gepubliceerd op 29 januari 2002
Koninklijk besluit tot aanpassing van de reglementering betreffende diverse maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid aan de bepaling van artikel 38 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid
30 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot aanpassing van de reglementering betreffende diverse maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid aan de bepaling van artikel 38 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, m, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 1996;
Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 61, § 1, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 26 juli 1996;
Gelet op de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, inzonderheid op artikel 38, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001, en op artikel 56;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, inzonderheid op artikel 2, § 4, vervangen bij de wet van 1 augustus 1985;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december 1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden, inzonderheid op artikel 1, § 3, vervangen bij de wet van 13 februari 1998 en gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000;
Gelet op de programmawet van 30 december 1988, inzonderheid op artikel 118, § 1, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992, 13 februari 1998 en 24 december 1999, en op artikel 119, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992 en 12 augustus 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor de kleine en middelgrote ondernemingen met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 6, § 1, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997 en gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 26 maart 1999, 24 december 1999 en 12 augustus 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 1, § 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1995, 25 juni 1997, 10 augustus 1998, 16 juni 1999 en 18 juli 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1995 tot uitvoering van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen wat betreft de inschakelingsbedrijven en de vennootschappen met een sociaal oogmerk, inzonderheid op artikel 2, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 oktober 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, inzonderheid op artikel 5, § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 maart 1999 en 7 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, inzonderheid op artikel 8, § 2, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 maart 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, gegeven op 15 februari 2001;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gegeven op 19 februari 2001;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, gegeven op 30 maart 2001;
Gelet op het advies 31.653/1 van de Raad van State, gegeven op 20 september 2001;
Op de voordracht van onze Minister van Werkgelegenheid en van onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2, § 4, van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, vervangen bij de wet van 1 augustus 1985, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van dit artikel wordt de tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit, beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en van inschrijving als werkzoekende. »
Art. 2.Artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december 1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden, vervangen bij de wet van 13 februari 1998 en gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van het eerste lid wordt de tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit, beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid. »
Art. 3.Artikel 118, § 1, van de programmawet van 30 december 1988, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992, 13 februari 1998 en 24 december 1999, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van het eerste lid wordt de tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit, beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en van inschrijving als werkzoekende. »
Art. 4.Artikel 119 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992 en 12 augustus 2000, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van het eerste lid wordt de tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit, beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en van inschrijving als werkzoekende. »
Art. 5.Artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor de kleine en middelgrote ondernemingen met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997 en gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 26 maart 1999, 24 december 1999 en 12 augustus 2000, wordt aangevuld met het volgende lid: « Voor de toepassing van het eerste lid wordt de tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit, beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en van inschrijving als werkzoekende. »
Art. 6.In artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1995, 25 juni 1997, 10 augustus 1998, 16 juni 1999 en 18 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 14° wordt vervangen als volgt : « 14° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit;» b) de paragraaf wordt aangevuld als volgt : « 15° de andere niet-vergoede periodes, inzonderheid de periodes tijdens dewelke de werkzoekende verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden.»
Art. 7.Artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 30 maart 1995 tot uitvoering van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen wat betreft de inschakelingsbedrijven en de vennootschappen met een sociaal oogmerk, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 oktober 1996, wordt aangevuld met het volgende lid : « 7° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit. »
Art. 8.In artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 maart 1999 en 7 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt : « 10° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit;» b) de paragraaf wordt aangevuld als volgt : « 11° de andere onderbrekende gebeurtenissen, inzonderheid de periodes tijdens dewelke de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden.»
Art. 9.In artikel 8, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 maart 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt : « 6°de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit; » b) het lid wordt aangevuld als volgt : « 7° de andere onderbrekende gebeurtenissen, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden.Nochtans als de onderbrekende gebeurtenis enkel en volledig te wijten is aan een tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst in het kader van het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, mag de onderbreking maximum 6 volledige kalendermaanden bedragen. »
Art. 10.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt : « 9° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit; » b) het artikel wordt aangevuld als volgt : « 10° de andere onderbrekende gebeurtenissen, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden.»
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2000.
Art. 12.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE