gepubliceerd op 29 september 1999
Ministerieel besluit in uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 1998 houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven
12 JULI 1999. - Ministerieel besluit in uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 1998 houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven
De Vlaamse Minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 1998, houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 28 september 1998;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 1992 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 1993, Besluit :
Artikel 1.In toepassing van artikel 1bis, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 1998 houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven worden de periodes die gelijkgesteld worden met een periode van inschrijving als niet-werkende werkzoekende als volgt bepaald : - de periode van vrijstelling van stempelcontrole om sociale en familiale redenen zoals bepaald in artikel 90 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de periode van beroepsopleiding tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode van tewerkstelling in een beschutte werkplaats; - de periode van administratieve sanctie of uitsluiting op grond van artikel 51 tot 52 en 153 tot 156 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de periodes van aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping en van dienst als gewetensbezwaarde; - de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering, gelegen tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode van gevangenzetting tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode gedurende dewelke de uitkeringsgerechtigde werkloze in toepassing van artikel 42, § 2, 9 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 vrijwillig verzaakt aan werkloosheidsuitkeringen; - de periodes van volledige werkloosheid, gedekt door vakantiegeld; - de periode waarin de werkzoekende het bestaansminimum heeft genoten; - de periode waarin de werkzoekende begunstigde van de sociale bijstand was; - de wachttijd, zoals bepaald in artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de wachttijd, zoals bepaald in artikel 35, §§ 1 en 3 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, in het geval zoals bedoeld in artikel 39 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de werkloosheidsperiode die niet vergoed werd ingevolge de toepassing van de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit van 25 november 19991 houdende de werkloosheidsregelementering; - de periodes van verblijf in het buitenland van een werknemer die samenwoont met een Belg, die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische strijdkrachten; - de periodes van tewerkstelling krachtens artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; - de periodes van tewerkstelling van een doelgroepwerknemer in een sociale werkplaats, zoals bepaald in het decreet van 14 juli 1998 inzake de sociale werkplaatsen; - de andere onderbrekende gebeurtenissen, inzonderheid die tijdens dewelke de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Brussel, 12 juli 1999.
Th. KELCHTERMANS