gepubliceerd op 26 april 2007
Wet tot wijziging van artikel 220 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, van artikel 121, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en van artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek en tot invoeging van artikel 41 in de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen
1 APRIL 2007. - Wet tot wijziging van artikel 220 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, van artikel 121, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en van artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek en tot invoeging van artikel 41 in de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 220 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, 2°, vervangen bij de wet van 13 juni 2006, worden de woorden « het verrichten van openbare overnameaanbiedingen in de zin van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten » vervangen door « het verrichten van openbare overnamebiedingen in de zin van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen » en worden de woorden « de wet van ... » vervangen door de woorden « de wet van 16 juni 2006 »; 2° het derde lid, ingevoegd bij de wet van 3 mei 2003, wordt vervangen als volgt : « Voormelde bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van koophandel geldt niet in geval het hof van beroep te Brussel uitsluitend bevoegd is op grond van artikel 41 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen.»
Art. 3.In artikel 121, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 1°, vervangen bij de wet van 13 juni 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° elke beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld en die is genomen met toepassing van de bepalingen van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en haar uitvoeringsbesluiten;»; 2° het eerste lid, 2°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° elke beslissing, vatbaar voor beroep, die genomen is met toepassing van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen en haar uitvoeringsbesluiten;»; 3° in het eerste lid, 4°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, de wet van 22 juli 2004 en de wet van 22 februari 2006, worden de woorden « artikel 16, § 4, van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen » vervangen door de woorden « de artikelen 36, § 4, of 37 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen ».
Art. 4.Artikel 584bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 augustus 2002, wordt vervangen als volgt : « Artikel 584 is niet van toepassing op de vorderingen bedoeld in artikel 41, § 1, van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen. »
Art. 5.In de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen wordt een artikel 41 ingevoegd, luidende : «
Art. 41.- § 1. Elke vordering, ten gronde of in kort geding gelet op haar hoogdringendheid, die volledig of gedeeltelijk steunt op één of meer bepalingen van deze wet alsook elke vordering met als doel of mogelijk gevolg de opening van een openbaar overnameaanbod of een wijziging van het resultaat, de voorwaarden of het verloop van een dergelijk bod, vallen onder de uitsluitende bevoegdheid van het hof van beroep te Brussel.
Het voorgaande lid heeft geen betrekking op het verhaal dat kan worden ingesteld tegen een beslissing van de CBFA, overeenkomstig artikel 121, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 2 augustus 2002. § 2. De vordering wordt, op straffe van verval, ingediend binnen een termijn van 15 kalenderdagen nadat de eiser kennis heeft kunnen krijgen van het feit waarop zijn vordering steunt. § 3. De vorderingen bedoeld in § 1 worden, op straffe van niet-ontvankelijkheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingediend bij ondertekend verzoekschrift ingediend ter griffie van het hof van beroep te Brussel in zoveel exemplaren als er partijen zijn.
Op straffe van niet-ontvankelijkheid, bevat het verzoekschrift : 1° de vermelding van de dag, de maand en het jaar;2° indien de eiser een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornamen en woonplaats;indien de eiser een rechtspersoon is, zijn naam, zijn rechtsvorm, zijn maatschappelijke zetel en het orgaan dat hem vertegenwoordigt; 3° indien de gedaagde of de persoon die moet worden opgeroepen een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornamen en woonplaats of, bij gebreke aan woonplaats, zijn verblijfplaats;indien de gedaagde of de persoon die moet worden opgeroepen een rechtspersoon is, zijn naam en maatschappelijke zetel; 4° de uiteenzetting van de middelen;5° de aanduiding van de plaats, de dag en het uur van de verschijning vastgesteld door de griffie van het hof van beroep;6° de inventaris van de verantwoordingsstukken die samen met het verzoekschrift ter griffie zijn neergelegd. Het verzoekschrift wordt door de griffie van het hof van beroep te Brussel ter kennis gebracht van alle partijen die door verzoeker in het geding zijn opgeroepen. Elke betrokken derde kan tussenkomen in de procedure.
Het hof van beroep van Brussel stelt de termijn vast waarbinnen de partijen elkaar hun schriftelijke opmerkingen overleggen en een kopie ervan ter griffie neerleggen. Het hof bepaalt eveneens de datum van de debatten.
Elk van de partijen kan haar schriftelijke opmerkingen neerleggen bij de griffie van het hof van beroep te Brussel en ter plaatse het dossier op de griffie raadplegen. Het hof van beroep bepaalt de termijn waarbinnen die opmerkingen worden overgelegd. Ze worden door de griffie ter kennis gebracht van de partijen. § 4. Behoudens in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, beslist het hof van beroep te Brussel binnen een termijn van 60 kalenderdagen na het indienen van de aanvraag. § 5. Het hof van beroep te Brussel doet uitspraak in eerste en laatste instantie. Het kan in eerste instantie geen andere vordering behandelen dan bedoeld in § 1, met dien verstande dat de regels van het Gerechtelijk Wetboek inzake samenhang en tegeneis niet hoeven te worden toegepast.
Het voorgaande lid doet evenwel geen afbreuk aan de bevoegdheid van het hof van beroep te Brussel om een tegeneis inzake tergend en roekeloos geding te behandelen. » § 6. In geval van absolute noodzakelijkheid kan het hof van beroep van Brussel gevat worden bij eenzijdig verzoekschrift teneinde voorlopige maatregelen te bevelen tot op het ogenblik dat het hof zich uitspreekt op tegenspraak.
Art. 6.Artikel 46, § 2, van dezelfde wet, wordt aangevuld met het volgende lid : « Het bedrag van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld door het hof van beroep in overeenstemming met de procedure van artikel 41. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 1 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX ______ Nota's (1) Parlementaire verwijzingen : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2835/2006/2007. 001 : Wetsontwerp. 002 : Verwijzend verslag.
Integraal verslag : 15 februari 2007.
Documenten van de Senaat : 3-2072-2006/2007.
Nr. 1 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 2 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Handelingen van de Senaat : 15 maart 2007.