gepubliceerd op 13 september 2010
Ministerieel besluit tot goedkeuring van het reglement van gewone leningen die door het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" worden toegekend
30 JULI 2010. - Ministerieel besluit tot goedkeuring van het reglement van gewone leningen die door het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (Woningfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië) worden toegekend
De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, Gelet op de Waalse Huisvestingscode;
Gelet op het beheerscontract 2007-2012 tussen het Waalse Gewest en het « Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie »;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 met betrekking tot de hypotheekleningen en de huurtegemoetkoming van het "Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie", meermaals gewijzigd en voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 december 2009;
Gelet op de beslissingen van de Waalse Regering van 15 december 2009 en 15 juli 2010;
Gelet op het reglement van leningen die de raad van bestuur van het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" op 19 juli 2010 aangenomen heeft onder voorbehoud dat ze de ministeriële goedkeuring krijgt, Besluit :
Artikel 1.Het bijgevoegde reglement van leningen, opgemaakt overeenkomstig artikel 16 van het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 met betrekking tot de hypotheekleningen en de huurtegemoetkoming van het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" wordt goedgekeurd.
Art. 2.Het ministerieel besluit van 1 maart 1999 tot goedkeuring van het reglement van leningen die door het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (Woningsfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië) worden toegekend, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 18 december 2001, 21 februari 2005, 28 februari 2008 en 24 maart 2009 wordt opgeheven.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2010.
Namen, 30 juli 2010.
J.-M. NOLLET Bijlage 1 Reglement der leningen die door het « Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie » toegekend worden TITEL I - Begripsomschrijvingen Artikel 1.
De coöperatieve vennootschap « Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie » wordt in de volgende artikelen « Fonds » benoemd.
Artikel 2.
Voor de toepassing van deze bepalingen wordt verstaan onder : a) "aanvrager", de natuurlijke persoon of personen, ingeschreven in het bevolkingsregister of voor wie een inschrijvingsprocedure aan de gang is, of die beschikt over een referentieadres in België uiterlijk de dag van het verlijden van de akte, of ingeschreven in het vreemdelingenregister met verblijfsvergunning van onbeperkte duur die verzoeken om de toekenning van een sociaal hypothecair krediet bij het Fonds. De aanvrager moet minstens 18 jaar oud of ontvoogde minderjarige zijn op de datum van inschrijving van de kredietaanvraag. b) "woning", elk huis of appartement gelegen in het Waalse Gewest in een gebied waarin woningen kunnen opgericht worden die hoofdzakelijk bestemd zijn om één enkel gezin te huisvesten en samen te laten leven.c) "belastbare inkomsten", de globaal belastbare inkomsten met betrekking tot het volledige voorlaatste jaar voorafgaand aan de datum waarop het Fonds de aanvrager mededeelt dat deze de expertisekosten, bepaald in artikel 29 van dit reglement, moet storten, zoals blijkt uit het aanslagbiljet of elk daarmee gelijkgesteld bewijsstuk. Als de globaal belastbare inkomsten met betrekking tot het volledige voorlaatste jaar voorafgaand aan de datum waarop het Fonds de aanvrager mededeelt dat deze de expertisekosten moet storten, bepaald in artikel 29 van dit reglement, niet gekend zijn, bepaalt het Fonds de stukken die in overweging genomen moeten worden om de belastbare inkomsten vast te stellen.
De aanvrager die salarissen, lonen of emolumenten geniet die vrij zijn van rijksbelastingen, moet een attest voorleggen van de persoon die het inkomen verschuldigd is met vermelding van het totaal aantal salarissen, lonen of emolumenten die hij geniet, om de belastbare grondslag te kunnen bepalen zoals die zich zou hebben voorgedaan als de betrokken inkomsten het voorwerp zouden zijn geweest van de belasting ressorterend onder het gemene recht. Met gezinsbijslagen of wezenbijslagen wordt geen rekening gehouden.
Voor de berekening van de globaal belastbare jaarinkomens wordt het gezamenlijk inkomen van de aanvrager en van de personen met wie hij doorgaans samenleeft in overweging genomen, ongeacht of er banden van verwantschap tussen hen bestaan, maar verwanten in de opgaande en de nederdalende lijn uitgesloten, op grond van de samenstelling van het gezin. d) "onontbeerlijke werken", werken die noodzakelijk zijn om een woning aan alle gezondheidsvoorwaarden, bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 30 augustus 2007 tot vaststelling van de minimale gezondheidsnormen, de overbevolkingsnormen en houdende de in artikel 1, 19° tot 22°bis, van de Waalse Huisvestingscode bedoelde begripsomschrijvingen, te laten voldoen.e) "energiebesparende werken en werken voor de installatie van hernieuwbare energie", werken die de bevordering van de energieprestatie van het goed waarvoor de lening is uitgeschreven en het rationeel energiegebruik zoals bepaald bij met name de ministeriële besluiten van 20 december 2007 en van 22 maart 2010 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik tot doel hebben.f) "buurtwoning", elke woning of deel van de woning van de aanvrager die ertoe bestemd is één of meerdere bejaarde personen op een zelfstandige manier op te vangen en die volledig deel uitmaakt van de grondslag van het goed waarvoor een krediet wordt uitgeschreven.g) "bejaard persoon", ouder van een aanvrager, die woonstkeuze gedaan heeft of doet in het goed dat voor het krediet in aanmerking komt tot in de derde graad en/of persoon met wie de bloedverwant gehuwd is (geweest) of doorgaans samenleeft (samen heeft geleefd);één van die personen moet minstens zestig jaar oud zijn. h) "kind ten laste", als kind ten laste wordt beschouwd : het kind voor wie kinder- of wezenbijslag wordt verleend aan de aanvrager of aan de persoon met wie het doorgaans samenleeft, ongeacht of er banden van verwantschap tussen hen bestaan; het kind voor wie de aanvrager of de persoon met wie het doorgaans samenleeft, ongeacht of er banden van verwantschap tussen hen bestaan geen bijslag krijgt, maar van wie het Fonds vindt dat ze daadwerkelijk ten laste zijn als ze er het bewijs van aandragen; het ongeboren kind, nl. het kind verwekt sinds ten minste negentig dagen vanaf de datum van verlening van de lening, mits een medisch attest wordt bezorgd.
De bejaarde persoon die samenleeft met de aanvrager wordt gelijkgesteld met een kind ten laste.
Voor de berekening van het aantal kinderen ten laste worden zowel het weeskind als het gehandicapte kind voor twee kinderen geteld. De gehandicapte aanvrager wordt als een kind ten laste beschouwd. Die bepaling geldt eveneens onder dezelfde voorwaarden voor de echtgenoot (-genote) van de aanvrager met wie hij/zij doorgaans samenleeft en voor elke persoon die door een dergelijke handicap getroffen wordt voor zover er tussen die persoon en de aanvrager, diens echtgenote (-genoot) of de persoon met wie hij doorgaans samenleeft een verwantschapsband bestaat tot in de derde graad en dat zij onder hetzelfde dak leeft. In dat geval moet de aanvrager zich ertoe verbinden aan het Fonds het bewijs te leveren dat ze samenleven, als de woning waarvoor het krediet wordt uitgeschreven eenmaal bewoond is en uiterlijk zes maanden na de eerste dag. i) "gehandicapte persoon", als « gehandicapte persoon » wordt beschouwd : ofwel de persoon erkend door de FOD Sociale Zekerheid als getroffen met ten minste 66 % insufficiëntie of vermindering van de fysieke of geestelijke bekwaamheid; hetzij de persoon met een verdienvermogen dat verminderd is tot één derde of minder van wat een gezonde persoon kan verdienen door het uitoefenen van een beroep op de algemene arbeidsmarkt, overeenkomstig de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap; hetzij de persoon met een gebrek aan zelfredzaamheid dat vastgelegd wordt op 9 punten, overeenkomstig dezelfde wet; ofwel de persoon die getroffen is door een fysieke of geestelijke onbekwaamheid die de toekenning inhoudt van minimum 4 punten overeenkomstig artikel 6, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag of de toekenning van minimum 6 punten, overeenkomstig artikel 6, § 2, 4° van diezelfde regelgeving. j) "inschrijvingsdatum voor de kredietaanvraag" : datum waarop de kredietaanvraag bij de administratieve zetel van het Fonds wordt ingediend op basis van een volledig dossier.k) "vastgoeddrukgebied" : geheel van gemeenten waar de gemiddelde prijs van de gewone woonhuizen, op basis van het gemiddelde van de statistieken van het Nationaal Instituut van Statistieken van de 3 laatste beschikbare jaren, meer dan 35 % hoger is dan de gemiddelde prijs van dezelfde huizen berekend op het gewestelijk grondgebied.De lijst van de gemeenten met vastgoeddruk op basis van de statistieken van het Nationaal Instituut voor de Statistiek wordt jaarlijks door de administratie opgemaakt, zoals omschreven in artikel 1, 35, van de Waalse huisvestingscode, om van toepassing te zijn op de eerstkomende 1 januari. l) "te revitaliseren woongebieden" : geheel van de gemeenten die vrije stadsgebieden zijn en/of gebieden die aan de volgende criteria voldoen : het grondgebied van de gemeente is gelegen in een woongebied gekenmerkt door een toereikende dichtheid en een minimale bevolkingsdrempel in de verwante statistische sectoren; het grondgebied van de gemeente wordt gekenmerkt door een slechte woonkwaliteit en bevat minder dan 10 % woningen van zeer goede kwaliteit t.o.v. het totaalaantal woningen op het grondgebied op basis van de statistieken van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (Directoraat-generaal Statistiek en Economische informatie van de FOD Economie); het grondgebied van de gemeente is gelegen in een bevoorrecht initiatiefgebied, zoals bepaald door de Federale overheid. m) "Code", de Waalse Huisvestingscode, ingevoerd bij het decreet van 29 oktober 1998.n) "verkoopwaarde of geraamde waarde van het gebouw", de huidige waarde ervan bepaald op grond van een expertise van het Fonds. TITEL II - Doel van de kredieten Artikel 3. § 1. De kredieten, die door een hypothecaire inschrijving worden gewaarborgd, worden toegestaan voor onroerende verrichtingen betreffende een in het Waalse Gewest gelegen woning die uitsluitend voor bewoning bestemd is : aankoop, bouw, renovatie, aanpassing, herstructurering, instandhouding, verbetering, vrijwaring en afbetaling van daartoe aangegane zware schulden.
Onder zware schuld wordt verstaan : de hypotheekschuld of schuld ivm een ander aanverwant product waarvan de rentevoet gevoelig hoger is dan de marktvoorwaarden tijdens de inschrijving van de kredietaanvraag of waarvan de afbetalingsmodaliteiten niet meer overeenstemmen met de financiële toestand van de aanvrager. § 2. In dat verband mag het Fonds hypothecaire kredieten toestaan voor meer bepaald de financiering van : a) de uitvoering van onontbeerlijke werken;b) de uitvoering van werken voor energiebesparing en de installaties van hernieuwbare energie;c) de oprichting van buurtwoningen voor de opvang van bejaarde personen;d) in het kader van een scheidings- of echtscheidingsprocedure de overname van het onroerend goed door één van de echtgenoten, evenwel op voorwaarde dat minstens één kind met hem (haar) in dat gebouw woonachtig is of er niet permanent verblijft krachtens de bepalingen van de overeenkomsten die aan een echtscheiding voorafgaan of een rechtsbeslissing in het kader van een scheidings- of echtscheidingsprocedure.Die financiering wordt beperkt tot de betaling van de opleg, de aktekosten en eventueel de kosten van de overdracht van de lopende levensverzekeringsdekking. § 3. Indien het krediet o.m. de financiering betreft van werken die geheel of gedeeltelijk onder een tegemoetkoming van het Gewest vallen, o.m. de renovatiepremie of de premies voor rationeel energiegebruik of een beter gebruik van hernieuwbare energiebronnen, kan het Fonds het bedrag voorschieten indien de aanvrager die die tegemoetkomingen gekregen heeft, het bedrag van de premie of die premies afstaat om ze in rekening te brengen op zijn terugbetalingsrekening. Bij wijze van uitzondering kan het Fonds het bedrag van die tegemoetkomingen ter beschikking stellen van de aanvrager om hem in staat te stellen de werken te voltooien, het hoofd te bieden aan onverwachte problemen tijdens de uitvoering van de werken of nieuwe werken op te starten.
Die bedragen worden geleidelijk aan gestort na overlegging van facturen, overeenkomstig artikel 24 van dit reglement.
Artikel 4.
De kredieten kunnen eveneens worden toegestaan voor de in artikel 3 van dit reglement vermelde doeleinden : a) voor woningen met bijgebouwen of lokalen bestemd voor de uitoefening van het beroep van land- of tuinbouwer;b) voor woningen met lokalen bestemd voor een handelszaak, de uitoefening van een ambacht, een vrij beroep of andere. TITEL III. - Voorwaarden voor de aanvrager en zijn gezin Artikel 5.
De aanvrager dient de referentiepersoon te zijn van een gezin met minstens drie kinderen ten laste.
Er kan afgeweken worden van de voorwaarde waarvan sprake in lid 1 indien de aanvrager reeds een door het Fonds toegestane uitstaande krediet heeft en voor zover het aangevraagde krediet uitsluitend dient voor één van de doelen waarvan sprake in artikel 3, § 2, van dit reglement.
Artikel 6.
De gezinssamenstelling en de inkomsten die in aanmerking worden genomen, zijn degene die gelden de dag waarop het Fonds de aanvrager mededeelt dat hij de in artikel 29 van dit reglement bedoelde expertisekosten moet vereffenen.
Het aantal kinderen met wie rekening wordt gehouden om de oorspronkelijke rentevoet van het krediet te bepalen, is evenwel het aantal dat in aanmerking komt op het ogenblik van inschrijvingsdatum van de kredietaanvraag.
Artikel 7. § 1. De verschillende inkomstencategorieën die in overweging genomen worden voor de berekening van de rentevoeten worden bepaald in bijlage 2 bij dit reglement.
Tenzij de aanvrager een bijkomende lening aangaat waarvan het doel wordt bepaald in artikel 3 § 2 van dit reglement mogen de belastbare inkomsten van de aanvrager het maximum bedrag vermeld in schaal 12 voor een gezin met drie kinderen ten laste niet overschrijden. § 2. Met schriftelijke toestemming van de aanvrager, mag het Fonds bij de bevoegde administratie, de attesten aanvragen betreffende zijn inkomen.
Als de aanvrager het aanslagbiljet inzake de personenbelasting aan het Fonds bezorgt, is hij vrijgesteld van de bovengenoemde formaliteiten bij deze administratie.
De aanvrager die salarissen, lonen of emolumenten geniet die vrij zijn van rijksbelastingen, moet een attest voorleggen van de persoon die het inkomen verschuldigd is met vermelding van het totaal aantal salarissen, lonen of emolumenten die hij geniet, om de belastbare grondslag te kunnen bepalen zoals die zich zou hebben voorgedaan als de betrokken inkomsten het voorwerp zouden zijn geweest van de belasting ressorterend onder het gemene recht.
Artikel 8.
Na de datum bedoeld in artikel 6, eerste lid, van dit reglement mag de aanvrager geen enkele andere woning volledig in eigendom of in vruchtgebruik bezitten dan de woning waarvoor de lening is toegestaan.
Van deze voorwaarde wordt afgeweken wanneer uit een enquête van het Fonds blijkt dat de woning onbewoonbaar, onverbeterbaar of overbewoond is zoals omschreven in de Code.
Indien de woning overbewoond is door toedoen van het gezin van de aanvrager, moet de aanvrager de woning te koop aanbieden binnen een termijn van één jaar te rekenen van het afsluiten van de lening en de netto-opbrengst van de verkoop na de facultatieve aftrek van een som die door het Fonds wordt bepaald, besteden aan de vroegtijdige afbetaling van het krediet.
Er kan afgeweken worden van de voorwaarde waarvan sprake in lid 1 indien de aanvrager eigenaar is van een andere woning voorzover ze vóór de ondertekening van de authentieke kredietakte is verkocht en dat de opbrengst van de verkoop opnieuw wordt geïnvesteerd in de verrichting waarvoor het hypothecair krediet wordt aangevraagd.
TITEL IV. - Voorwaarden omtrent het gebouw en de bewoning ervan Artikel 9.
De woning waarvoor een krediet wordt toegestaan moet door de aanvrager en diens gezin worden betrokken. Behalve uitzonderingsgevallen en met voorafgaande schriftelijke toestemming van het Fonds mag ze niet te huur worden aangeboden, zelfs niet gedeeltelijk.
Artikel 10.
Het gebouw mag slechts mits voorafgaande schriftelijke toestemming van het Fonds bestemd worden voor een handelszaak, het beoefenen van een ambacht, of andere.
Is de aanvrager land- of tuinbouwer, dan moet hij door middel van een attest van de sociale verzekeringskas waarvan hij lid is het bewijs leveren dat zulks zijn hoofdberoep is.
Artikel 11.
Tijdens de hele looptijd van het krediet mag de aanvrager de woning niet bestemmen voor een activiteit die strijdig is met de openbare orde of met de goede zeden.
Artikel 12.
Een krediet mag geenszins worden toegestaan voor een woning die niet aan de voorwaarden inzake hygiëne en bewoonbaarheid voldoet, die door het Fonds toereikend worden geacht op grond van de normen bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 30 augustus 2007 tot vaststelling van de minimale gezondheidsnormen, de overbevolkingsnormen en houdende de in artikel 1, 19° tot 22bis, van de Code bedoelde begripsomschrijvingen alsmede de voorschriften van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie. De woning moet ook, na de tegemoetkoming van het Fonds, de vigerende normen inzake elektrische installaties naleven.
De woning moet ruim genoeg zijn om het gezin behoorlijk te kunnen onderbrengen rekening houdende met het aantal, het geslacht en de leeftijd van de personen die dit gezin samenstellen. In principe moet de woning ten minste drie slaapkamers omvatten.
Artikel 13. § 1. Behoudens de afwijkingen bepaald in artikel 14 van dit reglement mag de verkoopwaarde van de woningen na de werken waarvoor het krediet is uitgeschreven voor gezinnen met drie kinderen ten laste het bedrag van 150.000 EUR niet overschrijden, grond inbegrepen behalve voor de bouwverrichtingen.
Dat maximum wordt verhoogd met : a) 5 % per kind dat deel uitmaakt van het gezin naast de eerste drie;b) 10 % indien het jongste kind van de aanvrager of van de persoon met wie hij doorgaans samenleeft de leeftijd van acht jaar niet bereikt heeft op de referentiedatum bedoeld in artikel 6, lid 1, van dit reglement;c) 10 % voor elke bloed- of aanverwant in de opgaande lijn van de aanvrager of van de persoon met wie hij doorgaans samenleeft, die samenleeft met de aanvrager sinds minstens zes maanden op voornoemde referentiedatum;d) 10 % voor elke bejaarde persoon;e) 35 % indien het goed waarvoor het krediet is uitgeschreven gelegen is in een gebied met een hoge vastgoeddruk. Behalve de verhogingen bedoeld onder c) en d) indien ze dezelfde persoon betreffen, zijn die verhogingen samenvoegbaar.
De verhogingen onder a) en b) worden niet verleend indien artikel 5, lid 2, van dit reglement wordt toegepast.
Dat aldus verhoogde bedrag wordt afgerond naar het hogere of lagere tiental al naar gelang het cijfer van de eenheden al dan niet vijf euro bereikt.
Voor de berekening van het aantal kinderen dat deel uitmaakt van het gezin, wordt het kind dat als gehandicapt erkend wordt volgens artikel 2, i), van dit reglement voor twee geteld.
Daarnaast wordt de aanvrager die in dezelfde graad aangetast is door een dergelijke insufficiëntie of vermindering van zijn bekwaamheid, beschouwd als kind dat deel uitmaakt van het gezin. Die bepaling geldt eveneens onder dezelfde voorwaarden voor de persoon met wie de aanvrager doorgaans samenleeft en voor elke persoon die door een dergelijke handicap getroffen wordt voor zover er tussen haar en de aanvrager of de persoon met wie hij doorgaans samenleeft een verwantschapsband bestaat tot in de derde graad en dat zij onder hetzelfde dak leeft. In dat geval moet de aanvrager zich ertoe verbinden aan het Fonds het bewijs te leveren dat ze samenleven, uiterlijk zes maanden na de eerste dag van de bewoning. § 2. Het maximumbedrag van de koopwaarde, hiervoor omschreven, wordt door het Fonds op 1 januari van elk jaar N (en voor de eerste keer vanaf 2004) aangepast per schijf van 1.000 euro op grond van de volgende formule : Maximum bedrag x ABEX-index op 1 januari van het jaar N (index in november van het jaar N-1) ABEX-index op 1 januari 2003 (bepaald op « 547 » in november 2002) De aanpassing wordt niet toegepast als het aldus berekende nieuwe bedrag met minder dan 5 % lager ligt dan het bedrag van het vorige jaar.
Artikel 14. § 1. In buitengewone omstandigheden kan het Fonds in voorkomend geval aanvaarden dat de in artikel 13 van dit reglement bedoelde maximumwaarden overschreden worden. Worden hiermee bedoeld, de verrichtingen die tot doel hebben : de oprichting van een buurtwoning; de aankoop van een woning verkocht door een in de Code bedoelde vastgoedbeheerder of de bouw van een woning onder belofte van aankoop en door bemiddeling van dezelfde vastgoedbeheerder; een woning van normaal formaat en aanblik waarvan de waarde te maken heeft met een specifiek element zoals de bijzondere ligging van het gebouw, de oppervlakte van het eigendom, het soort gebruikt materiaal. § 2. Om de verkoopwaarde van het gebouw te schatten, wordt geen rekening gehouden met de voor beroepsdoeleinden gebruikte gronden en constructies indien de aanvrager het beroep van land- of tuinbouwer uitoefent.
TITEL V. - Maximumbedrag van het krediet Artikel 15. § 1. Onverminderd het bedrag van de enige levensverzekeringspremie waarvan sprake in artikel 27, indien voorgeschoten door het Fonds, mag het maximumbedrag van het krediet, enerzijds de kost van de verrichting niet overschrijden, na aftrek van de tegemoetkomingen met afstand van het kapitaal die eventueel door de overheid verleend worden, noch 100 % van de verkoopwaarde na uitvoering van werken in de woning en anderzijds 150.000 EUR. In behoorlijk gemotiveerde omstandigheden kan het Fonds bij wijze van uitzondering en voor zover het krediet door het levensverzekeringscontract waarvan sprake in artikel 27 wordt gewaarborgd, toestaan dat het percentage van 100 % waarvan sprake in het eerste lid tot 110 % wordt opgetrokken.
Dat maximum van 150.000 EUR wordt verhoogd met : a) 5 % per kind dat deel uitmaakt van het gezin naast de eerste drie;b) 10 % indien het jongste kind van de aanvrager of van de persoon met wie hij doorgaans samenleeft de leeftijd van acht jaar niet bereikt heeft op de referentiedatum bedoeld in artikel 6, lid 1, van dit reglement;c) 10 % voor elke bloed- of aanverwant in de opgaande lijn van de aanvrager of van de persoon met wie hij doorgaans samenleeft, die samenleeft met de aanvrager sinds minstens zes maanden op voornoemde referentiedatum;d) 10 % voor elke bejaarde persoon;e) 10 % indien het goed waarvoor het krediet is uitgeschreven gelegen is in een gebied met vastgoeddruk. Behalve de verhogingen bedoeld onder c) en d) indien ze dezelfde persoon betreffen, zijn die verhogingen samenvoegbaar.
De verhogingen vermeld onder a) en b) zijn niet van toepassing indien artikel 5, lid 2, van dit reglement toegepast wordt.
Dat aldus verhoogde bedrag wordt afgerond naar het hogere of lagere tiental al naar gelang het cijfer van de eenheden al dan niet vijf euro bereikt.
Voor de berekening van het aantal kinderen dat deel uitmaakt van het gezin, wordt het kind dat als gehandicapt erkend wordt volgens artikel 2, i), van dit reglement voor twee geteld.
Daarnaast wordt de aanvrager die in dezelfde graad aangetast is door een dergelijke insufficiëntie of vermindering van zijn bekwaamheid, beschouwd als kind dat deel uitmaakt van het gezin. Die bepaling geldt eveneens onder dezelfde voorwaarden voor de persoon met wie de aanvrager doorgaans samenleeft en voor elke persoon die door een dergelijke handicap getroffen wordt voor zover er tussen en de aanvrager of de persoon met wie hij doorgaans samenleeft een verwantschapsband bestaat tot in de derde graad en dat zij onder hetzelfde dak leeft. In dat geval moet de aanvrager zich ertoe verbinden aan het Fonds het bewijs te leveren dat ze samenleven, uiterlijk zes maanden na de eerste dag van de bewoning.
Artikel 16.
De toegekende kredieten in tweede rang van een hypotheek mogen, ongeacht hun doel, niet meer bedragen dan 35.000 EUR. Artikel 17.
De maximumbedragen van het krediet van 150.000 EUR en 35.000 EUR worden per schijf van 1000 EUR door het Fonds aangepast op 1 januari van elk jaar N op grond van volgende formule : Maximum bedrag x ABEX-index op 1 januari van het jaar N (index in november van het jaar N-1) ABEX-index op 1 januari 2003 (bepaald op « 547 » in november 2002) De aanpassing wordt niet toegepast als het aldus berekende nieuwe bedrag met minder dan 5 % lager ligt dan het bedrag van het vorige jaar.
TITEL VI. - Persoonlijke financiële inbreng Artikel 18.
De aanvrager moet zoveel mogelijk financiële inbreng besteden aan de onroerende verrichting waarvoor het krediet wordt toegestaan, waarbij het Fonds zich het recht voorbehoudt het bedrag van het krediet vast te stellen op grond van de financiële middelen van de belanghebbende.
Het bedrag van de persoonlijke inbreng moet in principe toereikend zijn voor de dekking van alle aan de verrichting verbonden kosten.
Naast de persoonlijke contanten van de aanvrager beantwoorden volgende investeringen in natura aan het begrip « persoonlijke inbreng » in de zin van dit artikel : de inbreng van de onbelaste grond waarop de woning gebouwd is of gebouwd zal worden; de bouwstoffen die reeds betaald zijn met het oog op de uit te voeren bouw of werken; het of de onverdeelde deel/delen, na aftrek van de eventuele lasten, waarover de aanvrager beschikt in het goed waarvan hij de volle eigendom verwerft; de opbrengst van de verkoop van een vroeger aangekochte woning, onder aftrek van de eventuele schulden en lasten die ze bezwaren.
TITEL VII. - Rentevoet Artikel 19. § 1. De rentevoeten per gezinscategorie en per schaal worden bepaald in bijlage 3 op de datum van inwerkingtreding van dit reglement.
Het verschil tussen de rente van schaal 1 en van schaal 10 bedraagt 225 basispunten Het renteverschil tussen twee opeenvolgende schalen tot schaal 10 bedraagt 25 basispunten. § 2. De aldus bepaalde percentages worden verminderd met 0,0416 % per maand hetzij 0,50 % per jaar per bijkomend kind ten laste vanaf het vierde kind zonder evenwel lager te mogen zijn dan de minimale rentevoeten die als volgt worden vastgesteld. voor de gezinnen die ressorteren onder categorie I zoals bepaald in bijlage 2 waarvan sprake hierboven : 0,0830 % per maand hetzij 1 % per jaar; voor de gezinnen die ressorteren onder categorie II zoals bepaald in bijlage 2 waarvan sprake hierboven : 0,1324 % per maand hetzij 1,600 % per jaar; voor de gezinnen die ressorteren onder categorie III zoals bepaald in bijlage 2 waarvan sprake hierboven : 0,1815 % per maand hetzij 2,200 % per jaar.
Hetzelfde gebeurt als het aantal kinderen ten laste tijdens de looptijd van het krediet verhoogt, zonder dat de aldus verminderde rentevoet lager mag zijn dan de bovenvermelde minimale rentevoeten; verlaagt het aantal kinderen ten laste, dan wordt het percentage niet opgetrokken.
Indien de lener de woning overeenkomstig artikel 4, b), van dit reglement gedeeltelijk gebruikt voor de uitoefening van een handels-, een ambachtelijk, een vrij of ander beroep, worden de rentevoeten die voortvloeien uit de toepassing van vorige paragrafen verhoogd met 0,0416 % per maand, hetzij 0,50 % per jaar.
De aanvrager waarvan de belastbare inkomsten het maximumbedrag van schaal 12 van categorie III overschrijden en die een bijkomende lening aangaat waarvan het doel in artikel 3, § 2, van dit reglement wordt bepaald, betaalt een rentevoet die overeenstemt met schaal 12. § 3. In januari, april, juli en oktober van elk jaar past het Fonds, in voorkomend geval, de tariefschaal aan aan de evolutie van de financieringskost, laatstgenoemde wordt bepaald door de rentevoet IRS op 20 jaar verhoogd met de vastgestelde intermediatiemarge.
De hypothecaire rentevoeten worden aangepast indien de financieringskost op grond van 5 opeenvolgende vaststellingen die voorafgaan aan de eerste dag van de maand waarop de Raad van bestuur van het Fonds vergadert, met meer dan 15 basispunten verandert t.o.v. de financieringskost die in aanmerking komt op het ogenblik van de laatste wijziging van de tariefschaal. De aanpassing gebeurt in dezelfde richting en met dezelfde omvang, met toepassing van een afronding naar de hogere vijf basispunten, en gaat in de dag die volgt op de beslissing van de Raad van bestuur.
Bij de aanpassing van zijn tariefschaal zorgt het Fonds ervoor dat, voor schaal 1, het verschil tussen zijn rentevoet en die van de « Société wallonne du crédit social » (Waalse maatschappij voor sociaal krediet) niet hoger dan 100 basispunten en niet lager dan 80 basispunten is.
Artikel 20. § 1. De rentevoet van toepassing op het krediet wordt bepaald op grond van het inkomensniveau en van het aantal kinderen ten laste overeenkomstig de beginselen omschreven in dit reglement. De rentevoet wordt bepaalt op grond van de tariefschaal die geldig is op het ogenblik van de beslissing tot toekenning van het krediet.
Kredieten in de gebieden met hoge vastgoeddruk § 2. Indien het krediet de aankoop, al dan niet gepaard gaand met werken, of de bouw van een goed gelegen in een gebied met vastgoeddruk betreft, krijgt de aanvrager een vermindering van de maandelijkse afbetaling tijdens de hele duur van het krediet.
Het bedrag van die maandelijkse vermindering stemt overeen met het verschil tussen de maandelijkse afbetaling van het krediet afgesloten tegen de basisvoorwaarden van dit reglement en de maandelijkse afbetaling van een krediet van éénzelfde bedrag en éénzelfde duur tegen een rentevoet verminderd met : 0, 0623 % per maand, hetzij 0,75 % per jaar voor de gezinnen die ressorteren onder categorie I zoals bepaald in bijlage 2; 0, 0499 % per maand, hetzij 0,60 % per jaar voor de gezinnen die ressorteren onder categorie II zoals bepaald in bijlage 2; 0, 0374 % per maand, hetzij 0,45 % per jaar voor de gezinnen die ressorteren onder categorie III zoals bepaald in bijlage 2.
Kredieten in te revitaliseren woongebieden § 3. Indien het krediet de aankoop, gepaard gaand met onontbeerlijke werken geraamd op een kostprijs van 10.000 EUR, of de bouw van een goed gelegen in een te revitaliseren woongebied betreft, krijgt de aanvrager een vermindering van de maandelijkse afbetaling tijdens de twaalf eerste jaren van zijn hypothecair krediet.
Voor de kredieten die onder categorie 1 vallen, is het bedrag van de maandelijkse vermindering, tijdens de acht eerste jaren, gelijk aan het totaalbedrag van de rente berekend op een bedrag van 40.000 euro, tegen de rentevoet van de schaal, voor de duur van het aangevraagde krediet, gedeeld door het aantal maandelijkse afbetalingen van het aangevraagde krediet. Tijdens de vier volgende jaren is het bedrag van de maandelijkse vermindering gelijk aan de helft van het bedrag van de maandelijkse vermindering tijdens de acht eerste jaren.
Voor de kredieten die onder categorie II vallen, is het bedrag van de maandelijkse vermindering, tijdens de acht eerste jaren, gelijk aan het totaalbedrag van de rente berekend op een bedrag van 30.000 euro, tegen de rentevoet van de schaal, voor de duur van het aangevraagde krediet, gedeeld door het aantal maandelijkse afbetalingen van het aangevraagde krediet. Tijdens de vier volgende jaren is het bedrag van de maandelijkse vermindering gelijk aan de helft van het bedrag van de maandelijkse vermindering tijdens de acht eerste jaren.
Voor de kredieten die onder categorie III vallen, is het bedrag van de maandelijkse vermindering, tijdens de acht eerste jaren, gelijk aan het totaalbedrag van de rente berekend op een bedrag van 20.000 euro, tegen de rentevoet van de schaal, voor de duur van het aangevraagde krediet, gedeeld door het aantal maandelijkse afbetalingen van het aangevraagde krediet. Tijdens de vier volgende jaren is het bedrag van de maandelijkse vermindering gelijk aan de helft van het bedrag van de maandelijkse vermindering tijdens de acht eerste jaren.
Deze vermindering is niet cumuleerbaar met de vermindering waarvan sprake in § 2 van dit artikel. Bij niet uitvoering van de voorziene onontbeerlijke werken verliest de aanvrager eveneens het voordeel van de vermindering en moet hij met terugwerkende kracht tot de datum van ondertekening van de kredietakte de contractuele maandelijkse afbetaling berekend tegen de rentevoet van het krediet betalen.
