Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2020
gepubliceerd op 04 november 2020

Koninklijk besluit houdende het tuchtreglement van toepassing op de octrooigemachtigden

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2020015903
pub.
04/11/2020
prom.
30/09/2020
ELI
eli/besluit/2020/09/30/2020015903/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2020. - Koninklijk besluit houdende het tuchtreglement van toepassing op de octrooigemachtigden


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel XI.75/8, §§ 1, vierde lid, en 2, derde lid, ingevoegd bij de wet van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/2018 pub. 19/07/2018 numac 2018031478 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende bepalingen ter bescherming van de titel van octrooigemachtigde sluiten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 april 2020;

Gelet op het advies 41/2020 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 15 mei 2020;

Gelet op advies 67.680/1/V van de Raad van State, gegeven op 6 augustus 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat, ingevolge artikel 13, artikel 871bis van het Gerechtelijk Wetboek van overeenkomstige toepassing is tijdens de tuchtprocedure; dat de beslissingen in toepassing van het voormelde artikel 871bis worden genomen door de rapporteur of door de tuchtcommissie, naargelang het geval; dat de bevoegdheid van de rapporteur of van de tuchtcommissie tot het nemen van deze beslissingen in een bepaald geval afhangt van hun onderscheiden bevoegdheden in de tuchtprocedure; dat de rapporteur onder meer bevoegd is het onderzoek te voeren en binnen dat kader bevoegd is de beslissingen te nemen in toepassing van het voormelde artikel 871bis; dat de tuchtcommissie bevoegd is kennis te nemen van de verdediging van het betrokken lid zoals bedoeld in artikel 25 en binnen dat kader bevoegd is de beslissingen te nemen in toepassing van het voormelde artikel 871bis;

Overwegende dat, ingevolge artikel 15, de procedure tot wraking in de artikelen 828 tot 842 van het Gerechtelijk Wetboek van overeenkomstige toepassing is op de leden van de tuchtcommissie; dat het, onder meer overeenkomstig het arrest nr. 181.759 van 7 april 2008 van de Raad van State en de daarin aangehaalde rechtspraak van het Hof van Cassatie, aan de onmiddellijk hogere rechtsinstantie toebehoort om de wraking van een lid van een rechtscollege te beoordelen; dat gelet op de mogelijkheid tot beroep tegen de beslissingen van de tuchtcommissie bij het hof van beroep te Brussel, dit hof de onmiddellijk hogere rechtsinstantie betreft ten aanzien van de tuchtcommissie;

Overwegende dat de term "taalgroep" in artikel 24 impliceert dat de tuchtcommissie de tuchtprocedure, naargelang het geval, in de Nederlandse, de Franse of de Duitse taal voert;

Overwegende dat, hoewel zij opmerkingen kunnen maken ingevolge artikel 25, § 1, noch de voorzitter van de raad noch de minister partij zijn bij de tuchtprocedure;

Overwegende dat, ingevolge artikel 26, § 2, eerste lid, het betrokken lid de mogelijkheid heeft zich op de zitting van de tuchtcommissie te laten bijstaan door een tolk; dat dit lid instaat voor de kosten van deze bijstand;

Overwegende dat artikel 32 tot doel heeft dat de procedureregels met betrekking tot de tuchtprocedure of de interne werking van de tuchtcommissie vervat liggen in de wet en in dit besluit; dat bijgevolg geen regels hieromtrent mogen worden vastgelegd door een orgaan van het Instituut;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° minister: de minister bevoegd voor Economie; 2° Instituut: het Instituut voor Octrooigemachtigden bedoeld in artikel XI.75/3, § 1, van het Wetboek van economisch recht; 3° tuchtcommissie: de tuchtcommissie van het Instituut;4° raad: de raad van het Instituut;5° algemene vergadering: de algemene vergadering van het Instituut; 6° betrokken lid: het lid van het Instituut dat het voorwerp uitmaakt van een tuchtprocedure voor een vermeende overtreding van artikel XI.75/11, § 1, van het Wetboek van economisch recht. HOOFDSTUK 2. - Deontologische kernverplichtingen

Art. 2.§ 1. Het lid van het Instituut oefent het beroep van octrooigemachtigde en, in voorkomend geval, zijn functies binnen het Instituut waardig en integer uit. Hij leeft de wettelijke en reglementaire bepalingen na, die op zijn beroepsuitoefening en uitoefening van zijn functies betrekking hebben, in het bijzonder de bepalingen van boek XI, titel 1, hoofdstuk 3, van het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten.

