gepubliceerd op 29 mei 2006
Wet tot wijziging van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van het militair personeel
1 MEI 2006. - Wet tot wijziging van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van het militair personeel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 4 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van het militair personeel, vervangen bij de wet van 21 april 1994 en gewijzigd bij de wet van 16 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, tweede lid, wordt het woord « deskundigen » vervangen door het woord « technici »;2° in § 3 wordt het woord « deskundigen » vervangen door het woord « technici »;3° er wordt een § 3bis ingevoegd, luidende : « § 3bis.Een preventieadviseur mag van geen enkele afvaardiging deel uitmaken, noch als afgevaardigde, noch als technicus. »
Art. 3.Artikel 7, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 april 1994, wordt vervangen als volgt : « § 2. De representatieve vakorganisaties mogen de minister van Landsverdediging verzoeken dat overlegd wordt over een aangelegenheid waarvoor het voornoemd hoog overlegcomité bevoegd is. Inzake de materies bedoeld in § 3 richten zij hun verzoek evenwel tot de onderstafchef welzijn.
De artikelen 2, § 2, 3, 4 en 5 zijn mutatis mutandis toepasselijk op het hoog overlegcomité. »
Art. 4.In artikel 8 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 april 1994 en gewijzigd bij de wet van 16 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, tweede en derde lid, worden vervangen als volgt : « De voorzitter van elk basisoverlegcomité, de leden van de afvaardiging van de overheid en hun plaatsvervangers worden door de minister van Landsverdediging aangewezen. De afvaardiging van een representatieve vakorganisatie bestaat uit ten hoogste drie leden vrij gekozen door de vakorganisatie onder de vakbondsafgevaardigden die behoren tot een eenheid of dienst waarvan de normale standplaats gelegen is in de kwartiergroepering waarvoor het betrokken comité bevoegd is. »; 2° in § 1 wordt tussen het vierde en het vijfde lid het volgende lid ingevoegd : « Een preventieadviseur mag van geen enkele afvaardiging deel uitmaken, noch als afgevaardigde, noch als technicus.»; 3° paragraaf 4 wordt opgeheven.
Art. 5.Artikel 10, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 april 1994 en gewijzigd bij de wet van 16 januari 2003, wordt vervangen als volgt : « Het geschillencomité omvat : 1° een afvaardiging van de overheid;2° een afvaardiging van elke representatieve vakorganisatie;3° bovendien, wanneer minstens één erkende niet-representatieve vakorganisatie bij het geschil betrokken is, een afvaardiging van elke erkende niet-representatieve vakorganisatie.»
Art. 6.In artikel 11, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « leden » wordt vervangen door de woorden « bijdrageplichtige leden »;2° de woorden « door een commissie » worden vervangen door de woorden « door een commissie die bij meerderheid van stemmen beslist ».
Art. 7.Het opschrift van hoofdstuk VI van dezelfde wet, waarvan de franse tekst vervangen werd bij de wet van 16 januari 2003, wordt vervangen als volgt : « De erkenning en de intrekking van de erkenning ».
Art. 8.In artikel 12 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 april 1994 en gewijzigd bij de wet van 16 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, wordt het woord « gewezen » door het woord « gepensioneerde » vervangen;2° in het eerste lid, 5°, a), wordt het woord « gewezen » door het woord « gepensioneerde » vervangen;3° in het eerste lid, 5°, wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt : « c) zich bij de minister van Landsverdediging doen kennen door het toezenden, bij een ter post aangetekend schrijven, van een afschrift van hun statuten en van de lijst van hun verantwoordelijke leiders. Zij blijven hun erkenning slechts behouden indien zij aan de minister, binnen de drie maanden, de wijzigingen doen kennen die zij in hun statuten of in de lijst van hun verantwoordelijke leiders aanbrengen. »; 4° het tweede lid wordt vervangen door de volgende leden : « De Koning beslist de erkenning van een vakorganisatie in te trekken indien wordt vastgesteld dat zij niet meer voldoet aan één of meer voorwaarden bepaald in het eerste lid. De Koning stelt de procedure van erkenning en van intrekking van de erkenning vast. »
Art. 9.Het opschrift van hoofdstuk VII van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 16 januari 2003, wordt vervangen als volgt : « Prerogatieven van de vakorganisaties ».
