op voordracht van de desbetreffende organisaties. De benoeming is hernieuwbaar.

De experts worden door de minister benoemd voor een periode van zes jaar op voordracht van de voorzitter van de Commissie. De benoeming is hernieuwbaar.

De vertegenwoordigers van de administraties worden door de desbetreffende directeurs-generaal aangewezen, die de voorzitter daarvan op de hoogte brengen.

De leden die direct of indirect belangen hebben bij de behandeling van een van de agendapunten mogen niet deelnemen aan de bespreking ervan.

Art. 16.Binnen de Commissie wordt een evaluatiecel opgericht bestaande uit de voorzitter en/of de vice-voorzitter, één vertegenwoordiger van de beroeps- of interprofessionele organisaties en één vertegenwoordiger van de consumentenorganisaties, leden van de commissie en de coördinator van het Centraal Meldpunt.

Deze evaluatiecel heeft de opdracht de vergaderingen voor te bereiden en in het bijzonder na te gaan of de verzoeken tot de bevoegdheid van de Commissie behoren.

Art. 17.De Commissie kan zich alle inlichtingen laten meedelen die zij nodig acht voor het vervullen van haar taak. Indien de Commissie voor de uitvoering van haar opdrachten kennis moet nemen van inlichtingen die onder het fabrieksgeheim vallen, wijst zij onder haar leden een rapporteur aan die de Commissie enkel die gegevens uit het dossier mag meedelen die betrekking hebben op het risiconiveau van de producten en diensten.

De leden van de Commissie en al degenen die aan haar werkzaamheden deelnemen, zijn gebonden door het beroepsgeheim voor de feiten, daden en inlichtingen waarvan zij uit hoofde van hun opdrachten bij de Commissie kennis kunnen hebben. Op dat beroepsgeheim is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.

Art. 18.De Commissie deelt haar adviezen mee aan de minister, aan de indiener van het verzoek en aan de betrokken producenten of distributeurs.

Elk jaar maakt de Commissie een activiteitenverslag over het vorige dienstjaar op. De adviezen van de Commissie worden bij dat verslag gevoegd. Dit verslag maakt deel uit van het verslag van het Centraal Meldpunt. ».

Art. 13.Artikel 19, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « Zij controleren in het bijzonder de overeenstemming van de producten en diensten met de bepalingen van artikel 2. ».

Art. 14.In artikel 20 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, punt 2, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2.Alle dienstige vaststellingen doen, de producent en de distributeur horen, met inbegrip van elke persoon die betrokken is bij de verhandelingsketen of het onderhoud van en het toezicht op de installatie, en zich op de eerste vordering ter plaatse de bescheiden, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en een bewijs van hun tussenkomsten bewaren, door elk nuttig middel, inbegrepen kopieën en opnamen. »; 2° § 1, punt 4, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4.Monsters nemen en analyseren en installaties controleren of laten controleren op de wijze en onder de voorwaarden bepaald door de Koning. »; 3° § 1 wordt aangevuld als volgt : « 5.De relevante vaststellingen en analyseresultaten gebruiken die door andere instellingen vastgelegd worden. »; 4° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragraaf : « § 4.De ambtenaren, belast met het toezicht op andere wetgevingen, mogen de inlichtingen verkregen in het kader van de controle op deze en andere wetgevingen gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachen betreffende het toezicht waarmee zij belast zijn. ».

Art. 15.Artikel 22 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende : « § 2. Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk vormt op deze wet of op een besluit, genomen ter uitvoering van de artikelen 4 of 5, kunnen de hiertoe door de minister aangestelde ambtenaren een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van deze handeling wordt aangemaand.

De waarschuwing wordt de overtreder ter kennis gebracht binnen een termijn van eenentwintig dagen volgend op de vaststelling van de feiten, bij een ter post aangetekende brief of door overhandiging met ontvangstbewijs van een afschrift van de waarschuwing.

De waarschuwing vermeldt : 1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepaling(en);2° de termijn waarbinnen de inbreuken dienen te worden stopgezet;3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, de hiertoe door de minister aangestelde ambtenaren van de bovenvermelde inbreuken een proces-verbaal kunnen opstellen overeenkomstig artikel 19, dat ter kennis wordt gebracht van de procureur des Konings.».

Art. 16.Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 1. Onverminderd de toepassing van de straffen waarin is voorzien in het Strafwetboek of in de bijzondere wetten, worden gestraft : - met een geldboete van 500 Belgische frank tot 10 000 Belgische frank, zij die producten op de markt brengen waarvan zij op grond van Europese of Belgische normen weten of hadden moeten weten dat zij niet voldoen aan de in artikel 2 bedoelde waarborgen met betrekking tot de veiligheid en de bescherming van de gezondheid; zij die artikel 7 overtreden; zij die het, krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, geregeld toezicht verhinderen; - met een geldboete van 5 000 Belgische frank tot 20 000 Belgische frank, zij die de bepalingen niet respecteren van een besluit of een beslissing genomen met toepassing van de artikelen 4, 5, 5bis of 6; zij die de waarschuwingen bedoeld in artikel 22 niet opvolgen. § 2. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn toepasselijk op de misdrijven bedoeld in § 1. ».

Art. 17.In dezelfde wet wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidende : «

Art. 26bis.§ 1. De Koning kan, bij een besluit, voorstgesteld na overleg in de Ministeraad, binnen het toepassingsgebied van deze wet, alle vereiste maatregelen treffen ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale verdragen en de krachtens die verdragen tot stand gekomen internationale akten. Deze maatregelen kunnen de opheffing en de wijziging van wetsbepalingen inhouden. § 2. De overtredingen van de ter uitvoering van § 1 van dit artikel genomen besluiten, evenals van de door de Koning aangeduide bepalingen van de verordeningen van de Europese Unie, die betrekking hebben op de aangelegenheden die krachtens deze wet tot de verordeningsbevoegdheid van de Koning behoren, worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van deze wet. ».

Art. 18.De wet van 29 juni 1990 betreffende de veiligheid van speelgoed wordt opgeheven op een door de Koning te bepalen datum.

Art. 19.§ 1. Artikel 3, § 2, eerste lid, van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van de duurzame productie en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, wordt aangevuld als volgt : « 11° producten zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten; 12° machines, onderdelen van machines, materieel, werktuigen, toestellen, recipiënten en beschermingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 juli 1961 betreffende de waarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen, de recipiënten en de beschermingsmiddelen inzake veiligheid en gezondheid moeten bieden.». § 2 Artikel 3, § 2, tweede lid, van de bovenvermelde wet van 21 december 1998 wordt vervangen door volgende bepaling : « De bepalingen van deze wet die de bescherming van het leefmilieu en de beperking van verontreiniging beogen zijn echter wel van toepassing op de in deze paragraaf bedoelde producten, in zoverre ze niet strijdig zijn met de bepalingen van de voormelde wetten. ».

Art. 20.In de wet van 11 januari 1999 tot regeling van de exploitatie van zonnecentra worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 4 wordt aangevuld als volgt : « behalve indien het gaat om een centrum met automatische computergestuurde zonnebanken met geïndividualiseerde bediening, waarvan de exploitatievoorwaarden bepaald worden door de minister, na advies van de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten.»; 2° in artikel 5, tweede lid, wordt het woord "twee" vervangen door het woord "vier". De wet van 11 januari 1999 tot regeling van de exploitatie van zonnecentra wordt opgeheven op een door de Koning te bepalen datum.

Art. 21.Artikel 1, 2°, h), van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1989, wordt opgeheven.

Art. 22.Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat ze met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 4 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's Kamer van Volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken : Gewone zitting 2000-2001 Wetsontwerp, nr. 867/1;

Amendement, nr. 867/2;

Amendementen, nr. 867/3;

Verslag, nr. 867/4;

Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 867/5;

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 867/6.

Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 7 en 8 maart 2001.

Senaat : Parlementaire stukken : Gewone zitting 2000-2001 Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 2681/1;

Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 2681/2.

^