Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 maart 2017
gepubliceerd op 24 april 2017

Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels betreffende de werking en de organisatie van de gemeenschappelijke steundienst bij het College van de hoven en rechtbanken, bedoeld in artikel 183 van het Gerechtelijk Wetboek

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2017020335
pub.
24/04/2017
prom.
30/03/2017
ELI
eli/besluit/2017/03/30/2017020335/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 MAART 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels betreffende de werking en de organisatie van de gemeenschappelijke steundienst bij het College van de hoven en rechtbanken, bedoeld in artikel 183 van het Gerechtelijk Wetboek


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 177, § 2, zesde lid, vervangen bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten en artikel 183, § 2, eerste lid, vervangen bij de wet van 18 februari 2014;

Gelet op het advies van het College van de hoven en rechtbanken, gegeven op 31 maart 2015;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 7 mei 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 30 juni 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister belast met Ambtenarenzaken, gegeven op 2 oktober 2015;

Gelet op het protocol nr. 428 houdende de besluiten van de onderhandelingen van Sectorcomité III- Justitie, gesloten op 9 november 2015;

Gelet op het protocol nr. 33 houdende de besluiten van de onderhandeling in het onderhandelingscomité voor de griffiers, referendarissen en parketjuristen van de Rechterlijke Orde, gesloten op 9 november 2015;

Gelet op advies 58.826/3 van de Raad van State, gegeven op 17 februari 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Organisatie en werking van de steundienst

Artikel 1.Het College van de hoven en rechtbanken, hierna het College genoemd, bepaalt de organisatiestructuur van de steundienst op voorstel van de directeur.

Art. 2.§ 1. De directeur is belast met de dagelijkse leiding over de steundienst. Hij is verantwoordelijk voor de goede algemene werking van de steundienst bij de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 183, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Hij zal daartoe binnen de steundienst onder meer instaan voor: 1. het opstellen van het voorstel van organisatiestructuur van de steundienst;2. de uitvoering van de strategie van het College door realisatie van operationele doelstellingen en projecten;3. de uitvoering van de opdrachten van het College;4. de verdeling van het werk onder alle personen die werkzaam zijn binnen de steundienst, te weten de personeelsleden en diegene die opdracht hebben gekregen en diegene die ter beschikking werden gesteld in de steundienst;5. de voorbereiding van het personeelsplan en de begroting en de rekeningen van de steundienst voor goedkeuring door het College;6. het dagelijks beheer van het personeel en de middelen van de steundienst. § 2. Het College bepaalt de handtekeningsbevoegdheid van de directeur evenals de bevoegdheid tot het aangaan van verbintenissen en uitgaven ten laste van de begroting van de Steundienst in het kader van de dagelijkse leiding.

Art. 3.De bevoegdheden van het College en de directeur bedoeld in artikelen 1 en 2 worden uitgeoefend onverminderd de bevoegdheden en opdrachten toegekend door het College aan het Bureau bedoeld in artikel 182, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK 2. - Personeel van de steundienst

Art. 4.§ 1. Bij de steundienst van het College worden personeelsleden benoemd van niveau A, B, C of D. § 2. Ingevolge de overeenkomstige toepassing op de personeelsleden van de steundienst bedoeld in artikel 183, § 2, tweede lid, en § 3, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek van de wettelijke en statutaire regels op het in vast verband benoemd personeel van de rechterlijke organisatie, 1. worden de bevoegdheden en taken toegekend aan de hiërarchische meerdere of de hoofdgriffier uitgeoefend door de directeur;2. worden de bevoegdheden toegekend aan de magistraat-korpschef uitgeoefend door de voorzitter van het College of diens aangestelde;3. worden de bevoegdheden toegekend aan de functionele chef uitgeoefend door de daartoe door het College aangeduide personeelsleden van de steundienst. In afwijking van het eerste lid kan de directeur voor de overeenkomstige toepassing van het koninklijk besluit van 27 mei 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/05/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009203 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de evaluatie van de personeelsleden van de Rechterlijke Orde sluiten betreffende de evaluatie van de personeelsleden van de Rechterlijke Orde de taken die hij als de hiërarchische meerdere vervult, delegeren aan de functionele chef van het betrokken personeelslid.

Art. 5.§ 1. Het College beslist op basis van artikel 183, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek en het personeelsplan of een vacante betrekking binnen de steundienst wordt ingevuld door middel van werving en/of bevordering, dan wel via een opdracht of terbeschikkingstelling. § 2. Het personeelsplan beschrijft, voor het jaar waarop het betrekking heeft, de gewenste eindprojectie van de betaalde personeelsleden en magistraten uitgedrukt in voltijdse equivalenten en hun budgettaire last uitgaande van de initiële betaalde vte's en hun budgettaire last. Het omvat een synthese van de beoogde evolutie van de human resources, van hun budgettaire lasten alsook een raming van de budgettaire marges.

Art. 6.Op vraag van en in overleg met het College, organiseert de afgevaardigd bestuurder van Selor een vergelijkende selectie.

Het College kan de minister vragen een bijkomende vergelijkende proef te organiseren overeenkomstig artikel 274, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek voor de geslaagden van de vergelijkende selectie en/of de kandidaten die in aanmerking komen voor bevordering.

Het College kan eveneens beroep doen op Selor voor de organisatie van de selectie van zijn directeur.

Art. 7.Het in dienst nemen van werknemers met een arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 178 van het Gerechtelijk Wetboek en de beëindiging ervan door de minister van Justitie gebeurt op verzoek van het College.

Art. 8.De directeur, de personeelsleden en de magistraten van de steundienst leggen de eed af in de handen van de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken.

Art. 9.Magistraten en leden van het gerechtspersoneel die in ruste zijn gesteld en die op vrijwillige basis en zonder bezoldiging samenwerken met het College en zijn steundienst kunnen door het College binnen de toegekende werkingsenveloppe en in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden als voor magistraten en het gerechtspersoneel van de rechterlijke orde, worden vergoed voor hun verplaatsing- en andere onkosten. HOOFDSTUK 3. - Directeur van de steundienst

Art. 10.De kandidaat directeur wordt door het College aan de Koning voorgesteld in een met reden omklede voordracht na een selectie op grond van het profiel in bijlage bij dit besluit.

Art. 11.De openstaande betrekking wordt aangekondigd via een bericht dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Dat bericht vermeldt de wijze waarop de selectie zal gebeuren en bepaalt de termijn waarbinnen de kandidaturen moeten worden ingediend.

Het College stelt een commissie in die bestaat uit minstens twee leden van het College en een expert inzake personeelsselectie. De commissie bezorgt het College een advies inzake elke kandidatuur.

Art. 12.Onverminderd de mogelijkheid om het mandaat te schorsen of voortijdig te beëindigen overeenkomstig artikel 183, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt de directeur tijdens zijn mandaat jaarlijks geëvalueerd. De laatste evaluatie eindigt zes maanden voor het verstrijken van zijn mandaat.

Art. 13.De evaluatie handelt over : 1° de ondersteuning van de steundienst aan het College en de directiecomités van de gerechtelijke entiteiten;2° de verwezenlijking van de strategie, de operationele doelstellingen en projecten van de steundienst;3° het dagelijks beheer van het personeel en de middelen van de steundienst;4° de persoonlijke bijdrage van de directeur aan de verwezenlijking van de doelstellingen en het beheer van de organisatie. De evaluatie wordt uitgevoerd door minstens drie leden van het College aangeduid door het College. Het evaluatieverslag wordt binnen twintig dagen bezorgd aan de directeur en het College.

Elke evaluatie wordt afgesloten met één van de volgende vermeldingen: "uitzonderlijk", "voldoet aan de verwachtingen", "te verbeteren" of "onvoldoende".

Art. 14.De directeur kan binnen twintig dagen na ontvangst van het evaluatieverslag beroep aantekenen bij het voltallige College. Het beroep werkt schorsend.

Het College hoort de directeur persoonlijk. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. Op vraag van vier leden hoort het College externe personen die een bijdrage kunnen leveren opdat het College met volle kennis van zaken kan oordelen.

Indien de directeur, ofschoon behoorlijk opgeroepen, twee keer niet verschijnt, doet het College uitspraak op grond van de stukken van het dossier.

Het College kan slechts rechtsgeldig horen voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is. De stemming gebeurt overeenkomstig artikel 182, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 15.Als de eindevaluatie afgesloten wordt met de vermelding "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen", wordt het mandaat van de directeur hernieuwd voor een periode van vijf jaar.

Wanneer de eindevaluatie leidt tot een vermelding "te verbeteren" wordt het mandaat niet automatisch hernieuwd en wordt een nieuwe selectieprocedure opgestart. De uittredend directeur mag opnieuw zijn kandidatuur stellen.

Wanneer een eindevaluatie leidt tot een vermelding "onvoldoende", eindigt het mandaat van de directeur en de uittredende titularis van de functie mag niet opnieuw zijn kandidatuur stellen.

Indien de directeur een vermelding "onvoldoende" krijgt in de loop van zijn mandaat, kan het College de Koning vragen voortijdig een einde te maken aan het mandaat wegens ongeschiktheid.

Art. 16.De directeur wiens mandaat wordt beëindigd, neemt in voorkomend geval het ambt of de functie waarin hij het laatst was benoemd of het adjunct-mandaat waarin hij was aangewezen, weer op.

De directeur kan mits een opzegging van drie maanden zelf vragen dat een einde wordt gemaakt aan zijn mandaat. Indien het College akkoord gaat, kan deze termijn worden ingekort.

Bij langdurige afwezigheid of verhindering van de directeur of bij het openstaan van het mandaat van directeur, duidt het College een plaatsvervanger aan onder de personeelsleden of de magistraten van de steundienst die voor de duur van de afwezigheid, verhindering of het openstaan van het mandaat de bevoegdheden van de directeur onder het gezag van de voorzitter van het College of diens aangestelde uitoefent. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 17.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 18.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 maart 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^