Het lid van het Instituut gedraagt zich op zodanige wijze dat het vertrouwen in het beroep er niet door in gevaar wordt gebracht. § 2. Het lid van het Instituut ziet erop toe dat zijn aangestelden die hem bijstaan in zijn beroepsuitoefening zijn wettelijke en tuchtverplichtingen naleven.

Art. 3.Onverminderd de wettelijke verplichtingen opgelegd aan het lid van het Instituut inzake het beroepsgeheim, is hij ook gebonden door een discretieplicht.

Deze discretieplicht houdt voor het lid van het Instituut de geheimhouding in van de gegevens die hem uitdrukkelijk of stilzwijgend werden toevertrouwd in zijn hoedanigheid van octrooigemachtigde, evenals van andere gegevens van vertrouwelijke aard in het kader van de uitoefening van zijn beroep.

Het lid van het Instituut is niet door de discretieplicht gebonden in de volgende gevallen: 1° wanneer hij opgeroepen wordt om in rechte te getuigen;2° wanneer de wettelijke of reglementaire bepalingen hem verplichten om alle of een deel van die informatie bekend te maken;3° bij de uitoefening van zijn persoonlijke verdediging in gerechtelijke of tuchtprocedures;4° wanneer zijn mandant, voor zover het gaat om een zaak die deze aanbelangt, de discretieplicht uitdrukkelijk opheft.

Art. 4.Het lid van het Instituut geeft de mandant er onmiddellijk kennis van indien hij een opdracht weigert of, in voorkomend geval, indien hij deze wenst te beëindigen. In het tweede geval, neemt hij alle maatregelen die de mandant toelaten alle mogelijke nadelen te vermijden.

De weigering is verplicht in geval van belangenconflict.

Het lid van het Instituut onthoudt er zich eveneens van adviezen te geven of andere handelingen te stellen in geval van belangenconflict.

Art. 5.Het lid van het Instituut beperkt zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid ten aanzien van zijn mandant niet tot een lager bedrag dan het bedrag van de basisdekking van zijn verzekering voor burgerlijke beroepsaansprakelijkheid.

Het lid van het Instituut legt de vrijstelling niet ten laste van zijn mandant. HOOFDSTUK 3. - Tuchtprocedure Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 6.De tuchtcommissie is bevoegd om elke vermeende overtreding van artikel XI.75/11, § 1, van het Wetboek van economisch recht te behandelen.

Een klacht wordt bij de tuchtcommissie aanhangig gemaakt door elke belanghebbende.

De tuchtcommissie kan een zaak ook ambtshalve of na mededeling van de feiten door de voorzitter van de raad of door de minister in behandeling nemen.

Art. 7.§ 1. Het betrokken lid kan zich in elk stadium van de procedure laten bijstaan of vertegenwoordigen door: 1° een advocaat;of 2° een ander lid van het Instituut dat geen functie uitoefent bedoeld in artikel XI.75/9, § 1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht.

De voorzitter van de raad kan zich in elk stadium van de procedure laten bijstaan of vertegenwoordigen door: 1° de ondervoorzitter van de raad;of 2° een advocaat. De minister kan zich in elk stadium van de procedure laten bijstaan of vertegenwoordigen door: 1° de regeringscommissaris;of 2° een advocaat. § 2. In voorkomend geval, richt de tuchtcommissie of de rapporteur de kennisgevingen en andere mededelingen aan de vertegenwoordigers bedoeld in paragraaf 1.

Art. 8.De tuchtcommissie geeft de volgende personen, op hun verzoek en doorheen de hele procedure, inzage in het hele dossier en verstrekt hen een kopie van elk document, dit alles onverminderd artikel 13: 1° het betrokken lid en zijn vertegenwoordiger;2° de voorzitter van de raad en zijn vertegenwoordiger;en 3° de minister en zijn vertegenwoordiger.

Art. 9.Binnen het kader van de tuchtprocedure onderzoekt de tuchtcommissie ambtshalve alle relevante feiten. Dit onderzoek beperkt zich noch tot de aangevoerde middelen noch tot de ingediende verzoeken.

De tuchtcommissie neemt slechts beslissingen op basis van feitelijke en juridische gronden waartegen het betrokken lid de mogelijkheid werd geboden zich te verdedigen.