Indien het hypothecair krediet de aankoop van een goed gelegen in een te revitaliseren woongebied, zonder het uitvoeren van werken of de aankoop van éénzelfde goed gepaard gaande met onontbeerlijke werken met een lagere kost dan 10.000 EUR betreft, krijgt de aanvrager een rentevoetvermindering van 0,0083 % per maand hetzij 0,10 % per jaar tijdens de hele duur van het krediet.
Kredieten in de andere gebieden § 4. Indien het krediet de aankoop of de bouw betreft van een goed dat noch in een gebied met vastgoeddruk, noch in te revitaliseren gebied gelegen is; krijgt de aanvrager een vermindering van de maandelijkse afbetaling tijdens de hele duur van het krediet.
Het bedrag van die maandelijkse vermindering stemt overeen met het verschil tussen de maandelijkse afbetaling van het krediet afgesloten tegen de basisvoorwaarden van dit reglement en de maandelijkse afbetaling van een krediet van éénzelfde bedrag en éénzelfde duur tegen een rentevoet verminderd met 0,0083 % per maand, hetzij 0,10 % per jaar.
Kredieten bestemd voor de aankoop van een goed verkocht door een publiekrechtelijke rechtspersoon § 5. Indien het krediet de aankoop van een woning verkocht door een publiekrechtelijke rechtspersoon betreft, krijgt de aanvrager een rentevoetvermindering van 0,083 % per maand hetzij 0,10 % per jaar tijdens de hele duur van het krediet. Deze vermindering is cumuleerbaar met de verminderingen waarvan sprake in de paragrafen 2 tot 4 van dit artikel. § 6. De toepassing van de verschillende verminderingen bedoeld in de paragrafen 2 tot 5 wordt beperkt tot het bedrag van de maandelijkse afbetaling die verschuldigd zou zijn op grond van de minimale rentevoet vastgelegd per categorie in artikel 19, § 2. § 7. Deze verschillende verminderingen worden niet toegekend, enerzijds, bij overschrijding van het maximum van de koopwaarde na werken bepaald overeenkomstig artikel 13 van dit reglement en, anderzijds, als blijkt dat in het kader van een nog steeds lopende eerste krediet, toegekend door het Fonds, de aanvrager hetzij, een jongerenlening of een "lening Tremplin" gekregen heeft die toegekend wordt overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden waaronder het Gewest een tegemoetkoming verleent aan jongeren die een hypothecaire lening aangaan om eigenaar van een eerste woning te worden, hetzij een « chèque logement » toegekend op grond van het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2007 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 met betrekking tot de hypotheekleningen en de huurtegemoetkoming van het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie".
Artikel 21.
De op het krediet toegepaste rentevoet wordt op elke vervaldag, met 0,0416 % per maand verhoogd, d.i. 0,50 % per jaar, op het gehele saldo van de schuld tot het aanzuiveren van ieder vervallen en onbetaald bedrag van het saldo van deze schuld.
TITEL VIII. - Duur, afbetaling en vereffening van de lening Artikel 22.
De looptijd van het krediet is beperkt tot 25 jaar en wordt vastgesteld naar gelang van de inkomsten van het gezin en van de leeftijd van de aanvrager.
In uitzonderingsgevallen kan het Fonds kredieten toestaan voor een langere looptijd en maximum dertig jaar.
Voor de looptijd van het krediet moet rekening worden gehouden met het feit dat het krediet hoe dan ook volledig afgelost moet zijn wanneer de aanvrager zeventig jaar wordt.
Artikel 23.
Het krediet wordt terugbetaald in gelijke en onveranderlijke maandelijkse afbetalingen die de rente en de aflossing van het kapitaal omvatten.
Artikel 24.
De aanvragers moeten de werken uitvoeren of laten uitvoeren volgens de regels der kunst en met kwaliteitsmateriaal overeenkomstig de plannen en bestekken overgemaakt aan de financiële instelling voor de behandeling van de kredietaanvraag.
Het bedrag van het krediet wordt niet aan de lener zelf afgegeven, maar wordt, met zijn instemming, uitbetaald aan de verkoper, de leveranciers of aannemers die prestaties en werken uitvoeren of aan de overdrager van de schuldvordering die ten laste van het Fonds valt.
TITEL IX. - Waarborgen Artikel 25.
De aanvragers verbindt zich hoofdelijk in de authentieke kredietakte.
Ze moeten het gebouw waarvoor het krediet toegekend wordt ten bate van het Fonds met hypotheek bezwaren.
In geval van bijkomende lening van minder dan 7.500 EUR bepaalt het Fonds of ze door een hypothecaire inschrijving gewaarborgd moet worden.
Het Fonds kan zich ook het recht voorbehouden de toekenning van het krediet te laten afhangen van elke andere garantie die het nuttig zou achten.
Artikel 26.
De aanvrager moet d.m.v. een in de kredietakte ingevoegde bijzondere clausule zijn wedde of salaris ten belope van de invorderbare bedragen aan het Fonds overdragen.
Artikel 27.
De aanvrager moet vóór het verlijden van de kredietakte een tijdelijke overlijdensverzekering met afnemend kapitaal en met enige premie aangaan bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ten bate van het Fonds. De premie kan door dit Fonds boven de hoofdsom van het krediet worden voorgeschoten. Eén exemplaar van deze overeenkomst moet naar het Fonds doorgezonden worden.
Wanneer de verzekeringsmaatschappij overeenkomstig het eerste lid beslist dat de aanvrager om gezondheidsredenen niet in aanmerking kan komen, mag het Fonds naar eigen goeddunken het krediet toestaan hetzij door het te onderwerpen aan het opnemen van een levensverzekeringscontract met termijnbetalingen, hetzij zonder te eisen dat het door een levensverzekering gedekt is. In beide laatste gevallen, in afwijking van artikel 15, wordt het bedrag van de lening respectief beperkt tot 95 en 90 % van de verkoopwaarde na de werken in de woning.
TITEL X. - Kosten Artikel 28.
Alle door het krediet veroorzaakte kosten worden door de aanvrager gedragen.
Artikel 29. § 1. Vóór de opening van het kredietdossier wordt de aanvrager verzocht het Fonds een bedrag als voorschot voor expertisekosten te betalen. Dit bedrag van maximum 250 EUR wordt door de Raad van bestuur van het Fonds bepaald. § 2. Het in § 1 van dit artikel bedoelde bedrag komt aan het Fonds toe zodra de expertise verricht is. Indien de kredietaanvraag ingetrokken wordt, zonder dat een expertise plaatsvond, wordt dit bedrag aan de aanvrager terugbetaald. § 3. Na kennisgeving van het aanbod van kredietvoorwaarden is de aanvrager het Fonds 100 EUR verschuldigd ter forfaitaire dekking van de behandelingskosten.
Artikel 30.
Dit reglement treedt in werking op 1 augustus 2010, behoudens de artikelen 13 § 2 en 17 die uitwerking hebben op 1 januari 2010.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 30 juli 2010 tot goedkeuring van het reglement van leningen die door het "Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie" (Woningsfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië) worden toegekend.
Namen, 30 juli 2010.
De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
Bijlage 2 - Inkomstenschaal
3 kinderen
4 kinderen
5 kinderen
Categorie
Schaal
GBI van
tot
GBI van
tot
GBI van
tot
I
1
0 EUR
19.930 EUR
0 EUR
22.080 EUR
0 EUR
24.230 EUR
2
19.931 EUR
22.550 EUR
22.081 EUR
24.700 EUR
24.231 EUR
26.850 EUR
II.
3
22.551 EUR
25.170 EUR
24.701 EUR
27.320 EUR
26.851 EUR
29.470 EUR
4
25.171 EUR
27.790 EUR
27.321 EUR
29.940 EUR
29.471 EUR
32.090 EUR
5
27.791 EUR
30.410 EUR
29.941 EUR
32.560 EUR
32.091 EUR
34.710 EUR
6
30.411 EUR
33.030 EUR
32.561 EUR
35.180 EUR
34.711 EUR
37.330 EUR
7
33.031 EUR
35.650 EUR
35.181 EUR
37.800 EUR
37.331 EUR
39.950 EUR
III
8
35.651 EUR
38.570 EUR
37.801 EUR
40.720 EUR
39.951 EUR
42.870 EUR
9
38.571 EUR
41.490 EUR
40.721 EUR
43.640 EUR
42.871 EUR
45.790 EUR
10
41.491 EUR
44.410 EUR
43.641 EUR
46.560 EUR
45.791 EUR
48.710 EUR
11
44.411 EUR
47.330 EUR
46.561 EUR
49.480 EUR
48.711 EUR
51.630 EUR
12
47.331 EUR
50.250 EUR
49.481 EUR
52.400 EUR
51.631 EUR
54.550 EUR
6 kinderen
7 kinderen
8 kinderen
Categorie
Schaal
GBI van
tot
GBI van
tot
GBI van
tot
I
1
0 EUR
26.380 EUR
0 EUR
28.530 EUR
0 EUR
30.680 EUR
2
26.381 EUR
29.000 EUR
28.531 EUR
31.150 EUR
30.681 EUR
33.300 EUR
II.
3
29.001 EUR
31.620 EUR
31.151 EUR
33.770 EUR
33.301 EUR
35.920 EUR
4
31.621 EUR
34.240 EUR
33.771 EUR
36.390 EUR
35.921 EUR
38.540 EUR
5
34.241 EUR
36.860 EUR
36.391 EUR
39.010 EUR
38.541 EUR
41.160 EUR
6
36.861 EUR
39.480 EUR
39.011 EUR
41.630 EUR
41.161 EUR
43.780 EUR
7
39.481 EUR
42.100 EUR
41.631 EUR
44.250 EUR
43.781 EUR
46.400 EUR
III
8
42.101 EUR
45.020 EUR
44.251 EUR
47.170 EUR
46.401 EUR
49.320 EUR
9
45.021 EUR
47.940 EUR
47.171 EUR
50.090 EUR
49.321 EUR
52.240 EUR
10
47.941 EUR
50.860 EUR
50.091 EUR
53.010 EUR
52.241 EUR
55.160 EUR
11
50.861 EUR
53.780 EUR
53.011 EUR
55.930 EUR
55.161 EUR
58.080 EUR
12
53.781 EUR
56.700 EUR
55.931 EUR
58.850 EUR
58.081 EUR
61.000 EUR
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 30 juli 2010 tot goedkeuring van het reglement van leningen die door het "Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie" (Woningsfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië) worden toegekend.
Namen, 30 juli 2010.
De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 3 Tariefschaal betreffende de kredieten die door het "Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie" aan een gezin met 3 kinderen ten laste worden toegekend
Categorie
Schaal
Basisrente
I
1
2,75 %
I
2
3,00 %
II.
3
3,25 %
II.
4
3,50 %
II.
5
3,75 %
II.
6
4,00 %
II.
7
4,25 %
III
8
4,50 %
III
9
4,75 %
III
10
5,00 %
III
11
5,00 %
III
12
5,00 %
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 30 juli 2010 tot goedkeuring van het reglement van leningen die door het "Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie" (Woningsfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië) worden toegekend.
Namen, 30 juli 2010.
De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET