gepubliceerd op 07 februari 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de loopbaan van het Rijkspersoneel
30 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de loopbaan van het Rijkspersoneel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wet van 24 december 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 20, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 april 2005, op artikel 20bis, § 2, eerste lid, hersteld bij het koninklijk besluit van 22 december 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 april 2005, op artikel 31, § 1, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 1993 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000, 16 november 2001 en 4 augustus 2004, op artikel 65, § 4, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, op artikel 70bis, § 2, vierde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 en op artikel 72, § 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 43, § 2, en 45, hersteld bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 15sexies, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, inzonderheid op artikel 3, § 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 25 april 2004, 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005, en op artikel 13, § 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996 en 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1998, 5 september 2002, 25 april 2004, 3 augustus 2004, 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, inzonderheid op artikel 25, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en op artikel 36ter, § 2, tweede lid, hernummerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2000 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de human resources cellen in de federale ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 maart 2001 en 2 augustus 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 16, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, inzonderheid op de artikelen 216, § 2, en 233;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 98, 216, 218, 222, 226, 236 en 239;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de loopbaan van niveau D van het Rijkspersoneel en houdende diverse bepalingen betreffende de competentiemetingen en gecertificeerde opleidingen, inzonderheid op artikel 35;
Overwegende dat de reglementaire teksten die de loopbaan van het rijkspersoneel regelen geen enkele dubbelzinnigheid mogen bevatten; dat het bijgevolg is aangewezen te preciseren dat de mogelijkheid om in de tweede klasse van niveau A te rekruteren de kandidaten betreft die in het bezit zijn van een diploma dat in een beperkte lijst is opgenomen;
Overwegende dat er rekening moet worden gehouden met het recente begrip federale overheidsdienst in plaats van het begrip rijksbestuur;
Overwegende dat het gerechtvaardigd is dat voor de klasseanciënniteit van ambtenaren van niveau A ook rekening wordt gehouden met diensten die in het vroegere niveau 1 werden gepresteerd;
Overwegende dat het van belang is bij de gecertificeerde opleidingen te preciseren dat enkel die gecertificeerde opleidingen die aan andere instellingen zijn gedelegeerd of door instellingen van een universitair niveau of door geassimileerde instellingen worden gegeven in aanmerking komen voor een certificatie die gebaseerd is op de documenten die door de opleiders zijn opgesteld; dat het bovendien van belang is dat de door het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid ingevoerde opleidingstrajecten inzake public management als gecertificeerde opleiding gelden;
Overwegende dat het noodzakelijk is om, naar het voorbeeld van niveau A, een raadgevende commissie voor de gecertificeerde opleidingen voor niveau B,C en D op te richten;
Overwegende dat de uitoefening van hogere functies van niveau A door een ambtenaar van niveau B of C moet worden geregeld;
Overwegende dat de rechten inzake competentietoelagen van de personeelsleden die, zonder onderbreking, van arbeidsovereenkomst veranderen, moeten worden gewaarborgd;
Overwegende dat het noodzakelijk is de gevolgen van de competentietoelage op het vakantiegeld te preciseren, om elke nadelige betwisting door het rijkspersoneel te vermijden;
Overwegende dat de ambtenaren van het vroegere niveau 4, die niet in niveau D konden worden geïntegreerd, nog steeds de mogelijkheid moeten krijgen om de daartoe vereiste opleiding te volgen;
Overwegende ten slotte dat het is aangewezen om de materiële vergissingen van sommige reglementaire bepalingen recht te zetten, om elk geschil inzake interpretatie te vermijden;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 september 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 14 oktober 2005;
Gelet op het protocol nr. 536 van 24 oktober 2005 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het advies 39.375/3 van de Raad van State, gegeven op 29 november 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
Artikel 1.Artikel 20, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 april 2005, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het eerste lid, kunnen vergelijkende selecties georganiseerd worden voor de klasse A2 van de vakrichtingen waarvan de klasse A1 de eerste is wanneer een diploma van informaticus, van burgerlijk ingenieur, van landbouwkundig ingenieur, van ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieën, van arts, van dierenarts, van apotheker of van actuaris wordt geëist. »
Art. 2.In artikel 20bis, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 22 december 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 april 2005, worden de woorden « de betrokken federale overheidsdienst » vervangen door de woorden « het betrokken departement ».
Art. 3.In artikel 31, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 1993 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000, 16 november 2001 en 4 augustus 2004, worden de woorden « van de Rijksbesturen » geschrapt.
Art. 4.Artikel 65, § 4, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van artikel 64, worden evenwel in aanmerking genomen voor de berekening van de klasseanciënniteit, in de klasse - of in de graad - waarin de rijksambtenaar aangeworven wordt of werd : 1° de werkelijk gepresteerde diensten in de hoedanigheid van contractueel personeelslid in dezelfde klasse;2° de, vóór de datum van 1 december 2004, werkelijk gepresteerde diensten, in welke hoedanigheid ook, in het federaal administratief openbaar ambt in niveau 1.».
Art. 5.Artikel 70bis, § 2, vierde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2005, wordt vervangen als volgt : « De houder van de managementfunctie -1 bij het Instituut of zijn afgevaardigde geeft de getuigschriften van de validering van de verworven kennis af. In de in het tweede lid, 2° en 3°, bedoelde gevallen, baseert hij zich op de documenten afgegeven door de opleiders bij het einde van de gecertificeerde opleiding. » .
Art. 6.Artikel 72, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt aangevuld als volgt : « , ofwel tegelijkertijd aangekondigd door een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en een gewone verzending aan de benoembare ambtenaren. ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel
Art. 7.Artikel 39 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, opgeheven bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, wordt in de volgende lezing hersteld : «
Art. 39.§ 1. Er wordt een raadgevende commissie voor de gecertificeerde opleidingen van de niveaus B, C en D, opgericht, paritair samengesteld uit één vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en een gelijk aantal leden van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, aangewezen door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Elke vertegenwoordiger mag vergezeld zijn van een plaatsvervanger.
Deze heeft slechts een raadgevende stem, in geval van afwezigheid van de vertegenwoordiger.
De voorzitter van de raadgevende commissie voor de gecertificeerde opleidingen wordt aangewezen onder haar leden door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft. § 2. De raadgevende commissie voor de gecertificeerde opleidingen wordt op de hoogte gehouden en brengt aan de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft, adviezen uit over elke vraag die betrekking heeft op de voorstellen voor gecertificeerde opleidingen en op de organisatie hiervan. » .
Art. 8.In artikel 43, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, worden de woorden « en uit vertegenwoordigers van andere federale overheidsdiensten » vervangen door de woorden « en van andere federale overheidsdiensten ».
Art. 9.In artikel 45 van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, tweede en derde lid, wordt het woord « drie » door het woord « vijf » vervangen;2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « § 4.De ambtenaar van niveau A die met vrucht de opleiding overheidsmanagement gevolgd heeft, georganiseerd op universitair niveau op initiatief van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid, wordt geacht geslaagd te zijn in de eerste gecertificeerde opleiding waarvoor hij zich daarna inschrijft. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
Art. 10.In artikel 15sexies van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De leidend ambtenaar wijst, per taalrol, een opleidingsdirecteur aan onder de ambtenaren van klasse A1, A2 of A3, bezoldigd in de weddenschaal A31, die ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben. De opleidingsdirecteur wordt voor een periode van vijf jaar aangewezen. Deze aanwijzing kan voor opeenvolgende periodes van vijf jaar verlengd worden volgens dezelfde procedure. »; 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De opleidingsdirecteur bekomt in de uitoefening van zijn functie de weddenschaal A31, behalve indien hij reeds een tenminste gelijke wedde geniet en draagt in voorkomend geval de titel van adviseur.
De halftijdse opleidingsdirecteur die nog niet de weddenschaal A31 geniet, heeft recht op zijn wedde vermeerderd met de helft van het verschil tussen zijn wedde en de weddenschaal A31. ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen
Art. 11.Artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 25 april 2004, 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005, wordt aangevuld met het volgende lid : « Er kunnen afwijkingen op het vierde lid worden toegestaan op voorstel van de betrokken minister en met het akkoord van de minister bevoegd voor ambtenarenzaken. ».
Art. 12.In artikel 13, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « de voorlaatste tweejaarlijkse verhoging » vervangen door de woorden « de laatste periodieke verhoging »;2° het volgende lid wordt tussen het eerste en het tweede lid ingevoegd : « In afwijking van het eerste lid is het jaarlijks bedrag van de plaatsvervangingstoelage gelijk aan vier maal de waarde van de laatste jaarlijkse verhoging, welke de bevordering in wedde regelt in de eerste weddenschaal van niveau A voor de ambtenaren van de niveaus B of C die belast zijn met een hogere functie in dit niveau zonder hoger te mogen zijn dan het bedrag van de waarnemingstoelage.». HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten
Art. 13.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1998, 5 september 2002, 25 april 2004, 3 augustus 2004, 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « Het personeelslid dat, in het kader van een arbeidsovereenkomst, een competentietoelage genoot en dat, zonder onderbreking zoals in het tweede lid gedefinieerd, in dienst wordt genomen met een nieuwe arbeidsovereenkomst in een ander niveau of in een andere klasse, kan zich onmiddellijk inschrijven voor een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding.Bovendien, zolang hij geen recht heeft op de competentietoelage verbonden aan zijn nieuwe arbeidsovereenkomst, heeft hij recht op zijn vroegere competentietoelage onder twee voorwaarden : 1° dat de geldigheidsduur van de competentiemeting niet verstreken is;2° dat hij een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft afgesloten sedert minder dan 12 maanden.»; 2° in § 1bis, worden de woorden « van bepaalde taken » vervangen door de woorden « van een duidelijk omschreven werk » en worden de woorden « met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur voor een jaar die een keer kan vernieuwd worden » geschrapt. HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden
Art. 14.Artikel 25 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt aangevuld als volgt : « In voorkomend geval verliest hij zijn competentietoelage. ».
Art. 15.Artikel 36ter, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, hernummerd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt aangevuld als volgt : « Ze wordt echter niet toegevoegd aan de brutobezoldiging als de ambtenaar bezoldigd wordt in de laatste weddenschaal van niveau B, van niveau C of van niveau D. Ze wordt eveneens niet in rekening gebracht in niveau A als de ambtenaar bezoldigd wordt in de laatste weddenschaal van de klassen A2 of A3 onder dezelfde voorwaarden, wordt ze niet in aanmerking genomen voor de berekening van Copernicuspremie. » HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen
Art. 16.In artikel 216, § 2, van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen worden de woorden « 31 december 2003 » vervangen door de woorden « 31 maart 2006 ».
Art. 17.Artikel 233 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel
Art. 18.In artikel 216 van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, kolom 1, wordt tussen de rubriek « Architect/Architecte » en de rubriek « Sociaal inspecteur/Inspecteur social » de volgende rubriek ingevoegd : « Attaché in human resources/Attaché en ressources humaines »;2° § 2, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden « of in een andere graad van hetzelfde niveau en van dezelfde rang ».
Art. 19.In de Franse tekst van artikel 218 van hetzelfde besluit, wordt het woord « 12 » vervangen door de woorden « A12 ».
Art. 20.In artikel 222, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « hetzij op 1 december 2004, hetzij op basis van het eerste lid », ingevoegd tussen de woorden « in de weddenschaal 10F » en de woorden « bekomen de weddenschaal 10G ».
Art. 21.In de Nederlandse tekst van artikel 226 van hetzelfde besluit, worden de woorden « aan de anciënniteitsvoorwaarden » ingevoegd tussen de woorden « in klasse A1 of A2 » en de woorden « om bevorderd te worden ».
Art. 22.Artikel 236 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van artikel 14bis van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen zijn de weddeschalen die in aanmerking moeten worden genomen de weddeschalen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 216, § 1 ».
Art. 23.In artikel 239 van hetzelfde besluit, worden de woorden « in artikel 2, § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « in artikel 2, § 1bis ». HOOFDSTUK IX. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 24.Het personeelslid van niveau A dat volledig de opleiding overheidsmanagement gevolgd heeft, georganiseerd op universitair niveau op initiatief van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid, of van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, of van de Minister van Ambtenarenzaken, tussen 1 januari 2000 en 31 december 2004, wordt geacht geslaagd te zijn voor de eerste gecertificeerde opleiding waarvoor hij zich inschrijft en dit ten vroegste op 31 augustus 2005.
Het eerste lid is ook van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 1, 2° en 3° van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
Art. 25.Het koninklijk besluit van 22 mei 2000 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de human resources cellen in de federale ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 maart 2001 en 2 augustus 2002, wordt opgeheven.
Art. 26.Artikel 16 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt ingetrokken.
Art. 27.Artikel 98 van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel wordt ingetrokken.
Art. 28.Artikel 35 van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de loopbaan van niveau D van het Rijkspersoneel en houdende diverse bepalingen betreffende de competentiemetingen en gecertificeerde opleidingen wordt ingetrokken en vervangen als volgt : «
Art. 35.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van : 1° artikel 6 dat in werking treedt op 1 september 2006 voor het rijkspersoneel dat houder is van de graad van technisch medewerker en op 1 september 2007 voor het rijkspersoneel dat houder is van de graad van administratief medewerker;2° artikel 18 dat in werking treedt op de data die erin vastgesteld worden;3° artikel 21 dat in werking treedt op 1 september 2007;4° artikel 22 dat in werking treedt op 1 september 2006 voor het rijkspersoneel dat houder is van de graad van technisch medewerker en op 1 september 2007 voor het rijkspersoneel dat houder is van de graad van administratief medewerker ».
Art. 29.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 5, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25, die uitwerking hebben met ingang van 1 december 2004, van artikel 16 dat uitwerking heeft met ingang van 31 december 2003 en van artikel 28 dat uitwerking heeft met ingang van 17 augustus 2005.
Art. 30.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 januari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT