gepubliceerd op 14 juni 2004
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de erkenning van de erediensten, de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten, de kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten
27 MEI 2004. - Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de erkenning van de erediensten, de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten, de kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten
Gelet op de artikelen 1, 3, 33, 35, 39, 134 en 181, § 1, van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op de artikelen 6, § 1, VIII, 6° en 92bis, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988, bij de bijzondere wet van 16 januari 1989, bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 en bij de bijzondere wet van 13 juli 2001;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 42;
Overwegende de federale bevoegdheid inzake : - de erkenning van de erediensten; - de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten;
Overwegende de gewestelijke bevoegdheid inzake : - de oprichting van de gemeenschappen en de daaraan gekoppelde organieke wetgeving;
Gelet op de wil van de federale overheid, van het Vlaamse Gewest, van het Waalse Gewest en van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest om een samenwerkingsakkoord te sluiten met betrekking tot de erkenning en de organisatie van de temporaliën van de erediensten;
De federale overheid, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie;
Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de Minister-President en in de persoon van de Vlaamse Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Aangelegenheden;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van de Minister-President en in de persoon van de Waalse Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Aangelegenheden;
Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Regering, in de persoon van de Minister-President;
Gezamenlijk hun eigen bevoegdheden uitoefenend, zijn overeengekomen wat volgt :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit akkoord moet worden verstaan onder : 1° « erkenning van een eredienst » : het besluit van de federale overheid waarbij een eredienst wordt erkend. Deze erkenning omvat de uitwerking van een specifieke federale wetgeving inzake de erkenningscriteria, de vaststelling van de nodige financiële middelen, de aanwijzing door de federale overheid van het representatieve orgaan en de eventuele subsidiëring van de werking van dat orgaan; 2° « wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten » : overeenkomstig artikel 181, § 1, van de Grondwet, de financiële lasten inzake de vergoedingen, wedden en pensioenen toegekend aan de bedienaars der erediensten ingeschreven in de begroting volgens het aantal plaatsen, als bepaald door de federale overheid in overleg met de representatieve organen;3° « kerkfabrieken » : de openbare instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de katholieke eredienst, overeenkomstig de territoriale organisatie zoals voorzien in de door de bevoegde gewestelijke wetgever uitgevaardigde organieke regelgeving;4° « instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten » : de openbare instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de eredienst, overeenkomstig de territoriale organisatie zoals voorzien in de door de bevoegde gewestelijke wetgever uitgevaardigde organieke regelgeving;5° « oprichting van een gemeenschap » : het besluit dat het Gewest of in voorkomend geval de Gewesten nemen aangaande de door het bevoegde representatieve orgaan ingediende verzoeken tot oprichting gemeenschappen, tot wijziging van de territoriale grenzen of tot opheffing ervan met betrekking tot door de federale overheid erkende erediensten overeenkomstig de geldende wetgeving van het betrokken Gewest of in voorkomend geval van de betrokken Gewesten;
Art. 2.Als de federale overheid kennisneemt van een aanvraag om erkenning van een eredienst, verzoekt hij om een voorafgaand advies aan elke Gewestregering, die binnen vier maanden vanaf de ontvangst van het verzoek dit advies moet uitbrengen. Elk Gewest kan vragen dat deze vraag aan de Informatie- en Overlegcommissie, hierna de Commissie genoemd, wordt voorgelegd.
De beslissingen van de federale overheid betreffende de erkenning van een eredienst worden ter informatie aan de Gewesten gezonden.
Art. 3.§ 1. Het bevoegde representatieve orgaan bezorgt de aanvraag om oprichting van een gemeenschap aan de bevoegde gewestoverheid of, in voorkomend geval, aan de bevoegde gewestoverheden. Het betrokken Gewest of de betrokken Gewesten vragen het advies van de federale overheid die bevoegd is voor de erkenning van de erediensten. De federale overheid geeft een advies binnen een termijn van vier maanden vanaf de ontvangst van het verzoek.
De federale overheid of een betrokken Gewest kan een overleg in de Commissie vragen.
Indien het negatief advies van de federale overheid gegrond is op elementen die de veiligheid van de Staat of de openbare orde aanbelangen, wordt de oprichtingsprocedure van de kerkgemeenschap opgeschort.
De beslissing van het betrokken Gewest of in voorkomend geval, van de betrokken Gewesten betreffende de aanvraag om oprichting van een gemeenschap, wordt ter informatie aan de federale overheid toegezonden. § 2. De aanvraag tot vaststelling van het aantal betaalde plaatsen van de bedienaars der erediensten wordt door het bevoegde representatief orgaan bezorgd aan de federale overheid. De federale overheid vraagt het advies van het betrokken Gewest, dat dit binnen vier maanden vanaf de ontvangst van het verzoek dient uit te brengen.
Deze aanvraag dient te worden ingediend uiterlijk op 15 december van het jaar dat het jaar waarin de begroting wordt opgemaakt, voorafgaat.
Elke beslissing van de federale overheid in verband met deze aanvragen om oprichting van de gemeenschappen betreffende het aantal betaalde plaatsen van de bedienaars der erediensten van de kerkgemeenschappen wordt ter informatie aan elk betrokken Gewest toegezonden.
Elke beslissing van de federale overheid betreffende het door het bevoegde representatieve orgaan ingediende verzoek tot wijziging van het aantal betaalde plaatsen van de bedienaars der erediensten die geen weerslag heeft op de oprichting van de gemeenschappen, wordt ter informatie aan het betrokken Gewest of in voorkomend geval aan de betrokken Gewesten toegezonden. § 3. De bepalingen van paragraaf 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing op de aanvragen tot oprichting, tot wijziging van de territoriale grenzen en tot opheffing van aartsbisdommen en bisdommen.
Art. 4.Teneinde de begroting van de federale overheid te kunnen opmaken, bezorgt elk Gewest aan de federale overheid in de loop van de maand januari van het jaar van opmaak van de begroting de lijst met de verzoeken om oprichting van de gemeenschappen, aartsbisdommen en bisdommen bedoeld in artikel 3.
Art. 5.Teneinde de permanente samenwerking tussen de federale overheid en de Gewesten te versterken, wordt de Commissie opgericht, samengesteld uit een vertegenwoordiger van elke gewestelijke minister die de temporaliën van de erediensten onder zijn bevoegdheid heeft en een vertegenwoordiger van de Minister van Justitie. De federale overheid neemt het voorzitterschap en het secretariaat waar en roept de eerste vergadering samen. De Commissie vergadert om de drie maanden.
De Commissie neemt kennis, op verzoek van één van de partijen, van alle vragen die betrekking hebben op de erediensten en die een gewestelijk of federaal belang hebben. Zij zorgt voor de nodige coördinatie, alsook voor de toepassing en het goede verloop van de tenuitvoerlegging van dit samenwerkingsakkoord.
Zij keurt een huishoudelijk reglement goed.
Brussel, op 27 mei 2004.
Voor de federale overheid : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Voor het Vlaamse Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN Voor het Waalse Gewest : De Minister-President van de Waalse regering, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Waalse Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, J. SIMONET