Art. 10.§ 1. Bij de procedures voor de tuchtcommissie kunnen onder meer de volgende onderzoeksmaatregelen worden getroffen: 1° verhoren van het betrokken lid;2° verhoren van de klager;3° verzoek om inlichtingen;4° overlegging van documenten;5° verhoren van getuigen;6° deskundigenadvies;7° onderzoek ter plaatse;8° schriftelijke verklaringen. § 2. De voorzitter van de tuchtcommissie kan de secretaris van de raad verzoeken om organisatorische taken en secretariaatstaken voor de tuchtcommissie uit te voeren.

Art. 11.De tuchtvervolgingen gegrond op dit besluit, verjaren na tien jaar. De verjaringstermijn loopt vanaf de dag waarop de vermeende overtreding werd begaan of eindigde.

De verjaring wordt gestuit door elke procedurehandeling die door de tuchtcommissie tegen het betrokken lid van het Instituut wordt gesteld voor dezelfde inbreuk tijdens de verjaringstermijn bedoeld in het eerste lid.

Art. 12.De artikelen 48 tot 57 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de berekening van elke termijn vermeld in dit besluit of bepaald door de tuchtcommissie.

Elke kennisgeving moet per aangetekende zending gebeuren. Indien ze een termijn doet lopen, wordt die berekend zoals voorzien in artikel 53bis, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 13.§ 1. In alle stadia van de tuchtprocedure is artikel 871bis van het Gerechtelijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

De beslissingen worden, naargelang het geval, genomen door de rapporteur of door de tuchtcommissie. Het betrokken lid, de voorzitter van de raad en de minister, alsook, in voorkomend geval, de persoon die om de beslissing heeft verzocht, worden ervan kennisgegeven.

Ze zijn voor geen enkel beroep vatbaar, behalve: 1° binnen vijftien kalenderdagen vanaf de kennisgeving, bij de voorzitter van de tuchtcommissie voor wat betreft de beslissingen die de rapporteur ter zake heeft genomen;2° bij het hof van beroep te Brussel, dat na de beslissing bedoeld in artikel 28 is gevat. § 2. Elke persoon die in welke hoedanigheid dan ook aan de tuchtprocedure deelneemt, moet alle informatie waarvan hij op die manier kennis krijgt geheim houden, onverminderd zijn andere wettelijke verplichtingen, met name die welke betrekking hebben op de bescherming van bedrijfsgeheimen. Afdeling 2. - Leden van de tuchtcommissie

Art. 14.§ 1. De leden van de tuchtcommissie zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun functies. Zij kunnen geen enkele instructie krijgen wat hun beslissingen betreft.

De algemene vergadering kan een lid van de tuchtcommissie slechts om gewichtige reden uit zijn functie ontslaan. De algemene vergadering kan de voorzitter van de tuchtcommissie noch zijn plaatsvervanger ontslaan. § 2. De functies van lid van de tuchtcommissie en lid van de Commissie tot erkenning van de gemachtigden, bedoeld in artikel XI.75/1 van het Wetboek van economisch recht, zijn onverenigbaar.

Art. 15.De artikelen 828 tot 842 van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de wraking zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de tuchtcommissie.

Art. 16.§ 1. Indien een reden tot vervanging bestaat, wordt het lid van de tuchtcommissie vervangen door een plaatsvervanger voor de duur waarvoor deze reden geldt. De plaatsvervangers worden door de voorzitter van de tuchtcommissie tot deze functie opgeroepen in dalende volgorde van de verkregen stemmen of, bij gelijkheid van stemmen, in dalende volgorde van anciënniteit van inschrijving in de ledenlijst van het Instituut.

In afwijking van het eerste lid wordt de voorzitter van de tuchtcommissie tijdens deze duur steeds vervangen door zijn eigen plaatsvervanger. § 2. De redenen tot vervanging bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, zijn onder meer de aangenomen wraking, belangenconflicten, de noodzaak van het onderzoek, ziekte, werkoverlast en verbintenissen waaraan men zich onmogelijk kan onttrekken.

Art. 17.Bij overlijden of ontslag van een lid van de tuchtcommissie, wordt dit lid opgevolgd door een plaatsvervanger voor de resterende duur van de periode waarvoor het lid verkozen is. De plaatsvervangers worden door de voorzitter van de tuchtcommissie tot deze functie opgeroepen in dalende volgorde van de verkregen stemmen of, bij gelijkheid van stemmen, in dalende volgorde van anciënniteit van inschrijving in de ledenlijst van het Instituut.

In afwijking van het eerste lid wordt de voorzitter van de tuchtcommissie bij overlijden of ontslag voor de resterende duur van de periode waarvoor de voorzitter benoemd is, steeds opgevolgd door zijn eigen plaatsvervanger.

Art. 18.Bij wijziging van de samenstelling van de tuchtcommissie na een zitting, organiseert de tuchtcommissie een nieuwe zitting indien het betrokken lid erom verzoekt. Bij wijziging van haar samenstelling geeft de tuchtcommissie dit lid onmiddellijk kennis van deze mogelijkheid.

Deze wijziging heeft geen invloed op de beslissingen die de tuchtcommissie reeds vóór de wijziging van de samenstelling heeft genomen.

Art. 19.De voorzitter van de tuchtcommissie en een ander lid van de tuchtcommissie dat heeft beraadslaagd ondertekenen de beslissingen van de tuchtcommissie in haar naam.

Art. 20.De leden van de tuchtcommissie hebben recht, ten laste van de begroting van het Instituut, op een terugbetaling van hun werkelijk gemaakte verplaatsingsonkosten voor de uitoefening van hun functies, overeenkomstig de terugbetalingstarieven toegepast voor federale ambtenaren. Afdeling 3. - Onderzoek van de zaak

Art. 21.§ 1. Wanneer bij de tuchtcommissie vermeende overtredingen op artikel XI.75/11, § 1, van het Wetboek van economisch recht aanhangig worden gemaakt of in behandeling genomen, duidt de voorzitter van de tuchtcommissie voor die zaak een van de leden van de tuchtcommissie of een plaatsvervanger volgens de volgorde bedoeld in artikel 16 aan om de functie van rapporteur waar te nemen.

De rapporteur heeft tot taak: 1° aan het begin hiervan, een samenvatting van de ten laste gelegde feiten op te stellen, met weglating van de namen van het betrokken lid en van alle betrokken natuurlijke en rechtspersonen, en die mee te delen aan de voorzitter van de raad en aan de minister;2° een onderzoek à charge en à décharge te voeren en daartoe, onder meer, het betrokken lid te horen, waarbij dit lid wordt kennisgegeven van de overtredingen die hem kunnen worden verweten, en indien nodig een beroep te doen op de onderzoeksmaatregelen bedoeld in artikel 10;3° een verslag op te stellen, met een inventaris van het dossier, en de voorzitter van de tuchtcommissie, de voorzitter van de raad en de minister hiervan kennis te geven;4° om, indien hij het nodig acht, zijn onderzoek, het dossier of zijn verslag aan te vullen indien de voorzitter van de tuchtcommissie, de voorzitter van de raad of de minister hierom verzoekt;5° ter zitting te worden gehoord over zijn verslag en vóór enige procedurele beslissing of beslissing ten gronde;6° kennisgevingen te versturen in naam van de tuchtcommissie. § 2. De voorzitter van de tuchtcommissie legt het dossier en het verslag van de rapporteur aan de tuchtcommissie voor. § 3. De tuchtcommissie beraadslaagt via haar voorzitter en twee andere leden dan de rapporteur.

Art. 22.§ 1. Een klacht aan de tuchtcommissie is slechts ontvankelijk indien zij aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° zij is schriftelijk gericht aan het Instituut;2° zij is ingediend in een van de nationale talen van België; 3° zij is ondertekend door de klager of door een advocaat of door een lid van het Instituut dat de klager vertegenwoordigt en geen functie uitoefent bedoeld in artikel XI.75/9, § 1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht; 4° zij geeft de naam, voorna(a)m(en) en het adres van de klager aan;5° zij geeft een uiteenzetting van de feiten die, volgens de klager, een tuchtvervolging kunnen rechtvaardigen. § 2. De tuchtcommissie verwerpt een klacht indien zij de klacht onontvankelijk acht of manifest ongegrond omdat ze geen elementen bevat die een verklaring van overtreding van artikel XI.75/11, § 1, van het Wetboek van economisch recht tegen het betrokken lid kunnen staven.

In dat geval verricht zij de volgende taken, na toepassing van artikel 13, § 1: 1° de klager kennis geven van een niet-vertrouwelijke kopie van de beslissing;2° een kopie van deze kennisgeving en een kopie van de niet-vertrouwelijke beslissing meedelen aan de voorzitter van de raad en aan de minister;3° het betrokken lid kennis geven van een kopie van de kennisgeving, een kopie van de klacht en een kopie van de beslissing.

Art. 23.Onverminderd artikel 13 dient het betrokken lid de rapporteur en de tuchtcommissie, binnen de perken van artikel XI.75/13 van het Wetboek van economisch recht, alle nodige informatie te bezorgen, alsook indien nodig al zijn dossiers of een deel ervan.

Art. 24.§ 1. Indien de tuchtprocedure niet wordt ingeleid in de taal van de taalgroep waartoe het betrokken lid verklaart te behoren, kan dat lid binnen tien kalenderdagen na zijn eerste verhoring door de rapporteur of na de eerste kennisgeving van de rapporteur van het begin van de procedure, verzoeken om de tuchtprocedure voort te zetten in de taal van de taalgroep waartoe hij verklaart te behoren.

De proceduretaal is: 1° de taal waarin de tuchtprocedure wordt ingeleid indien het betrokken lid het verzoek bedoeld in het eerste lid niet indient;of 2° de taal van de taalgroep waartoe het betrokken lid verklaart te behoren, overeenkomstig het eerste lid. § 2. Op verzoek van het betrokken lid, ingediend binnen tien kalenderdagen na de kennisgeving van een stuk van het dossier, vertaalt de tuchtcommissie dit stuk naar de proceduretaal. Zij geeft het betrokken lid kennis van de vertaling.

Enige termijn die begon te lopen, terwijl het dossier een stuk bevat dat niet is vertaald, begint opnieuw te lopen vanaf de kennisgeving van de vertaling voorzien in het eerste lid.

Art. 25.§ 1. Vooraleer de tuchtcommissie een beslissing neemt zoals bedoeld in de artikelen 13 en 28, nodigt zij de voorzitter van de raad en de minister uit tot het maken van opmerkingen. Daartoe geeft de rapporteur hen kennis van zijn verslag.

De tuchtcommissie biedt de mogelijkheid bedoeld in het eerste lid éénmalig of, wanneer zij dat wenselijk acht, meerdere malen tijdens de tuchtprocedure.

De voorzitter van de raad en de minister maken hun eventuele opmerkingen binnen een maand vanaf de kennisgeving van de uitnodiging die hen daartoe werd bezorgd. Deze opmerkingen worden in het dossier opgenomen en de rapporteur geeft het betrokken lid ervan kennis. § 2. Vooraleer de tuchtcommissie een beslissing neemt zoals bedoeld in de artikelen 13 en 28, § 1, 2°, biedt zij het betrokken lid de mogelijkheid zijn verdediging te voeren. Daartoe geeft de rapporteur hem kennis van zijn verslag, alsook van de overtredingen die hem kunnen verweten worden en, indien van toepassing, van de klacht.

Wanneer nieuwe feiten of grieven tegen het betrokken lid kunnen worden aangevoerd, biedt de rapporteur hem opnieuw de mogelijkheid zijn verdediging te voeren. Daartoe geeft de rapporteur hem kennis van zijn nieuw of aanvullend verslag.

Het betrokken lid legt zijn eventuele verdediging voor binnen twee maanden vanaf de kennisgeving bedoeld in het eerste of het tweede lid.

Hij richt zijn verdediging aan de tuchtcommissie.

Indien het betrokken lid niet schriftelijk antwoordt binnen de termijn bedoeld in het derde lid, kan de tuchtcommissie een beslissing nemen uitsluitend op basis van het verslag en van het dossier, onverminderd de ter zitting gevoerde verdediging. De rapporteur herinnert aan deze regel in de kennisgeving bedoeld in het eerste en het tweede lid.

Art. 26.§ 1. De tuchtcommissie organiseert een zitting om van de zaak kennis te nemen: 1° ambtshalve, wanneer de tuchtcommissie dit wenselijk acht;of 2° op verzoek van het betrokken lid indien het werd ingediend tijdens de termijn bedoeld in artikel 25, § 2, derde lid. § 2. De rapporteur geeft het betrokken lid, de voorzitter van de raad en de minister ten minste twee maanden op voorhand kennis van de plaats de datum en het uur van de zitting. Het betrokken lid kan zich op de zitting laten bijstaan door een tolk.

De voorzitter van de tuchtcommissie duidt een van de leden aan om het proces-verbaal van de zitting op te stellen. Elke persoon bedoeld in het eerste lid kan verzoeken dat daarin tijdens de zitting een feit of een verklaring wordt vermeld.

De tuchtcommissie hoort, na een eventueel aanvullend onderzoek op de zitting, achtereenvolgens de rapporteur, de voorzitter van de raad, de minister en het betrokken lid.

Indien het betrokken lid niet op de zitting verschijnt, zonder dat dit een geval van overmacht betreft, kan de procedure in zijn afwezigheid verder gezet worden en kan de tuchtcommissie een beslissing nemen op basis van de inlichtingen waarover zij beschikt. De rapporteur vermeldt deze regel in de oproeping gericht aan het betrokken lid. § 3. Elk lid van de tuchtcommissie moet aanwezig zijn op de zitting en aan de beraadslaging deelnemen. De rapporteur neemt niet deel aan de beraadslaging.

Art. 27.De gewichtige redenen waarom de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaats vindt, omvatten onder meer de toepassing van artikel 13, de naleving van de wettelijke en tuchtverplichtingen inzake geheimhouding en discretie, alsook de toepassing van de regels betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De personen bedoeld in artikel 26, § 2, eerste lid, en hun vertegenwoordigers kunnen op de zittingen aanwezig zijn die met gesloten deuren plaatsvinden.

De beraadslagingen van de tuchtcommissie zijn geheim. Afdeling 4. - Beslissing

Art. 28.§ 1. Na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 25, § 2, derde lid, of na de zitting, beslist de tuchtcommissie: 1° dat de grie(f)(ven) niet gegrond zijn;of 2° dat de grie(f)(ven) gegrond zijn en spreekt zij een van de tuchtstraffen uit als bedoeld in artikel XI.75/8, § 5, van het Wetboek van economisch recht. § 2. Bij het nemen van een beslissing zoals bedoeld in paragraaf 1, 1°, kan de tuchtcommissie bij bijzondere beslissing oordelen dat het Instituut geheel of gedeeltelijk de noodzakelijke kosten vergoedt die het betrokken lid binnen het kader van de tuchtprocedure heeft gemaakt.

Art. 29.§ 1. De volgende personen wordt kennisgegeven van de beslissingen bedoeld in de artikelen 13 en 28: 1° het betrokken lid;2° de voorzitter van de raad;en 3° de minister. Bij een beslissing zoals bedoeld in artikel 28, § 1, die definitief is geworden bij gebreke van beroep, geeft de tuchtcommissie, in voorkomend geval, de klager kennis van het resultaat van de tuchtprocedure.

De beslissingen bedoeld in de artikelen 13 en 28 vermelden de beroepsprocedure en de termijn om beroep in te stellen. § 2. De tuchtcommissie deelt de beslissingen bedoeld in de artikelen 13 en 28, § 1, die definitief zijn geworden bij gebreke van beroep, na verwijdering van alle vertrouwelijke gegevens, mee aan de leden van het Instituut en maakt ze bekend.

De persoonsgegevens van het betrokken lid en, in voorkomend geval, van de klager worden steeds gepseudonimiseerd tenzij zij toestemming voor hun openbaring geven, elk wat hem betreft.

Art. 30.De beslissingen zoals bedoeld in artikel 13 zijn uitvoerbaar van zodra zij zijn uitgesproken, met uitzondering van de schorsende kracht van het beroep.

De beslissingen zoals bedoeld in artikel 28 zijn uitvoerbaar van zodra zij definitief zijn geworden bij gebreke van beroep.

Het betrokken lid dient de beslissingen van de tuchtcommissie na te leven. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 31.Een klacht zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, kan bij de tuchtcommissie worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 33 van de wet van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/2018 pub. 19/07/2018 numac 2018031478 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende bepalingen ter bescherming van de titel van octrooigemachtigde sluiten houdende bepalingen ter bescherming van de titel van octrooigemachtigde.

Art. 32.De tuchtcommissie kan aan de minister voorstellen voorleggen ter invoeging, wijziging of opheffing van de bepalingen in hoofdstuk 3.

Geen enkel orgaan van het Instituut, de tuchtcommissie inbegrepen, kan reglementaire bepalingen aannemen die op de tuchtcommissie of de tuchtprocedure betrekking hebben.

Art. 33.Dit besluit treedt in werking op 1 december 2020.

Art. 34.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, N. MUYLLE

^