gepubliceerd op 27 november 2019
Koninklijk besluit tot vaststelling van de opdrachten en begunstigden van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging en tot regeling van haar organisatie en werking
31 OKTOBER 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opdrachten en begunstigden van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging en tot regeling van haar organisatie en werking
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, artikel 3, § 2;
Gelet op de wet van 10 april 1973 houdende oprichting van een Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1973, 22 december 1977 en 11 juli 1978, bij de koninklijke besluiten nr. 90 van 20 augustus 1982 en nr. 485 van 22 december 1986 en bij de programmawet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 02/08/2002 pub. 29/08/2002 numac 2002003381 bron ministerie van financien Programmawet sluiten, de artikelen 3, § 2, 4, 16, § 1 en 17;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 april 1987, 7 december 1998, 20 juli 2000 en 22 juni 2006;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging, gegeven op 23 maart 2017;
Gelet op het advies van de Regeringscommissaris van 17 oktober 2018;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 oktober 2018;
Gelet op het protocol N-481 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel, gesloten op 5 april 2019;
Gelet op het protocol Nr 89 van het onderhandelingscomité Sector XIV, gesloten op 3 mei 2019;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 23 juli 2019;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister belast met Ambtenarenzaken, d.d. 23 juli 2019;
Gelet op het advies 66.496/2/V van de Raad van State, gegeven op 28 augustus 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Defensie en de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - BEGUNSTIGDEN EN OPDRACHT
Artikel 1.De begunstigden van de activiteiten van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging, hierna "Centrale Dienst" genoemd, zijn: 1° De militairen van het actief kader en de leden van het burgerpersoneel die onder het Ministerie van Landsverdediging ressorteren;2° De personeelsleden van de instellingen onder voogdij van de Minister van Defensie;3° De gewezen personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging of van een instelling onder de voogdij van de Minister van Defensie die genieten van een rustpensioen, een pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid, een vergoedingspensioen ten laste van de Staatskas of een rente voor arbeidsongeval of beroepsziekte voor een schadelijk feit opgelopen tijdens de loopbaan bij het Ministerie van Landsverdediging of bij een instelling onder de voorgdij van de Minister van Defensie; Voor het rustpensioen dient het aantal gepresteerde dienstjaren aan het Ministerie van Landsverdediging of de instellingen onder de voogdij van de Minister van Defensie minstens 20 jaar te bedragen; 4° De echtgeno(o)t(e) en de partner van de begunstigden vermeld in 1° tot 3° voor zover deze dezelfde wettelijke woonplaats hebben als de verwante begunstigde;5° De kinderen met recht op kinderbijslag voor zover deze dezelfde wettelijke woonplaats hebben als de verwante begunstigde vermeld in 1° tot 3° ;6° De niet-inwonende kinderen gerechtigd op kinderbijslag van de begunstigden vermeld in 1° tot en met 3°, enkel voor behoeften ontstaan tijdens de periode van huisvesting bij de begunstigde;7° De langstlevende echtgeno(o)t(e) of de partner van de overleden begunstigde bedoeld in 1° tot en met 3°, voor zover hij/zij niet hertrouwd is, niet samenwoont met een partner of een wettelijk samenlevingscontract heeft ondertekend, en hij/zij dezelfde wettelijke woonplaats had als de begunstigde op het ogenblik van het overlijden;8° De wezen van de begunstigden vermeld in 1° tot 3° die genieten van kinderbijslag of een wezenpensioen;9° De personen die de eretitel van `veteraan' dragen;10° De gewezen personeelsleden vermeld in punt 1° en 2° die niet onder de punten 3° tot 9° vallen blijven gedurende een periode van drie jaar volgend op het einde van hun dienst begunstigden voor zover ze gedurende ten minste acht jaar begunstigden waren op grond van punt 1° of 2° ;11° De leden van de getrainde reserve, uitsluitend voor de activiteiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, wanneer ze zich in actieve dienst bevinden en voor feiten die zich tijdens hun werkelijke dienst voorgedaan hebben, en artikel 2, eerste lid, 4° en 5° ;12° Uitsluitend voor de activiteiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 5°, en onder beding van wederkerigheid, de rechthebbenden van gelijkaardige organisaties ten behoeve van geallieerde strijdkrachten;13° Gedurende de periode dat zij werken voor deze organisatie, het personeel van de organisaties waarmee de Centrale dienst een, door het Beheerscomité goedgekeurd, akkoord met specifieke voorwaarden heeft afgesloten; Van de activiteit bedoeld in artikel 2, 7° genieten enkel de begunstigden bedoeld in punt 3° en hun familieleden die reeds van voor hun pensionnering waren aangesloten.
Het Beheerscomité van de Centrale Dienst kan voor bepaalde activiteiten, in bijzondere gevallen, de rechthebbenden aanvaarden die niet hernomen zijn in het eerste lid.
Daarnaast kan de Centrale Dienst geheel of gedeeltelijk begunstigden uitsluiten die de wettelijke bepalingen of reglementen betreffende de diensten of goederen van de Centrale Dienst niet naleven of die de betalingen betreffende de goederen of diensten hen geleverd door deze laatste niet voldoen. Deze uitsluiting moet afdoende worden gemotiveerd.
Art. 2.De Centrale Dienst, is belast met het voorzien in sociale en culturele behoeften van de begunstigden door de volgende activiteiten en door de toekenning van voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks op die activiteiten betrekking hebben: 1° Sociale dienstverlening: Het geven van hulp en informatie onder vorm van administratieve bijstand, juridisch advies, psychosociale begeleiding, advies aan de autoriteiten en financiële ondersteuning.De begunstigden kunnen zich op ieder ogenblik en op elke wijze, rechtstreeks of via een tussenpersoon, tot de Centrale Dienst wenden. Deze steun kan slechts effectief worden verleend met de instemming van de begunstigden; 2° Familiale ondersteuning: Het organiseren van kinderdagverblijven en het ontwikkelen van acties ten behoeve van de opvang van kinderen;3° Huisvesting: Het voorzien in de specifieke behoeften van de begunstigden inzake huisvesting, onder meer door het verhuren van woningen, het onderhoud en de renovatie van het woningenpark, het bouwen en het aankopen van woningen;4° Sociale, culturele en promotionele voordelen: Het ter beschikking stellen van specifieke collectieve voordelen van sociale, culturele en promotionele aard;5° Vakanties: Het aanmoedigen, vergemakkelijken en organiseren van reizen, vakantieverblijven en sportactiviteiten in België of in het buitenland;6° Commerciële activiteiten: Op vraag van de Minister van Defensie of de militaire overheid diensten inzake belastingvrijstelling verzekeren;7° Hospitalisatieverzekering: Het vervullen van de rol van tussenpersoon tussen de begunstigden en de verzekeringsmaatschappij met wie het Ministerie van Landsverdediging of een organisme onder voogdij van de Minister van Defensie een contract heeft afgesloten. De Centrale Dienst kan elke andere opdracht van sociale of culturele aard, op verzoek van de Minister van Defensie of van het Beheerscomité, vervullen.
De Centrale Dienst kan, met het oog op de uitvoering van zijn opdracht, ofwel de nodige inrichtingen oprichten en beheren, ofwel bestaande organisaties en verenigingen erkennen en steunen, ofwel contracten afsluiten met derden.
Art. 3.Het Beheerscomité van de Centrale Dienst bepaalt, voor elke activiteit, de voorrangsregeling voor de in artikel 1 bedoelde categorieën van begunstigden alsook de voorrangsregeling binnen elke categorie. HOOFDSTUK II. - ORGANISATIE EN WERKWIJZE
Art. 4.Het Beheerscomité, bepaalt het strategische beleid van de Centrale Dienst in de aangelegenheden bedoeld in artikel 2.
Art. 5.§ 1. Het Beheerscomité vergadert ten minste één keer per trimester op de datum die het bepaalt, na oproeping door de voorzitter. § 2. Bovendien roept de voorzitter het Beheerscomité tot een buitengewone vergadering op, telkens wanneer het belang van de Centrale Dienst dit vereist of indien minstens twee derden van de in functie zijnde leden hierom verzoeken. § 3. Het Beheerscomité kan beperkte comités samenstellen uit zijn leden. Die beperkte comités zijn belast met de voorbereiding van de zaken die voor beraadslaging aan het Beheerscomité moeten worden voorgelegd. Ze komen samen na oproeping door de voorzitter.
Art. 6.§ 1. Het Beheerscomité kan slechts op geldige wijze beslissen als de meerderheid van de leden aanwezig is.
Het Beheerscomité kan echter, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beslissen na een nieuw oproeping met dezelfde agenda. § 2. De besluiten worden genomen bij meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art. 7.§ 1. Het lid van het Beheerscomité dat ter vervanging van een afgetreden of een overleden lid werd benoemd, beëindigt diens mandaat. § 2. De leden bedoeld in artikel 5, § 1, 2° en 3° van de wet van 10 april 1973 houdende oprichting van een Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie van het Ministerie van Landsverdediging worden benoemd op de voordracht van hun syndicaat.
Art. 8.Het Beheerscomité kan deskundigen erom verzoeken aan de vergaderingen deel te nemen, zij beschikken over een raadgevende stem.
Art. 9.Het Beheerscomité kan één of meer van zijn leden met een bijzondere opdracht belasten.
Art. 10.De opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten waarvan het bedrag hoger is dan de drempel die in de geldende Belgische wetgeving overheidsopdrachten voor een onderhandelingsprocedure zonder (voorafgaandelijke) bekendmaking wordt bepaald worden gesloten na goedkeuring van het Beheerscomité. Die waarvan het bedrag gelijk is aan of kleiner is dan de hierboven vermelde drempel, worden gesloten door de leidend ambtenaar van de Centrale Dienst. HOOFDSTUK III. - FINANCIEEL BEHEER
Art. 11.§ 1. Voor elke activiteitssector, bepaald door het Beheerscomité, wordt een exploitatierekening opgemaakt. § 2. De exploitatierekening van iedere activiteitssector omvat, naast de eigen lasten en baten, een door het Beheerscomité bepaald aandeel in de lasten en baten van de gemeenschappelijke diensten van de Centrale Dienst. § 3. De exploitatieresultaten van iedere activiteitssector worden bepaald na overdracht naar de Reserves van de gerealiseerde meerwaarden op de verkoop van vaste activa en vervolgens naar één enkele exploitatierekening van de Centrale Dienst overgedragen.
Art. 12.§ 1. Het Eigen Vermogen, hernomen in de jaarrekeningen van de Centrale Dienst, maakt een onderscheid tussen: 1° het Sociaal Fonds, 2° de Reserve zonder bepaalde bestemming, 3° de Reserve voor Woningbouw, 4° het Expansiefonds, 5° het Resultaat van het boekjaar. § 2. Het Sociaal Fonds is het kapitaal van de Centrale Dienst. Het wordt, na beslissing van het Beheerscomité, gevormd door een voorafneming van de Reserve zonder bepaalde bestemming. § 3. De Reserve zonder bepaalde bestemming geeft de investeringspolitiek van de Centrale Dienst weer. Het wordt aangepast in functie van de gerealiseerde investeringen, verminderd met de afschrijvingen. Andere overdrachten, zoals bedoeld in dit artikel, kunnen plaatsvinden na beslissing van het Beheerscomité. § 4. De Reserve voor Woningbouw wordt gevormd met het oog op de financiering van de renovatie en de ontwikkeling van het onroerend patrimonium van de Centrale Dienst. a) Zij wordt gevormd door de gerealiseerde meerwaarden van het boekjaar op onroerende verkopen.b) Zij wordt aangepast in functie van de onroerende investeringen, verminderd met de afschrijvingen, en de onroerende uitgaven voor belangrijke renovatiewerken in de loop van het boekjaar, door een inschrijving op de Reserve zonder bepaalde bestemming. § 5. Het Expansiefonds, ten bedrage van maximum 10 miljoen EUR, wordt gevormd met het oog op de financiering van de roerende investeringen aangaande de activiteiten bepaald in hoofdstuk I. a) Het wordt gevormd door het exploitatieresultaat van het vorige boekjaar en de gerealiseerde meerwaarden van het lopende boekjaar uit de verkoop van materiële goederen b) Het wordt aangepast in functie van de materiële investeringen in de loop van het boekjaar, verminderd met de afschrijvingen, door een inschrijving op de Reserve zonder bepaalde bestemming. § 6. Wanneer het Expansiefonds zijn maximum bedrag bereikt heeft, vindt er, na beslissing van het Beheerscomité, een overdracht naar de Reserve zonder bestemming plaats. § 7. Elke andere overdracht binnen het Eigen Vermogen, beslist door het Beheerscomité, wordt ter goedkeuring aan de Minister van Defensie voorgelegd. HOOFDSTUK IV. - SUBSIDIES
Art. 13.De subsidie waarin artikel 15, § 1, 1°, van de wet van 10 april 1973 voorziet, wordt voornamelijk gebruikt om de uitgaven te dekken die voortvloeien uit de verwezenlijking van de opdrachten van de Centrale Dienst, zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, 1° en 2° van dit besluit. HOOFDSTUK V. - SLOTBEPALINGEN
Art. 14.Het Koninklijk Besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 april 1987, 7 december 1998, 20 juli 2000 en 22 juni 2006, wordt opgeheven.
Art. 15.De minister bevoegd voor Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 31 oktober 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Defensie, D. REYNDERS