Art. 10.In artikel 14, 2°, van dezelfde wet, worden de woorden « syndicale bijdragen » vervangen door de woorden « de vakbondsbijdragen ».
Art. 11.Artikel 14bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 april 1994 en gewijzigd bij de wet van 16 januari 2003, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 14bis.Tenzij de overheid met de bevoegdheid van korpscommandant er anders over beslist, wordt de uitoefening van de prerogatieven bepaald bij de artikelen 13, 1° en 2°, en 14, 2° tot 4°, van rechtswege opgeschort voor de militairen die : 1° hetzij aangewend worden of op preadvies gesteld worden;2° hetzij in intensieve dienst zijn. Nochtans behouden de erkende vakorganisaties steeds het recht om problemen betreffende de belangen van het personeel te melden bij de militaire overheden. »
Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 14ter ingevoegd, luidende : «
Artikel 14ter.Per jaar wordt aan elke representatieve vakorganisatie, voor de deelname aan de onderhandelings- en overlegcomités bedoeld in de artikelen 2, 7 en 8, voor de deelname in voorkomende gevallen aan de controlecommissie bedoeld in artikel 11 en voor de uitoefening van de prerogatieven opgesomd in artikel 14, een krediet van vakbondsverloven toegestaan dat de duizend zeshonderd dagen niet mag overschrijden.
Per jaar wordt aan elke erkende niet-representatieve vakorganisatie, voor de deelname aan de controlecommissie bedoeld in artikel 11 en voor de uitoefening van de prerogatieven opgesomd in het artikel 13, een krediet van vakbondsverloven toegestaan dat de tweehonderd zeventig dagen niet mag overschrijden.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de toekenning van het krediet van vakbondsverloven. »
Art. 13.In artikel 15 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 2 augustus 2002 en gewijzigd bij de wet van 16 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste en derde lid, worden de woorden « syndicale afgevaardigde » vervangen door het woord « vakbondsafgevaardigde »;2° de §§ 2 en 3 worden vervangen als volgt : « § 2.Met uitzondering van de vaste vakbondsafgevaardigden, die van rechtswege in permanent vakbondsverlof geplaatst zijn, en de verantwoordelijke leiders, kan de lokale vakbondsafgevaardigde van een representatieve vakorganisatie, voor de deelname aan de onderhandelings- en overlegcomités bedoeld in de artikelen 2, 7 en 8, voor de deelname in voorkomende gevallen aan de controlecommissie bedoeld in artikel 11 en voor de uitoefening van de prerogatieven opgesomd in artikel 14, van maximum vijfendertig dagen vakbondsverlof per jaar genieten.
Met uitzondering van de vaste vakbondsafgevaardigden, die van rechtswege in permanent vakbondsverlof geplaatst zijn, en de verantwoordelijke leiders, kan de lokale vakbondsafgevaardigde van een erkende niet-representatieve vakorganisatie, voor de deelname aan de controlecommissie bedoeld in artikel 11, en voor de uitoefening van de prerogatieven opgesomd in artikel 13, van maximum twintig dagen vakbondsverlof per jaar genieten.
Afwijkingen kunnen, in individuele gevallen, op gemotiveerd verzoek van een vakorganisatie, door de minister van Landsverdediging worden toegestaan.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de toekenning van de dagen vakbondsverlof voor de uitoefening van de vakbondsprerogatieven opgesomd in deze wet.
De vakbondsafgevaardigden die, voor de uitoefening van één van de voornoemde vakbondsprerogatieven, vakbondsverlof verkrijgen, worden beschouwd als zijnde in werkelijke dienst wat hun statutaire rechten betreft.
