gepubliceerd op 28 augustus 2001
Ministerieel besluit houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte, aan de opvangvoorzieningen die erkend zijn door of onder toezicht staan van Kind en Gezin
9 JULI 2001. - Ministerieel besluit houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte, aan de opvangvoorzieningen die erkend zijn door of onder toezicht staan van Kind en Gezin
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 februari 1994, 24 juni 1997, 7 juli 1998 en 9 maart 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1999 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 15 oktober 1999, 14 april 2000, 26 mei 2000, 10 mei 2001, 11 mei 2001 en 18 mei 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere opvangvoorzieningen;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 13 december 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 juni 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat een regelgeving voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte in kinderopvangvoorzieningen onmiddellijk moet worden vastgelegd om de continuïteit van de financiële ondersteuning van deze opvang te kunnen garanderen, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° K&G : de instelling Kind en Gezin, opgericht bij het decreet van 29 mei 1984, houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin;2° kinderen met een specifieke zorgbehoefte : kinderen die door medische en/of psychosociale problemen meer intensieve zorgen nodig hebben;3° inclusieve opvang : opvang van een kind of van een aantal kinderen met een specifieke zorgbehoefte samen met kinderen zonder specifieke zorgbehoefte;4° kinderdagverblijven : kinderdagverblijven, erkend door Kind en Gezin;5° diensten : diensten voor opvanggezinnen, erkend door Kind en Gezin;6° initiatieven : initiatieven voor buitenschoolse opvang, erkend door Kind en Gezin;7° particuliere opvangvoorzieningen : particuliere opvanginstellingen en particuliere opvanggezinnen onder toezicht van Kind en Gezin;8° de opvangvoorziening : het kinderdagverblijf, de dienst, het initiatief, de particuliere opvangvoorziening;9° netwerk : geheel van beschikbare instellingen of zorgverleners met een specifieke knowhow of expertise waarop een beroep kan worden gedaan voor samenwerking;10° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.
Art. 2.§ 1. Kinderdagverblijven, diensten, initiatieven en particuliere opvangvoorzieningen kunnen van K&G een financiële ondersteuning krijgen voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte volgens de bepalingen van dit besluit. § 2. De structurele uitbouw van inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte kan in kinderdagverblijven en initiatieven worden ondersteund. § 3. In al de in § 1 genoemde opvangvormen kan de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte gekoppeld aan individuele vragen, ondersteund worden.
Art. 3.De financiële ondersteuning kan alleen worden toegekend wanneer de opvangvoorziening aantoont dat de opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte een grotere zorg en/of inzet van middelen vereist. HOOFDSTUK II. - Kinderdagverblijven en initiatieven met een structureel uitgebouwd opvangaanbod voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte Afdeling I. - Voorwaarden tot toekenning van de financiële
ondersteuning
Art. 4.De opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte wordt expliciet gedefinieerd en uitgewerkt in het kwaliteitsbeleid dat het kinderdagverblijf of het initiatief uittekent conform de bepalingen in het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen.
Art. 5.Het kinderdagverblijf of het initiatief zorgt voor een aangepaste infrastructurele, personele en pedagogische opvang van het kind met een specifieke zorgbehoefte.
Art. 6.Het kinderdagverblijf of het initiatief is ingeschakeld in een netwerk van voorzieningen of zorgverleners dat een multidisciplinaire benadering van ieder kind met een specifieke zorgbehoefte mogelijk maakt.
Art. 7.Minstens één personeelslid dat rechtstreeks betrokken is bij de inclusieve opvang in het kinderdagverblijf of het initiatief volgt jaarlijks een vorming of bijscholing die onmiddellijk verband houdt met de problematiek van kinderen met een specifieke zorgbehoefte. Afdeling II. - Bepalingen betreffende de financiële ondersteuning
Art. 8.§ 1. Kinderdagverblijven en initiatieven kunnen voor een door K&G bepaald aantal plaatsen een financiële ondersteuning krijgen. § 2. Het minimumaantal toe te kennen plaatsen voor de structureel uitgebouwde inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte is 3 per vestigingsplaats. Per vestigingsplaats komt maximaal een derde van de erkende capaciteit in aanmerking voor de structureel uitgebouwde inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte. § 3. Het totale aantal plaatsen dat aan Vlaamse kinderdagverblijven en initiatieven kan worden toegekend, bedraagt maximaal 70.
Art. 9.§ 1. De financiële ondersteuning bedraagt 2602,88 euro per plaats op jaarbasis. § 2. Kinderdagverblijven en initiatieven met een structureel uitgebouwd inclusief opvangaanbod kunnen, als aanvulling op de in § 1 vastgelegde financiële ondersteuning, voor elke feitelijke aanwezigheid van een kind met een specifieke zorgbehoefte, met een maximum van één per dag per kind en ongeacht de aanwezigheidsduur, een aanvullend forfaitair bedrag van 5 euro krijgen. Afdeling III. - Aanvraag en uitkering van de financiële ondersteuning
Art. 10.Het toe te kennen aantal plaatsen per kinderdagverblijf of per initiatief en de daaraan gekoppelde financiële ondersteuning wordt bepaald op basis van een aanvraagdossier dat het organiserend bestuur samenstelt volgens de richtlijnen van K&G.
Art. 11.Uiterlijk zestig dagen na ontvangst van het aanvraagdossier beslist K&G, onder meer rekening houdend met het advies van haar medische kwaliteitscoördinator, over het toe te kennen aantal plaatsen.
Art. 12.K&G stelt het kinderdagverblijf of het initiatief schriftelijk in kennis van de genomen beslissing uiterlijk 30 dagen na de beslissing.
Art. 13.De financiële ondersteuning wordt toegekend voor een periode van minimaal één jaar, te rekenen vanaf het kwartaal van de aanvraag.
De einddatum is steeds 31 december.
Art. 14.§ 1. Het kinderdagverblijf of het initiatief bezorgt jaarlijks aan K&G een werkingsverslag over de inclusieve opvang, dat opgesteld is volgens de richtlijnen van K&G. § 2. Op basis van het gemiddelde van het aantal ingeschreven kinderen met een specifieke zorgbehoefte tijdens de laatste vier kwartalen, voorafgaand aan het laatste kwartaal van de ondersteuningsperiode, wordt het aantal plaatsen voor de volgende ondersteuningsperiode vastgelegd.
Een ingeschreven kind is een kind dat in de loop van een kwartaal minstens 1 maal aanwezig was. § 3. Indien het gemiddelde, zoals bepaald in § 2, kleiner is dan 3, vervalt de mogelijkheid tot ondersteuning van de structureel uitgebouwde inclusieve opvang.
Art. 15.§ 1. K&G verleent elk kwartaal een voorschot van maximum 95% van een vierde van het geraamde bedrag dat voor een kalenderjaar verschuldigd is. Dat voorschot kan verhoudingsgewijs worden teruggevorderd wanneer het kinderdagverblijf of initiatief zijn activiteiten staakt of wanneer het niet meer voldoet aan de voorwaarden, genoemd in hoofdstuk II, afdeling I. § 2. De financiële ondersteuning wordt jaarlijks door K&G vereffend uiterlijk op 1 april van het volgende jaar.
Art. 16.De financiële ondersteuning kan te allen tijde worden stopgezet wanneer blijkt dat het kinderdagverblijf of initiatief niet meer voldoet aan de in hoofdstuk II, afdeling I, opgesomde voorwaarden. Afdeling IV. - Bezwaarprocedure
Art. 17.§ 1. Het kinderdagverblijf of het initiatief kan per aangetekende brief binnen 30 dagen na de kennisgeving van de beslissing, zoals bepaald in artikel 11, en van de stopzetting, zoals bepaald in artikel 16, bezwaar aantekenen bij K&G. § 2. Het ingediende bezwaar schorst de beslissing niet. § 3. K&G beschikt over een termijn van 45 kalenderdagen vanaf het indienen van het bezwaar om een beslissing te nemen. § 4. K&G stelt het kinderdagverblijf of initiatief schriftelijk in kennis van de genomen beslissing uiterlijk 30 dagen na de beslissing. HOOFDSTUK III. - Kinderdagverblijven, diensten, initiatieven en particuliere opvangvoorzieningen met een opvangaanbod voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte, gekoppeld aan individuele vragen Afdeling I. - Voorwaarden tot toekenning van de financiële
ondersteuning
Art. 18.De opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte wordt expliciet gedefinieerd en uitgewerkt in het kwaliteitsbeleid dat het kinderdagverblijf, de dienst of het initiatief uittekent conform de bepalingen in het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen.
Art. 19.De opvangvoorziening zorgt voor een aangepaste infrastructurele en pedagogische opvang van het kind met een specifieke zorgbehoefte. Afdeling II. - Bepaling van de financiële ondersteuning
Art. 20.§ 1. Opvangvoorzieningen kunnen voor elke aanwezigheid van een kind met een specifieke zorgbehoefte, met een maximum van één per dag en ongeacht de aanwezigheidsduur, een forfaitair bedrag van 7,5 euro als kostenvergoeding krijgen. § 2. De dienst bezorgt die kostenvergoeding aan de opvanggezinnen die voor deze inclusieve opvang instaan. § 3. Kinderdagverblijven en initiatieven die een financiële ondersteuning krijgen in het kader van een structureel uitgebouwd opvangaanbod voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte, komen niet in aanmerking voor de financiële ondersteuning vermeld in artikel 20, §1. Afdeling III. - Aanvraag en uitkering van de financiële ondersteuning
Art. 21.§ 1. De financiële ondersteuning wordt voor elk individueel kind schriftelijk aangevraagd volgens de richtlijnen, opgesteld door K&G. § 2. Uiterlijk dertig dagen na ontvangst van de aanvraag beslist K&G, onder meer rekening houdend met het advies van haar medische kwaliteitscoördinator, over de toekenning van de financiële ondersteuning. § 3. De financiële ondersteuning wordt toegekend voor een periode van maximaal één jaar en begint op de eerste dag dat het kind met een specifieke zorgbehoefte in de opvangvoorziening opgevangen wordt en met een maximale terugwerking van 6 maanden ten opzichte van de datum van de aanvraag.
Art. 22.K&G stelt de opvangvoorziening schriftelijk in kennis van de genomen beslissing uiterlijk 30 dagen na de beslissing.
Art. 23.§ 1. K&G verleent elk kwartaal op verzoek van de opvangvoorziening een voorschot van maximum 95%. Dat voorschot wordt geraamd aan de hand van het voor dat kwartaal geldende opvangplan van het kind met een specifieke zorgbehoefte en kan verhoudingsgewijs worden teruggevorderd wanneer de opvangvoorziening haar activiteiten staakt of wanneer ze niet meer voldoet aan de voorwaarden, genoemd in hoofdstuk III, afdeling I. § 2. De financiële ondersteuning wordt jaarlijks door K&G vereffend, uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende jaar.
Art. 24.De financiële ondersteuning kan te allen tijde worden stopgezet wanneer blijkt dat de opvangvoorziening niet meer voldoet aan de in hoofdstuk III, afdeling I, opgesomde voorwaarden. HOOFDSTUK IV. - Specifieke bepalingen
Art. 25.De financiële ondersteuning is mogelijk binnen de perken van de begroting.
Art. 26.De bedragen, vermeld in dit besluit, worden elk jaar op 1 januari verhoogd met de procentuele stijging van de index van de consumptieprijzen tussen 1 november van het vorige kalenderjaar en 1 november van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 27.§ 1. De in de eerste kolom van onderstaande tabel vermelde artikelen of onderdelen ervan, hebben betrekking op dit besluit. Met betrekking tot de bedragen die in euro's worden vermeld in de tweede kolom van deze tabel, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2001 de bedragen die in Belgische franken worden vermeld in de derde kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De bedragen die in euro's worden vermeld in artikel 9 en in artikel 20, treden in werking op 1 januari 2002.
Art. 28.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Brussel, 9 juli 2001.
Mevr. M. VOGELS