Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 25 april 2000
gepubliceerd op 06 mei 2000

Omzendbrief inzake de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit

bron
ministerie van justitie
numac
2000009423
pub.
06/05/2000
prom.
25/04/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN JUSTITIE


25 APRIL 2000. - Omzendbrief inzake de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit


Aan mevrouw en de heren Provinciegouverneurs;

Aan mevrouwen en de heren Procureurs-generaal bij de hoven van beroep;

Aan mevrouwen en de heren Burgemeesters en Ambtenaren van de burgerlijke stand van het Rijk.

In het Belgisch Staatsblad van 6 april 2000 werd de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit bekendgemaakt.

Deze wet zal in werking treden op de eerste dag van de maand volgend op die in de loop waarvan zij in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, met name op 1 mei 2000 (art. 14 van de wet).

Ik heb het opportuun geacht U hierbij enkele preciseringen te verstrekken aangaande de vanaf die datum toepasselijke nieuwe bepalingen.

Deze omzendbrief vervangt de omzendbrief van 14 juni 1999 betreffende de wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (Belgisch Staatsblad, 3 augustus 1999).

De belangrijkste wijzigingen aangebracht door de wet van 1 maart 2000 betreffen de nationaliteitsverklaring (zie verder : afdeling I) en de naturalisatie (zie verder : afdeling II).

Zij wijzigt eveneens een aantal andere bepalingen van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (verder WBN), die het voorwerp uitmaken van afdeling III van deze omzendbrief.

I. Verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring (art. 12bis WBN) a. Toelatingsvoorwaarden De wet verruimt aanzienlijk de toelatingsvoorwaarden voor de procedure van de nationaliteitsverklaring.Deze staat immers voortaan open voor drie nieuwe categorieën van vreemdelingen : 1° De in België geboren vreemdelingen, die er sedert hun geboorte hun hoofdverblijf hebben. Zoals in de voorbereidende werken van de wet wordt gepreciseerd, dient dit hoofdverblijf in België gegrond te zijn op ten minste voorlopige verblijfsvergunningen. Het is vanzelfsprekend dat een onwettig verblijf niet in aanmerking kan worden genomen (Memorie van Toelichting, Gedr. Stuk., Kamer, 1999-2000, nr. 292/1, p. 10-11). 2° De in het buitenland geboren vreemdelingen van wie een ouder op het tijdstip van de verklaring de Belgische nationaliteit bezit. Er dient te worden opgemerkt dat de in het buitenland geboren vreemdelingen van wie een adoptant op het tijdstip van de verklaring de Belgische nationaliteit bezit, niet tot deze categorie behoren.

Deze vreemdelingen kunnen gebruik maken van de procedure van nationaliteitskeuze (deze procedure vereist bijkomende voorwaarden met betrekking tot de maximumleeftijd en de verblijfsduur). 3° De vreemdelingen die sedert ten minste zeven jaar hun hoofdverblijf in België hebben gevestigd en die, op het tijdstip van de verklaring gemachtigd zijn of toegelaten werden tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of toegelaten werden om er zich te vestigen. Het volstaat voor deze categorie van personen dus niet hun hoofdverblijf in België te hebben sedert ten minste zeven jaar, welk verblijf ten minste gegrond dient te zijn op voorlopige verblijfsvergunningen. Zij moeten bovendien op het moment van de verklaring toegelaten of gemachtigd zijn tot een verblijf van onbeperkte duur of tot vestiging in het Rijk. Indien op het moment van het afleggen van de verklaring de belanghebbende aan de voorwaarde voldoet zijn hoofdverblijf te hebben in België sedert ten minste zeven jaar, maar alleen in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de verklaring niet akteren. b. Procedure Zoals voorheen dient de nationaliteitsverklaring te worden afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft (artikel 12bis, § 2, eerste lid, WBN). De ambtenaar van de burgerlijke stand akteert de verklaring op een los blad.