De Koning bepaalt het begrip « verantwoordelijke leider », « vaste vakbondsafgevaardigde » en « lokale vakbondsafgevaardigde ». § 3. In het kader van de uitoefening van de vakbondsprerogatieven zijn de vakbondsafgevaardigden niet onderworpen aan het militair hiërarchisch gezag.
De vakbondsafgevaardigden kunnen niet het voorwerp zijn van een statutaire maatregel of van een tuchtstraf omwille van de handelingen die zij in deze hoedanigheden stellen en die een rechtstreeks verband houden met de vakbondsprerogatieven die zij uitoefenen.
De adviezen en beoordelingen die uitgebracht zijn in het kader van een tucht- of bevorderingsprocedure of van een procedure betreffende een statutaire maatregel en de beoordelingen uitgebracht bij het opstellen van een evaluatienota kunnen niet gesteund zijn op de activiteiten die verricht worden in de hoedanigheid van vakbondsafgevaardigde noch er melding van maken.
De vakbondsafgevaardigden die sinds minstens drie maanden erkend zijn hebben de garantie dat zij hun militair ambt kunnen blijven uitoefenen in het kwartier waarvoor zij organiek aangewezen zijn. Zij kunnen slechts uitzonderlijk om dienstredenen voor een ander kwartier of een andere eenheid in dit kwartier aangewezen worden. Evenzo, moet elke beslissing om een vakbondsafgevaardigde binnen zijn eigen eenheid van functie te veranderen door zijn korpscommandant gemotiveerd worden.
Een verandering van functie, of een mutatie, kan in geen enkel geval een belemmering van de vakbondsactiviteiten van betrokkene tot doel hebben. Slechts wanneer een dergelijke verandering van functie of een dergelijke uitzonderlijke mutatie aanleiding geeft tot een betwisting vanwege de betrokken vakbondsafgevaardigde kan zijn vakorganisatie tussenkomen bij de algemene directie human resources. De directeur-generaal human resources neemt terzake een gemotiveerde beslissing. In geval van betwisting van deze beslissing kan het geschillencomité worden gevat.
De kandidaat-militairen van het actief kader, de kandidaat-hulpofficieren, de kandidaat-militairen korte termijn en de leerlingen van de voorbereidende divisie van de Koninklijke Militaire School kunnen niet aanvaard worden als vakbondsafgevaardigde.
Een preventieadviseur kan niet erkend worden als vakbondsafgevaardigde, en omgekeerd. »
Art. 14.Bij wijze van overgangsmaatregel beschikt de vakbondsafgevaardigde die de functie van preventieadviseur uitoefent op de datum van inwerkingtreding van dit artikel over een termijn van 60 dagen om, eventueel, af te zien van zijn mandaat van vakbondsafgevaardigde. Indien betrokkene zijn mandaat van vakbondsafgevaardigde wenst te behouden, zal de door de minister van Landsverdediging aangewezen overheid hem een nieuwe functie toekennen in het kwartier waarvoor hij organiek aangewezen is.
Art. 15.Bij wijze van overgangsmaatregel, om het jaarlijks krediet van vakbondsverloven te bepalen voor de erkende representatieve en niet-representatieve vakorganisaties voor het jaar waarin onderhavig artikel in werking treedt, zal : 1° het vroegere krediet vermenigvuldigd worden met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal maanden dat reeds verlopen is en de noemer gelijk is aan twaalf;2° het nieuwe krediet vermenigvuldigd worden met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal nog te lopen maanden en de noemer gelijk is aan twaalf.
Art. 16.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 3 dat in werking treedt op de door de Koning te bepalen datum.
Gegeven te Brussel, 1 mei 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT Met 's Lands Zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2005-2006. Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp nr. 2223/1. - Advies van de Raad van State nr 39.412/4. - Amendementen nrs. 2223/2-2223/4. Verslag nrs. 2223/3-2223/5. - Tekst aangenomen door de Commissie nr. 2223/6.
Parlementaire handelingen. - Tekst aangenomen in pleniaire vergadering op 23 februari 2006.
Senaat Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp overgezonden door de Kamer, nr. 1587/1. Niet geëvoceerd.