Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 28 februari 2005
gepubliceerd op 08 maart 2005

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2005003047
pub.
08/03/2005
prom.
28/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/28/2005003047/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2005. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën


De Minister van Financien, De Minister van Pensioenen, Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;

Gelet op het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 27 juli 1990, 12 juli 1991, 24 januari 1994, 20 april 1994, 6 december 1994, 16 november 1998, 25 maart 1999 en 15 juli 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 oktober 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 26 oktober 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 27 oktober 2004;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 17 december 2004 van het sectorcomité II - Financiën;

Gelet op het advies 37.965/2 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2005, Besluiten :

Artikel 1.Het opschrift van het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën wordt vervangen als volgt : « Ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën en van het Ministerie van Financiën - Administratie der pensioenen ».

Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 27 juli 1990, 12 juli 1991, 24 januari 1994, 20 april 1994 en 25 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « de Federale Overheidsdienst Financiën en van » ingevoegd tussen de woorden « personeelsleden van » en de woorden « het ministerie »;2° in § 2 vervallen de woorden « Inspecteur van Financiën ».

Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 24 januari 1994, 20 april 1994, 16 november 1998 en 15 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De premie wordt vastgesteld op een brutobedrag van : 74,37 Eur per maand voor de personeelsleden van niveau 1; 47,10 Eur per maand voor de personeelsleden die ambtshalve benoemd zijn in niveau B of C en voorheen titularis waren van een graad van niveau 2+ of 2; 29,75 Eur per maand voor de personeelsleden die ambtshalve benoemd zijn in niveau C of D en voorheen titularis waren van een graad van niveau 3 of 4 »; 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « Wanneer een ambtenaar in niveau 1, wordt aangeworven, blijft hij tijdens de duur van de stage gerechtigd op de premie, die hij genoot vóór de voormelde stage, mits hij geen competentietoelage geniet. De stagedoende ambtenaren van de niveaus 4, 3, 2 en 2+, die de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit gerechtigd waren op de premie, behouden deze premie voor de duur van hun stage, mits zij geen competentietoelage genieten. »

Art. 4.Artikel 2bis van hetzelfde besluit, vervangen bij ministerieel besluit van 16 november 1998, wordt vervangen als volgt : « Art. 2bis. § 1. De titularissen van een gemene graad in niveau 2+ of 2 die ambtshalve werden benoemd in niveau B of C en uit hoofde van hun graad en hun weddenschaal gerechtigd zijn op deelname aan de competentiemetingen, zoals bedoeld in artikel 18bis, §§ 2 en 3 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel, verliezen het recht op de premie : 1° hetzij met ingang van 1 september van het jaar waarin zij voor de eerste maal gerechtigd zijn op de competentietoelage;2° hetzij met ingang van 1 januari 2006. § 2. De ambtenaren van niveau C bedoeld in § 1 die deelnemen aan een competentiemeting zoals bepaald in : 1° artikel 9quinquiesdecies van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het Organiek Reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën, alsook van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel;2° artikel 9quinquiesdecies van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het Organiek Reglement van het Ministerie van Financiën, alsook van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, verliezen het recht op de premie : 1° hetzij met ingang van de geldigheidsduur van de competentiemeting waarin zij geslaagd zijn;2° hetzij met ingang van 1 januari 2006 § 3.De titularissen van een bijzondere graad in niveau 2+, 2 of 3 die ambtshalve werden benoemd in niveau B of C en uit hoofde van hun graad en weddenschaal gerechtigd zijn op deelname aan de competentiemetingen, zoals bedoeld in : 1° artikel 18bis, § 3, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel;2° artikel 9quinquiesdecies van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het Organiek Reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën, alsook van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel;3° artikel 9quinquiesdecies van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het Organiek Reglement van het Ministerie van Financiën, alsook van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, verliezen het recht op de premie met ingang van de geldigheidsduur van de competentiemeting waarin zij geslaagd zijn en uiterlijk met ingang van 1 januari 2007.

Art. 5.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 november 1998, worden de woorden « De in de artikelen 1 en 2bis, § 3 » vervangen door de woorden « De in artikel 1 ».

Art. 6.Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 20 april 1994, wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.Om recht te hebben op de premie dient de ambtenaar van niveau 1 jaarlijks : 1° de georganiseerde vormingsactiviteiten volledig volgen;2° een gunstige vermelding bekomen ter gelegenheid van het nazicht van de verworven kennis na afsluiting van de in 1° vermelde activiteiten. ».

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 4bi s ingevoegd, luidende : « Art. 4bis, § 1. Er worden geen vormingsactiviteiten meer georganiseerd voor de personeelsleden van de niveaus B, C en D. § 2. Onverminderd de artikelen 2bis en 5bis van dit besluit, behouden de personeelsleden die ambtshalve werden benoemd in de niveaus B, C of D het recht op de premie, voor de duur van hun benoeming in dit niveau, mits zij op de dag die voorafgaat aan de inwerkingtreding van dit artikel, de voorwaarden vervulden vermeld in artikel 4 zoals dit artikel op die datum van toepassing was.

Art. 8.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 april 1994, wordt vervangen als volgt : « Art. 5, § 1. De ambtenaar van niveau 1 heeft recht op de premie vanaf zijn vaste benoeming bij de Federale Overheidsdienst Financiën of het Ministerie van Financiën - Administratie der pensioenen - voor zover hij aan de eerste voor hem in artikel 4, 1°, bedoelde vormingsactiviteit deelneemt en voor deze activiteit de in artikel 4, 2°, bedoelde gunstige vermelding behaalt. § 2. De ambtenaar van niveau 1 die de in artikel 4, 1°, bedoelde vormingsactiviteit niet heeft gevolgd of de in artikel 4, 2°, bedoelde gunstige vermelding niet heeft behaald, bekomt de premie vanaf de eerste maand volgend op deze waarin hij voornoemde gunstige vermelding heeft behaald. § 3. De in artikel 5bis, § 5, bedoelde ambtenaar die binnen een termijn van zes maanden na zijn dienstherneming : - niet aan een voor hem overeenkomstig artikel 4, 1°, bedoelde vormingsactiviteit deelneemt of voor deze activiteit de in artikel 4, 2°, bedoelde gunstige vermelding niet behaalt, bekomt de premie vanaf de in § 2 bedoelde maand; - aan een voor hem overeenkomstig artikel 4, 1°, bedoelde vormingsactiviteit deelneemt en voor deze activiteit de in artikel 4, 2°, bedoelde gunstige vermelding behaalt, bekomt de premie vanaf de zevende maand na zijn dienstherneming. »

Art. 9.In artikel 5bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 november 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 : a) in de inleidende bepaling worden de woorden « en de speciale vormingspremie worden » vervangen door het woord « wordt »;b) de bepaling onder 1° wordt opgeheven;2° in § 2 : a) in de inleidende bepaling worden de woorden « en de speciale vormingspremie worden » vervangen door het woord « wordt »;b) in de bepaling onder 1° wordt aangevuld als volgt : « g) voor het verrichten van prestaties ten behoeve van een in de Kamer van Volksvertegenwoordigers erkende politieke groep of van de voorzitter van één van die groepen.»; 3° in § 3 : a) de bepaling onder b) wordt vervangen als volgt : « b) de vermelding « onvoldoende » heeft verkregen op het einde van zijn evaluatie;» b) in de bepaling onder d) wordt het woord « voltijdse » ingevoegd tussen de woorden « de ambtenaar met » en de woorden « loopbaanonderbreking is »;4° § 4 wordt opgeheven;5° § 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.Onder referteperiode wordt verstaan de maand voorgaand aan de uitbetaling van de premie. »

Art. 10.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.De Voorzitter van het directiecomité en de Directeur-generaal van de Administratie der pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. »

Art. 11.§ 1. In afwijking van artikel 2bis, §§ 1 en 2, worden de ambtenaren die laureaat zijn van een selectie voor verhoging in de weddenschaal 20E, terug gerechtigd op de vormingpremie met ingang van de datum van hun bevordering door verhoging in de weddenschaal CA3, CT3 of CF3, mits zij op de dag, die de inwerkingtreding van deze paragraaf voorafgaat, de voorwaarden vervulden vermeld in artikel 4, zoals dit artikel op die datum van toepassing was. De bepalingen van artikel 5bis zijn van toepassing. § 2. De vormingspremie verleend overeenkomstig § 1, wordt niet langer toegekend bij een benoeming in een hoger niveau.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van : - artikel 3, 1°, dat voor de ambtenaren van de niveaus D, C en B uitwerking heeft respectievelijk met ingang van 1 januari 2002, 1 juni 2002 en 1 oktober 2002; - artikel 4 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2004.

Brussel, 28 februari 2005.

De Minister van Financien, D. REYNDERS De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE

^