Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 april 1999
gepubliceerd op 06 oktober 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022605
pub.
06/10/1999
prom.
29/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/29/1999022605/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 68;

Gelet het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 september 1966, 12 januari 1970, 16 februari 1971, 15 februari 1974, 24 april 1974, 23 maart 1977, 12 april 1984, 25 juni 1985, 7 juli 1986, 14 augustus 1987, 15 augustus 1987, 7 november 1988, 4 maart 1991, 17 oktober 1991, 12 oktober 1993, 21 februari 1994, 20 april 1994, 12 augustus 1994, 16 december 1994, 13 januari 1995, 13 november 1995, 20 augustus 1996, 13 juli 1997 en 8 augustus 1998;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Programmatie en Erkenning, uitgebracht op 8 januari 1998, 11 juni 1998 en 11 maart 1999;

Gezien het advies van de Inspecteur van Financiën van 28 oktober 1998;

Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad op 30 oktober 1998, betreffende de adviesaanvraag binnen de termijn van één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 19 januari 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 september 1966, 12 januari 1970, 16 februari 1971, 15 februari 1974, 24 april 1974, 23 maart 1977, 12 april 1984, 25 juni 1985, 7 juli 1986, 14 augustus 1987, 15 augustus 1987, 7 november 1988, 4 maart 1991, 17 oktober 1991, 12 oktober 1993, 21 februari 1994, 20 april 1994, 12 augustus 1994, 16 december 1994, 13 januari 1995, 13 november 1995, 20 augustus 1996, 13 juli 1997 en 8 augustus 1998, wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 3bis.§ 1. Onverminderd de mogelijkheid voor een minderjarige van minstens 15 jaar om te worden opgenomen in een dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E) of in een dienst neuro-psychiatrie voor kinderen (kenletter K), mag geen enkele minderjarige jonger dan 15 jaar worden opgenomen in de dienst voor neuro-psychiatrie voor observatie en behandeling (kenletter A), noch in de dienst voor neuro-psychiatrische voor behandeling (kenletter T), noch in de groep diensten voor volwassenen, zoals bepaald in artikel 1bis, 5°, van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen.

Door de overheid van de betrokken gemeenschap, die bevoegd is voor de erkenning van ziekenhuizen, kan een afwijking worden toegestaan aan de ziekenhuizen waar uitsluitend aan minderjarigen zowel chirurgische als andere geneeskundige verstrekkingen worden verleend. § 2. In afwijking van § 1 mogen minderjarigen jonger dan 15 jaar wel worden opgenomen in de diensten bedoeld in die paragraaf op voorwaarde dat dit gebeurt voor één van de volgende behandelingen of ingrepen : - de behandeling van personen met ernstige brandwonden; - beenmergtransplantaties; - transplantaties; - ingrepen die verricht worden in een neurochirurgiedienst zoals bepaald in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1986 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44, van de wet op de ziekenhuizen; - de gespecialiseerde behandeling van pneumologische aandoeningen bij kinderen in ziekenhuizen, welke over minstens 300 erkende universitaire bedden beschikken; op voorwaarde dat het ziekenhuis, zo het niet beschikt over een erkende dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E) een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met een ziekenhuis dat wel over een dergelijke dienst beschikt zodat het een beroep kan doen op een geneesheer gespecialiseerd in de kindergeneeskunde. § 3. In afwijking van § 1 mogen in de diensten bedoeld in die paragraaf, minderjarigen jonger dan 15 jaar wel worden opgenomen voor het verlenen van heelkundige verstrekkingen in een functie « chirurgische daghospitalisatie », bedoeld in het koninklijk besluit van 25 november 1997 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, toepasselijk worden verklaard op de functie « chirurgische daghospitalisatie », en verder opgenomen blijven voor de behandeling van de medische verwikkelingen die hierop volgen. De hiervoor bedoelde opname is evenwel slechts toegestaan op voorwaarde dat het ziekenhuis, zo het niet over een erkende dienst voor kindergeneeskunde(kenletter E) beschikt, een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met een ziekenhuis dat wel over een dergelijke dienst beschikt zodat het een beroep kan doen op een geneesheer gespecialiseerd in de kindergeneeskunde. § 4. In afwijking van paragraaf 1 kunnen minderjarigen jonger dan 15 jaar in uitzonderlijke omstandigheden worden opgenomen in een dienst intensieve zorgen (kenletter I) of in een dienst voor besmettelijke ziekten (kenletter L), onder het toezicht dat, binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst, gezamenlijk wordt uitgeoefend door de verantwoordelijke geneesheer en een kinderarts. § 5. In afwijking van § 1 kunnen minderjarigen jonger dan 15 jaar worden opgenomen in een dienst die deel uitmaakt van de groep diensten voor volwassenen als er in een straal van 25 km geen ziekenhuis is dat beschikt over een erkende dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E), en op voorwaarde dat het ziekenhuis een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met een ziekenhuis dat wel over een erkende dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E) beschikt zodat het op elk ogenblik een beroep kan doen op een geneesheer gespecialiseerd in de kindergeneeskunde. ».

Art. 2.In onderdeel III. (« Organisatorische normen ») van de rubriek « De algemene normen, die op al de inrichtingen toepasselijk zijn, betreffen al de diensten zonder onderscheid, ongeacht hun kenletter » van de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 september 1966, 12 januari 1970, 16 februari 1971, 15 februari 1974, 24 april 1974, 23 maart 1977, 12 april 1984, 25 juni 1985, 7 juli 1986, 14 augustus 1987, 15 augustus 1987, 7 november 1988, 4 maart 1991, 17 oktober 1991, 12 oktober 1993, 21 februari 1994, 20 april 1994, 12 augustus 1994, 16 december 1994, 13 januari 1995, 13 november 1995, 20 augustus 1996, 13 juli 1997 en 8 augustus 1998, wordt 1°bis, opgeheven door het koninklijk besluit van 4 maart 1991, opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « 1°bis. Elk ziekenhuis dat over een erkende dienst voor kindergeneeskunde beschikt (kenletter E), evenals elk ziekenhuis dat niet over een dergelijke dienst beschikt maar waar het is toegestaan in toepassing van onderhavig besluit, kinderen te behandelen, moet, na multidisciplinair beraad binnen de instelling, een protocol goedkeuren dat de hoofdlijnen bepaalt voor de specifieke opvang van de opgenomen of ambulant verzorgde kinderen; de uitvoering van deze verplichting behoort tot de verantwoordelijkheid van de beheerder van het ziekenhuis.

Dit protocol behandelt in het bijzonder : - specifieke maatregelen inzake het informeren, het geven van advies en het verlenen van psychologische steun aan de kinderen, hun ouders of hun wettelijke vertegenwoordigers; - initiatieven die moeten worden genomen om, in de mate van het mogelijke, de ouders te betrekken bij de zorgverlening aan hun kind; - initiatieven om het comfort van de opgenomen kinderen te verbeteren, meer bepaald voor wat betreft de inrichting van de zalen, de maaltijden, de bezoekuren; - specifieke maatregelen om het toezicht op en de veiligheid van de kinderen, zowel in het ziekenhuis als in de onmiddellijke omgeving, te waarborgen (parkeerterrein, enz.); - maatregelen inzake het overleg tussen een kinderarts en de arts verantwoordelijk voor de dienst voor volwassenen waar een kind ouder dan 14 jaar is opgenomen; - maatregelen inzake het overleg tussen pediatrisch verpleegkundigen en verpleegkundigen van andere diensten.

Dit protocol wordt meegedeeld aan de personeelsleden van het ziekenhuis en wordt ter beschikking gesteld van de kinderen, hun ouders en hun wettelijke vertegenwoordigers. ».

Art. 3.In onderdeling III (« Organisatorische normen ») van de rubriek « Bijzondere normen toepasselijk op de dienst voor kindergeneeskunde : kenletter E », van de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot vaststelling van de normen waaraan de ziekenhuizen en hun diensten moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 september 1966, 12 januari 1970, 16 februari 1971, 15 februari 1974, 24 april 1974, 23 maart 1977, 12 april 1984, 25 juni 1985, 7 juli 1986, 14 augustus 1987, 15 augustus 1987, 7 november 1988, 4 maart 1991, 17 oktober 1991, 12 oktober 1993, 21 februari 1994, 20 april 1994, 12 augustus 1994, 16 december 1994, 13 januari 1995, 13 november 1995, 20 augustus 1996, 13 juli 1997 en 8 augustus 1998, wordt 3° vervangen door : « 3° De verzorging wordt toevertrouwd aan deskundig personeel.

Minstens één pediatrisch verpleegkundige moet worden bijgestaan door een voldoende aantal hulppersoneelsleden voor de eigenlijke verzorging, voor het organiseren van spelactiviteiten voor, en de vrijetijdsbesteding van, de gehospitaliseerde minderjarigen jonger dan 15 jaar, alsook voor het verlenen van psycho-sociale steun aan deze minderjarigen en hun gezinsleden of wettelijke vertegenwoordigers.

Voor het organiseren van spelactiviteiten en vrijetijdsbesteding moet het ziekenhuis hulppersoneel in dienst hebben gelijk aan de helft van, of één voltijds equivalent, naargelang de dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E) ten hoogste 30 bedden of meer telt. De hulppersoneelsleden moeten houder zijn van een brevet of een diploma van hoger secundair onderwijs of een certificaat van secundair onderwijs en moeten kunnen bewijzen dat zij met vrucht een vormingsprogramma van 80 uren, goedgekeurd door de Minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, gevolgd hebben.

Dit programma is gericht op : - kinderpsychologie; - de voorschriften met betrekking tot gezondheid en hygiëne die in ziekenhuizen dienen te worden nageleefd; - de deontologie; - de omgang met minderjarige patiënten, hun ouders of hun wettelijke vertegenwoordigers en het medisch en verzorgend personeel; - het werken in teamverband en de communicatie.

Voor het verlenen van de psycho-sociale steun aan de gehospitaliseerde minderjarigen jonger dan 15 jaar en hun gezinsleden of wettelijke vertegenwoordigers moet het ziekenhuis hulppersoneel in dienst hebben gelijk aan de helft van één voltijds equivalent naargelang de dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E) ten hoogste 30 bedden telt, en 1 voltijds equivalent voor de dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E) met meer dan 30 bedden. Deze hulppersoneelsleden moeten ten minste een diploma van hoger onderwijs van het korte type (A1) hebben. ».

Art. 4.In de rubriek « Bijzondere normen toepasselijk op de dienst neuro-psychiatrie voor observatie en behandeling van volwassen patiënten : kenletter A » van de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot vaststelling van de normen waaraan de ziekenhuizen en hun diensten moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 september 1966, 12 januari 1970, 16 februari 1971, 15 februari 1974, 24 april 1974, 23 maart 1977, 12 april 1984, 25 juni 1985, 7 juli 1986, 14 augustus 1987, 15 augustus 1987, 7 november 1988, 4 maart 1991, 17 oktober 1991, 12 oktober 1993, 21 februari 1994, 20 april 1994, 12 augustus 1994, 16 december 1994, 13 januari 1995, 13 november 1995, 20 augustus 1996, 13 juli 1997 en 8 augustus 1998, wordt het eerste lid aangevuld luidend als volgt : « Voor de toepassing van de bepalingen van de betrokken rubriek, onder « volwassen patiënten » verstaan wordt patiënten van 15 jaar of ouder. ».

Art. 5.In de rubriek « Bijzondere normen toepasselijk op de dienst neuro-psychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten : kenletter T » van de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot vaststelling van de normen waaraan de ziekenhuizen en hun diensten moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 september 1966, 12 januari 1970, 16 februari 1971, 15 februari 1974, 24 april 1974, 23 maart 1977, 12 april 1984, 25 juni 1985, 7 juli 1986, 14 augustus 1987, 15 augustus 1987, 7 november 1988, 4 maart 1991, 17 oktober 1991, 12 oktober 1993, 21 februari 1994, 20 april 1994, 12 augustus 1994, 16 december 1994, 13 januari 1995, 13 november 1995, 20 augustus 1996, 13 juli 1997 en 8 augustus 1998, wordt het eerste lid aangevuld luidend als volgt : « Voor de toepassing van de bepalingen van de betrokken rubriek, onder « volwassen patiënten » verstaan wordt patiënten van 15 jaar of ouder. »

Art. 6.Dit besluit treedt in werking zes maanden na de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^