Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2012
gepubliceerd op 12 oktober 2012

Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen betreffende de selectie van het Rijkspersoneel

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2012002056
pub.
12/10/2012
prom.
30/09/2012
ELI
eli/besluit/2012/09/30/2012002056/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen betreffende de selectie van het Rijkspersoneel


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen beoogt de effectiviteit van de procedures inzake bevordering en selectie te verhogen. De efficiëntiewinst kan bereikt worden door kortere doorlooptijden, een vereenvoudiging van de procedures en acties inzake bevorderingen, mobiliteit en selecties. Dit moet in de eerste plaats leiden tot het optimaliseren van de interne markt binnen het federaal administratief openbaar ambt.

Concreet beogen de wijzigingen het volgende : - Het stimuleren van de interne markt; - De mogelijkheid creëren de ambtenaren van binnen het departement in competentie te stellen met ambtenaren van binnen heel het federaal administratief openbaar ambt en eventueel de externe markt om de kwaliteit van de openbare dienstverlening te vergroten en de juiste man/vrouw op de juiste plek te krijgen; - Het screeningsmodel van SELOR, de manier waarop men selecties doet, een reglementaire basis geven; - Het instellen van vrijstellingen voor bepaalde modules bij slagen of reeds personeelslid zijn; - Het uitbreiden van het systeem van de vergelijkende selecties.

Voor de bevordering tot de hogere klasse, de keuze is gegeven hetzij de huidige procedure te behouden, dat wil zeggen de bevordering binnen de betrokken federale overheidsdienst of instelling, hetzij terzelfdertijd beroep te doen op de mobiliteit (naar dezelfde klasse, bijvoorbeeld van een A3 in een FOD naar een A3 in een andere FOD) en op de bevordering voor het geheel van ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt. Deze nieuwe procedure vereist de tussenkomst van SELOR. De nieuwe procedure is beschreven in de nieuwe artikelen 20ter en 74. We komen hierop terug tijdens het onderzoek van deze artikelen.

Deze nieuwe procedure kan uitgebreid worden.

De uitbreiding heeft tot gevolg dat naast de mobiliteit en de bevordering open naar alle ambtenaren, de procedure wordt geopend, op hetzelfde moment, via werving. Dit betreft een beslissing.

Artikel 1 van het ontwerp dat het artikel 6bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, beschrijft de verschillende procedures om een vacante betrekking toe te kennen.

Het algemeen principe is dat de minister of de leidend ambtenaar (de voorzitter van het directiecomité binnen een FOD) vrij de procedure kiest. Het is op die manier dat de rechten op mutatie, geregeld bij het artikel 49 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, volledig gevrijwaard zijn. De keuze kan er steeds toe leiden dat de betrekking wordt toegekend door overgang naar het hogere niveau, zoals het vierde lid uitdrukkelijk verduidelijkt. Dit gebeurt in A1, de eerste klasse van het niveau A. Voor de bevorderingen naar A2, A3, A4 en A5, geeft het tweede lid aan elke federale overheidsdienst en instelling de keuze tussen de toekenning van de betrekking door interne bevordering en haar toekenning door mobiliteit of bevordering die toegankelijk is voor alle ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt. Het derde lid beschrijft de uitgebreide procedure. Men weet, en hier wordt aan herinnerd in artikel 20, § 4, dat de aanwerving niet voorzien is voor klasse A5.

De andere leden behoeven geen commentaar.

Artikel 2 van het ontwerp vermindert de datum voor een inschrijving van de verplichte veertien dagen voor een selectie tot minimum zeven kalenderdagen voor functies die opgenomen zijn in een lijst die wordt opgesteld door de afgevaardigd bestuurder van SELOR en waardoor er sneller kan gereageerd worden op de arbeidsmarkt via de huidige communicatiemiddelen. Sommige profielen zijn niet schaars maar zeer gegeerd op de arbeidsmarkt.

Een snel aanbod dringt zich daarom op omdat deze profielen een ruim aanbod hebben, op de arbeidsmarkt. Hierdoor wordt het risico verminderd dat hoog opgeleide en expertise profielen afhaken door een lange publicatieperiode.

Het zal de taak zijn van de afgevaardigd bestuurder van SELOR om te verifiëren of de inkorting van de termijn redelijk is, rekening houdend met wat voorafgaat en met de gepaste verspreidingsmiddelen die zullen worden gebruikt.

Artikel 3 van het ontwerp bepaalt dat een vergelijkende selectie meerdere opeenvolgende modules van proeven kan omvatten. Deze modules kunnen voor meerdere selecties binnen eenzelfde niveau gelijk zijn. De afgevaardigd bestuurder van SELOR geeft bij slagen voor een module een vrijstelling alsook een uitsluiting bij niet slagen. Het model biedt tevens de mogelijkheid om dit toe te passen bij contractuele selecties. Volgens de statistische gegevens van SELOR solliciteren heel wat kandidaten repetitief op een korte periode. 30 à 40 % van de sollicitanten nemen regelmatig deel aan statutaire selecties en 40 à 50 % van de kandidaten die deelnemen aan statutaire selecties zijn reeds contractueel tewerkgesteld. Door deze sollicitanten te integreren in het model en een vrijstelling te geven bij slagen van een gelijke module zal er een substantiële daling zijn van het volume sollicitanten. Naast het voordeel voor de organisaties door een verminderde doorlooptijd en het voordeel voor de kandidaten zal er ook een efficiëntiewinst zijn voor SELOR en een betere inzetting van de beschikbare middelen mogelijk zijn.

Uit cijfers van SELOR blijkt dat de resultaten van sollicitanten die binnen een korte tijdspanne repetitief deelnemen aan selecties nauwelijks of niet evolueren. Zeker als er geen inspanning is van competentieontwikkeling. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er minimaal 6 maanden nodig is om één of meerdere competenties te ontwikkelen, hetzij door opleiding, hetzij door opgedane ervaring. De kwalitatieve feedback die sollicitanten krijgen na een testmodule moet hen in staat stellen om te werken aan deze ontwikkeling. Een uitsluiting voor een beperkte periode van 6 maanden na het niet slagen van een competentietest zorgt ervoor dat sollicitanten niet onnodig deelnemen aan testen en gedurende een bepaalde periode aan hun competenties kunnen werken om daarna met meer kans op succes te kunnen deelnemen.

De vrijstelling samen met de zeer beperkte uitsluiting na een niet-slagen zullen er voor zorgen dat er met meer efficiëntie en kortere doorlooptijden kan worden gewerkt wat ook het comfort voor al de kandidaten zal verhogen. Het gebruik van deze vrijstellingen en developmentbuffers kan tevens verhinderen dat de selecties van SELOR verzadigd blijven met dezelfde kandidaten die onnodige capaciteit vergen van SELOR. Zoals in het ontwerp voorzien wordt de geldigheidsduur van de vrijstelling bepaald door de afgevaardigd bestuurder en aan elke geslaagde kandidaat uitdrukkelijk meegedeeld bij de betekening van zijn resultaat. Deze bedraagt minimaal twee jaar.

Het door de Raad van State geopperde voorstel tot wijziging werd niet gevolgd, omdat de Raad van State een situatie beoogt die zich niet kan voordoen. Als iemand zich ingeschreven heeft voor twee vergelijkende selecties waarvan modules hetzelfde zijn, dan kan die persoon geen twee keer deelnemen aan dezelfde module en is het dus onmogelijk dat hij daar in de eerste selectie niet voor geslaagd zou zijn en in de andere selectie wel... - SELOR gaat hem nog niet laten deelnemen in die tweede selectie omdat hij al ingeschreven is voor die module en men zal de uitslag daar van afwachten om de betrokkene een vrijstelling te geven of uit te sluiten voor een periode van zes maand. Om de periode van uitsluiting zo kort mogelijk te houden - dus in het voordeel van de betrokken kandidaat - is er gekozen voor de datum van deelname als startdatum van de zes maand uitsluiting.

De artikelen 4 en 5 stellen de nieuwe procedure, hierboven vermeld, vast voor de bevorderingen. Ze wijken af van de huidige regels, t.t.z. van de artikelen 72 van het besluit van 2 oktober 1937 alsook van de artikelen 26bis, 27bis, 32 en 34 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. Deze artikelen worden noch gewijzigd, noch opgeheven, want ze blijven van toepassing wanneer de betrekking toegewezen wordt door interne bevordering.

Het artikel 20ter, ingevoegd bij artikel 4, wijkt af van artikel 20, § 1, want het leidt niet tot een rangschikking van kandidaten maar wel tot de samenstelling van een groep geslaagden, niet onderling gerangschikt, bestaande uit degenen die SELOR oordeelt het best te beantwoorden aan de functiebeschrijving en het competentieprofiel. Het wijkt af van artikel 20, § 3, want het introduceert bovenop de vrijstellingen voorzien in dat artikel, een verplichte vrijstelling voor benoemde ambtenaren.

Dit artikel beschrijft de eerste fase van de nieuwe procedure.

De voorzitter van het directiecomité bepaalt het maximum aantal geslaagden. Hij bezorgt SELOR de functiebeschrijving, het competentieprofiel en het maximum aantal geslaagden.

SELOR doet de oproep tot de kandidaten en de vergelijkende selectie, met de 2 afwijkingen die bepaald zijn in de artikelen 4 en 5 (betreffende de artikelen 20ter en 74). Het bezorgt de resultaten aan de voorzitter van het directiecomité.

In tegenstelling tot de klassieke selecties waarbij SELOR de kandidaten een voor een rangschikt, met de eventuele mogelijkheid van een ex aequo, is het hier niet de rol van SELOR om individueel tussen de verschillende kandidaten te kiezen, maar enkel om ze in twee groepen te verdelen : de groep met de kandidaten die worden geacht het best aan de functiebeschrijving en aan het competentieprofiel te beantwoorden en de groep met de andere kandidaten. Overeenkomstig het quotum dat is vastgesteld, en voor zover een voldoende aantal kandidaten effectief aan de functiebeschrijving en het competentieprofiel beantwoordt, zal SELOR het beperkte aantal kandidaten die beter dan de anderen aan die vereisten voldoen, bepalen, zonder ze echter individueel te moeten noch te mogen rangschikken.

Artikel 74 beschrijft de 2e fase : deze welke het directiecomité vervult.

Het directiecomité ontvangt de lijst van geslaagden evenals de gemotiveerde adviezen van SELOR. Het kan geen geslaagden toevoegen aan deze lijst.

Het directiecomité rangschikt de geslaagden, volgens hun titels en verdiensten, niet in het absolute, maar wel met betrekking tot de te begeven functie.

Het directiecomité kan ook geen enkel voorstel doen. Het kan in zijn voorstel slechts een beperkt aantal geslaagden weerhouden.

Het kan de geslaagden horen. In dat geval hoort ze hen allemaal.

Er is geen interne klachtprocedure. § 3 van het nieuw artikel 74 herinnert eraan dat de huidige procedure van toepassing blijft als men geen beroep doet op de nieuwe procedure.

Artikel 6 zet de nieuwe bepaling om voor de instellingen van openbaar nut. Het behoeft geen ander commentaar.

De artikelen 7 tot 9 voegen een mogelijkheid toe aan de federale mobiliteit, te weten het recht voor alle ambtenaren, van alle niveaus, om deel te nemen aan om het even welke vergelijkende federale selectie van SELOR. Ze zijn vrijgesteld van minstens één van de proeven voorzien in artikel 20 van het besluit van 2 oktober 1937.

