gepubliceerd op 08 november 2017
Ministerieel besluit tot vaststelling van buitengewone productievoorschriften voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen
VLAAMSE OVERHEID
Landbouw en Visserij
16 OKTOBER 2017. - Ministerieel besluit tot vaststelling van buitengewone productievoorschriften voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen
DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91, het laatst gewijzigd bij de verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013;
Gelet op verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft, het laatst gewijzigd bij de uitvoeringsverordening (EU) 2017/838 van de Commissie van 17 mei 2017;
Gelet op het decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2013 pub. 12/09/2013 numac 2013204905 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 4, 1° en 2° ;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 12/12/2008 pub. 20/02/2009 numac 2009035162 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten, artikel 10, § 3 en § 5, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2015;
Gelet op het ministerieel besluit van 20 april 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 20/04/2015 pub. 19/05/2015 numac 2015035605 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot vaststelling van uitzonderlijke productievoorschriften voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen sluiten tot vaststelling van uitzonderlijke productievoorschriften voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 juli 2017;
Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid op 22 juni 2017 bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie voor het Landbouwbeleid op 10 juli 2017;
Gelet op advies 62.113/3 van de Raad van State, gegeven op 6 oktober 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities en algemene bepalingen
Artikel 1.Met behoud van de toepassing van de definities, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 12/12/2008 pub. 20/02/2009 numac 2009035162 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wordt in dit besluit verstaan onder: 1° besluit van 12 december 2008: het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 12/12/2008 pub. 20/02/2009 numac 2009035162 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten;2° bevoegde entiteit: het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij;3° controleorgaan: iedere organisatie die met toepassing van artikel 5 van het besluit van 12 december 2008 erkend is als controleorgaan in de biologische landbouw;4° databank: de databank, vermeld in artikel 48 van verordening 889/2008;5° gewas: een groep rassen die behoren tot een soort met een aantal gelijke kenmerken, zoals vastgesteld door de bevoegde entiteit;6° gewassubgroep: rassen die behoren tot een soort of gewas, met een aantal gelijke kenmerken waarvan de functionaliteit gelijk is, zoals vastgesteld door de bevoegde entiteit;7° kleinschalige veldproef: een veldproef in samenwerking met een zaadhuis of een onderzoeks- of proefcentrum met een oppervlakte van minder dan 5% van de totale oppervlakte die het gewas of de gewassubgroep in kwestie inneemt op een bedrijf en waarmee de bevoegde entiteit heeft ingestemd;8° vergunning: de toestemming om zaaizaad en pootaardappelen te gebruiken die niet volgens de biologische productiemethode verkregen zijn;9° verordening 889/2008: de verordening (EG) nr.889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft.
Art. 2.Het gebruik van zaaizaad of pootaardappelen die niet overeenkomstig de biologische productiemethode zijn verkregen, is alleen toegestaan als aan de bepalingen van dit besluit, het besluit van 12 december 2008 en verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 en de uitvoeringsbepalingen ervan is voldaan. HOOFDSTUK 2. - Indeling van gewassen en gewassubgroepen in niveaus
Art. 3.De gewassen en gewassubgroepen worden door de bevoegde entiteit in overleg met de andere gewesten ingedeeld in drie niveaus, namelijk niveau 1, 2 of 3, naargelang de beschikbaarheid van het zaaizaad dat volgens de biologische productiemethode verkregen is, en de beschikbaarheid van de pootaardappelen die volgens de biologische productiemethode verkregen zijn.
De bevoegde entiteit doet bij de indeling in niveaus een beroep op experten uit het werkveld, biologische telers, vertegenwoordigers van de zaadhuizen en de sectororganisaties. Het advies is niet bindend.
Art. 4.In de lijst van niveau 1 worden gewassen en gewassubgroepen opgenomen die geregistreerd zijn in de databank en waarvan de bevoegde entiteit heeft geoordeeld dat er voor het gewas of de gewassubgroep in kwestie een voldoende hoeveelheid van voldoende divers biologisch zaaizaad of voldoende diverse biologische pootaardappelen beschikbaar is.
Art. 5.In de lijst van niveau 2 worden gewassen en gewassubgroepen opgenomen die geregistreerd zijn in de databank en waarvan de bevoegde entiteit heeft geoordeeld dat het beschikbare aanbod van rassen in biologische vorm ruim aanwezig is, maar niet volledig voldoet aan de specifieke behoeften van elke Vlaamse biologische landbouwer of dat van de gewassen en gewassubgroepen in kwestie onvoldoende biologisch zaaizaad of biologische pootaardappelen beschikbaar zijn om in alle behoeften te voorzien.
Art. 6.Tot niveau 3 behoren gewassen en gewassubgroepen die niet in lijst 1 of 2 als vermeld in artikel 4 en 5, zijn opgenomen.
Art. 7.De bevoegde entiteit evalueert de lijsten van gewassen en gewassubgroepen minimaal jaarlijks op het meest geschikte tijdstip.
Als zich in de loop van het teeltseizoen een uitzonderlijke situatie voordoet, kan de bevoegde entiteit de lijsten ook buiten de jaarlijkse cyclus aanpassen. De lijst van niveau 1 kan uitzonderlijk buiten de jaarlijkse cyclus aangepast worden als de bevoegde entiteit oordeelt dat het aanbod of de behoeften structureel anders zijn dan het aanbod en de behoeften waarop de bevoegde entiteit zich aanvankelijk heeft gebaseerd bij de indeling van het gewas of de gewassubgroep.
De lijsten, vermeld in artikel 4, 5 en 6, worden in de databank gepubliceerd en zijn vanaf de dag na de publicatie in de databank van toepassing. HOOFDSTUK 3. - Vergunningen voor en meldingen van het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen
Art. 8.Onafhankelijk van het niveau waarop het gewas of de gewassubgroep van het gevraagde ras zich bevindt, wordt altijd gecontroleerd of het ras in de databank is opgenomen. Als het ras in de databank beschikbaar is, wordt het biologisch geproduceerde zaaizaad of worden de biologisch geproduceerde pootaardappelen van het ras gebruikt.
Art. 9.In afwijking van artikel 8 kan voor de gewassen of gewassubgroepen van niveau 1 als vermeld in artikel 4, een vergunning voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen verleend worden als dat gerechtvaardigd is in een van de volgende gevallen: 1° het gebruik in onderzoek;2° de testen in kleinschalige veldproeven, waarmee de bevoegde entiteit heeft ingestemd;3° de instandhouding van het ras, waarmee de bevoegde entiteit heeft ingestemd.
Art. 10.Voor de gewassen en gewassubgroepen van niveau 2 als vermeld in artikel 5, kan een vergunning verleend worden aan individuele marktdeelnemers voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen in een van de volgende gevallen: 1° geen enkel ras van het gevraagde gewas of van de gevraagde gewassubgroep is opgenomen in de databank;2° geen enkele leverancier kan het materiaal vóór het zaaien of planten leveren, hoewel de gebruiker het zaaizaad of de pootaardappelen tijdig heeft besteld, zodat er in normale omstandigheden voldoende tijd was om de levering te regelen;3° het ras dat de gebruiker vraagt, is niet in de databank opgenomen en de gebruiker kan aantonen dat geen van de beschikbare alternatieven van dezelfde soort geschikt is en dat de vergunning uiterst belangrijk is voor zijn productie;4° het ras wordt gebruikt in onderzoek, bij testen in kleinschalige veldproeven of voor de instandhouding van het ras, waarmee de bevoegde entiteit heeft ingestemd.
Art. 11.De marktdeelnemer die niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen van rassen die behoren tot gewassen of gewassubgroepen van niveau 1 of niveau 2 als vermeld in artikel 4 en 5, wil gebruiken, dient zijn vergunningsaanvraag in bij zijn controleorgaan.
De aanvraag moet ten minste de volgende gegevens bevatten: 1° de contactgegevens van de marktdeelnemer;2° de naam van het gewenste gewas of de gewenste gewassubgroep, het ras en de hoeveelheid ervan;3° de reden en de verantwoording van zijn aanvraag, vermeld in artikel 9 of 10. De vergunningsaanvraag kan op zijn vroegst ingediend worden: 1° vanaf 1 december voor de rassen die in de lente of de zomer van het volgende jaar worden gezaaid of geplant;2° vanaf 15 september voor de rassen die in de herfst of de winter worden gezaaid of geplant;3° vanaf 1 december van het vorige jaar voor de rassen die het hele jaar door worden gezaaid of geplant. Het controleorgaan controleert of er aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9 of 10, voldaan is, naargelang het om een ras gaat dat behoort tot een gewas of een gewassubgroep van niveau 1 of 2, als vermeld in artikel 4 of 5.
De marktdeelnemer rechtvaardigt de vergunningsaanvraag met de vereiste bewijsstukken, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en houdt die bewijsstukken ter beschikking van zijn controleorgaan en de bevoegde entiteit.
Als de vergunningsaanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9 of 10, verleent het controleorgaan de vergunning om het gevraagde ras te gebruiken binnen vijf werkdagen nadat het de aanvraag heeft ontvangen.
De vergunning wordt telkens voor één teeltseizoen verleend. De vergunning moet verkregen zijn vóór het gewas wordt ingezaaid.
Art. 12.Voor de gewassen en gewassubgroepen van niveau 3, vermeld in artikel 6, kan niet-biologisch zaaizaad gebruikt worden of kunnen niet-biologische pootaardappelen gebruikt worden als het gevraagde ras niet in de databank beschikbaar is en nadat de marktdeelnemer dat aan de hand van een vereenvoudigde vergunningsaanvraag gemeld heeft aan zijn controleorgaan.
De meldingen hebben maar betrekking op één teeltseizoen. De melding moet gedaan zijn vóór het gewas wordt ingezaaid.
De melding moet ten minste de volgende gegevens bevatten: 1° de contactgegevens van de marktdeelnemer;2° de naam van het gewenste gewas of de gewenste gewassubgroep en het ras en de hoeveelheid ervan. De melding kan op zijn vroegst ingediend worden: 1° vanaf 1 december voor de rassen die in de lente of de zomer van het volgende jaar worden gezaaid of geplant;2° vanaf 15 september voor de rassen die in de herfst of de winter worden gezaaid of geplant;3° vanaf 1 december van het vorige jaar voor de rassen die het hele jaar door worden gezaaid of geplant.
Art. 13.Het controleorgaan registreert de aangevraagde, toegestane en geweigerde vergunningen en meldingen en de aangevraagde hoeveelheden zaaizaad of pootaardappelen.
De controleorganen bezorgen de bevoegde entiteit jaarlijks de gegevens, vermeld in artikel 12 van het ministerieel besluit van 22 juni 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 22/06/2009 pub. 04/09/2009 numac 2009035733 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot uitvoering van artikelen 7, 9, 10, 11 en 48 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten tot uitvoering van artikelen 7, 9, 10, 11 en 48 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 12/12/2008 pub. 20/02/2009 numac 2009035162 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten. HOOFDSTUK 4. - Databank
Art. 14.De rassen waarvan biologisch geproduceerd zaaizaad of biologisch geproduceerde pootaardappelen beschikbaar zijn, kunnen door de leverancier opgenomen worden in de databank.
De leverancier wordt gevraagd de rassen waarvan biologisch geproduceerd zaaizaad of biologisch geproduceerde pootaardappelen beschikbaar zijn in de databank op te nemen en deze bij te werken: 1° tegen 1 oktober voor de rassen die in de lente of de zomer van het volgende jaar worden gezaaid of geplant;2° tegen 15 augustus voor de rassen die in de herfst of de winter worden gezaaid of geplant;3° tegen 1 oktober van het vorige jaar voor de rassen die het hele jaar door worden gezaaid of geplant. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 15.Het ministerieel besluit van 20 april 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 20/04/2015 pub. 19/05/2015 numac 2015035605 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot vaststelling van uitzonderlijke productievoorschriften voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen sluiten tot vaststelling van uitzonderlijke productievoorschriften voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen wordt opgeheven.
Brussel, 16 oktober 2017.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE
Bijlage. De bewijsstukken, vermeld in artikel 11, vijfde lid
code
mogelijke redenen conform artikel 45, lid 5, b), c) en d), van verordening 889/2008
ingeroepen verantwoording
vereiste bewijsstukken
A
Geen enkel ras van het gevraagde gewas of van de gevraagde gewassubgroep is opgenomen in de databank.
B.1
Geen enkele leverancier kan het materiaal vóór het zaaien of planten leveren, hoewel de gebruiker het zaaizaad of de pootaardappelen tijdig heeft besteld, zodat er in normale omstandigheden voldoende tijd was om de levering te regelen.
De marktdeelnemer heeft tijdig voor de geplande zaaidatum contact opgenomen met alle leveranciers die in de databank geregistreerd zijn en die het gezochte ras aanbieden, maar geen enkele leverancier kon het biologische teeltmateriaal in de gewenste hoeveelheid voor de zaai- of planttijd leveren.
De marktdeelnemer toont de stappen die hij ondernomen heeft, aan (met vermelding van de data waarop hij contact heeft opgenomen met de leveranciers die in de databank geregistreerd zijn, hun verklaring over de periode die in normale omstandigheden nodig is om het zaaizaad of pootgoed te leveren, en van de hoeveelheid die op de contactdatum beschikbaar is).
B.2
De marktdeelnemer heeft ruim voor de geplande zaaidatum zijn bestelling bij een leverancier geplaatst, maar inmiddels bevindt de leverancier zich in de onmogelijkheid om te leveren.
De marktdeelnemer levert het bewijs van de datum van de bestelling en de verklaring van de leverancier over de onmogelijkheid om te leveren.
B.3
De marktdeelnemer heeft zijn bestelling ruim voor de geplande zaaidatum geplaatst bij een leverancier. De leverancier heeft hem echter zaaizaad of pootgoed geleverd dat duidelijk kwaliteitsgebreken vertoont.
De marktdeelnemer toont de kwaliteitsgebreken aan.
C.0
Het ras dat de gebruiker vraagt, is niet in de databankopgenomen en de gebruiker kan aantonen dat geen van de geregistreerde alternatieven van dezelfde soort geschikt is en dat de vergunning uiterst belangrijk is voor zijn productie.
Geen enkel ras dat in de databank geregistreerd is, is geschikt voor de gebruiker.
De marktdeelnemer toont aan dat de geregistreerde alternatieven niet voldoen.
C.1
Het gevraagde ras bezit een specifiek technisch of technologisch kenmerk.
De marktdeelnemer verduidelijkt het gezochte kenmerk en de reden om dat kenmerk te kiezen, in de vergunningsaanvraag (bijvoorbeeld door een kopie van het productiecontract of, bij gebrek daaraan, een attest van de klant).
C.2
Het gevraagde ras bezit een grote weerstand of tolerantie tegen een ziekte.
De marktdeelnemer vermeldt de naam van de ziekte in kwestie in de vergunningsaanvraag en toont aan dat het gevraagde ras het kenmerk bezit (bijvoorbeeld met een advies van een proefcentrum).
C.3
De gebruiker wil de economische of agronomische risico's verdelen.
De marktdeelnemer toont aan dat hij zijn productie billijk verdeelt tussen de biologische en de conventionele rassen voor de gevraagde soort en dat ten minste één ras in biologische vorm wordt gebruikt.
C.4.1
Het gevraagde ras is aangepast aan de streek.
De marktdeelnemer toont aan dat het gevraagde ras speciaal aan de streek aangepast is (bijvoorbeeld met een advies van een proefcentrum).
C.4.2.a
De beschikbare rassen zijn weinig of niet bekend in België en er is geen of onvoldoende ervaring met de biologische productiemethode voor de rassen die in de databank zijn opgenomen.
De marktdeelnemer toont aan dat de rassen die op het moment van de aanvraag geregistreerd zijn, niet voldoende getest zijn door de Vlaamse proefcentra (bijvoorbeeld met een advies van een proefcentrum).
C.5
Het ras is beschikbaar in een zaadvorm die niet geschikt is.
De marktdeelnemer toont aan dat de beschikbare zaadvorm niet geschikt is en geeft aan welke vorm gewenst is (bijvoorbeeld met een verklaring van de leverancier over de beschikbare zaadvorm).
D.1a
Het ras wordt gebruikt in onderzoek, bij testen in kleinschalige veldproeven of voor de instandhouding van het ras, waarmee de bevoegde entiteit heeft ingestemd.
Het ras wordt gebruikt in onderzoek.
Een andere marktdeelnemer dan een onderzoeks- of proefcentrum toont aan dat de betreffende activiteiten worden gerealiseerd in samenspraak met een onderzoeks- of proefcentrum om de instemming van de bevoegde entiteit te verkrijgen.
D.1b
Het ras wordt gebruikt bij testen in kleinschalige veldproeven.
Een andere marktdeelnemer dan een zaadhuis of een onderzoeks- of proefcentrum toont aan dat de betreffende activiteiten worden gerealiseerd in samenspraak met een zaadhuis of een onderzoeks- of proefcentrum om de instemming van de bevoegde entiteit te verkrijgen.
D.2
Het ras is bestemd voor de instandhouding ervan.
Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 16 oktober 2017 tot vaststelling van buitengewone productievoorschriften voor het gebruik van niet-biologisch zaaizaad of niet-biologische pootaardappelen.
Brussel, 16 oktober 2017.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE