gepubliceerd op 10 juni 2003
Wet houdende oprichting van de Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, het Federale Coördinatiecomité en de Arrondissementscellen
3 MEI 2003. - Wet houdende oprichting van de Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, het Federale Coördinatiecomité en de Arrondissementscellen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder sociale fraude en illegale arbeid : iedere inbreuk op een sociale wetgeving die tot de bevoegdheid van de federale overheden behoort.
Art. 3.Het beleid van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude wordt bepaald door de Ministerraad.
De Ministerraad belast elke bevoegde minister met de uitvoering van dit beleid.
Het institutioneel kader van coördinatie dat door deze wet wordt omschreven, ligt in de lijn van het beleid ter bestrijding van de illegale arbeid en de sociale fraude. HOOFDSTUK II. - De Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude
Art. 4.Er wordt een Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude opgericht, hierna de Raad genoemd, die samengesteld is uit : 1° een voorzitter;2° de voorzitter van het Directiecomité van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg;3° de voorzitter van het Directiecomité van de Federale overheidsdienst Sociale zekerheid;4° de leidend ambtenaren van de volgende diensten : a) de administratie van de Inspectie van de sociale wetten, van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg;b) het bestuur van de Sociale Inspectie, van de Federale Overheidsdienst Sociale zekerheid;c) de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, vallend onder het toezicht van de Federale Overheidsdienst Sociale zekerheid;d) de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, vallend onder het toezicht van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;5° de administrateurs-generaal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;6° een vertegenwoordiger die is aangewezen door iedere bevoegde overheid inzake tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit krachtens artikel 6, § 1, IX, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zijnde vier vertegenwoordigers;7° de Procureur-generaal aangewezen door het College van Procureurs-generaal;8° de Commissaris-generaal van de federale politie;9° de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst van Financiën;10° de Secretaris van de Nationale Arbeidsraad;11° de Coördinator-generaal van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, zoals bedoeld in artikel 11. Kunnen eveneens worden uitgenodigd om met raadgevende stem zitting te hebben in de Raad, vertegenwoordigers van de besturen en van de openbare instellingen die betrokken zijn bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, binnen de voorwaarden bepaald door de Raad.
De Raad kan eveneens een beroep doen op deskundigen voor het onderzoek van specifieke vragen, binnen de voorwaarden die hij bepaalt.
Art. 5.De voorzitter wordt op voordracht van de Ministers van Werkgelegenheid, van Sociale Zaken en van Justitie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad door de Koning benoemd voor een mandaat met een duur van vier jaar, dat hernieuwbaar is.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de Minister van Werkgelegenheid, van de Minister van Sociale Zaken en van de Minister van Justitie, de voorwaarden van de benoeming en stelt het geldelijk en administratief statuut van de voorzitter vast.
Art. 6.Tijdens de duur van zijn mandaat kan de voorzitter geen enkele andere functie uitoefenen, noch titularis zijn van een openbaar mandaat dat door verkiezing is toegekend.
Er wordt, op grond van de voorafgaande machtiging door de Koning, van de in vorige lid vermelde regel afgeweken wanneer het gaat om de uitoefening van een onderwijsopdracht in een instelling van hoger onderwijs of om een lidmaatschap van een examenjury.
Art. 7.De voorzitter roept de leden van de Raad ten minste twee maal per jaar samen. De voorzitter deelt aan de leden van de Raad de krachtlijnen mee van het beleid inzake strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, zoals vastgesteld door de Ministerraad.
De voorzitter oefent het dagelijks beheer van de Raad uit en voert de beslissingen van de Ministerraad uit.
Ieder jaar brengt de voorzitter verslag uit aan de Raad over de toestand van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, en over de actie die, in het kader van deze wet, door de verschillende inspectiediensten wordt gevoerd. Het door de Raad goedgekeurd verslag wordt door de voorzitter aan de Kamer van volksvertegenwoordigers gericht en voorgesteld en maakt het voorwerp uit van een publicatie.
Art. 8.In het kader van zijn opdracht waakt de Raad over : 1° het uitvoeren van het beleid zoals vastgesteld door de Ministerraad, waarbij aandacht wordt besteed aan de coördinatie van de acties gevoerd door de verschillende administraties die bevoegd zijn voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude en de sensibilisering van de verschillende diensten en besturen;2° de oriëntering inzake preventie en het bepalen van de acties die er betrekking op hebben. De Raad heeft eveneens tot opdracht, voorstellen te richten aan de bevoegde minister(s) teneinde de wetgeving die van toepassing is op de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude aan te passen.
Hij stelt aanbevelingen op en brengt adviezen uit, ambtshalve of op verzoek van een minister, over ontwerpen en voorstellen van wetten betreffende de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude.
De Raad is belast met het voorbereiden van de samenwerkingsprotocollen tussen de Federale overheid en de Gewesten betreffende de coördinatie van de controles inzake tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit.
Om zijn opdracht uit te voeren wordt de Raad bijgestaan door het in artikel 11 bedoelde Federaal Coördinatiecomité.
De Raad kan binnen zijn schoot in de oprichting van beperkte werkgroepen voorzien, overeenkomstig de door hem bepaalde voorwaarden.
Art. 9.Er wordt een partnerschapscommissie opgericht die samengesteld is uit de voorzitter van de Raad, die deze commissie voorzit, de secretaris van de Nationale Arbeidsraad, de coördinator-generaal bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude bedoeld in artikel 11 en de voorzitters van de directiecomités bedoeld in artikel 4.
Deze Commissie is belast met het voorbereiden van de partnerschapsovereenkomsten tussen de bevoegde minister(s) en beroepsorganisaties.
In de partnerschapovereenkomst, kunnen de ondertekenende partijen beslissen over elke informatie- en sensibiliseringsactie gericht tot de professionelen en de consumenten, en over elke opsporingsactie.
De Raad nodigt de beroepsorganisatie die een partnerschapsovereenkomst heeft ondertekend uit bij één van haar jaarlijkse vergaderingen, overeenkomstig de door hem bepaalde voorwaarden.
Art. 10.De beroepsorganisatie die een partnerschapsovereenkomst heeft gesloten, kan zich burgerlijke partij stellen in de procedures betreffende de illegale arbeid en de sociale fraude, wanneer de gepleegde feiten van aard zijn de belangen te schaden die zij gelast is te verdedigen en te bevorderen. HOOFDSTUK III. - Het Federaal Coördinatiecomité
Art. 11.Er wordt een Federaal Coördinatiecomité opgericht, samengesteld uit negen leden waaronder de coördinator-generaal.
Het geheel van de leden wordt benoemd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad voor een mandaat van maximum vier jaar, dat hernieuwbaar is.
De leden zijn afkomstig uit de Federale Overheidsdiensten en uit de instellingen van openbaar nut die betrokken zijn bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude. Het comité is verplicht samengesteld uit : a) een magistraat van een arbeidsauditoraat of van een arbeidsauditoraat-generaal;b) vier leden van de Federale Overheidsdiensten, bedoeld in artikel 4, 4°. Het Comité wordt voorgezeten door de coördinator-generaal bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude. Hij leidt de ploeg en organiseert het secretariaat.
Elke informatie die aanleiding kan geven tot het openen van een gerechtelijke procedure, brengt hij ter kennis van het College van Procureurs-generaal, van de Procureur des Konings of van de arbeidsauditeur.
Het Comité wordt bijgestaan door een secretariaat dat bestaat uit vier personen die door de Koning worden benoemd voor een mandaat van maximum vier jaar, dat hernieuwbaar is. De leden zijn afkomstig uit de Federale Overheidsdiensten of de instellingen van openbaar nut die betrokken zijn bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude.
Het secretariaat van het Federaal Coördinatiecomité is eveneens dit van de Raad.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het administratief en geldelijk statuut van de leden van het Comité en van het secretariaat.
Art. 12.Het Comité is belast met : 1° het waken over het uitvoeren van de oriënteringen die zijn gegeven door de Raad en van de partnerschapsovereenkomsten die door de minister(s) gesloten zijn;2° het opstellen van richtlijnen voor de arrondissementscellen, bedoeld in artikel 13;3° het coördineren binnen de arrondissementscellen van de actie van de inspecties van de federale overheidsdiensten en van de instellingen van openbaar nut die betrokken zijn bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude;4° het voorbereiden van de werkzaamheden van de Raad en meer in het bijzonder van de adviezen en aanbevelingen;5° het verlenen van de nodige bijstand aan de bevoegde besturen en diensten inzake de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude teneinde de controleoperaties behoorlijk te doen verlopen;6° het voeren van de Federale preventieacties;7° het coördineren van de informatie, de opleiding, en het ter beschikking stellen van de geschikte documentatie voor de inspectiediensten en de arrondissementscellen;8° het opzetten, in samenwerking met de Federale Overheidsdienst van Justitie, van een gespecialiseerde opleiding voor de magistraten bevoegd voor de economische, financiële en sociale aangelegenheden;9° het opstellen van de balans van de acties die zijn gevoerd door de inspectiediensten in het kader van deze wet en deze jaarlijks mee te delen aan de Raad;10° het verwezenlijken van studies, meer bepaald op statistisch vlak, betreffende de problematiek van de illegale arbeid en de sociale fraude;11° het verbeteren, in samenwerking met de betrokken besturen, van het opstellen van de processen-verbaal van vaststellingen van inbreuken;12° het voeren van een beleid inzake het inzamelen, het uitwisselen en het bewaren van de informatie, inzonderheid de geïnformatiseerde inlichtingen, in samenwerking met de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;13° het twee maal per jaar bijeenroepen van de voorzitters van de arrondissementscellen teneinde een coördinatie van de werkzaamheden van deze laatste te organiseren. HOOFDSTUK IV. - De Arrondissementscellen
Art. 13.Per gerechtelijk arrondissement wordt een arrondissementscel opgericht, hierna cel genoemd, voorgezeten door de arbeidsauditeur en voor het overige samengesteld uit een vertegenwoordiger van de diensten bedoeld in artikel 4, 4°, een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Financiën, een magistraat van het parket van de Procureur des Konings en een lid van de federale politie.
Een cel kan meerdere gerechtelijke arrondissementen omvatten.
Art. 14.De opdracht van de cel als operationele plaatselijke tak bestaat erin : 1° de controles op het naleven van de verschillende sociale wetgevingen in verband met de illegale arbeid te organiseren en te coördineren;2° de richtlijnen en de onderrichtingen van het comité uit te voeren;3° informatie aan te leggen en opleidingen in te richten voor de leden van de diensten die deelnemen aan de vergaderingen van de cel;4° de balans op te stellen van de gezamenlijke acties van de inspectiediensten die gevoerd worden binnen de cel;5° een jaarlijks activiteitenverslag op te stellen voor het Comité.
Art. 15.De cel kan samenkomen in beperkte groep, eveneens onder voorzitterschap van de arbeidsauditeur.
De arbeidsauditeur wordt gelast elke maand de beperkte groep van de cel bijeen te roepen : deze is samengesteld uit de afgevaardigden van de inspectie van de sociale wetten, van de sociale inspectie, van de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en van de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
De beperkte groep is belast met het opzetten van gecoördineerde controles a rato van twee controles per maand. Daartoe legt hij alle nodige en nuttige contacten.
De beperkte groep kan elke persoon uitnodigen die bijzonder bevoegd is voor de voorbereiding en de verwezenlijking van de geprogrammeerde operaties.
Het proces-verbaal van de vergadering wordt aan het Comité bezorgd.
Art. 16.De arrondissementscel vergadert ten minste een maal per trimester, op initiatief van de arbeidsauditeur.
Art. 17.De arrondissementscellen worden ondersteund door een secretariaat dat per provincie wordt uitgebouwd. Een secretariaat wordt echter opgericht voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een secretariaat voor het arrondissement van Halle-Vilvoorde.
Het secretariaat staat de arbeidsauditeurs bij in hun taak als voorzitter van de respectievelijke cellen en werkt mee aan het realiseren van de opdrachten van de cel zoals bepaald in artikel 14.
Het secretariaat wordt bij voorkeur gevestigd in de hoofdplaats van de provincie op de zetel van ofwel de Inspectie van de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociale Overleg ofwel de Sociale inspectie van de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid ofwel op een gemeenschappelijk adres.
Het secretariaat wordt samengesteld uit minimaal twee sociaal inspecteurs, één van elke hogervermelde dienst, die gedetacheerd worden volgens de noden. HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 18.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van het kwartaal na dat waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Documenten. - Ontwerp van wet, nr. 50-2233/1. - Verslag, nr. 50-2233/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 50-2233/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 19 februari 2003. - Stemming, vergadering van 20 februari 2003. Senaat.
Documenten. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 2-1493/1. - Amendementen, nr. 2-1493/2. - Verslag, nr. 2-1493/3. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 2-1493/4.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 2 april 2003.
Stemming, vergadering van 3 april 2003.