De bepalingen betreffende de vrijstellingen hebben uitwerking met ingang van 1 maart 2012 om er voor te zorgen dat kandidaten die vanaf dan meegedaan hebben aan selecties via SELOR, die reeds verliepen op basis van het screeningsmodel, een vrijstelling kunnen bekomen voor de module waarin zij geslaagd zijn zodat zij bij een volgende selectie niet opnieuw dezelfde module dienen opnieuw te doen. Inderdaad, vanaf 1 maart 2012, verliepen deze selecties reeds volgens dit model. Men wil hier de ontmoediging en het afhaken van kandidaten tegengaan.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister belast met Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

ADVIES 51.342/2/V VAN 8 AUGUSTUS 2012 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede vakantiekamer, op 4 mei 2012 door de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, toegevoegd aan de Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende diverse maatregelen betreffende de selectie van het Rijkspersoneel », en op 11 juli 2012 van een nieuwe tekst, heeft na de zaak te hebben onderzoekt op 6 en 8 augustus 2012 op laatstvermelde datum het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerkingen Bij een wet van 30 juli 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011374 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot wijziging van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011373 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, die op 1 oktober 2011 in werking is getreden (1), zijn in de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' bepalingen betreffende de effectbeoordeling op het stuk van duurzame ontwikkeling ingevoegd.

De wetgever heeft de « effectbeoordeling » gedefinieerd als « duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling, zijnde de methode voor het bestuderen van mogelijke sociale, economische en leefmilieueffecten, alsmede de effecten op de inkomsten en de uitgaven van de Staat, van een voorgesteld beleid op korte, middellange en lange termijn in en buiten België vooraleer de uiteindelijke beslissing wordt genomen » (2).

In dat kader is de volgende regeling ingevoerd : 1° in principe moet elk voorontwerp van wet, elk ontwerp van koninklijk besluit en elk voorstel van beslissing dat ter goedkeuring aan de Ministerraad moet worden voorgelegd aanleiding geven tot een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren (3);de enige gevallen waarin zo een voorafgaand onderzoek niet hoeft plaats te vinden, zijn die welke moeten worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad (4), welk besluit bij de huidige stand van de teksten die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn, nog niet uitgevaardigd is; 2° wanneer uit het voorafgaand onderzoek blijkt dat een effectbeoordeling vereist is, dient de voormelde beoordeling te worden uitgevoerd (5);3° de naleving van de aldus voorgeschreven procedure is een voorwaarde, naargelang het geval, voor het indienen van een wetsontwerp bij de Wetgevende Kamers, voor het uitvaardigen van een koninklijk besluit of voor het goedkeuren van een voorstel van beslissing door de Ministerraad (6). In casu kan uit geen enkel van de aan de Raad van State overgezonden stukken worden opgemaakt dat de hierboven beschreven procedure is gevolgd, meer in het bijzonder of vooraf onderzocht is of het noodzakelijk was een effectbeoordeling uit te voeren.

De steller van het ontwerp dient derhalve erop toe te zien dat dit voorafgaand vormvereiste naar behoren wordt vervuld.

Indien het voornoemde voorafgaand onderzoek leidt tot conclusie dat in casu geen effectbeoordeling vereist is, moet de aanhef van het ontwerp worden aangevuld met een als volgt gesteld lid : « Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarbij besloten is dat een effectbeoordeling niet vereist is ».

Dispositief Artikel 1 De inleidende zin dient als volgt te worden gesteld : « Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, wordt vervangen als volgt : ».

Artikel 2 1. In de inleidende zin schrijve men « 7 » in plaats van « 17 » en dienen op het einde de woorden « als volgt » te worden vervangen door de woorden « met twee leden, luidende » (7).2. Met toepassing van het ontworpen vierde lid wordt de minimumtermijn om zich aan te melden voor een vergelijkende selectie teruggebracht van « veertien kalenderdagen » tot minimaal zeven dagen voor functies die voorkomen op de lijst opgesteld door de afgevaardigd bestuurder van SELOR. Niettegenstaande de rechtvaardiging dienaangaande in het verslag aan de Koning, moet in dat verslag tevens worden aangetoond dat de vaststelling van deze afwijkende termijn voldoet aan de vereisten van artikel 9, § 2, van het koninklijk besluit van 22 december 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2000 pub. 09/01/2001 numac 2000002114 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen sluiten tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen' krachtens welk artikel een « redelijke termijn » moet liggen tussen de bekendmaking van de vacature en de uiterste datum van kandidaatstelling.

Artikel 3 1. De inleidende zin moet als volgt luiden : « Artikel 20 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 april 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, wordt vervangen als volgt : ».2. De ontworpen paragraaf 2, derde lid, luidt als volgt : « Een kandidaat die niet geslaagd is voor een module van een vergelijkende selectie wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van het opnieuw afleggen van dezelfde module ». Een dergelijke uitsluiting is weliswaar te begrijpen in zoverre ze betrekking heeft op het afleggen van dezelfde module na de kennisgeving van een eerste niet-slagen voor die module, maar het is geenszins denkbaar dat deze uitsluiting eveneens kan gelden voor een kandidaat die dezelfde module heeft afgelegd en ervoor geslaagd is in het kader van een andere aan de gang zijnde vergelijkende selectie nog voor de kennisgeving van het voormelde niet-slagen.

Er moet bijgevolg worden bepaald dat de uitsluiting pas ingaat op de dag waarop aan de kandidaat kennis wordt gegeven dat hij niet geslaagd is. 3. Betreffende de ontworpen paragraaf 3, vijfde lid, vraagt de afdeling Wetgeving zich af naar welke rangschikking wordt verwezen : de rangschikking bedoeld in artikel 20, § 1, waarvan sprake is in het voorgaande lid, of de rangschikking bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, van dezelfde bepaling. Artikelen 4 en 5 1. Voor de vergelijkende selecties bedoeld in het ontworpen artikel 20ter bepaalt de voorzitter van het betrokken directiecomité, met toepassing van het ontworpen artikel 20ter, derde lid (artikel 4 van het ontwerp), « het maximumaantal geslaagden op basis van het aantal vacante betrekkingen per functie.Dat maximumaantal moet hoger zijn dan het aantal vacante betrekkingen en mag in geen geval minder zijn dan zes ». Met toepassing van het ontworpen artikel 74, § 2, eerste en tweede lid (artikel 5 van het ontwerp) wordt de lijst van geslaagden vervolgens bezorgd aan het directiecomité, dat de geslaagden rangschikt volgens hun aanspraken en verdiensten, in het licht van de vereisten van de uit te oefenen functie, op basis van de gemotiveerde adviezen van SELOR over elke geslaagde en, in voorkomend geval, nadat het de geslaagden heeft gehoord.

De vaststelling van een dergelijk quotum kan tot gevolg hebben dat SELOR kandidaten die op de lijst van geslaagden zouden kunnen worden opgenomen daarop niet zou kunnen opnemen louter door het feit dat het vastgestelde quotum is bereikt.

Bijgevolg rijst de vraag of een dergelijke regeling geen discriminatie oplevert terwijl het verslag aan de Koning dienaangaande geen enkele rechtvaardiging bevat. Dit geldt des te meer daar het de afdeling Wetgeving evenmin duidelijk is op basis van welke criteria SELOR kan beslissen kandidaten al dan niet in te schrijven op de lijst van geslaagden, ook al is eerder geoordeeld dat deze kandidaten « het best aan de functiebeschrijving en het competentieprofiel beantwoorden », maar doordat het vastgestelde quotum is bereikt en dus een selectie moet worden gemaakt uit de kandidaten terwijl ze onderling niet gerangschikt worden (ontworpen artikel 20ter, eerste lid).

Het verslag aan de Koning moet dus op deze ouderscheiden punten worden aangevuld teneinde aan te tonen dat de aldus opgezette quotumregeling voor de inschrijving op de lijst van geslaagden geen discriminatie oplevert (8). 2. De afdeling Wetgeving vraagt zich af of in het ontworpen artikel 74, § 1, eerste lid (artikel 5 van het ontwerp), niet eveneens moet worden verwezen naar artikel 34 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel'. Artikel 6 De inleidende zin moet als volgt gesteld worden : « Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, wordt vervangen als volgt : ».

Artikel 10 Artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', bepaalt : « [Koninklijke besluiten [...] zijn verbindend in het gehele Rijk de tiende dag na die van hun bekendmaking, tenzij zij een andere termijn bepalen ».

Alvorens te bepalen, zoals in artikel 10 van het ontwerp, het geval is dat een koninklijk besluit onmiddellijk in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, moet men zich ervan vergewissen dat er dwingende redenen bestaan om af te wijken van de wettelijke minimumtermijn die normaal aan de adressaten geboden wordt om er kennis van te nemen en zich ernaar te schikken (9).

Tenzij een zodanige reden voorhanden is die wettigt dat wordt afgezien van de termijn die de wetgever aldus normalerwijs nodig acht, moet artikel 10 dus vervallen.

Artikel 11 Het is beter een staatssecretaris niet te belasten met de uitvoering van een koninklijk besluit; in elke federale regering zit immers niet noodzakelijk een staatssecretaris bevoegd voor de beschouwde aangelegenheid (10). (1) Volgens artikel 4 van de wet van 30 juli 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011374 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot wijziging van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011373 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten 'tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' « treedt (deze wet) in werking op de eerste dag van de twaalfde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad ».Doordat de wet van 30 juli 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011374 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot wijziging van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011373 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten is bekendgemaakt op 14 oktober 2010, volgt daaruit dat deze wet in werking is getreden op 1 oktober 2011. (2) Artikel 2, 9°, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.(3) Artikel 19/1, § 1, eerste lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.Bij artikel 19/1, § 2, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten wordt de Koning ermee belast dat voorafgaand onderzoek te regelen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Tot op heden is nog geen besluit met een dergelijk onderwerp in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. (4) Artikel 19/1, § 1, tweede lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.(5) Artikel 19/2 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.Bij deze bepaling wordt de Koning ermee belast de effectbeoordeling te regelen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Tot op heden is geen besluit met een dergelijk onderwerp in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. (6) Artikel 19/3 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten. (7) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", formule F 4-2-5-4. (8) Vergelijk met RvS (algemene vergadering) 31 mei 1994, nr.47.689, Leclercq, weliswaar uitgesproken in een andere context. (9) Ibid., aanbeveling 151, a). (10) Ibid., aanbeveling 167.

De kamer was samengesteld uit : De heer Ph. Quertainmont, kamervoorzitter;

De heer J. Jaumotte en Mevr. C. Debroux, staatsraden;

De heer Y. De Cordt en de heer Chr. Behrendt, assessoren van de afdeling Wetgeving;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J.-L. Paquet, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, Ph. Quertainmont.

30 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen betreffende de selectie van het Rijkspersoneel ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 april 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 25 april 2012;

Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarbij besloten is dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Gelet op het protocol nr. 664 van 11 juni 2012 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies 51.342/2/V van de Raad van State, gegeven op 8 augustus 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister belast met Ambtenarenzaken en van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel

Artikel 1.Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1969, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, wordt vervangen als volgt : «

Art. 6bis.De bevoegde minister of de voorzitter van het directiecomité bepaalt welke vacant geworden betrekking wordt toegekend en volgens welke procedure.

In het geval van een betrekking in de klassen A2 tot A5 wordt er beroep gedaan : - hetzij gelijktijdig op de mobiliteit en op de bevordering naar de hogere klasse; - hetzij alleen op de bevordering naar de hogere klasse van de rijksambtenaren van de betrokken federale overheidsdienst.

Voor de betrekkingen in de klassen A2 tot A4, wanneer de keuze wordt gemaakt de betrekking gelijktijdig aan de mobiliteit en aan de bevordering naar de hogere klasse, zonder zich te beperken tot de rijksambtenaren van de betrokken federale overheidsdienst, kan de bevoegde minister of de voorzitter van het directiecomité echter ook tegelijkertijd een beroep doen op de aanwerving.

De betrekking kan altijd worden toegekend door overgang naar het hogere niveau, als ze voor een dergelijke toekenning in aanmerking komt.

Voor de klassen A3 en A4 kan er niet enkel een beroep gedaan worden op de aanwerving. Voor de klasse A2, in afwijking van het tweede lid, kan er enkel beroep gedaan worden op de aanwerving.

Wanneer de betrekking wordt toegekend overeenkomstig de regels inzake aanwerving wordt van de kandidaten een nuttige ervaring voor de functie geëist van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4. »

Art. 2.Artikel 16bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 juni 1960 en hersteld bij het koninklijk besluit van 22 december 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2000 pub. 09/01/2001 numac 2000002114 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen sluiten, wordt aangevuld met twee leden opgesteld als volgt : « In afwijking van het derde lid beschikken de kandidaten over minimum zeven kalenderdagen om zich kandidaat te stellen, als de oproep functies beoogt waarvoor een kortere termijn meer potentiële kandidaten kan aantrekken.

De afgevaardigd bestuurder stelt de lijst ervan op en publiceert hem in het Belgisch Staatsblad. »

Art. 3.Artikel 20 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 april 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, wordt vervangen als volgt : «

Art. 20.§ 1. Een vergelijkende selectie is de selectie die, op basis van een functiebeschrijving en het competentieprofiel, georganiseerd wordt op initiatief van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de federale overheid of op aanvraag van de minister of zijn gemachtigde en leidt tot een rangschikking van de geslaagden. § 2. Een vergelijkende selectie kan meerdere opeenvolgende modules van proeven omvatten waarbij de kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. In dit geval wordt de rangschikking enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de laatste module.

Indien meerdere vergelijkende selecties binnen eenzelfde niveau een module gemeenschappelijk hebben, geeft de afgevaardigd bestuurder de geslaagden een vrijstelling voor deze module wanneer ze deelnemen aan een andere vergelijkende selectie. Deze vrijstelling wordt ook toegekend aan de personen die geslaagd zijn voor de zelfde module in het kader van de selectietest bedoeld in artikel 2, 4°, van het koninklijk besluit van 25 april 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2005 pub. 06/10/2005 numac 2005002101 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten. De afgevaardigd bestuurder bepaalt de geldigheidsduur van de vrijstelling bij de betekening van het resultaat. Deze bedraagt minimaal twee jaar.

Een kandidaat die niet geslaagd is voor een module van een vergelijkende selectie wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van het opnieuw afleggen van dezelfde module. § 3. Indien een vergelijkende selectie georganiseerd wordt op initiatief van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de federale overheid of op aanvraag van de minister of zijn gemachtigde, en de aard van de te begeven functie dit vereist, kan een andere minister of zijn gemachtigde op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel een bijkomende vergelijkende proef aanvragen die voor deze functie leidt tot een aparte rangschikking van de geslaagden.

De deelname aan de bijkomende vergelijkende proef is niet verplicht.

De afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de federale overheid stelt in samenspraak met de betrokken voorzitter van het directiecomité, rekening houdend met de rangschikking, het maximum aantal deelnemers aan deze proef vast.

De geslaagden voor deze proef, evenals de kandidaten die niet geslaagd zijn, behouden de rangschikking bedoeld in § 1.

Voor de aanwerving is de minister of zijn gemachtigde gebonden door de in het eerste lid bedoelde rangschikking. § 4. De vergelijkende selecties worden georganiseerd voor de benoeming in de klassen A1 tot A4 en in de graden van de niveaus B, C en D. » .

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 20ter ingevoegd, luidende : «

Art. 20ter.In afwijking van artikel 20, § 1, leiden de vergelijkende selecties voor functies behorende tot de klassen A3 en A4, alsook die voor functies behorende tot de klasse A2, als die ook of enkel openstaan voor de rijksambtenaren van de klasse A1 die kandidaat zijn voor een bevordering, tot de samenstelling van een groep geslaagden, die onderling niet gerangschikt zijn, bestaande uit de personen die werden beoordeeld als zijnde degenen die het best aan de functiebeschrijving en het competentieprofiel beantwoorden.

Hetzelfde geldt voor de bevorderingen in de klasse A5.

De betrokken voorzitter van het directiecomité bepaalt het maximum aantal geslaagden op basis van het aantal vacante betrekkingen per functie. Dat maximum aantal moet hoger zijn dan het aantal vacante betrekkingen en mag in geen geval minder zijn dan zes.

De oproep tot kandidaten vermeldt het aantal toe te kennen betrekkingen en het maximum aantal geslaagden.

In afwijking van artikel 20, § 2, kent de afgevaardigd bestuurder van SELOR de kandidaten voor de bevordering of voor een federale mobiliteit een vrijstelling toe voor een of meerdere modules, behalve voor de laatste module.

SELOR bezorgt de resultaten van de vergelijkende selectie aan de voorzitter van het directiecomité. »

Art. 5.Artikel 74 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt hersteld als volgt : «

Art. 74.§ 1. In afwijking van artikel 72 en van de artikelen 26bis, 27bis, 32 en 34, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel worden de rijksambtenaren die kandidaat zijn voor een bevordering naar de hogere klasse door SELOR gerangschikt als geslaagden en niet-geslaagden, in het kader van de procedure van de vergelijkende selectie bedoeld in artikel 20ter.

De rijksambtenaren die kandidaat zijn voor een bevordering moeten echter niet aan de diplomavoorwaarde voldoen. § 2. De voorzitter van het directiecomité legt de door SELOR bezorgde lijst van geslaagden voor aan het directiecomité, alsook de gemotiveerde adviezen van SELOR over elke geslaagde.

Het directiecomité rangschikt de geslaagden volgens hun aanspraken en verdiensten, in verhouding tot de vereisten van de uit te oefenen functie.

Het directiecomité kan de geslaagden horen.

Het directiecomité kan ook beslissen om geen enkel bevorderingsvoorstel te doen. § 3. Dit artikel is niet van toepassing als de betrekking alleen toegekend wordt door bevordering naar de hogere klasse van de rijksambtenaren van de betrokken federale overheidsdienst. » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

Art. 6.Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2008 wordt vervangen als volgt : «

Art. 6bis.Artikel 6bis moet als volgt worden gelezen : «

Art. 6bis.De benoemende overheid bepaalt welke vacant geworden betrekking wordt toegekend en volgens welke procedure.

In het geval van een betrekking in de klassen A2 tot A5 wordt beroep gedaan : - hetzij gelijktijdig op de mobiliteit en op de bevordering naar de hogere klasse; - hetzij alleen op de bevordering naar de hogere klasse van de ambtenaren van de betrokken instelling.

Voor de betrekkingen in de klassen A2 tot A4, wanneer de keuze wordt gemaakt de betrekking gelijktijdig aan de mobiliteit en aan de bevordering naar de hogere klasse, zonder zich te beperken tot de ambtenaren van de betrokken instelling, kan de benoemende overheid echter ook tegelijkertijd een beroep doen op de aanwerving.

De betrekking kan echter altijd worden toegekend door overgang naar het hogere niveau, als ze voor een dergelijke toekenning in aanmerking komt.

Voor de klassen A3 en A4 kan er niet enkel een beroep gedaan worden op de aanwerving. Voor de klasse A2, kan er, in afwijking van het tweede lid, enkel beroep gedaan worden op de aanwerving.

Wanneer de betrekking wordt toegekend overeenkomstig de regels inzake aanwerving wordt van de kandidaten een nuttige ervaring voor de functie geëist van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt

Art. 7.In artikel 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 1° wordt aangevuld als volgt : « Er kan een nuttige ervaring geëist worden, gebonden aan de functiebeschrijving en aan het competentieprofiel.» 2° het lid wordt aangevuld als volgt : « 3° ofwel in antwoord op een oproep tot kandidaten in het kader van een vergelijkende selectie die voor iedereen openstaat.In dit geval, geeft de afgevaardigd bestuurder van SELOR vrijstelling van één of meerdere modules. »

Art. 8.Artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « SELOR slaat de gegevens van de aanvragen die op basis van artikel 5, eerste lid, 2°, zijn ingediend in een databank op. »

Art. 9.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Voor de kandidaturen die op basis van artikel 5, eerste lid, 3°, zijn ingediend, krijgen de geslaagden een plaats, volgens hun rangschikking, in de volledige lijst van geslaagden van de vergelijkende selectie. »

Art. 10.Dit besluit treedt in werking tien dagen na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad met uitzondering van de bepalingen betreffende de vrijstellingen welke uitwerking hebben met ingang van 1 maart 2012.

Art. 11.De Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken en de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

^