Hij controleert of de stukken bepaald in artikel 2bis van het koninklijk besluit van 13 december 1995 tot bepaling van de inhoud van het aanvraagformulier inzake naturalisatie en de bij het verzoek om naturalisatie en bij de nationaliteitsverklaring te voegen akten en stavingsstukken en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 16 april 2000, bijgevoegd zijn.

Nadat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich ervan heeft vergewist dat het dossier werkelijk volledig is, maakt hij een kopie van het volledige dossier onmiddellijk voor advies over aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding.

Op hetzelfde ogenblik dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de procureur des Konings een kopie van het dossier overmaakt, zendt hij hiervan eveneens een kopie aan de Dienst Vreemdelingenzaken (Antwerpsesteenweg 59B, 1000 Brussel) en de Dienst Veiligheid van de Staat ( North Gate I, Koning Albert II-laan 6, bus 2, 1000 Brussel), die hiervan onverwijld ontvangstmelding geven.

De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt deze twee laatstgenoemde instanties ervan op de hoogte dat zij hun eventuele opmerkingen binnen de vijftien dagen, te rekenen van de ontvangstmelding, aan de procureur des Konings dienen over te maken.

De procureur des Konings kan, binnen één maand te rekenen van de ontvangstmelding, een negatief advies uitbrengen inzake de verkrijging van de Belgische nationaliteit wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten eigen aan de persoon, of wanneer de grondvoorwaarden niet vervuld zijn.

Het negatieve advies moet met redenen zijn omkleed.

Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, zendt hij een attest in die zin aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, dewelke verplicht is de nationaliteitsverklaring onmiddellijk in te schrijven en te vermelden zoals bepaald in artikel 22, § 4, WBN. Bij het verstrijken van de termijn van één maand en bij ontstentenis van een negatief advies of overzending van een atttest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, is de ambtenaar van de burgerlijke stand verplicht de nationaliteitsverklaring ambtshalve in te schrijven en te vermelden zoals bepaald in artikel 22, § 4, WBN. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt degene die de nationaliteitsverklaring heeft afgelegd in kennis van de inschrijving.

De belanghebbende wordt Belg vanaf de inschrijving.

Indien de procureur des Konings een negatief advies uitbrengt, wordt dit door zijn toedoen tegelijkertijd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding, aan de belanghebbende betekend.

De belanghebbende beschikt over vijftien dagen, te rekenen van de datum van de ontvangst van het negatief advies, om de aanhangigmaking bij de rechtbank te vragen. Om een vaste datum van ontvangst van het negatief advies te verkrijgen, is het noodzakelijk dat het negatieve advies betekend wordt aan belanghebbende bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding.

De belangrijkste wijziging van de wet van 22 december 1998 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wat de naturalisatieprocedure betreft (Belgisch Staatsblad, 6 maart 1999), die erin bestond dat bij een negatief advies van het parket de verklaring in principe werd omgevormd tot een naturalisatieaanvraag, tenzij de belanghebbende de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg vraagt, blijft bestaan. De betrokkene heeft inderdaad de volgende keuze : ofwel aanvaardt hij de omvorming van de verklaring tot een naturalisatieaanvraag (b.1), ofwel vraagt hij binnen de vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg (b.2). b.1) Omvorming tot naturalisatieaanvraag Indien de belanghebbende geen aanhangigmaking vraagt bij de rechtbank (cfr. infra punt b.2), wordt zijn verklaring automatisch omgevormd tot een naturalisatieaanvraag.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt het dossier van de belanghebbende alsook het negatieve advies van de procureur des Konings over aan de Griffier van de Kamer van volksvertegenwoordigers, Dienst Naturalisaties, Regentlaan 35, 1000 Brussel.

Deze overzending geldt als naturalisatieaanvraag, waarover de Kamer van volksvertegenwoordigers beslist overeenkomstig artikel 21, § 4, WBN en op de wijze bepaald in haar reglement.

Tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de wet van 22 december 1998 werd gepreciseerd dat de omvorming tot een naturalisatieaanvraag slechts mogelijk is indien de betrokkene voldoet aan de grondvoorwaarden voor de naturalisatie (cfr. Verslag van de Heer Vandenberghe, Gedr. Stuk., Senaat, 1998-1999, nr. 1130/3, p. 10).

Zo kan het gebeuren dat een vreemdeling die voldoet aan de in artikel 12bis, § 1, 2°, WBN gestelde voorwaarden (achttien jaar oud zijn en geboren zijn in het buitenland uit een ouder die op het moment van de verklaring de Belgische nationaliteit bezit) om een nationaliteitsverklaring af te leggen, niet beantwoordt aan de voorwaarden gesteld voor de indiening van een naturalisatieaanvraag (achttien jaar oud zijn en in principe tenminste drie jaar zijn hoofdverblijf in België gehad hebben). In dit geval is een omvorming van een verklaring van nationaliteitskeuze tot een naturalisatieaanvraag niet mogelijk. b.2) Verzoek tot aanhangigmaking bij de rechtbank Binnen de vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies van de procureur des Konings kan de belanghebbende bij een ter post aangetekende brief aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen om zijn dossier over te zenden aan de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

De ambtenaar van de burgerlijke stand verwittigt in dit geval de procureur des Konings en zendt het dossier met de bewijsstukken en het negatieve advies over aan de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

Het komt toe aan de griffier van de rechtbank om de zaak vast te stellen op één van de zittingen van de rechtbank nadat is nagegaan of de griffierechten wel degelijk door de belanghebbende zijn betaald, tenzij deze rechtsbijstand geniet (artikelen 664 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek). De griffier zal er eveneens over waken dat de procureur des Konings in kennis wordt gesteld van de inschrijving op de rol. De procureur des Konings dient op dat moment zijn administratief dossier toe te voegen aan het dossier van de rechtspleging.

De rechtbank doet, na de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen, uitspraak over de gegrondheid van het negatieve advies. De beslissing wordt met redenen omkleed.

De beslissing wordt aan de belanghebbende ter kennis gebracht door toedoen van de procureur des Konings.

De belanghebbende en de procureur des Konings kunnen binnen de vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing, bij een aan het hof van beroep gericht verzoekschrift.

Dit hof doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen en de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen.

De dagvaardingen en kennisgevingen geschieden langs administratieve weg.

Het beschikkend gedeelte van de onherroepelijke beslissing waarbij het negatieve advies wordt opgeheven, wordt door toedoen van het openbaar ministerie aan de ambtenaar van de burgerlijke stand gezonden.

De ambtenaar van de burgerlijke stand dient de verklaring onmiddellijk in te schrijven en te vermelden zoals bepaald bij artikel 22, § 4, WBN. Van de inschrijving wordt door zijn toedoen kennis gegeven aan de belanghebbende. De belanghebbende wordt Belg vanaf de inschrijving.

Indien de betrokkene kiest voor een gerechtelijke procedure, is het vanzelfsprekend dat deze keuze definitief is en dat de latere omvorming van zijn verklaring tot een naturalisatieaanvraag hierdoor onmogelijk wordt. c. Kosten Wanneer de belanghebbende de omvorming tot een naturalisatieaanvraag aanvaardt ingeval van een negatief advies van de procureur des Konings, beperken de kosten van deze procedure zich tot de zegelrechten waaraan de bij de verklaring te voegen akten en stavingstukken onderworpen zijn ingevolge het Wetboek der Zegelrechten. Indien de belanghebbende kiest voor de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg zijn er bovendien griffierechten verschuldigd.

II. Naturalisatieprocedure (art. 21 WBN) a. Toelatingsvoorwaarden De wet vermindert de duur van het hoofdverblijf in België, voorafgaand aan het verzoek om naturalisatie van vijf jaar tot drie jaar (en van drie jaar tot twee jaar voor de staatlozen en de erkende vluchtelingen).b. Procedure Wat de procedure betreft, herneemt de wet de vroegere procedure met dat verschil dat ze de termijn voor het uitbrengen van een advies door het parket, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Dienst Veiligheid van de Staat, van vier maand tot één maand vermindert. Het aanvraagformulier inzake naturalisatie werd aangepast aan de nieuwe wet (zie hoger vermeld koninklijk besluit van 13 december 1995, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 16 april 2000). Vanaf 1 mei 2000 mogen uitsluitend de nieuwe formulieren worden gebruikt.

De aanvrager kan zijn naturalisatieaanvraag richten hetzij aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, hetzij aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn hoofdverblijfplaats.

Indien de aanvrager zijn verzoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand richt, geeft deze hiervan onverwijld ontvangstmelding.

De ambtenaar van de burgerlijke stand kijkt na of het aanvraagformulier behoorlijk is ingevuld en boven de handtekening van de aanvrager ook de handgeschreven vermelding "Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te zullen naleven" bevat (art. 21, § 1, vierde lid, WBN).

Verder controleert hij of de akten en stavingsstukken, zoals opgesomd in het hoger vermelde koninklijk besluit van 13 december 1995, bij de aanvraag gevoegd zijn.

In voorkomend geval vraagt hij aan de aanvrager om het dossier te vervolledigen.

Binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de ontvangst van het verzoek tot naturalisatie, maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand het verzoek, alsook alle stukken die hem zijn toegezonden, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Deze oordeelt over het verlenen van de naturalisatie op de wijze bepaald in de wet en in haar interne reglement. c. Kosten De verzoeken om naturalisatie zijn kosteloos sedert 1 februari 2000 (artikel 12, derde lid, van de wet van 24 december 1999 houdende fiscale en diverse bepalingen, Belgisch Staatsblad, 31 december 1999). De registratierechten die voorheen 6000 frank (2000 frank voor de aanvragers van minder dan 22 jaar oud) bedroegen, zijn afgeschaft (art. 7 van de hoger vermelde wet ) en de bij het verzoek te voegen akten en stavingsstukken zijn vrijgesteld van zegelrechten (art . 8 van de hoger vermelde wet).

III. Andere wijzigingen in het Wetboek van de Belgische nationaliteit 1. Artikel 11bis WBN : Toekenning van de Belgische nationaliteit De procedure tot toekenning van de Belgische nationaliteit aan kinderen beneden de twaalf jaar wanneer zij in België geboren zijn en aldaar sedert hun geboorte verblijven, ingevolge een verklaring afgelegd door hun ouders of door hun adoptanten indien deze laatsten zelf sedert tien jaar in België verblijven (art.11bis WBN), wordt gehandhaafd maar de termijn waarover de procureur des Konings beschikt om zich te verzetten tegen de toekenning van de Belgische nationaliteit wordt van twee maanden op één maand gebracht. 2. Artikel 15 WBN : Procedure van nationaliteitskeuze De procedure van nationaliteitskeuze is in de wet van 1 maart 2000 volledig identiek aan deze van de nationaliteitsverklaring (art.12bis WBN).

De wet van 1 maart 2000 wijzigt de procedure wat betreft de termijn waarbinnen het parket een advies dient uit te brengen door deze van vier maanden tot één maand te verminderen en schaft bovendien de ontoereikendheid van de integratiewil als grond voor een negatief advies van de procureur des Konings af.

De procedure van de nationaliteitskeuze kan worden aangewend in de volgende gevallen : - de verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitskeuze ("nationaliteitskeuze van de jongeren" - artikelen 13 en 14 WBN); - de verkrijging van de Belgische nationaliteit door de vreemde echtgenoot van een Belg (art. 16 WBN); - de verkrijging van de Belgische nationaliteit wegens het bezit van de staat van Belg (art. 17 WBN); - de herkrijging van de Belgische nationaliteit (art. 24 WBN). a. Toelatingsvoorwaarden De grondvoorwaarden voor deze verschillende wijzen van verkrijging en voor de herkrijging van de Belgische nationaliteit blijven ongewijzigd, met uitzondering van de zogenaamde « nationaliteitskeuze van de jongeren » (art.13 WBN) die voortaan niet meer toegankelijk is voor het in het buitenland geboren kind waarvan één van de ouders Belg is op het moment van de verklaring. De vreemdelingen die aan deze voorwaarden, die vroeger werden bepaald in artikel 13, 2°, WBN, voldoen, kunnen voortaan een nationaliteitsverklaring afleggen overeenkomstig nieuw artikel 12bis WBN. b. Procedure Zoals voorheen dient de verklaring van nationaliteitskeuze te worden afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft. De ambtenaar van de burgerlijke stand dient het afschrift van de verklaring samen met een kopie van de bewijsstukken onmiddellijk voor advies over te zenden aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

Wanneer de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft, wordt zijn verklaring afgelegd voor het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post van die verblijfplaats. Deze maakt een afschrift van de verklaring, samen met een kopie van de bewijsstukken voor advies, over aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

Het is vanzelfsprekend dat zowel de ambtenaar van de burgerlijke stand als het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post het dossier pas kunnen overzenden vanaf het moment dat het volledig is (Verslag van de Heer GIET en Mevrouw TALHAOUI, Gedr.Stuk., Kamer, 1999-2000, nr. 292/7, p. 98).

De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding.

Op hetzelfde ogenblik dat de ambtenaar van de burgerlijke stand (of het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post) aan de procureur des Konings een kopie van het dossier overmaakt, zendt hij hiervan eveneens een kopie aan de Dienst Vreemdelingenzaken (Antwerpsesteenweg 59B, 1000 Brussel) en de Dienst Veiligheid van de Staat ( North Gate I, Koning Albert II-laan 6, bus 2, 1000 Brussel), die hiervan onverwijld ontvangstmelding geven.

De ambtenaar van de burgerlijke stand (of het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post) brengt deze twee laatstgenoemde instanties ervan op de hoogte dat zij hun eventuele opmerkingen binnen de vijftien dagen, te rekenen van de ontvangstmelding, aan de procureur des Konings dienen over te maken.

De procureur des Konings kan, binnen één maand te rekenen van de ontvangstmelding, een negatief advies uitbrengen inzake de verkrijging van de Belgische nationaliteit wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten eigen aan de persoon, of wanneer de grondvoorwaarden niet vervuld zijn.

Hij kan niet langer een negatief advies verlenen op basis van de ontoereikendheid van de wil tot integratie. Zoals voor elke procedure tot verkrijging van de Belgische nationaliteit, wordt de integratiewil vermoed aanwezig te zijn door het afleggen van de verklaring zelf.

Het negatieve advies moet met redenen zijn omkleed.

Wat de herkrijging van de Belgische nationaliteit (art. 24 WBN) betreft, dient te worden opgemerkt dat de procureur des Konings toch kan menen geen negatief advies te moeten uitbrengen zelfs wanneer de in artikel 24 WBN vastgestelde verblijfsvoorwaarde niet vervuld is of indien het verlies van de Belgische nationaliteit het gevolg is van afstand, nadat hij de omstandigheden heeft beoordeeld waarin de belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verloren, alsmede de redenen waarom hij die wil herkrijgen (art. 24, tweede lid, WBN).

Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, zendt hij een attest in die zin aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, dewelke verplicht is de verklaring van nationaliteitskeuze onmiddellijk in te schrijven en te vermelden zoals bepaald in artikel 22, § 4, WBN. Bij het verstrijken van de termijn van één maand en bij ontstentenis van een negatief advies of overzending van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, is de ambtenaar van de burgerlijke stand verplicht de verklaring van nationaliteitskeuze ambtshalve in te schrijven en te vermelden zoals bepaald in artikel 22, § 4, WBN. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt degene die de verklaring van nationaliteitskeuze heeft afgelegd van de inschrijving in kennis.

De belanghebbende wordt Belg vanaf de inschrijving.

Indien de procureur des Konings een negatief advies uitbrengt, wordt dit door zijn toedoen tegelijkertijd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding, aan de belanghebbende betekend.

Bij een negatief advies wordt de verklaring van nationaliteitskeuze in principe omgevormd tot een naturalisatieaanvraag, tenzij de belanghebbende de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg vraagt.

De betrokkene heeft inderdaad de keuze : ofwel aanvaardt hij de omvorming van de verklaring tot een naturalisatieaanvraag (cfr. supra, punt b.1), ofwel vraagt hij binnen de vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies de aanhangigmaking bij de rechtbank van eerste aanleg (cfr. supra, punt b.2). In de twee gevallen is het vervolg van de procedure op alle punten identiek aan deze bij de nationaliteitsverklaring. Hier kan dus verwezen worden naar de uiteenzetting hierboven (I. b.1 en I. b.2). c. Kosten Sinds de wet van 22 december 1998 zijn de aan deze procedure verbonden kosten dezelfde als deze van de nationaliteitsverklaring.Het volstaat dus te verwijzen naar de uiteenzetting hierboven (I. c.).

Gemeenschappelijke opmerking bij de procedure van de nationaliteitsverklaring (art. 12bis WBN) en van de verklaring van nationaliteitskeuze (art. 15 WBN) Wanneer de procureur des Konings het negatieve advies aan de belanghebbende betekent, komt het hem toe deze laatste zo volledig mogelijk in te lichten over de verschillende mogelijkheden met betrekking tot de voortzetting van de behandeling van zijn verzoek tot verkrijging van de Belgische nationaliteit. Hij moet er hem tevens van op de hoogte brengen dat hij in geval van omvorming van zijn verklaring tot een naturalisatieaanvraag, bij de griffie van de Kamer van volksvertegenwoordigers een memorie van antwoord kan indienen. 3. Artikel 5 WBN : Akte van geboorte Om te vermijden dat bepaalde in het buitenland geboren personen zouden worden verhinderd om de Belgische nationaliteit te verwerven doordat zij geen eensluidend afschrift van hun akte van geboorte kunnen voorleggen voorziet de wetgever een trapsgewijs systeem van vervanging van het eensluidend afschrift van de akte van geboorte voor alle procedures tot verwerving van de Belgische nationaliteit : - Wanneer de belanghebbende in de onmogelijkheid verkeert om zich een eensluidend afschrift van zijn akte van geboorte te verschaffen, kan hij een gelijkwaardig document afgeleverd door de diplomatieke of consulaire overheden van zijn land van geboorte overleggen. - Ingeval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich dit voornoemd document te verschaffen, kan de belanghebbende het eensluidend afschrift van de akte van geboorte vervangen door een akte van bekendheid, afgeleverd door de vrederechter en gehomologeerd door de rechtbank van eerste aanleg. (Naar analogie van de artikelen 70 tot 72 van het Burgerlijk Wetboek inzake huwelijk wanneer één van de aanstaande echtgenoten in de onmogelijkheid verkeert om zich een eensluidend afschrift van zijn akte van geboorte te verschaffen.). - Tenslotte kan, wanneer de belanghebbende in de onmogelijkheid verkeert om zich een akte van bekendheid te verschaffen, deze akte met verlof van de rechtbank, worden vervangen door een beëdigde verklaring van de belanghebbende zelf. (Naar analogie van artikel 72bis van het Burgerlijk Wetboek, dat toelaat aan de toekomstige echtgenoot die zich de akte van bekendheid niet kan verschaffen, deze te vervangen door een beëdigde verklaring.).

Algemene opmerkingen : De wijze waarop het parket bij de rechtbank van eerste aanleg het onderzoek verricht met het oog op het verlenen van een advies in het kader van de verschillende procedures van verkrijging van de Belgische nationaliteit, wordt door mijn toedoen vastgelegd in richtlijnen, na het advies van het college van procureurs-generaal te hebben ingewonnen. Deze richtlijnen, die bindend zijn voor alle leden van het openbaar ministerie, worden aan de bevoegde overheden overgemaakt (cfr. art. 24bis WBN).

Ik vestig er eveneens de aandacht op dat voor de berekening van de termijn de algemene principes gelden en dat de termen "onmiddellijk" en "onverwijld" die in verschillende onderdelen van de artikelen 12bis, 15 en 21 WBN worden gebruikt een weergave van de wil van de wetgever zijn om de verplichtingen die op de ambtenaar van de burgerlijke stand en de procureur des Konings rusten zonder uitstel uit te voeren.

Brussel, 25 april 2000.

De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^