gepubliceerd op 31 december 2009
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004
30 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004
VERSLAG AAN DE KONING Sire, In artikel 420, § 3, a) van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 162 van de programmawet van 23 december 2009, wordt het maximumbedrag vastgesteld waarmee het tarief van de bijzondere accijns mag verhogen voor gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49 voor de jaren 2010 en 2011.
Artikel 420, § 3, b) van de programmawet van 27 december 2004 bepaalt dat het tarief van de bijzondere accijns zal worden verhoogd vanaf de eerste en bij elke vermindering van de maximumprijs vastgesteld door de programma-overeenkomst betreffende de verkoopprijzen van de aardolieproducten afgesloten tussen de Belgische Staat en de petroleumsector, telkens rekening houdend met het feit dat de verhoging van het tarief van de bijzondere accijns slechts de helft van de verlaging van het maximum van de prijs exclusief BTW van het richtproduct vermeld in de programma-overeenkomst mag bedragen, waarbij de jaarlijkse verhoging het bedrag vastgesteld in artikel 420, § 3, a) van de programmawet van 27 december 2004 niet mag overschrijden.
Met het artikel 162 van de programmawet van 23 december 2009 zullen, met ingang van 1 januari 2010, deze verhogingen mogen worden ingevoerd telkens als de pompprijs van dit product daalt, totdat het voorziene jaarlijks maximumbedrag van 40 EUR is bereikt voor de jaren 2010 en 2011.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel de voorwaarden vast te leggen binnen dewelke een heffing van de aanvullende bijzondere accijns dient te geschieden op de voorraden energieproducten die al in verbruik werden gesteld, bij elke verhoging van het tarief van de bijzondere accijns zoals bepaald in artikel 420, § 3, c) van voormelde programmawet.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
30 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet van 27 december 2004 (1), inzonderheid op artikel 420, § 3, c), laatst gewijzigd door de programmawet van 23 december 2009 (2), inzonderheid op het artikel 162;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 18 december 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 22 december 2009;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit tot doel heeft de voorwaarden vast te leggen binnen dewelke een belastingheffing op de voorraden energieproducten die al tot verbruik werden uitgeslagen zal plaatsvinden bij elke verhoging van de bijzondere accijns zoals werd bepaald in de programmawet van 27 december 2004; dat deze verhoging van de bijzondere accijns al kan gebeuren vanaf 1 januari 2010; dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel dient te worden genomen;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Besluit :
Artikel 1.§ 1. De gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49 bedoeld bij artikel 419, e) i) en f) i) van de programmawet van 27 december 2004 die op de dag van de vermindering van de vastgestelde maximumprijs bedoeld bij artikel 420, § 3, b) van dezelfde programmawet te 0 uur na inverbruikstelling hier te lande voorhanden is in de depots van handelaars, van de depothouders en van houders van een pompstation of onderweg is met bestemming naar genoemde depots, onderworpen aan een aanvullende bijzondere accijns gelijk aan de ingestelde verhoging van de bijzondere accijns. § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt verstaan onder : 1° handelaar : iedere persoon die gehouden is over een vergunning energieproducten en elektriciteit te beschikken overeenkomstig artikel 11, § 1, d), van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit;2° depothouders, alle personen met uitsluiting van particulieren, die, in welke hoedanigheid ook, de bij § 1 bedoelde energieproducten voorhanden hebben en deze niet uitsluitend voor eigen gebruik aanwenden;3° houder van een pompstation : zoals bedoeld bij artikel 11, § 1, e), van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit;
Art. 2.§ 1. De aanvullende bijzondere accijns bedoeld bij artikel 1, § 1, is verschuldigd door de in artikel 1, § 2, bedoelde personen die de energieproducten die aan deze aanvullende bijzondere accijns onderworpen zijn, op de dag van de betrokken verhoogde accijnsheffing voorhanden hebben.
Voor de onderweg zijnde energieproducten is de aanvullende bijzondere accijns verschuldigd door de geadresseerde indien deze de hoedanigheid heeft van een in artikel 1, § 2, bedoelde persoon. § 2. De verschuldigde aanvullende bijzondere accijns moet worden voldaan op het door de Minister van Financiën aangewezen kantoor der douane en accijnzen, uiterlijk de donderdag van de week die volgt op de week van de tariefverhoging van de bijzondere accijns.
Art. 3.De bij artikel 1, § 1, vastgestelde aanvullende bijzondere accijns wordt slechts geheven in de mate dat de belastbare hoeveelheid 1 000 liter overtreft en dit per soort van energieproduct waarvoor een afzonderlijk tarief van de accijnzen van toepassing is.
Art. 4.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën regelt de uitvoeringsmaatregelen in verband met de bij artikel 1, § 1, bedoelde heffing van de aanvullende bijzondere accijns. Hij kan hierbij voorschrijven dat de bezitters en de geadresseerden van belastbare energieproducten aangifte moeten doen van hun voorraden en, in voorkomend geval, alle nodige inlichtingen en bewijsstukken verstrekken om aan te tonen dat de bedoelde motorbrandstoffen uitsluitend voor hun eigen gebruik worden aangewend.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 30 december 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS Nota's : (1) Belgisch Staatsblad van 31 december 2004 (2) Belgisch Staatsblad van 31 december 2009