gepubliceerd op 12 november 2019
Ministerieel besluit tot vaststelling van de subsidiabele uitgaven in het kader van de subsidies toegekend door de Waalse Overheidsdienst Economie, Werk en Onderzoek inzake landbouwberoepsopleiding en tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 januari 2016 betreffende de beroepsopleiding inzake landbouw
22 MEI 2019. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de subsidiabele uitgaven in het kader van de subsidies toegekend door de Waalse Overheidsdienst Economie, Werk en Onderzoek inzake landbouwberoepsopleiding en tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 januari 2016 betreffende de beroepsopleiding inzake landbouw
De Minister van Landbouw, Gelet op verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;
Gelet op verordening (EU) nr.1305/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad;
Gelet op Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1200/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad;
Gelet op Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
Gelet op het Waalse Landbouwwetboek, de artikelen D.4, D.11, D.13, D.14, D.101 tot D.104, D.107, D.108, D.109, § 3, D.110, D.113, D.114, D.241, D.242 en D.243;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2008 ter uitvoering van het decreet van 12 juli 2001 betreffende de beroepsopleiding in de landbouw;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016 houdende uitvoering van hoofdstuk II van Titel IV van het Waalse Landbouwwetboek betreffende de beroepsopleiding in de landbouw, inzonderheid op artikel 21, derde lid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1er maart 2019;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 25 april 2019;
Gelet op het overleg tussen de Gewestelijke regeringen en de Federale overheid, gepleegd op 18 april 2018;
Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 3 april 2019;
Gelet op het rapport van 9 april 2019 opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;
Gelet op het verzoek om adviesverlening binnen een termijn van dertig dagen, gericht aan de Raad van State op 10 april 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het gebrek aan adviesverlening binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit : HOOFDSTUK I. - Voorwerp
Artikel 1.Dit besluit waarborgt de naleving van de bepalingen van de artikelen 1, 3 tot 10, 12, 13 en 21 van Verordening (EG) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard. HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen Afdeling I. - Subsidiabiliteit van de uitgaven
Art. 2.Onverminderd artikel 21, paragraaf 3, van Verordening (EG) nr.702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, hebben de uitgaven die in het kader van de subsidie in aanmerking worden genomen betrekking op volgende kosten : 1° personeelskosten;2° werkingskosten;3° afschrijvingskosten.
Art. 3.Alle vastgelegde lasten of uitgaven die aan de volgende beginselen voldoen, worden ten laste van de subsidie toegelaten : 1° een rechtstreekse band hebben met het project waarvoor de subsidie wordt toegekend;2° legitiem en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het gesubsidieerde project;3° de beginselen inzake zorgvuldig financieel beheer in acht nemen, met name inzake zuinigheid en de verhouding tussen kosten en efficiëntie, overeenkomstig het Wetboek van de inkomstenbelastingen;4° effectief en verricht zijn;5° het voorwerp zijn van een betaling door de begunstigde;6° geboekt worden in overeenstemming met de beginselen vermeld in Hoofdstuk 2, Titel 3, Boek III van het Wetboek van economisch recht;7° ondersteund worden door een bewijsstuk;8° verricht of vastgelegd worden tijdens de periode die door de subsidie wordt bestreken en betrekking hebben op een gebruik of prestatie tijdens die periode, en de betaling mag na die periode verricht worden, op voorwaarde dat deze betaling vóór de datum van de door de dienst uitgevoerde controle verricht is;9° voortvloeien uit een uitwisseling van goederen of diensten tussen de begunstigde en een of meerdere afzonderlijke rechtspersonen, mits hun relatie met de begunstigde geen risico van belangenconflict inhoudt;10° een verdeelsleutel van de uitgaven gebruiken die voldoet aan objectieve, realistische, concrete en naar behoren gemotiveerde criteria, wanneer eenzelfde uitgave ten laste gelegd wordt van meerdere projecten, ongeacht of zij al dan niet gesubsidieerd worden;11° de wetgeving inzake overheidsopdrachten in voorkomend geval naleven. Betaalde facturen of, wanneer het uitreiken van een factuur volgens de nationale belasting- en boekhoudregels niet relevant is, boekhoudstukken met gelijkwaardige bewijskracht, worden beschouwd als bewijsstukken in de zin van lid 1, 7°.
Elk document dat wordt ingediend ter rechtvaardiging van het feit dat de boekingspost een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid van de uitgevoerde transacties en in overeenstemming is met de geldende boekhoudwetgeving, wordt beschouwd als een boekhoudstuk met gelijkwaardige bewijskracht in de zin van lid 2.
Het belangenconflict in de zin van lid 1, 9°, betreft de rechtstreekse of onrechtstreekse verwantschap, alsook de zakelijke relaties.
In geval van risico op een belangenconflict, zoals bedoeld in lid 1, 9°, moet de begunstigde de verrichting eerst laten goedkeuren door de dienst.
De begunstigde stelt de dienst in kennis van de overeenkomstig lid 1, 10°, goedgekeurde verdeelsleutel, waarvan de relevantie door de dienst of bij een controle van het Departement Inspectie beoordeeld wordt.
Art. 4.In geen geval mogen forfaitair vastgelegde lasten of uitgaven of boetes en straffen ten laste van de subsidie worden toegelaten.
Art. 5.De dienst en het Departement Inspectie controleren de correcte toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten.
Art. 6.De voorgelegde last mag in geen geval reeds door een andere overheidsinstantie of een private derde zijn terugbetaald, noch ten laste ervan voor terugbetaling voorgelegd worden, noch worden gedekt door een product of voordeel van welke aard dan ook.
Alle ontvangsten, opbrengsten of terugvorderingen in verband met de actie worden in mindering gebracht van de subsidiabele uitgaven.
Worden vooraf in mindering gebracht van de lasten die bij de subsidie voorgelegd worden : 1° elke terugvordering van kosten eigen aan de gesubsidieerde actie, met uitzondering van private giften;2° de financiële inkomsten die voortvloeien uit elke verrichting in het kader van de gesubsidieerde actie;3° de voordelen van welke aard dan ook die aan werknemers worden toegekend;4° elke vergoeding die uit een verzekeringsovereenkomst voortvloeit;5° elke herfacturering van lasten die bij de subsidie voorgelegd worden;6° elke kredietnota;7° inkomsten uit ondersteunende activiteiten. De uitzondering bedoeld in lid 3, 1°, wordt in aanmerking genomen voor zover die schenkingen in afzonderlijke opbrengstrekeningen of -subrekeningen geboekt worden en voor zover de schenkingsakte niet werd verricht door een entiteit of een persoon die met de begunstigde verbonden is.
Het verband in de zin van lid 4 betreft de rechtstreekse of onrechtstreekse verwantschap, alsook de zakelijke relaties. Afdeling 2. - Rechtvaardigingsdossier
Art. 7.§ 1. Als bewijs van het gebruik van de subsidie stuurt elke begunstigde de volgende documenten naar de dienst : 1° een door de begunstigde ondertekende verklaring op erewoord waarin staat dat de kosten die in het rechtvaardigingsdossier opgenomen zijn, niet dubbel worden gesubsidieerd en uitsluitend zijn gemaakt voor de uitvoering van de gesubsidieerde acties;2° een recapitulatieve afrekening vergezeld van een afschrift van de bewijsstukken, waarvan het origineel bij de begunstigde wordt bewaard en op verzoek van de dienst of van het Departement Inspectie beschikbaar is. De in lid 1, 2°, bedoelde originele stukken, alsmede een overzicht ervan en hun verband met de boekhouding van de begunstigde, worden gedurende tien jaar na de datum van vereffening van het saldo van de subsidie bewaard, met uitzondering van de stukken die betrekking hebben op investeringsgoederen, die gedurende vijftien jaar worden bewaard.
In geval van beëindiging van zijn activiteiten ziet de begunstigde erop toe dat deze stukken worden bewaard volgens de door de dienst goed te keuren modaliteiten. § 2. In de in paragraaf 1, lid 1, 2°, bedoelde samenvattende afrekening vermeldt de begunstigde, met uitzondering van overheidsinstellingen, al zijn uitgaven, met inbegrip van de uitgaven gedragen door andere overheden, de uitgaven die op eigen fondsen gedragen worden, en de uitgaven die niet subsidiabel zijn.
De begunstigde dient overzichten van uitgaven in, opgedeeld per gesubsidieerd project. § 3. De dienst bepaalt de in paragraaf 1 bedoelde type-documenten en publiceert deze op zijn website.
Art. 8.De in artikel 7, paragraaf 1, lid 1, 2°, bedoelde bewCIsstukken zCIn ten minste de volgende : 1° een document dat de betaling tijdens de subsidieperiode of aan het einde ervan bewijst, vóór de afsluiting van de controle door het Departement Inspectie of de dienst;2° een stuk dat een rechtstreeks verband legt met het gesubsidieerde project indien het in lid 1, 1°, bedoelde document niet volstaat om dit verband aan te tonen;3° wat de afschrijvingen betreft : de aankoopfactuur, het betalingsbewijs, de afschrijvingstabel en de boekhoudkundige verwerking ervan;4° wat de overheidsopdrachten betreft: de zendingen die een oproep tot mededinging van de inschrijvers waarborgen, de zendingen die de inschrijvers van hun niet-selectie, hun uitsluiting, van de niet-gunning of de gunning van de opdracht in kennis stellen. Kastickets worden niet als bewijsstukken aanvaard, behalve voor uitgaven van minder dan 25 EUR en gerechtvaardigd door een schuldvorderingsverklaring waarin het verband met het project wordt toegelicht.
Het in lid 1, 1°, bedoelde bewijsstuk kan bestaan uit een betalingsbewijs, een rekeningsuittreksel of een post in het kasboek met vermelding van de betaling.
Art. 9.§ 1. Voor de in artikelen 17 en volgende bedoelde personeelsuitgaven maakt de begunstigde een afschrift van de individuele rekening van elke werknemer die geheel of gedeeltelijk wordt gesubsidieerd aan de dienst of het Departement Inspectie over.
Dit document vermeldt het bedrag van de werkgeversbijdragen. § 2. De volgende informatie wordt ook aan de dienst of het Departement Inspectie meegedeeld, voor elk gedeeltelijk of volledig gesubsidieerde arbeidspost: 1° rijksregisternummer;2° functie;3° specifieke taken;4° diploma of gelijkwaardigheid;5° type arbeidsovereenkomst;6° eventuele verminderingen van de personeelskosten;7° het bestaan van een cumul van activiteiten, vergezeld van informatie over de aard van de gecumuleerde activiteit, het statuut van de werknemer voor die activiteit en de daarvoor benodigde arbeidstijd. De in lid 1, 7°, gecumuleerde activiteit omvat de mandaten en beroepsactiviteiten, zelfs indien deze onder kosteloze titel worden uitgeoefend.
Art. 10.Een onkostenvergoeding van een personeelslid, buiten de kilometervergoeding bij de uitoefening van zijn functie, komt in aanmerking indien die vergezeld gaat van een bewijsstuk.
Worden beschouwd als bewijsstukken in de zin van lid 1 : 1° de dienstopdracht;2° de aanwezigheidslijst ondertekend en gedateerd door de deelnemers aan de vergadering;3° het parkeerticket;4° de aankoop- of verhuurfactuur van allerlei materiaal;5° de gedetailleerde telefoonfactuur met vermelding van de nummers die in de professionele context gebeld zijn. Afdeling 3. - Boekhouding
Art. 11.§ 1. De begunstigde van de subsidie houdt een boekhouding bij die een ondubbelzinnige identificatie van de uitgaven in verband met het gesubsidieerde project mogelijk maakt, overeenkomstig hoofdstuk 2, titel 3, Boek III van het Wetboek van economisch recht.
De in het eerste lid bedoelde boekhouding wordt volgens de dubbele methode bijgehouden, tenzij de begunstigde niet meer dan één van de criteria bedoeld in artikel 3: 47, paragraaf 2, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen overschrijdt. § 2. Tenzij ze vrijwillig kiezen voor een dubbele boekhouding, houden de vzw's die niet meer dan één van de criteria bedoeld in artikel 3: 47, paragraaf 2, lid 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen overschrijden, een vereenvoudigde boekhouding bij die ten minste betrekking heeft op de mutaties van beschikbare middelen in contant geld of op de rekeningen, overeenkomstig titel 4 van Boek 3 van het Koninklijk Besluit van 29 april 2019 houdende uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 3. Elke openbare operator die een exploitatiesubsidie ontvangt, houdt een boekhouding bij die de traceerbaarheid van de voorgelegde uitgaven in verhouding tot al zijn activiteiten mogelijk maakt.
De in lid 1 bedoelde openbare operatoren zijn de OCMW's, gemeenten en andere openbare instellingen.
Art. 12.De uitgaven worden per kalenderjaar voorgelegd.
De facturen over twee boekjaren worden pro rata van de betrokken maanden van het boekjaar aangerekend. Afdeling 4. - Gedeeltelijk ten laste genomen uitgaven
Art. 13.Wanneer de subsidie ten minste gedeeltelijk wordt toegekend voor activiteiten die niet onder het toepassingsgebied van een erkenning of enige decretale bepaling inzake werkgelegenheid of beroepsopleiding vallen, legt de begunstigde aan de dienst een objectieve berekeningsmethode voor van het percentage van de acties en de desbetreffende uitgaven dat voor de subsidie is bestemd, zodat de dienst het subsidiabel deel van de uitgaven nauwkeurig kan bepalen dat ten laste van de subsidie gelegd kan worden.
De relevantie van de in lid 1 bedoelde verdeelsleutel wordt beoordeeld door het Departement Inspectie of door de dienst.
Art. 14.Wanneer de begunstigde een of meer gebouwen huurt waarin het gesubsidieerde project plaatsvindt, komen de huurkosten in aanmerking ten laste van de subsidie naar rato van het volume of de oppervlakte die voor dit project gebruikt wordt, met vermelding van de berekeningsmethode.
De verdeelsleutel wordt elk jaar meegedeeld bij de indiening van het rechtvaardigingsdossier in het kader van de controle op het gebruik van de subsidie. Afdeling 5. - Verbod op dubbele subsidiëring
Art. 15.Geen enkele uitgave die ten laste van de actie gelegd wordt, mag in aanmerking komen voor meerdere financieringsbronnen die tot een terugbetaling van meer dan 100 % zou leiden.
De begunstigde neemt het in lid 1 bedoeld verbod in acht.
De begunstigde ziet erop toe dat zijn partner of onderaannemer het in lid 1 bedoelde verbod naleeft. Daartoe vordert de begunstigde het bewijsstuk of een verklaring op erewoord van de derde die emittent van de schuldvordering is. Afdeling 6. - Uitgaven gespreid over meerdere boekjaren
Art. 16.Lasten en baten hebben betrekking op het desbetreffende boekjaar.
De begunstigde vermeldt elke boeking terzake in de overlopende rekeningen door een prorata temporis uitsplitsing van de baat en de last tenminste op maandbasis te maken. HOOFDSTUK III. - Subsidiabele uitgaven Eerste afdeling. - Personeelskosten
Art. 17.De bezoldigingen van de personeelsleden die door de intersectorale collectieve arbeidsovereenkomsten of de paritaire commissie waarvan de werknemer deel uitmaakt bepaald zijn, zijn subsidiabel.
Onder personeelslid wordt verstaan iedere persoon die door een arbeidsovereenkomst gebonden is in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Bij gebrek aan een loonrooster van de intersectorale collectieve arbeidsovereenkomst of van het paritair comité zijn de lonen die in de subsidie opgenomen worden, de lonen bepaald door collectieve arbeidsovereenkomst 329.02 Socio-culturele sector Waals Gewest.
De loonroosters moeten toegepast worden met inachtneming van de voorwaarden inzake taak en kwalificatie die bepaald worden door de intersectorale collectieve arbeidsovereenkomsten of het paritair comité waarvan de werknemer deel uitmaakt.
De in lid 4 bedoelde voorwaarden inzake kwalificatie zijn diploma's en ervaring.
De extralegale voordelen voorzien bij de intersectorale collectieve arbeidsovereenkomsten of het paritair comité waarvan de werknemer deel uitmaakt, zijn eveneens subsidiabel.
De deeltijdswerknemer moet van een bezoldiging genieten die in verhouding is tot die van een voltijdswerknemer.
Art. 18.§ 1. De bezoldiging van het personeel die in de subsidie opgenomen wordt, bestaat uit: 1° het brutoloon vastgesteld volgens de barema's van het paritair comité of van de collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing is op de werknemers in de betrokken sector, met uitzondering van de in artikel 19 vermelde kosten;2° de RIZIV-werkgeversbijdragen, mits het voor de berekening daarvan gehanteerde brutoloon niet is overschreden ten opzichte van de overeenkomstig paragraaf 3 vastgestelde verhogingen;3° de reiskosten voor woon-werkverkeer die verplicht worden gesteld binnen de grenzen voorzien door de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten die van toepassing zijn op de werknemers in de betrokken sector, binnen de grenzen voorzien door die;4° het werkgeversaandeel in de maaltijdcheques en de extralegale voordelen voorzien door de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten waarvan de begunstigde deel uitmaakt. § 2. Van de personeelskosten worden alle tegemoetkomingen uit andere openbare of private financieringsbronnen afgetrokken. § 3. In afwijking van paragraaf 1, 1°, wordt een verhoging van maximaal twintig procent van de barema's ten laste van de subsidie toegelaten. § 4. Komen in aanmerking voor de subsidie, per begunstigde, een ambt als directeur en twee ambten als coördinator, per aangevatte schijf van dertig voltijdse equivalenten. § 5. De bezoldiging wordt in de subsidie opgenomen in verhouding tot de toewijzing van het personeel aan de gesubsidieerde actie.
Art. 19.De volgende uitgaven komen niet in aanmerking voor de subsidie : 1° de extralegale voordelen die verschillen van die vermeld in artikel 17, lid 6;2° de dotaties en besteding van voorzieningen voor het vakantiegeld; 3° de loonlasten die niet aangegeven werden bij de R.S.Z. of de fiscale administratie; 4° de opzeggingsvergoedingen, tenzij de dienst deze vooraf toegestaan heeft op gemotiveerd verzoek van de begunstigde.
Art. 20.De arbeidsprestaties worden uitgevoerd binnen de instelling van de begunstigde. In die zin kan de dienst of het Departement Inspectie de werknemer om een verklaring op erewoord vragen.
Art. 21.De dienst et het Departement Inspectie kunnen de arbeidsovereenkomsten en alle andere documenten met betrekking tot de door de begunstigde opgegeven anciënniteit controleren.
Art. 22.De volgende uitgaven worden in de subsidie opgenomen naar rato van het aantal werknemers dat daadwerkelijk toegewezen wordt aan de actie bedoeld in de subsidie: 1° de kosten inzake sociaal secretariaat;2° de premies verzekering-wet;3° de kosten inzake arbeidsgeneeskunde;4° de beheerskosten voor maaltijdcheques;5° de werkkledij en het onderhoud ervan;6° de opleidingskosten die door de begunstigde worden gedragen en waarvoor het rechtstreekse verband met de gesubsidieerde actie aangetoond wordt;7° de dienstreiskosten van het personeel van de begunstigde, ten belope van de bedragen die aan de personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst toegekend worden, krachtens Titel II van Boek IV van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode. Afdeling 2. - Werkingskosten
Eerste onderafdeling. - B.T.W.
Art. 23.§ 1. Het BTW-bedrag komt in aanmerking voor de subsidie op voorwaarde dat de begunstigde de kosten daarvan daadwerkelijk en definitief heeft gedragen.
De BTW-kosten hebben enkel betrekking op de uitgaven met een rechtstreeks verband met het project. § 2. Wanneer de begunstigde niet BTW-plichtig is, zijn de uitgaven in verband met het project inclusief BTW. Wanneer de begunstigde een gewone B.T.W.-plichtige is, wordt de B.T.W. niet meegerekend in de aan het project gewijde uitgaven.
Wanneer de begunstigde een gemengde of een gedeeltelijke B.T.W.-plichtige is, wordt de B.T.W. geheel of gedeeltelijk in verhouding tot de op de verwezenlijkte uitgave niet-terugvorderbare B.T.W. in de aan het project gewijde uitgaven meegerekend. § 3. De begunstigde op wie het algemene prorata BTW-stelsel van toepassing is, deelt de dienst het percentage toegewezen aan de BTW-aftrekbaarheid en de berekeningswijze ervan mee.
De begunstigde die van het algemene prorata stelsel wenst af te wijken ten gunste van een daadwerkelijke toewijzing deelt de dienst het afschrift van het schrijven dat daartoe aan de BTW-administratie gestuurd werd mee. § 4. De BTW-plichtige begunstigden die onder het gemengde of gedeeltelijk stelsel vallen, kunnen, enkel ter afwijking van de annuïteit en in het kader van het algemeen prorata, de BTW-herzieningen voor investeringen die voorheen subsidiabel waren overeenkomstig de vigerende BTW-reglementering een beroep doen op de subsidie.
Deze herziening met betrekking tot het subsidiejaar wordt in overweging genomen als ze spontaan verrekend wordt en mag niet het voorwerp uitmaken van een a posteriori belastingcontrole. § 5. Alle andere BTW-herzieningen, BTW-regularisaties, BTW-rechtzettingen en gelijkgestelden die het annualiteitsprincipe niet in acht nemen, worden niet mee in overweging genomen in het kader van de subsidie..
Onderafdeling 2. - Kosten voor lokalen
Art. 24.Toegelaten tot de subsidie worden de uitgaven voor huurovereenkomsten, onderverhuringen of ter beschikkingstellingen, evenals iedere overeenkomst tot bezetting of ieder ander gelijkwaardig document die cumulatief aan volgende voorwaarden voldoen : 1° het contract of de overeenkomst wordt bij registratiekantoren geregistreerd;2° de medecontracterende partijen zijn juridisch en economisch gescheiden personen waarvan de onderlinge band geen enkel risico inhoudt op belangenconflicten, behoudens voorafgaande machtiging door de dienst;3° de huurgelden en huurlasten staan in juiste verhouding tot de vigerende marktprijzen met betrekking tot de geografische situatie en de oppervlakte van de gehuurde goederen;4° de afrekeningen van provisiesluitingen die inherent zijn aan privé- of gemeenschappelijke huurlasten worden uiterlijk vastgesteld binnen de twaalf maanden na sluitingsdatum. Overeenkomstig lid 1, 3°, behoudt de dienst zich, wanneer de huurgelden en -lasten niet in verhouding staan met de vigerende marktprijzen met betrekking tot de geografische situatie, het recht voor om op eigen kosten een deskundige aan te wijzen die de marktprijs zal bepalen. Enkel het deel van de huur die overeenstemt met de marktprijs komt in aanmerking.
Het belangenconflict bedoeld in lid 1, 2°, beoogt de rechtstreekse dan wel onrechstreekse verwantschap evenals de zakenrelaties.
Art. 25.Iedere afwijking van of wijziging in het contract of de overeenkomst bedoeld in artikel 24, lid 1, maakt het voorwerp uit van een schriftelijk aanhangsel tussen de partijen en wordt behoorlijk geregistreerd overeenkomstig artikel 24, lid 1, 1°.
Art. 26.De uitgaven voor huurherstellingen en klein onderhoud ten laste van de huurder en de werken die normalerwijze de verhuurder toebehoren maar voortvloeien uit de feitelijke tussenkomst van de huurder of van een persoon voor wie deze aansprakelijk is, komen ten laste van de subsidie.
Inrichtende werken aan de binnen- of buitenstructuur die nodig zijn voor de uitvoering van het gesubsidieerd project en voortvloeien uit een overeenstemming tussen huurder en verhuurder worden op voorhand ter instemming aan de dienst voorgelegd, samen met een motivering van de gegrondheid van deze werken.
Deze uitgaven maken het voorwerp uit van een afschrijving overeenkomstig de artikelen 59 en volgende.
Art. 27.Belastingen en retributies die wettelijk de verhuurder ten laste vallen, ongeacht wat in de huurovereenkomst bepaald worden, worden niet op de subsidie afgewenteld.
Art. 28.Wanneer de begunstigde eigenaar is van het onroerend goed waarin het gesubsidieerd project uitgevoerd wordt, worden de uitgaven in verband met renovatie- of herstelwerken mits voorafgaande instemming van de dienst op de subsidie verrekend voor zover het doel van deze werken er niet in bestaat de verkoopwaarde van het goed op lange termijn te verhogen en ze nodig zijn voor de gesubsidieerde actie.
Deze uitgaven maken het voorwerp uit van een afschrijving overeenkomstig de artikelen 59 en volgende.
Art. 29.De huurgelden en huurlasten die hergefactureerd worden als interne of externe kosten kunnen niet op de subsidie afgewenteld worden.
Art. 30.Elke rechtstreekse uitgave in verband met water, elektriciteit, verwarming of verzekeringen wordt geacht in aanmerking te komen als ze inherent is aan het bezetten van de lokalen, voor de gesubsidieerde actie bestemd.
Onderafdeling 3. - Kosten voor kantoren
Art. 31.Kunnen in de subsidie opgenomen worden, in verhouding tot hun toewijzing tot het gesubsidieerde project: 1° uitgaven voor kantoorbenodigdheden;2° postkosten;3° het huren en leasinglasten voor fotokopieermachines of informaticamaterieel;4° iedere uitgave voor drukwerk;5° iedere uitgave voor documentatie;6° kosten voor de intenet-installatie en -aansluiting voor iedere aansluiting in de maatschappelijke zetel van de begunstigde of in één van de verschillende vestigingen;7° kosten voor abonnementen op mobiele telefoonnetten gebruikt voor de behoeften van het gesubsidieerd project door personeel dat voor de functie ingezet wordt en wier functies het reizen of een coördinerende taak impliceren. Abonnementsopgaven voor mobiele telefoonnetten bedoeld in lid 1, 7°, worden aan de dienst of het Departement Inspectie medegedeeld.
Art. 32.Voor de uitgaven bedoeld in artikel 31, lid 1, 6°, worden de kosten voor deze aansluiting, als de maatschappelijke zetel gelegen is in de woonst van een privé-persoon, door de subsidie gedekt voor zover ofwel de vzw een voordeel van alle aard aangeeft in hoofde van deze persoon via belastingsfiche 281 ofwel deze persoon financieel bijdraagt in de aansluitingskosten.
De kosten bedoeld in lid 1 worden gedekt na aftrek van de voordelen van alle aard en de bijdragen. Afdeling 3. - Dienstverstrekkingen, erelonen en uitgaven
Onderafdeling 1. - Onderaanneming
Art. 33.In de subsidie opgenomen wordt iedere omstandige uitgave voor een dienstverstrekking, erelonen of uitgaven waarbij in voorkomend geval de wet op de overheidsopdrachten in acht wordt genomen.
Art. 34.§ 1. De onderaanneming wordt enkel toegelaten door een aannemingscontract, daaronder verstaan ieder contract waarbij een persoon, de aannemer, zich mits vergoeding er jegens een andere, namelijk de bouwheer, toe verbindt in alle onafhankelijkheid een zaak te ondernemen, namelijk buiten alle ondergeschikte relaties om en zonder vertegenwoordiging.
De gefactureerde prestatie wordt uit de aard der zaak in de tijd beperkt.
Een omstandige prestatieopgave waarin het aantal gepresteerde uren en de uurkost opgenomen is wordt bij het verantwoordingsdossier gevoegd. § 2. De uitgaven in verband met onderaannemingscontracten komen in aanmerking met inachtneming van de concurrentie- en overheidsopdrachtenregels als zij verplicht zijn, behoudens in elk der volgende gevallen : 1° indien zij aanleiding geven tot een hogere kostprijs voor de uitvoering van de verrichting zonder dat daar een verhoudingsgewijze toegevoegde waarde tegenover staat;2° als de betaling in percentages van de subsidie wordt omschreven, tenzij een dergelijke betaling verantwoord wordt door de onderaannemer onder verwijzing naar de werkelijke waarde van de geleverde werken of diensten;3° als de onderaannemingscontracten aangegaan worden met iedere natuurlijke of rechtspersoon met wie de operator rechtstreeks of onrechtstreeks onderlinge afhankelijkheidsbanden onderhoudt;4° als de prestaties gelijkgesteld kunnen worden met taken die doorgaan toegewezen zijn aan personeel, ingezet voor de actie.
Art. 35.Erelonen van advocaten worden in de subsidie opgenomen.
Kosten voor juridische adviesinwinning voorafgaand aan rechtsvorderingen komen in aanmerking.
Ter afwijking van het annuïteitsprincipe van de uitgaven kunnen de stukken voor deze kosten voorgelegd worden voor de subsidie van het jaar waarin de uitspraak zich heeft voorgedaan.
Kosten en uitgaven voor het geding komen niet in aanmerking.
Art. 36.Buiten de gevallen van terbeschikkingstelling gemachtigd bij wet, met name bij de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers kunnen de terugbetaling of de rechtstreekse betalingen van een deel of het geheel der lonen van werknemers, ter beschikking gesteld van de begunstigde of bij deze gedetacheerd door de daadwerkelijke werknemer, niet op de subsidie afgewenteld worden.
Onderafdeling 2. - Vrijwilligerswerk
Art. 37.De begunstigde die een beroep doet op diensten van een vrijwilliger stelt met deze een vrijwilligersovereenkomst op en neemt een bijzondere burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering.
Art. 38.De twee soorten betalingen die toegelaten zijn in het kader van het vrijwilligerswerk, zijn de werkelijke kosten of het forfait.
De begunstigde kiest voor het ene of het andere type betaling.
De terugbetaling van de werkelijke kosten word verricht na voorlegging van de oorspronkelijke verantwoordingsstukken, verrekend door de begunstigde, en de betalingsbewijzen.
De terugbetaling via forfaitaire vergoedingen gebeurt in functie van het aantal gepresteerde dagen van de vrijwilliger.
Het maximumbedrag van de vergoeding, vrijgeseld van de inkomstenbelasting, komt in aanmerking voor de subsidie.
De terugbetaling van de forfaitaire vergoedingen of van de werkelijke kosten is toelaatbaar ter hoogte van de bedragen vastgesteld bij de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers of bij het koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.
Onderafdeling 3. - Bestuurders
Art. 39.Komen in aanmerking voor opname in de subsidie : 1° reiskosten die door de actie verantwoord zijn;2° uitgaven, persoonlijk gedragen door de bestuurder voor de subsidiegerechtigde;3° de premie voor de burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering als bestuurder. De uitgaven bedoeld in lid 1, 2°, worden door de subsidie gedekt als ze in aanmerking komen in de zin van dit ministerieel besluit en als de verantwoordingsstukken en oorspronkelijke betalingsbewijzen aan de dienst of aan het Departement Inspectie over worden gemaakt.
Art. 40.Komen niet in aanmerking voor opname in de subsidie : 1° aanwezigheidsgeld;2° vergoedingen of beloningen buiten vrijwilligerswerk om;3° voertuigen, draagbare computers en computers voor professioneel gebruik. Afdeling 4. - Kosten voor stortingen aan federaties van operatoren,
overkoepelende instellingen of coördinerende instanties
Art. 41.In afwijking van artikel 4 zijn kosten voor bijdragen aan federaties subsidiabel ter hoogte van 1000 euro als maximumbedrag.
Iedere hogere bijdrage dan dat bedrag wordt vooraf ter instemming aan de dienst voorgelegd om gedekt te kunnen worden door de subsidie en wordt op dezelfde wijze ingediend als ereloonkosten of uitgaven overeenkomstig afdeling 3 van hoofdstuk 3. Afdeling 5. - Vertegenwoordigingskosten
Art. 42.Kosten voor andere evenementen dan die bedoeld in artikel 44, georganiseerd met externe interveniënten zijn toelaatbaar mits vermelding van de datum van het evenement, het noodzakelijk karakter van de uitgave, zijn rechtstreeks verband met de actie en zijn aanvaarding door de dienst overeenkomstig de beginselen verwoord bij dit besluit.
De kosten gedragen door de begunstigde om externe interveniënten te huisvesten worden gedekt door de subsidie na overlegging van de originele verblijfsfacturen, gedagtekend en aangevuld met de naam van de gehuisveste personen.
Art. 43.In aanmerking voor de subsidie komen kosten voor koffie, thee, suiker en melk gemaakt in het kader van de organisatie van vergaderingen met externe interveniënten.
Art. 44.De kosten voor evenementen van het uitzonderlijk type worden door de subsidie gedekt mits een voorafgaandelijke aanvraag tot instemming bij de dienst. Op straffe van verwerping gaat deze voorafgaandelijke aanvraag tot instemming bij de dienst samen met een voorvastleggingsbegroting, omstandig uitgewerkt per post, die minstens één maand voor de voorziene datum van genoemd evenement wordt ingediend.
Bij instemming van de dienst zijn de in aanmerking komende uitgaven de catering kosten en de kosten voor zaalhuur.
Art. 45.De kosten voor verblijven in het buitenland door de begunstigde ten bate van leden van zijn personeel worden door de subsidie gedekt ter hoogte van de bedragen toegekend aan de personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst krachtens het ministerieel besluit van 2 juli 2018 houdende vaststelling van verblijfsvergoedingen toegekend aan personeelsleden en afgevaardigden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die zich in officiële opdracht naar het buitenland begeven of zetelen in internationale commissies, na overlegging van de originele verblijfsfacturen, gedagtekend en ingevuld met de naam van de gehuisveste personen en van de vermelding van het motief van het verblijf.
Art. 46.Komen niet in aanmerking voor opname in de subsidie: 1° kosten voor kantine of kleine maaltijden buiten de uitzonderlijke evenementen bedoeld in artikel 44;2° bedrijfsteamdagen, waaronder afzonderingen;3° restaurantkosten;4° geschenken aangeboden aan het personeel of in het kader van ieder type van professionele samenwerking;5° kosten voor het onredelijkerwijs overtreffen van de beroepsbehoeften, overeenkomstig artikel 53, 10°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Afdeling 6. - Voertuigkosten
Art. 47.De kosten voor voertuigen worden door de subsidie gedekt mits het houden van een reisboekje waarin de verplaatsingen en de dienovereenkomstige dienstopdrachten omstandig worden genoteerd. De kilometerstand van het voertuig wordt bij aanvang van elk kalenderjaar medegedeeld.
Art. 48.Voor dienstvoertuigen worden, voor zover ze nodig zijn voor de uitvoering van de gesubsidieerde actie, door de subsidie gedekt : 1° bij handelsactiviteiten, verwezenlijkt door de subsidiegerechtigde, de kosten voor de aankoop of de huur van meerdere voertuigen van het type bedrijfsvoertuig in de zin van het belastingrecht;2° buiten handelsactiviteiten om, de kosten voor de aankoop of de huur van één enkel voertuig van het type bedrijfsvoertuig in de zin van het belastingrecht;3° de bijhorende kosten voor voertuigen die eigendom zijn van de begunstigde;4° de verzekeringskosten voor de voertuigen van de begunstigde;5° de afrekeningen voor de sluiting van provisies inherent aan de huurlasten voor rollend materieel, vastgesteld binnen een termijn van twaalf maanden na datum van deze sluiting. De bijhorende kosten bedoeld in lid 1, 3°, zijn kosten voor brandstoffen, onderhoud en banden.
Voor de verzekeringskosten bedoeld in lid 1, 4°, zijn de premies voor een allriskverzekering toelaatbaar tijdens de eerste twee boekjaren te rekenen van de aankoop van het voertuig.
Voor de verzekeringskosten bedoeld in lid 1, 4°, is de duur van het aanmerking komen van deze allriskverzekering bij aankoop van een voertuig middels een bankkrediet afhankelijk van de duur van genoemd krediet.
De voertuigen bedoeld bij dit artikel worden geenszins voor privé-doeleinden gebruikt.
Art. 49.§ 1. De uitgaven voor dienstvoertuigen worden niet door de subsidie gedekt. § 2. Een aanvraag tot afwijking van paragraaf 1 kan op voorhand bij de dienst worden ingediend.
De dienst beoordeelt of de voorgelegde kosten lager zijn dan die welke gesubsidieerd zouden zijn geweest bij een forfaitaire terugbetaling per kilometer.
De begunstigde doet aangifte van dit voordeel van alle aard via belastingsfiche 281 of vraagt een financiële bijdrage van zijn werknemer in de voertuigkosten.
Deze bedragen worden van de betrokken bedragen afgetrokken en ter subsidiëring voorgelegd.
Art. 50.De kosten voor dienstopdrachten van het personeel van de begunstigde worden door de subsidie gedekt ter hoogte van de bedragen toegestaan aan de personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst krachtens Titel II van Boek IV van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode.
De kosten voor de verzekering, aangegaan door de subsidiegerechtigde ter dekking van deze dienstopdrachten, zijn toelaatbaar.
Kosten voor voertuigen van werknemers worden uitgesloten. Afdeling 7. - Kosten voor uitrustingen en verzekeringen en andere
exploitatiekosten
Art. 51.Kunnen in de subsidie opgenomen worden, in verhouding tot hun toewijzing tot de gesubsidieerde actie : 1° de uitgaven met betrekking tot huur van machines of andere werktuigen of uitrustingen nodig voor de verwezenlijking van de actie; 2° de aankoop van klein materieel of uitrustingen, met inbegrip van pedagogisch of didactisch materieel, waarvan de waarde lager is dan 250 euro, BTW niet meegerekend;; 3° de kosten voor de aankoop van mobiele telefoons voor de behoeften van de gesubsidieerde actie door personeel toegewezen aan de actie met een rondreizende of coördinerende functie ter hoogte van maximum 250 euro, BTW niet meegerekend, per telefoon.
Art. 52.Door de subsidie gedekt worden de kosten voor verzekeringspolissen waarvan de inhoud in direct verband staat met de gesubsidieerde actie.
Art. 53.Door de subsidie gedekte worden de verscheidene retributies uit klasse 64. Afdeling 8 - Gemengd gebruik en volledig professioneel gebruik
Art. 54.Bij gebruik in professioneel en privé-verband door een werknemer of een lid van de bestuursorganen van de gerechtigde van een voertuig van de gerechtigde, van een internet-aansluiting thuis, van een abonnement op mobiele telefonie of ieder andere last met een gemengd gebruik worden het bedrag van de voordelen van alle aard opgenomen op belastingsfiche 281 of de financiële bijdrage van de werknemer in deze last afgetrokken van het bedrag van de ter subsidie voorgelegde facturen.
Wanneer één van de lasten bedoeld in lid 1 tegen honderd percent aangegeven wordt als voor professioneel gebruik, gaat de dienst of het Departement Inspectie na of er een privé-gebruik plaats heeft gevonden dan wel of het bedrag van de aangegeven voordelen van alle aard of van de bijdragen van de personen die van deze voordelen genieten, overeenstemt met het gebruik dat daarvan gemaakt is. Afdeling 9. - Financiële kosten en buitengewone lasten
Art. 55.De kosten voor het beheer van bankrekeningen worden in het kader van de subsidie overgenomen.
Art. 56.Niet in aanmerking komend zijn de verwijlinteresten, vermeerderingen en geldstraffen.
Art. 57.Bij verlies, diefstal of breuk die niet gedekt worden door een verzekering of een derde wordt het overig saldo van de dotatie in de afschrijving door de subsidie overgenomen worden na overlegging van een proces-verbaal van aangifte van diefstal, mits instemming van de dienst.
Art. 58.De buitengewone lasten, andere dan die voorzien in artikel 57, en de directe belastingen worden niet door de subsidie overgenomen. HOOFDSTUK IV. - Afschrijvingskosten
Art. 59.§ 1. De verwerving van een investeringsgoed met een bedrag hoger dan 250 euro, BTW niet meegerekend, maakt het voorwerp uit van een afschrijving overeenkomstig Hoofdstuk 2 van Titel 3 van Boek III van het Wetboek van economisch recht. § 2. Een investeringsgoed wordt gekenmerkt door zijn duurzame toewijzing ten dienste van de begunstigde als werkinstrument of exploitatiemiddel.
Zijn geen investeringsgoederen: 1° klein materieel;2° kleine werktuigen;3° kantoorbenodigdheden waarvan de prijs of de waarde per eenheid niet het bedrag van 250 euro bereikt, BTW niet meegerekend. § 3. Voor de verwerving bedoeld in paragraaf 1 wordt enkel het bedrag van de afschrijving door de subsidie overgenomen, en niet de investeringswaarde.
Art. 60.Afschrijvingen van materieel en lokaleninrichting worden door de subsidie overgenomen tegen volgende voorwaarden : 1° de uitgave onderworpen aan een afschrijving staat in rechtstreeks verband met het project;2° zich schikken naar de artikelen 45 en 46 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 ter uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en een afschrijvingstabel opstellen;3° de uitgaven worden geregistreerd als een investering in de boekhouding van de gerechtigde;4° een aankoopfactuur en een betalingsbewijs voor de uitgaven voorleggen aan de dienst of aan het Departement Inspectie.
Art. 61.De afschrijvingsduur varieert al naar gelang de aard van het goed.
Art. 62.Het jaar van daadwerkelijke verwerving van het goed wordt in overweging genomen als eerste afschrijvingsjaar.
De periode voor de afschrijving van de bijkomende en samenvallende kosten voor een investeringsgoed stemt overeen met de afschrijvingsperiode van de hoofdinvestering.
Art. 63.Aankoop van tweedehands materieel en de dienovereenkomstige afschrijving komen niet in aanmerking voor de subsidie.
Art. 64.Overeenkomstig de fiscale wetgeving, en behoudens verantwoording, door de dienst aanvaard, van een kortere levensduur van de af te schrijven goederen worden overgenomen, in het kader van de subsidie, de lasten uit afschrijvingspercentages lager dan of gelijk aan volgende percentages betreffende de investeringen met een eenheidskosten hoger dan 250 euro, BTW niet meegerekend: 1° 20 % voor vestigingskosten;2° 10 % voor de installaties;3° 20 % voor machines en werktuigen;4° 33 % voor informaticamaterieel;5° 20 % voor meubilair;6° twintig procent voor het rollend materieeel;7° tien procent voor de inrichtings- en renovatiewerken van de gebouwen. Alle bijdomende en bijkomstige uitgaven, ongeacht he bedrag, voor een investeringsgoed dat als hoofdsom wordt beschouwd, moeten in overeenstemming zijn met de afschrijvingstermijn van dat investeringsgoed;
Art. 65.De aankoop van klein elektriche huishoudapparatuur kan over vijf jaar worden afgeschreven.
De aankoop van grote elektrohuishoudtoestellen en audio, video en fotomaterieel wordt door de subsidie gedekt mits voorafgaandelijke machtiging van de dienst en een afschrijving over vijf jaar.
Art. 66.Iedere overdracht, om bezwarende titel of om niet, van een investeringsgoed wordt aan de dienst gemeld.
De meerwaarde wordt als een opbrengst beschouwd en wordt van de overgenomen uitgaven afgetrokken.
De meerwaarde wordt bepaald volgens de boekhoudkundige voorschriften terzake.
Art. 67.De bedragen van de voordelen van alle aarde waarvan aangifte wordt gedaan in hoofde van de gebruikers van de voertuigen, evenals de financiële bijdragen van laatstgenoemden worden afgetrokken van de ter subsidie voorgelegde bedragen.
Art. 68.Hierna volgende uitgaven komen niet in aanmerking voor de subsidie: 1° de afschrijving van het jaar van de overdracht om bezwarende titel of om niet;2° de waardeverminderingen op vorderingen;3° de uitgaven voor de afschrijving van aankoop of bouw van onroerende goederen;4° de uitgaven voor de aankoop van grond;5° de afschrijving van mobiele telefoons;6° de provisies van allerlei aard. HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepaling
Art. 69.Artikel 17 van het ministerieel besluit van 28 januari 2016 betreffende de beroepsopleiding inzake landbouw wordt vervangen door hetgeen volgt: " § 1. De subsidies worden verleend voor zover het scholingscentrum het minimum aantal ingeschrevenen voor de opleidingen naleeft, zoals bedoeld in artikel 6. § 2. Binnen de veertien dagen die volgen op de kennisgeving van de opleidingen, geselecteerd door de dienst in het vormingscentrum, kan laatstgenoemde de dienst door elk middel dat een vaste datum aan de zending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek, een initiële schuldvorderingsverklaring indienen : 1° in twee originele exemplaren;2° overeenstemmend met een bedrag van dertig percent van de toegekende subsidie. Het bedrag bedoeld in lid 1er, 2°, wordt als voorschot gestort om het opleidingscentrum de eerste uitgaven in verband met de uitvoering van de geselecteerde opleidingen te kunnen voldoen. De terugvordering van het voorschot wordt toegerekend op de trimestriële schuldvorderingsverklaringen, bedoeld in de vijfde paragraaf, totdat het bedrag van dat voorschot bereikt is, vermeerderd met een gelijkwaardige bruto-subsidie, berekend volgens de methode omschreven in het ministerieel besluit van 10 september 2015 tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 10 september 2015 betreffende steun voor ontwikkeling en investering in de landbouwsector. § 3. De subsidies toegekend aan de scholingscentra worden vereffend na ontvangst door de dienst van een driemaandelijkse schuldvorderingsverklaring : 1° gericht aan de dienst, uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op het verstreken kwartaal en waarvan de zending gebeurt bij elk middel waarbij de zending een vaste datum wordt verleend;2° die voor de cursussen landbouwtechnieken, landbouwbeheer en -economie en voor de vervolmkaingscursussen betrekking heeft op de uren verstrekte activiteiten in de loop van het verstreken kwartaal en voor de stages op de dagen verstrekte activiteiten in de loop van het verstreken kwartaal.Deze uren en dagen van activiteiten worden naar boven beperkt ter hoogte van de voorvastleggingsbegrotingen, ingediend door het scholingscentrum bij de indiening van het project; 3° die wordt toegestuurd in twee originele exemplaren. Voor de vormingscentra onderworpen aan de wetgeving inzake overheidsopdrachten worden de documenten voor overheidsopdrachten inzake de aanwijzing van de opleidingenverstrekkers voor de gezamenlijke periode gedekte door de subsidie ingediend van bij de gunning van de opdracht.
Na afloop van de stage worden ingediend, de stageovereenkomsten waarbij de volgende documenten worden gevoegd die toelaten om de voorwaarden m.b.t. de samenwerking met de stagebegeleider na te gaan: 1° de benaming van het bedrijf, de instelling of de vervangdienst waarin hij zijn functie uitoefent alsook het ondernemingsnummer van de vereniging, instelling of betrokken vervangdienst;2° desgevallend, wat de zelfstandigen betreft, een certificaat voor de inschrijving in een kas voor sociale verzekeringen voor zelfstandige beroepen. In voorkomend geval worden ingediend, een omschrijving van de ervaring van de stagebegeleider in de begeleiding van stages inzake landbouwbedrijven of ondernemingen, evenals de identiteit en de functie van iedere persoon tewerkgesteld door de onderneming of de instelling die verband houden met de landbouwsector die een vorming heeft gekregen of een nuttige ervaring kan voorleggen in de landbouwsector.
De volgende informatie die toelaat om de voorwaarden betreffende de aanwerving van de opleidingenverstrekker na te gaan, wordt gevoegd bij de informatie bedoeld in het eerste lid : 1° de titel, het getuigschrift of vereist diploma zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, 1° tot 4°, in voorkomend geval, het bewijs van een beroepservaring, of een verklaring waarin hij de verbintenis aangaat om een opleiding te volgen in het vereiste domein naast de door hem verstrekte opleiding; 2° een verklaring op erewoord die betrekking heeft ofwel op de geactualiseerde kennis van de onderwerpen i.v.m. het voorwerp van de opleiding of op de verbintenis om opleidingen te volgen naast de door hem verstrekte opleiding.
Wanneer het dossier onvolledig is of om hem toe te laten om zijn opdrachten goed te vervullen, kan de dienst van het opleidingscentum elk document of bewijsstuk opeisen die hij nodig acht, opvragen. § 4. Jaarlijkse deelt het opleidingscentrum de dienst tegen 31 oktober van het jaar volgend op de periode gedekte door de subsidie een verrekeningstabel mee waarvan het model vastgesteld wordt door de dienst, samen met een afschrijvingstabel met de vaste activa van de instelling, met een omstandige versie van de balans ingediend bij de Nationale Bank van België voor het dienovereenkomstige jaar, evenals een afschrift van de verantwoordingsstukken met betrekking tot de lasten opgegeven in de verrekeningstabel en de betalingsbewijzen ervan.".
Namen, 22 mei 2019.
R. COLLIN