Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 november 2021
gepubliceerd op 23 december 2021

Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 700 MHz

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2021022605
pub.
23/12/2021
prom.
28/11/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 700 MHz


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Algemeen Dit besluit bepaalt de voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van de gebruiksrechten die worden toegekend aan de mobiele operatoren in de frequentieband 694-790 MHz, de zogenaamde `700 MHz-band'.

Net zoals de 800 MHz-band, maakt deze frequentieband deel uit van het zogenoemde digitale dividend. Door de overgang van analoge televisie naar digitale televisie kan een veel groter aantal tv-programma's gepland worden in hetzelfde spectrum. Zo wordt, voor een aanbod dat identiek blijft, een aanzienlijke band vrijgemaakt; deze vormt een "dividend".

De 700 MHz-band maakt deel uit van de 470-862 MHz-band die in 2006 werd ingepland voor digitale televisie door een regionale planningsconferentie van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Naar aanleiding van de besluiten van de wereldradioconferenties van 2012 en 2015 werd de 700 MHz-band in Europa aangeduid als toekomstige band voor de verstrekking van draadloze elektronische-breedbandcommunicatiediensten.

De strategische planning en de harmonisering van het spectrumgebruik op het niveau van de Unie zouden de interne markt van draadloze elektronische-communicatiediensten en -apparatuur moeten versterken alsook de andere beleidslijnen van de Unie waarvoor spectrum moet worden gebruikt, door nieuwe opportuniteiten te creëren op het vlak van innovatie en werkgelegenheid en door tegelijk bij te dragen tot het economisch herstel en de sociale integratie in de hele Unie, met inachtneming van de belangrijke sociale, culturele en economische waarde van het spectrum.

Dit besluit draagt bij tot het verwezenlijken van het doel van 1200 MHz aan radiofrequenties voor draadloze breedband, wat een van de voornaamste doelstellingen is van Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (PPSR).

In haar strategie voor de digitale eengemaakte markt, benadrukt de Commissie het belang van de 700 MHz-band om de verstrekking van breedbanddiensten in landelijke gebieden te garanderen.

Op het niveau van de Europese Unie dienen de volgende twee besluiten te worden geciteerd: - uitvoeringsbesluit (EU) 2016/687 van de Commissie van 28 april 2016 betreffende de harmonisering van de frequentieband 694-790 MHz voor terrestrische systemen die draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie kunnen verschaffen en voor flexibel nationaal gebruik in de Unie; - besluit 899/2017/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende het gebruik van de 470-790 MHz-band in de Unie.

Krachtens het eerste artikel van besluit 899/2017/EU moeten de lidstaten, uiterlijk op 30 juni 2020, het gebruik van de 700 MHz-band door terrestrische systemen die draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie kunnen verschaffen toestaan in geharmoniseerde technische voorwaarden zoals vastgelegd in besluit 2016/687/EU. Het in dit besluit beoogde spectrum zal gebruikt worden voor de openbare mobiele netwerken. Voor deze netwerken moet de technische kwaliteit van de communicatie of van de dienst absoluut gegarandeerd zijn. Daartoe moet gezorgd worden voor een hoog beveiligingsniveau tegen schadelijke storingen. Het enige gepaste vergunningsstelsel bestaat dus in de toekenning van individuele gebruiksrechten voor het radiospectrum. Er dient te worden opgemerkt dat geen enkele lidstaat van de Europese Unie een stelsel van algemene vergunningen heeft ingevoerd voor dit spectrum.

Het BIPT heeft ook een beroep gedaan op een externe consultant om, onder andere, de kwestie van de 700 MHz-band te bekijken. Deze studie werd verwezenlijkt door Analysys Mason en heeft geleid tot het verslag "Study regarding the value of spectrum for mobile public systems" van 31 december 2015. Het verslag van Analysys Mason omvat aanbevelingen over de mechanismen voor toewijzing, de gebruiksvoorwaarden en de spectrumwaarde, voor de verschillende frequentiebanden gebruikt voor de openbare mobiele diensten. Dit verslag werd gepubliceerd op de website van het BIPT. De toewijzing van de gebruiksrechten aan de operatoren kan op verschillende manieren gebeuren. De voornaamste toewijzingsmechanismen zijn de veiling, de vergelijkende inschrijving, het principe "first come, first served" of een hybride systeem (doorgaans een vergelijkende inschrijving gevolgd door een veiling).

Bijna alle toewijzingen van nieuw spectrum in Europa verlopen via een veilingmechanisme. Een veiling heeft immers tal van voordelen: transparant en eenvoudig, eerlijk, bevordert de concurrentie en het efficiënte gebruik van het spectrum.

Een veiling is dus het mechanisme dat werd gekozen voor de toewijzing van de gebruiksrechten voor de 700 MHz-band.

Er dient te worden opgemerkt dat het BIPT kan beslissen om deze toewijzingsprocedure tegelijk te organiseren met andere procedures voor toewijzing waarvan de toekenningsvoorwaarden zijn vastgelegd in andere koninklijke besluiten. Uitgezonderd de procedure waarin het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz (zie artikel 15) voorziet, blijven de procedures autonoom, staan de activiteitsregels voor de ene procedure los van de activiteitsregels voor de andere procedures en kan het aantal rondes natuurlijk verschillen van de ene tot de andere procedure.

De voornaamste doelstellingen nagestreefd door dit besluit zijn de volgende: - het spectrum toewijzen aan de meest efficiënte gebruikers; - de ontwikkeling van draadloze breedbandnetwerken aanmoedigen en de digitale kloof in België verder dichten; - erop toezien dat het hele spectrum wordt toegewezen in het kader van de gunningsprocedure (vermijden dat er niet-toegewezen spectrum overblijft); - een zo efficiënt mogelijk gebruik van het spectrum waarborgen; - de concurrentie op de Belgische elektronische-communicatiemarkt maximaliseren; - toezien op eerlijke inkomsten voor de overheden, aangezien het een kostbaar en schaars openbaar goed betreft; - spectrum toewijzen op basis van een objectieve, transparante, evenredige en niet-discriminerende procedure; - de complexiteit en de kosten in verband met de toewijzingsprocedure beperken.

De voornaamste doelstellingen nagestreefd door hoofdstuk 9 zijn doelstellingen van algemeen belang door het radiospectrum voor doeleinden van openbare orde, openbare veiligheid en defensie te organiseren en te gebruiken en de noodzakelijke voorwaarden op te leggen ten behoeve van een basisnetwerk voor breedbandcommunicatie voor de hulp- en veiligheidsdiensten.

Ten behoeve van de radiocommunicatie voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding (PPDR) wordt volgens de bepalingen van dit hoofdstuk voorzien in: - nationale PPDR-roaming die elke 700 MHz-operator via ASTRID aan de hulp- en veiligheidsdiensten moet bieden; - bijzondere PPDR-maatregelen waarover de hulp- en veiligheidsdiensten via ASTRID kunnen beschikken en die tegen vergoeding kunnen opgelegd worden aan een 700 MHz-operator die nationale roaming moet aanbieden; - betaald spraak-, sms- en dataverbruik die een 700 MHz-operator aan de hulp- en veiligheidsdiensten via ASTRID kan aanrekenen.

Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State.

Wat betreft de verwijzing naar het advies van het BIPT in de aanhef wordt enkel het meest recente advies vermeld aangezien dat in feite de vorige vervangt.

Op 26 mei 2021 gaf het Overlegcomité nog niet zijn akkoord over de ontwerptekst.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel definieert een aantal termen die voorkomen in het besluit.

De definities van "controle met betrekking tot een persoon" en "relevante groep" zijn dezelfde als deze gebruikt voor het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie (hierna "het 3G-koninklijk besluit"), het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 25/01/2011 numac 2011011016 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz sluiten betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz (hierna "het 2,6 GHz-koninklijk besluit") en het koninklijk besluit van 6 juni 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/06/2013 pub. 17/06/2013 numac 2013011295 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz sluiten betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz (hierna "het 800 MHz-koninklijk besluit").

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen PPDR-roaming en bijzondere PPDR-maatregelen. PPDR-roaming vereist enkel de implementatie van gestandaardiseerde systemen door de openbare mobiele operator. De implementatie van de bijzondere PPDR-maatregelen daarentegen zal bijzondere eisen invullen op het vlak van radiodekking, robuustheid, veiligheid, beschikbaarheid en eventueel andere noodzakelijke elementen voor radiocommunicatie voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding. Gezien de hogere kost die hieraan verbonden is wordt verwacht dat er niet met alle openbare mobiele operatoren een akkoord afgesloten zal worden voor deze bijzondere PPDR-maatregelen.

De overige definities behoeven geen commentaar.

Artikel 2 De betreffende frequenties kunnen slechts verworven worden door operatoren die een kennisgeving hebben gedaan in de zin van artikel 9 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie (hierna " wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten").

Artikel 3 De gebruiksrechten worden toegekend voor een periode van twintig jaar, telkens verlengbaar met vijf jaar.

De initieel aan de 2G-operatoren toegewezen gebruiksrechten (krachtens het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofonienetten, hierna "het GSM-koninklijk besluit", en krachtens het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten, hierna "het DCS-koninklijk besluit") en de gebruiksrechten toegewezen voor de 2,6 GHz-band (krachtens het 2,6 GHz-koninklijk besluit) waren geldig voor een periode van 15 jaar. De gebruiksrechten toegekend aan de 3G-operatoren (krachtens het 3G-koninklijk besluit) en de gebruiksrechten toegekend voor de 800 MHz-band (krachtens het 800 MHz-koninklijk besluit) waren daarentegen toegekend voor een periode van 20 jaar.

In de overige Europese landen ligt de geldigheidsduur van de gebruiksrechten doorgaans ook tussen 15 en 20 jaar.

De operatoren zijn voorstander van langere geldigheidstermijnen om de voorspelbaarheid van de ontwikkeling van hun activiteiten op lange termijn te vergroten.

Dit besluit voorziet in een initiële periode van 20 jaar, telkens verlengbaar met periodes van 5 jaar. Een duur van 20 jaar volstaat inderdaad om een goed rendement te garanderen voor de operatoren.

Artikel 4 Paragraaf 1 bepaalt de onderverdeling in blokken van de 700 MHz-band.

De 700 MHz-band, met een totale capaciteit van 30 MHz duplex, is onderverdeeld in zes blokken van 5 MHz duplex.

De 700 MHz-band zal a priori worden gebruikt door de LTE-technologie.

De LTE-kanalen hebben een bandbreedte van 1,4 MHz, 3 MHz, 5 MHz, 10 MHz, 15 MHz of 20 MHz. De kanaalbreedtes van 1,4 MHz of van 3 MHz kunnen geen erg hoge snelheden bieden en worden doorgaans weinig of niet gebruikt.

De onderverdeling in blokken van 5 MHz is dus helemaal gepast. Men kan immers het volgende gebruiken: - een blok voor een kanaalbreedte van 5 MHz; - twee blokken voor een kanaalbreedte van 10 MHz.

Paragraaf 2 bepaalt welke subfrequentieband wordt gebruikt voor het uitzenden door de basisstations en welke subfrequentieband wordt gebruikt voor het uitzenden door de eindtoestellen.

Paragraaf 3 bepaalt de maximale spectrumhoeveelheid ("spectrum cap") die een relevante groep kan innemen zonder de concurrentie tussen de verschillende operatoren in het gedrang te brengen.

De keuze van een "spectrum cap" voor de 700 MHz-band is in hoofdzaak een compromis tussen het aantal mogelijke concurrerende infrastructuren die gebruik maken van de 700 MHz-band en het prestatieniveau dat kan worden gehaald voor elk van deze infrastructuren.

De bepalingen van paragraaf 4 stellen het BIPT in staat om de verdeling van de toegewezen kanalen te wijzigen om het spectrumgebruik te optimaliseren. Het is echter duidelijk dat de operatoren over een redelijke termijn moeten beschikken om deze wijzigingen aan te brengen. De toekenning van deze bevoegdheid is conform artikel 13 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten alsook de artikelen 3.1 en 3.2.c), van Richtlijn 2018/1972/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (hierna "Europees wetboek voor elektronische communicatie"). De aan het BIPT verleende machtiging moet ten uitvoer gebracht worden om het doeltreffende, efficiënte en gecoördineerde gebruik van radiospectrum te bevorderen.

Artikel 5 De gebruiksrechten omvatten het gebruik van de eindtoestellen (mobiele telefoons, smartphones, ...) die aangesloten zijn op het netwerk van een 700 MHz-operator (zie artikel 3 § 2). Wanneer een consument een eindtoestel koopt, is hij evenwel doorgaans niet aangesloten op een netwerk. Artikel 5 staat het houden van een eindtoestel toe, zelfs als dit niet aangesloten is op een netwerk.

Artikel 6 Krachtens artikel 13, 3°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten is het BIPT verantwoordelijk voor de internationale coördinatie van de frequenties. Hiertoe sluit het BIPT grensoverschrijdende coördinatieovereenkomsten.

Artikel 7 De openbare mobiele operatoren zijn onderworpen aan verscheidene types van heffingen.

De openbare mobiele operatoren zijn ertoe gehouden om in het begin van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten een enige heffing te betalen, in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten.

De openbare mobiele operatoren zijn eveneens verplicht om jaarlijkse rechten te betalen. Het bedrag van de jaarlijkse rechten wordt vastgelegd in de koninklijke besluiten ter uitvoering van de artikelen 18 en 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten.

De jaarlijkse rechten hebben, onder andere, net zoals de enige heffing, tot doel om een optimale uitbating van de radiofrequenties te garanderen.

Considerans 100 van het Europees wetboek voor elektronische communicatie bepaalt dat de heffingen voor de gebruiksrechten voor frequenties mogen samengesteld zijn uit een enig bedrag en een periodiek bedrag.

Tot op heden bestonden er twee soorten van jaarlijkse rechten: - de jaarlijkse rechten voor het beheer van de gebruiksrechten, met als enige doel de activiteiten van het BIPT die verband houden met het beheer van de gebruiksrechten te financieren; - de jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, met het oog op het financieren van de activiteiten van het BIPT en om een optimale uitbating van de radiofrequenties te garanderen.

De jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties waren verschuldigd voor alle gebruiksrechten, terwijl de jaarlijkse rechten voor beheer van de gebruiksrechten enkel voor bepaalde gebruiksrechten verschuldigd waren.

Een enkel type van jaarlijkse rechten werd behouden, met het oog op het financieren van de activiteiten van het BIPT en om een optimale uitbating van de radiofrequenties te garanderen.

Het jaarlijkse recht bedraagt 91.200 euro per MHz. Dat bedrag is gelijk aan het bedrag van de jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties voor de 800 MHz-band (krachtens het 800 MHz-koninklijk besluit).

Er dient te worden opgemerkt dat Analysys Mason rekening heeft gehouden met het bedrag van de jaarlijkse rechten om de waarde van het spectrum voor de verschillende frequentiebanden te berekenen. Het bedrag van de enige heffingen (artikel 30, § 1/1, van de WEC) werd vastgelegd op basis van het voormelde verslag van Analysys Mason.

Het bedrag van de jaarlijkse rechten is onafhankelijk van het aantal basisstations voor radiocommunicatie die de frequenties in kwestie exploiteren. Los van het aantal basisstations, worden de radiofrequenties daadwerkelijk ter beschikking gesteld en kunnen ze niet langer gebruikt worden door een andere gebruiker. Een verband leggen tussen de rechten en de basisstations zou operatoren ertoe kunnen leiden hun netwerk niet uit te rollen en de frequenties te hamsteren zonder ze te gebruiken, wat vermeden moet worden. Dit soort van bepaling bestaat reeds en is van toepassing op alle bestaande gebruiksrechten betreffende de radiotoegang.

Tot op heden waren de jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties enkel verschuldigd voor de frequenties die in gebruik werden genomen. Dit soort van bepaling bevordert het hamsteren van spectrum en leidt tot een niet-optimale uitbating van de radiofrequenties.

Om dezelfde redenen bepaalt dit koninklijk besluit dus dat de jaarlijkse rechten verschuldigd zijn van zodra de geldigheidsduur van de gebruiksrechten is begonnen. Want zodra de gebruiksrechten zijn toegekend worden de radiofrequenties in verband met deze rechten daadwerkelijk ter beschikking gesteld van de betrokken operator. Deze mag ze gebruiken en ze mogen niet langer door derden gebruikt worden.

Om de financiële impact voor de operatoren te beperken gedurende de eerste jaren die financieel het zwaarst zijn in termen van investeringen die ze moeten maken om nieuwe frequenties uit te rollen, worden de jaarlijkse rechten van de nieuwe frequenties verlaagd met 50% gedurende de 3 eerste jaren van de vergunning. Dat systeem wordt reeds in Portugal en Hongarije toegepast.

Artikel 8 De UHF-omroepband (470-862 MHz) is gedurende tientallen jaren gebruikt voor analoge uitgestraalde televisie. Gelet op de technologische ontwikkelingen is analoge televisie via de ether vervangen door digitale televisie via de ether of terrestrische digitale televisie (DVB-T). In 2006 heeft de ITU een plan opgesteld voor terrestrische digitale tv in de UHF-band, voor Europa en Afrika.

Verschillende besluiten, zowel op Europees niveau als op niveau van de ITU, hebben geleid tot de identificatie van de 700 MHz-band voor draadloze breedbanddiensten.

Omdat de frequentieband 700 MHz geïdentificeerd is voor draadloze breedbanddiensten kan die niet meer worden gebruikt voor terrestrische digitale televisie. Een beperkt aantal zenders voor terrestrische digitale televisie maakt gebruik van kanalen van de 700 MHz-band. Deze zenders zullen van kanaal moeten veranderen voordat draadloze breedbandnetwerken worden uitgerold.

Artikel 8 voorziet in een vergoedingsmechanisme voor de betrokken omroepnetwerkoperatoren. Er dient te worden opgemerkt dat deze vergoedingskosten zullen worden aangerekend op het bedrag van de enige heffing.

Artikel 9 Artikel 9 legt een aantal algemene regels vast inzake de controle.

Artikel 10 Artikel 10 bepaalt dat de operatoren het publiek moeten informeren over de gerealiseerde dekking.

Artikel 11 Artikel 18, § 1, 1°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten bepaalt dat de voorwaarden voor het verkrijgen en hanteren van radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden ook betrekking kunnen hebben op "(...) de dekkingsvereisten en kwaliteitseisen".

Artikel 18 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten is de omzetting van deel B van de bijlage bij Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Deel B van de bijlage van Richtlijn 2002/20/EG werd sindsdien vervangen door deel D van bijlage I van het Europees wetboek voor elektronische communicatie, waarvan punt 1 voortaan als volgt luidt: "1. Verplichting een dienst aan te bieden (...), met inbegrip van, in voorkomend geval, de vereisten inzake dekking en kwaliteit van dienstverlening." Net zoals de 800 MHz-band biedt de 700 MHz-band de optimale oplossing voor de dekking van grote gebieden door draadloze breedbanddiensten.

Dekkingsverplichtingen die verbonden zijn aan de gebruiksrechten voor de 700 MHz-band kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van een doelstelling voor de dekking van heel België voor de datatransmissiediensten via mobiele breedband.

Artikel 3 van het besluit 899/2017/EU bepaalt dat de lidstaten rekening houden met de noodzaak om de snelheids- en kwaliteitsdoelstellingen van artikel 6, lid 1, van Besluit nr. 243/2012/EU te halen.

Voor de 800 MHz-band werd een snelheid van 3 Mbit/s opgelegd (krachtens het 800 MHz-koninklijk besluit) omdat die hoger ligt dan wat de werkelijke 3G-netwerken kunnen verwezenlijken. Toch blijft het een voorzichtige doelstelling, rekening houdend met de aankondigingen van de operatoren en de fabrikanten. Het maximale te bereiken dekkingsniveau bedraagt 99,8% van de bevolking.

De verplichte snelheid van de vergunningen hangt af van de spectrumhoeveelheid verworven in de 700 MHz-band: - 6 Mbit/s indien de operator 10 MHz duplex bezit; - 5 Mbit/s indien de operator minder dan 10 MHz duplex bezit.

De opgelegde minimale snelheid bedraagt 6 Mbit/s indien de operator 10 MHz duplex bezit op 700 MHz en gebruiksrechten heeft in de 800 MHz-band. Er wordt immers uitgegaan van het feit dat de vergunningshouders de gebruiksrechten voor de frequentieband op 800 MHz ook kunnen inzetten voor het voldoen van deze verplichting.

De drie bestaande mobiele operatoren beschikken allemaal over frequenties in de 800 MHz-, 900 MHz-, 1800 MHz-, 2 GHz- en 2,6 GHz-banden. Deze operatoren beschikken allemaal over een 3G-netwerk dat de 900 MHz- en 2 GHz-banden gebruikt, en over een 4G-netwerk dat de 800 MHz- en 1800 MHz-banden gebruikt.

De drie bestaande mobiele operatoren hebben dus elk een voordeel in termen van dekking van het grondgebied. De dekkingsverplichtingen zijn immers reeds deels vervuld. Bijgevolg is het uitrolschema minder snel voor de operatoren die geen bestaande mobiele operatoren zijn.

Het uitrolschema voor de dekkingsverplichtingen is als volgt voor de bestaande mobiele operatoren: - 70% van de bevolking na 1 jaar; - 99,5% van de bevolking na 2 jaar; - 99,8% van de bevolking na 6 jaar.

Het uitrolschema voor de dekkingsverplichtingen is als volgt voor de nieuwkomers: - 30% van de bevolking na 3 jaar; - 70% van de bevolking na 6 jaar; - 99,8% van de bevolking na 8 jaar.

Paragraaf 4 en 5 verduidelijken het concept `dekking'. Er dient te worden opgemerkt dat de praktische methodes en exacte procedures voor metingen, bedoeld in paragraaf 5, buitengewoon technisch zijn en geen uitoefening veronderstellen van een daadwerkelijke beoordelingsbevoegdheid waarbij opportuniteitskeuzes moeten gemaakt worden. Er zijn dus geen bezwaren om de zorg voor het vastleggen van die activiteitsregels aan het BIPT toe te vertrouwen. Gezien de techniciteit van deze regels is het BIPT inderdaad het best geplaatst om dit te doen.

Wanneer bepaalde geografische gebieden reeds worden gedekt door een operator met de minimumsnelheid dankzij andere frequentiebanden dan de 700 MHz-band, dan wint men er niets bij om de operator te verplichten om ook die geografische gebieden te dekken met de 700 MHz-band. Op grond van paragraaf 6 kan worden geoordeeld dat de dekkingsverplichtingen in verband met de 700 MHz-band worden vervuld via alle frequentiebanden waarvoor de operator over gebruiksrechten beschikt.

Artikel 12 In het kader van de veiling van de nieuwe mobiele licenties wordt een verplichting voorzien voor de dekking van de spoorwegen. Het betreft een dekking buiten langsheen een aantal belangrijke spoorlijnen.

Het aanbieden van een goede internetverbinding in de treinen zal helpen om de aantrekkelijkheid van de trein als vervoersmiddel te verhogen.

Het door Infrabel uitgerolde GSM-R-netwerk wordt gebruikt in de treinen die rijden op de Belgische spoorlijnen. Indien aan een operator maatregelen worden opgelegd ter bescherming van het GSM-R-netwerk, wordt het moeilijker voor die operator om de spoorlijnen te dekken en dus de dekkingsverplichting voor de spoorwegen na te komen.

Net als voor de verplichtingen inzake dekking van de bevolking (artikel 11), hebben de drie bestaande mobiele operatoren dus elk een voordeel in termen van dekking van het grondgebied. De dekkingsverplichtingen zijn immers reeds deels vervuld. Bijgevolg is de opgelegde termijn minder snel voor de operatoren die geen bestaande mobiele operatoren zijn.

Er dient te worden opgemerkt dat de praktische methodes en exacte procedures voor metingen, bedoeld in paragraaf 6, buitengewoon technisch zijn en geen uitoefening veronderstellen van een daadwerkelijke beoordelingsbevoegdheid waarbij opportuniteitskeuzes moeten gemaakt worden. Er zijn dus geen bezwaren om de zorg voor het vastleggen van die activiteitsregels aan het BIPT toe te vertrouwen.

Gezien de techniciteit van deze regels is het BIPT inderdaad het best geplaatst om dit te doen.

Artikel 13 Een verplichting om nationale roaming aan te bieden aan een nieuwkomer op de markt heeft als doel de structurele nadelen te beperken waarmee deze nieuwkomer geconfronteerd wordt ten opzichte van bestaande operatoren omdat hij niet over een eigen netwerk beschikt voor mobiele radiocommunicatie. Nationale roaming heeft dus tot doel om tijdens een overgangsperiode toegang te verlenen tot een uitgebreid netwerk aan operatoren die nog geen eigen netwerk hebben kunnen ontwikkelen.

Om te vermijden dat een overeenkomst van nationale roaming niet kan worden afgesloten in het kader van commerciële onderhandelingen, kan het nodig zijn, nadat er een impasse vastgesteld werd in de commerciële onderhandelingen, om nationale roaming op te leggen gedurende een overgangsperiode.

De operator die recht heeft op nationale roaming kiest met welke operator die nationale roaming moet aanbieden, hij wenst te onderhandelen over die nationale roaming.

Het is aannemelijk dat Voyacom (2,6 GHz-operator) ook, al zij het in mindere mate, geconfronteerd wordt met structurele nadelen ten opzichte van de bestaande mobiele operatoren (Proximus, Orange Belgium en Telenet Group). De bestaande mobiele operatoren beschikken namelijk al over frequenties en netwerken in de 900 MHz-band (optimale band voor dekking met GSM/EDGE en UMTS/HSPA) en in de 800 MHz-band (beste band voor LTE-dekking).

De bepalingen met betrekking tot nationale roaming vormen een evenwichtig systeem dat de concurrentie bevordert. Daarenboven zal de beperkte winstgevendheid van het retail-minustarief dat operatoren die recht hebben op nationale roaming betalen, hen er ook toe aanzetten om een eigen netwerk uit te bouwen.

Artikel 13 geeft uitvoering aan de bepalingen van artikel 51, § 2, tweede lid, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten.

Het BIPT kan de bestaande mobiele operatoren (Proximus, Orange Belgium en Telenet Group), die ook 700 MHz-operator zijn, verplichten om nationale roaming aan te bieden aan de 700 MHz-operatoren die geen bestaande mobiele operator zijn. De begrippen 'operator die recht heeft op nationale roaming' en 'operator die nationale roaming moet aanbieden' worden gedefinieerd in artikel 1.

Teneinde te vermijden dat bestaande mobiele operatoren zich aan deze verplichting zouden onttrekken via een structurering van het vehikel dat de exploitatie van de gebruiksrechten zal garanderen, wordt deze verplichting uitgebreid tot de controlegroep waartoe de bestaande mobiele operator behoort, met inbegrip van consortia.

Artikel 13 bepaalt ook dat het recht op nationale roaming niet geldt in die geografische gebieden waar de 700 MHz-operator die recht heeft op nationale roaming al een eigen netwerk heeft uitgebouwd.

De verplichting tot nationale roaming heeft betrekking op alle elektronische-communicatiediensten die worden aangeboden met alle frequenties onder 3 GHz waarvoor de operator over gebruiksrechten beschikt krachtens artikel 18 van de wet. Dit omvat de 2G-, 3G-, 4G- en 5G-diensten.

Het overgangskarakter van de nationale roaming blijkt eveneens uit de bepaling dat iedere tussenkomst van het BIPT inzake nationale roaming afloopt acht jaar na het begin van de geldigheid van de gebruiksrechten van de operator die recht heeft op nationale roaming.

Op die manier kan nationale roaming nooit een structureel alternatief vormen voor het uitbouwen van een eigen netwerk; alle 700 MHz-operatoren moeten dus verplicht een eigen netwerk uitbouwen. Na acht jaar moet de dekkingsgraad van de operator die recht heeft op nationale roaming minstens 99,8% bedragen.

Artikel 14 De organisatie van de kritieke communicatie van de Belgische hulp- en veiligheidsdiensten is een taak van openbare dienst die als niet-economische dienst van algemeen belang bij wet van 8 juni 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten werd opgedragen aan de hiervoor speciaal opgerichte NV van publiek recht, A.S.T.R.I.D. (hierna "ASTRID").

Momenteel wordt deze communicatie verzekerd door middel van een speciaal hiervoor tot stand gebracht elektronisch netwerk dat volgens de TETRA-norm in de frequentieband 380-400 MHz opereert.

Op lange termijn zullen de noden van de hulp- en veiligheidsdiensten inzake kritieke toepassingen voor spraak-, gegevens- en video-verkeer evolueren naar mobiele breedband-communicatie voor "Mission Critical communicatie", hetgeen het opzetten van nieuwe breedbandnetwerken vereist.

Deze taak van openbare dienst houdt in dat de door ASTRID aan zijn gebruikers aangeboden communicatiemogelijkheden verstrekt dienen te worden in een omgeving, met een zo ruim mogelijke dekking, robuustheid, veiligheid en beschikbaarheid van het spraak-, gegevens- en video-verkeer.

Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (PPSR) schrijft voor dat de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, tracht er voor te zorgen dat voldoende spectrum beschikbaar wordt gesteld voor de ontwikkeling van veiligheidsdiensten en het vrije verkeer van daaraan gerelateerde apparatuur, alsmede voor de ontwikkeling van innoverende interoperabele oplossingen voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding (PPDR).

Het CEPT ECC rapport 218 onderzoekt drie verschillende implementatiemodellen voor deze netwerkinfrastructuur. Het implementatiemodel met een hybride netwerkinfrastructuur combineert de voordelen van een volledig eigen specifieke netwerkinfrastructuur met deze van een commercieel model en vermijdt de respectievelijke nadelen. Het door ASTRID, in uitvoering van de hem wettelijk opgedragen taak van openbare dienst, te ontwikkelen, beheren en exploiteren netwerk voor breedbandcommunicatie voor de hulp- en veiligheidsdiensten kan dus de vorm aannemen van een hybride netwerk.

Op Europees niveau is een totaal van 8 MHz duplex, grenzend aan de 30 MHz duplex waarover dit besluit gaat, geïdentificeerd voor oplossingen voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding (PPDR). Deze frequenties zullen ASTRID in staat stellen om zijn eigen specifiek radiotoegangsnetwerk uit te rollen ter aanvulling of als alternatief voor het radiotoegangsnetwerk van één of meerdere openbare mobiele operatoren. Er moet echter worden opgemerkt dat de toewijzing van die frequenties door het BIPT, aan ASTRID niet het voorwerp van dit besluit uitmaakt. Het is niet de bedoeling dat ASTRID met eigen basisstations een volledig netwerk uitbouwt dat het volledige land zal dekken.

ASTRID kan voor de radiodekking en capaciteit van zijn breedbandnetwerk, het radiotoegangsnetwerk van één of meer openbare mobiele operatoren gebruiken, op voorwaarde dat hun netwerk voldoet aan de noodzakelijke specifieke voorwaarden inzake radiodekking, robuustheid, veiligheid, beschikbaarheid en noodzakelijke andere elementen voor PPDR-communicatie.

Het 3GPP (3rd Generation Partnership Project) heeft specifieke functies ontwikkeld ter ondersteuning van radiocommunicatie voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding (PPDR): - MCPTT (Mission Critical Push to Talk); - MCVideo (Mission Critical Video); - MCData (Mission Critical Data).

Daarnaast heeft 3GPP een reeks mechanismes ontwikkeld ter ondersteuning van prioriteit en pre-emptie van communicaties en gegevensuitwisseling: - QCIs (QoS Class Identifiers); - ARP (Allocation and Retention Priority); - ACB (Access Class Barring).

Het via ASTRID beschikken over nationale PPDR-roaming, bijzondere PPDR-maategelen en spraak-, sms- en dataverbruik is voor de hulp- en veiligheidsdiensten een absolute voorwaarde voor hun kritieke PPDR-communicatie, die de zorg voor openbare orde en veiligheid garandeert en het algemeen belang dient.

Het opleggen van nationale PPDR-roaming en bijzondere PPDR-maatregelen is van een andere aard dan gewone nationale roaming, welke in een louter economische context op grond van artikel 51, § 2 WEC wordt opgelegd, en vereist dienvolgens een andere rechtsgrond.

Artikel 106, § 1 WEC voorziet dat de Koning, na advies van het Instituut, de lijst van de operatoren die met de civiele verdediging meewerken, alsook de voorwaarden en nadere regels van deze medewerking vastlegt.

Art. 106, § 4 voorziet bovendien dat één of meer operatoren door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, kunnen worden belast met andere opdrachten die bedoeld zijn om het algemene belang te dienen.

Om te beantwoorden aan de opmerkingen geformuleerd in het advies nr. 69.769/4 van 4 oktober 2021 van de Raad van State, Afdeling Wetgeving werd de oorspronkelijk voorziene regeling waarbij de vereiste specifieke verplichtingen inzake kritieke PPDR-communicatie aan de 700 MHz-operatoren worden opgelegd, derwijze aangepast dat deze niet afhankelijk is van enig initiatief van ASTRID, noch van enige voorafgaandelijke overeenkomst, doch volgt het opleggen van vermelde specifieke verplichtingen uit de bewoordingen van dit besluit.

Ten behoeve van het algemeen belang inzake de organisatie van de radiocommunicatie voor PPDR moeten alle 700 MHz-operatoren binnen de twee jaar na het verkrijgen van gebruiksrechten overeenkomstig dit besluit de hulp- en veiligheidsdiensten via ASTRID nationale PPDR-roaming aanbieden en, behoudens andersluidend besluit hierover van de minister van Telecommunicatie en de minister van Binnenlandse Zaken, minstens de in het artikel opgesomde in 3GPP gestandaardiseerde mechanismes en diensten voor Mission Critical Services (MCPTT, MCData, MCVideo) en voor prioriteit en pre-emptie ondersteunen en ter beschikking stellen aan de gebruikers van ASTRID. De nationale PPDR-roaming moet door de 700 MHz-operatoren worden verleend op alle frequenties waarvoor de operator krachtens artikel 18 van de wet over gebruiksrechten beschikt indien op deze frequenties bestaande en toekomstige technologieën worden gebruikt die de 3GPP gestandaardiseerde mechanismes en diensten zoals vermeld in § 1, 1° tot en met 4° ondersteunen.

Met 3GPP technologieën worden de oplossingen voor de opeenvolgende generaties bedoeld zoals, maar niet beperkt tot: GSM, HSCD, GPRS, EDGE, HSPA, LTE. Het is niet de bedoeling dat ASTRID de concurrentie aangaat met de openbare mobiele operatoren. In tegenstelling tot nationale roaming voor een nieuwkomer (artikel 13) is er dus geen reden om: - een minimale uitrol van een eigen netwerk van ASTRID op te leggen; - de geografische omvang van de bijzondere PPDR-roaming te beperken; - de duur van de bijzondere PPDR-roaming te beperken.

Om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de bijzondere eisen inzake radiodekking, robuustheid, veiligheid, beschikbaarheid en eventueel andere noodzakelijke elementen voor radiocommunicatie voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding kunnen de minister van Telecommunicatie en de minister van Binnenlandse Zaken één of meerdere openbare mobiele operatoren verplichten aan ASTRID de bijzondere PPDR-maatregelen aan te bieden die minimaal nodig zijn om de hulp- en veiligheidsdiensten te ondersteunen.

De bijzondere PPDR-maatregelen kunnen door de 700 MHz-operatoren worden verleend op alle frequenties waarvoor zij krachtens artikel 18 van de wet over gebruiksrechten beschikken en op alle bestaande en toekomstige 3GPP technologieën die zij voor hun netwerk of dienstverlening gebruiken en waarvoor deze mechanismes en diensten gestandaardiseerd zijn.

Op advies van het Instituut nemen de ministers een beslissing omtrent het opleggen van de verplichting aan een operator tot het aanbieden van bijzondere PPDR-maatregelen aan de hulp- en veiligheidsdiensten via ASTRID. De aard zelf van de zorg voor PPDR-communicatie ten behoeve van de Belgische hulp- en veiligheidsdiensten maakt deze betrokkenheid en beslissing van zowel de Minister van Telecommunicatie als de Minister van Binnenlandse Zaken noodzakelijk.

De natuur van de diensten die opgelegd moeten worden doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van het Instituut om marktverstorende elementen te vermijden gezien het Instituut een advies geeft inzake het opleggen van bijzondere PPDR-maatregelen en het Instituut via besluit zelf de prijszetting hiervan bepaalt die de kosten weerspiegelt samen met een redelijke winstmarge.

Het ondersteunen en ter beschikking stellen van nationale PPDR-roaming aan de hulp- en veiligheidsdiensten via ASTRID betreft enkel het implementeren van gestandaardiseerde mechanismes en diensten en wordt als algemene plicht aan alle 700 MHz-operatoren opgelegd, maar de implementatie van bijzondere PPDR-maatregelen inzake radiodekking, robuustheid, veiligheid en functionaliteiten voor radiocommunicatie voor openbare veiligheid en beveiliging, en rampenbestrijding (PPDR) kan leiden tot substantiële extra kosten voor een openbare mobiele operator. Daarnaast is ook een vergoeding verschuldigd aan de openbare mobiele operatoren voor het spraak-, sms- en dataverbruik van de hulp- en veiligheidsdiensten via ASTRID. Het Instituut bepaalt via besluit de prijs die een openbare mobiele operator mag aanrekenen aan ASTRID voor het aanbieden van bijzondere PPDR-maatregelen en/of voor het spraak-, sms- en dataverbruik ten behoeve van de hulp- en veiligheidsdiensten via ASTRID. Het Instituut maakt hiervoor gebruik van de `cost plus'-methode op basis van de bewezen specifieke kosten van de openbare mobiele operator te vermeerderen met een redelijke winstmarge voor de operator.

Artikel 15 Gezien de grote substitueerbaarheid tussen de 700 MHz- en 900 MHz-banden, wordt bepaald dat het BIPT kan beslissen om de procedure voor de 900 MHz-, 1800 MHz- en 2100 MHz-banden (koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz) samen te voegen met de procedure voor de 700 MHz-band (dit besluit) tot één enkele toekenningsprocedure.

In geval van hergroepering kan een partij kandidaat blijven voor de twee procedures of voor één van de twee procedures. Maar de regels in verband met de activiteit van de kandidaten zijn in elk geval dezelfde voor de 4 frequentiebanden.

Artikel 16 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 17 Hierin wordt bepaald dat het verboden is voor een kandidaat om wijzigingen aan te brengen aan de elementen die in zijn kandidatuur werden meegedeeld.

Paragraaf 3 legt een informatieverplichting op ingeval zich een wijziging voordoet met betrekking tot bepaalde verklaringen van de kandidaat. Het spreekt voor zich dat het moet gaan om wijzigingen als gevolg van feiten of gebeurtenissen waarop de kandidaat geen invloed kan uitoefenen. Het bewust of door nalatigheid in de hand werken van wijzigingen kan leiden tot de uitsluiting van de kandidaat.

De artikelen 18 en 19 Deze artikelen behoeven geen commentaar.

Artikel 20 Deze bepaling heeft tot doel te vermijden dat niet-ernstige kandidaten een kandidatuur indienen.

De vermelde interestvoet, met name de interestvoet van de depositofaciliteit, is deze vermeld door de Nationale Bank van België conform de besluiten en richtlijnen van de Europese Centrale Bank.

Deze interestvoet kan negatief zijn.

Artikel 21 Het is niet aan het BIPT om uit een relevante groep die entiteit te kiezen die zal deelnemen aan de procedure voor toekenning. Indien de relevante groep zelf niet tot een duidelijke beslissing ter zake komt, wordt ze uitgesloten van de procedure voor toekenning.

De artikelen 22 en 23 Deze artikelen behoeven geen commentaar.

Artikelen 24 tot 46 Deze artikelen regelen het praktische verloop van de toewijzingsprocedure.

Er moet worden opgemerkt dat de kosten van consultants die de overheid zullen bijstaan bij de voorbereiding en het verloop van de veiling zullen worden aangerekend op het bedrag van de enige heffing (artikel 47, § 3).

Het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de banden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz bepaalt dat een eerste veiling die voorbehouden is voor de nieuwkomers op de markt georganiseerd wordt om de portfolio van frequenties samengesteld uit spectrum in de banden van 700 MHz, 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz toe te wijzen. Indien het BIPT de toewijzingsprocedure voor de 700 MHz-band combineert met de toewijzingsprocedure waarvan de verleningsvoorwaarden worden vastgesteld in het voormelde koninklijk besluit, is het mogelijk dat een frequentieblok waarvan sprake in artikel 4, § 1, aan een nieuwkomer wordt verleend tussen de oproep tot het indienen van kandidaturen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en het eerste deel van de toewijzingsprocedure.

De toewijzingsprocedure bestaat uit twee delen.

Het eerste deel (artikelen 31 tot 41) is een veiling van het type SMRA1 met generieke percelen. De percelen zijn generiek om te vermijden dat operatoren niet-aaneengrenzende blokken krijgen toegewezen, wat zou leiden tot een inefficiënt gebruik van het spectrum.

De vaakst gebruikte veilingformaten zijn de SMRA en de CCA2. Een SMRA vergemakkelijkt de prijsbepaling, is eenvoudiger en transparanter dan een CCA, en geeft meer flexibiliteit aan de inschrijvers. Bovendien heeft het BIPT reeds ervaring met dit soort van veiling. Alle spectrumveilingen in België waren immers van het type SMRA. Tijdens de veilingprocedure kunnen de inschrijvers verscheidene biedingen doen tijdens elke ronde voor individuele percelen. Tijdens opeenvolgende ronden kunnen ze hun vraag wijzigen, met inachtneming van bepaalde activiteitenregels. De regels inzake activiteit beperken de biedingen die een kandidaat tijdens een gegeven ronde mag uitbrengen volgens de biedingen die in de voorgaande rondes zijn uitgebracht, met als doel het strategische gedrag van de kandidaten in te perken. De activiteitsregels zijn buitengewoon technisch en veronderstellen geen uitoefening van een daadwerkelijke beoordelingsbevoegdheid waarbij opportuniteitskeuzes moeten gemaakt worden. Er zijn dus geen bezwaren om de zorg voor het vastleggen van die activiteitsregels aan het BIPT toe te vertrouwen. Gezien de techniciteit van deze regels is het inderdaad het best geplaatst om dit te doen.

Het eerste deel van de procedure lijkt op de procedure voor de 2,6 GHz-band (krachtens het 2,6 GHz-koninklijk besluit) en de procedure voor de 800 MHz-band (krachtens het 800 MHz-koninklijk besluit).

Het tweede deel (artikelen 42 tot 46) heeft als doel de positie van de blokken in de band te bepalen.

Tijdens procedures voor de 2,6 GHz-band en de 800 MHz-band deden de kandidaten biedingen op specifieke blokken. In het geval van dit besluit doen de kandidaten biedingen op generieke blokken. Zodra het eerste deel (de veiling) afgelopen is, dient dus de positie van de blokken in de band te worden bepaald.

Het tweede deel van de procedure bestaat in een bijkomende ronde opdat de kandidaten bijkomende biedingen kunnen indienen voor hun voorkeursplaatsen. Indien de betrokken operatoren tot een akkoord komen over de positie van de blokken in de band, is er geen bijkomende ronde nodig.

Artikel 26 verbiedt de kandidaten handelingen te stellen die de procedure kunnen manipuleren.

Artikel 27 verbiedt in het bijzonder afspraken tussen kandidaten of met derden die de procedure zouden kunnen beïnvloeden.

Artikel 28 beschrijft de inbreuken die automatisch leiden tot uitsluiting van de procedure. Het gaat om inbreuken die de gelijkheid van de kandidaten in het gedrang brengen. Naar analogie met het tuchtrecht kan worden gesteld dat sancties weliswaar duidelijk moeten bepaald zijn ("nulla poena sine lege"), maar dat zulks niet geldt voor inbreuken die in casu niet op voorhand definieerbaar zijn ("L'absence de codification des manquements ou fautes professionnelles peut s'expliquer par la spécificité d'une matière touchant à la fois à la pratique évolutive..." DU JARDIN, J., "Le contrôle de légalité exercé par la Cour de Cassation sur la justice disciplinaire au sein des ordres professionnels", J.T., 2000, 627-628).

Artikelen 31 tot 33 bevatten de mechanismen voor nieuwe prijsstijgingen en de definitie van de aanbiedingen in het kader van de veilingprocedure.

De overige artikelen behoeven geen commentaar.

Artikel 47 De niet-terugbetaling van de waarborg aan de kandidaten die volkomen non-actief zijn gebleven tijdens de veiling (paragraaf 5) is bedoeld om te vermijden dat partijen zich kandidaat stellen enkel en alleen om het verloop van de gunningsprocedure te verstoren. De overige paragrafen behoeven geen commentaar.

Artikel 48 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 49 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Dit zijn, Sire, de voornaamste bepalingen van het besluit dat aan Uwe Majesteit ter goedkeuring wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, P. DE SUTTER _______ Nota's (1) Simultaneous Multiple Round Ascending Auction.(2) Combinatorial Clock Auction. Raad van State afdeling Wetgeving Advies 69.769/4 van 4 oktober 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentieband 700 MHz' Op 1 juli 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentieband 700 MHz'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 4 oktober 2021. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Bernard BLERO, staatsraden, Marianne DONY, assessor, en Anne-Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne VAGMAN, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 4 oktober 2021.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAANDE OPMERKING Het ontwerpbesluit voorgelegd aan de afdeling Wetgeving is uit technisch oogpunt uitermate complex.

De regeling die het beoogt te wijzigen of in te voeren moet deugdelijk verantwoord kunnen worden, zowel wat betreft de verschillende behandeling die ze in voorkomend geval meebrengt voor de verschillende actoren op wie ze betrekking heeft of kan hebben, als wat betreft de voorwaarden waaraan het optreden van de Koning verbonden is, zowel in het licht van de artikelen 18 en volgende van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten `betreffende de elektronische communicatie', als in het licht van het ter zake relevante Europese kader.

In zoverre de afdeling Wetgeving van de Raad van State geen specifieke kennis heeft van de feitelijke situaties waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, noch specifieke expertise betreffende de wetenschappelijke, technische en economische aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, kan noch moet ze alle aspecten en nuances beoordelen van de gegevens aangevoerd in het verslag aan de Koning of, meer in het algemeen, in de overige stukken van het dossier dat haar is bezorgd.

Onder dit voorbehoud worden de volgende opmerkingen gemaakt.

VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN Uit het dossier dat aan de afdeling Wetgeving is overgezonden, blijkt dat de analyse van de impact van het ontwerp, die uitgevoerd is krachtens de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging', plaatsgevonden heeft op 2 februari 2018.

Zoals de afdeling Wetgeving reeds heeft opgemerkt, vormt de vervulling van een voorafgaand vormvereiste op een datum die het moment van de adiëring van de afdeling Wetgeving lang voorafgaat, op zich geen bezwaar.

Dat kan echter wel een probleem opleveren wanneer tussen het tijdstip waarop het vormvereiste is vervuld en dat waarop de afdeling Wetgeving wordt geadieerd, en a fortiori dat waarop de ontworpen tekst wordt vastgesteld, de juridische of feitelijke omstandigheden veranderd zijn of wanneer de kans bestaat dat die juridische of feitelijke omstandigheden in die tussentijd veranderen.

Dat is in casu het geval.

Enerzijds rijst de vraag of in een sector waarin de technologie uiterst snel evolueert, de opmerkingen die zijn gemaakt ter gelegenheid van een openbare raadpleging die drie jaar voor de adiëring van de afdeling Wetgeving heeft plaatsgevonden, nog altijd gelden, en of de ontworpen tekst geen aanleiding zou geven tot andere opmerkingen dan die welke drie jaar geleden zijn geformuleerd.

Anderzijds heeft het wettelijke kader tussen het tijdstip waarop de openbare raadpleging heeft plaatsgevonden en het tijdstip waarop de afdeling Wetgeving is geadieerd, aanzienlijke wijzigingen ondergaan.

Zo bijvoorbeeld werd het volledige Europese rechtskader inzake elektronische communicatie, zoals vastgelegd in de richtlijnen, vervangen door richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 `tot vaststelling van het Europees Wetboek voor elektronische communicatie' (hierna "het Wetboek"), waarbij de richtlijnen 2002/19/EG1 2002/20/EG2 2002/21/EG3 en 2002/22/EG4 met ingang van 21 december 2020 werden ingetrokken, en dienden de lidstaten het Wetboek, krachtens de artikelen 124 en 125 ervan, uiterlijk op 21 december 2020 in intern recht om te zetten.

Zoals hieronder in algemene opmerking 1 wordt uiteengezet, zijn de wijzigingen van het Europese regelgevingskader echter lang niet zonder gevolgen, inzonderheid wat de rechten voor het gebruik van het radiospectrum betreft.

Gelet op die context dient een nieuwe impactanalyse te worden uitgevoerd.

ALGEMENE OPMERKINGEN JURIDISCH KADER EN RECHTSGROND 1. Het ontworpen besluit valt binnen een algemener kader tot regeling van de procedures en voorwaarden voor het verlenen van de vergunningen voor het radiospectrum overeenkomstig de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten. In dat verband werden aan de afdeling Wetgeving tegelijkertijd vijf aanvragen om advies over ontwerpen van koninklijk besluit voorgelegd.

Het gaat om de volgende ontwerpen: - ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie en het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 25/01/2011 numac 2011011016 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz sluiten betreffende de radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz' (waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.766/4 heeft uitgebracht); - ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de 1427-1517 MHz' (waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.767/4 heeft uitgebracht); - ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de 3400-3800 MHz-band' (waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.768/4 heeft uitgebracht); - ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentieband 700 MHz' (waarover de afdeling Wetgeving vandaag dit advies heeft uitgebracht); - ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz'(waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.770 heeft uitgebracht).

Voor al die frequentiebanden geldt dat de toekenning van de gebruiksrechten niet bepaald wordt in het kader van de voorwaarden van een "algemene machtiging", met andere woorden, zoals dat begrip is gedefinieerd in artikel 2, 22), van het Wetboek, een "regelgeving door [de autoriteit] waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (...)", maar volgens een systeem waarin die rechten worden verleend na aanvraag- en veilingprocedures die leiden tot de afgifte van individuele vergunningen aan de operatoren.

Alle ontworpen besluiten zouden steunen op de geldende bepalingen van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, meer in het bijzonder en naargelang van het geval op de artikelen 13, 13/1, 18, 20, 29, 30 en 51.

Die wet strekt tot omzetting van de richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG en 2002/58/EG,5 die tot voor kort het Europese rechtskader voor elektronische communicatie vormden.

In dat verband dient meer in het bijzonder rekening te worden gehouden met richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) waarvan artikel 5, lid 1, dat betrekking had op de gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers, als volgt luidde: "Waar mogelijk, in het bijzonder indien het gevaar van schadelijke interferentie te verwaarlozen is, onderwerpen de lidstaten het gebruik van radiofrequenties niet aan het verlenen van individuele gebruiksrechten, maar nemen zij de voorwaarden voor het gebruik van dergelijke radiofrequenties op in de algemene machtiging." 2. Zoals hierboven vermeld, werden bij het Wetboek de richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG ingetrokken met ingang van 21 december 2020 en dienden de lidstaten het Wetboek uiterlijk tegen 21 december 2020 om te zetten. In dat verband dient te worden beklemtoond dat het Wetboek, ongeacht zijn opschrift, geenszins een codificatie zonder inhoudelijke wijzigingen van de ingetrokken richtlijnen is. Ook al worden sommige bepalingen die in die richtlijnen voorkwamen, ongewijzigd of bijna ongewijzigd overgenomen, het Wetboek bevat verschillende wijzigingen of toevoegingen die noch loutere detailkwesties noch louter vormelijk zijn.

Zo bijvoorbeeld werd artikel 5, lid 1, van richtlijn 2002/20/EG niet als zodanig in het Wetboek opgenomen. De pendant ervan is te vinden in artikel 46, lid 1, van het Wetboek, dat luidt als volgt: "De lidstaten vergemakkelijken het gebruik van radiospectrum, met inbegrip van gedeeld gebruik, in het kader van algemene machtigingen en zij beperken het verlenen van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum tot situaties waarin dergelijke rechten noodzakelijk zijn om het efficiënt gebruik in het licht van de vraag te optimaliseren, rekening houdend met de in de tweede alinea vastgestelde criteria. In alle andere gevallen stellen zij de voorwaarden voor het gebruik van radiospectrum vast in een algemene machtiging.

Daartoe nemen de lidstaten een besluit inzake de meest geschikte regeling voor het machtigen van het gebruik van radiospectrum, rekening houdend met: a) de specifieke kenmerken van het betrokken radiospectrum;b) de noodzaak van bescherming tegen schadelijke interferentie;c) in voorkomend geval, de ontwikkeling van duidelijke voorwaarden voor gedeeld gebruik van radiospectrum;d) de noodzaak om de technische kwaliteit van communicatie of de dienst te verzekeren;e) andere doelstellingen van algemeen belang die door de lidstaten overeenkomstig het Unierecht worden bepaald;f) de noodzaak om een efficiënt radiospectrumgebruik te waarborgen. Indien de lidstaten overwegen om een algemene machtiging of individuele gebruiksrechten voor het geharmoniseerde radiospectrum te verlenen, rekening houdend met de overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG vastgestelde technische uitvoeringsmaatregelen, spannen zij zich in om problemen in verband met schadelijke interferentie zoveel mogelijk te beperken, ook in gevallen van gedeeld gebruik van radiospectrum op basis van een combinatie van een algemene machtiging en individuele gebruiksrechten.

Indien gepast overwegen de lidstaten de mogelijkheid om machtigingen voor het gebruik van radiospectrum te verstrekken op basis van een combinatie van een algemene machtiging en individuele gebruiksrechten, daarbij rekening houdend met de mogelijke effecten van verschillende combinaties algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten, en van geleidelijke overgangen van de ene categorie naar de andere, op concurrentie, innovatie en markttoegang.

De lidstaten streven ernaar zo min mogelijk beperkingen te stellen aan het gebruik van radiospectrum door terdege rekening te houden met technische oplossingen om schadelijke interferentie tegen te gaan, teneinde een machtigingsregeling met minimale administratieve lasten in te stellen." 3. Uit de vergelijking tussen artikel 5, lid 1, van richtlijn 2002/20/EG en artikel 46, lid 1, van het Wetboek blijkt dat de opzet van de regelgeving en de rechtsopvattingen inzake het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties zijn gewijzigd. Terwijl richtlijn 2002/20/EG ervoor wilde zorgen dat de lidstaten, "waar mogelijk", de rechten voor het gebruik van het radiospectrum niet zouden toewijzen via het verlenen van individuele gebruiksrechten, verplicht het Wetboek de lidstaten ertoe het gebruik van het radiospectrum, met inbegrip van het gedeeld gebruik, in het kader van algemene machtigingen te vergemakkelijken en het verlenen van individuele gebruiksrechten te beperken tot de situaties waarin dergelijke rechten noodzakelijk zijn om de efficiëntie van dat gebruik te maximaliseren in het licht van de vraag en rekening houdend met de criteria die vervat zijn in het Wetboek, en dit door voorafgaandelijk de mogelijkheid te onderzoeken om de algemene machtiging te combineren met individuele gebruiksrechten en tegelijkertijd ernaar te streven zo min mogelijk beperkingen te stellen aan het gebruik van radiospectrum door terdege rekening te houden met technische oplossingen om schadelijke interferentie tegen te gaan, teneinde een machtigingsregeling met minimale administratieve lasten in te stellen.

Daaruit volgt dat de lidstaten voortaan, alvorens gebruik te maken van een systeem van individuele vergunningen, een analyse moeten uitvoeren aan de hand van verschillende criteria en in staat moeten zijn om de noodzaak van een dergelijk systeem grondig en gedetailleerd aan te tonen. 4. Op 10 juni 2021 heeft de afdeling Wetgeving advies 69.166/4 uitgebracht over een voorontwerp van wet `houdende omzetting van het Europees wetboek voor elektronische communicatie en wijziging van diverse bepalingen inzake elektronische communicatie'.

Dat voorontwerp, dat zoals het opschrift ervan aangeeft de omzetting van het Wetboek beoogt, werd nog niet ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Met betrekking tot de bepalingen van de vijf om advies voorgelegde ontwerpen van besluit merkt de afdeling Wetgeving op dat de artikelen 48, 49, 54 en 59 van dat voorontwerp van wet voorzien in een verregaande wijziging van respectievelijk de artikelen 13, 13/1, 18 en 20 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, terwijl de artikelen 74 en 92 van datzelfde voorontwerp ertoe strekken de artikelen 30 en 51 van dezelfde wet minder verregaand te wijzigen.

Daarnaast dient inzonderheid rekening te worden gehouden met artikel 50 van dat voorontwerp, dat ertoe strekt in de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten een nieuwe bepaling op te nemen, namelijk artikel 13/2 dat strekt tot omzetting van artikel 46 van het Wetboek en daartoe de tekst van die bepaling grotendeels overneemt. 5. Daaruit volgt dat de vijf ontwerpen van besluit die om advies zijn voorgelegd aan de afdeling Wetgeving, rechtsgrond ontlenen aan wettelijke bepalingen die verregaand zullen worden gewijzigd. Die wijzigingen zijn van fundamenteel belang en zouden in beginsel in de zeer nabije toekomst moeten plaatsvinden, aangezien ze ertoe strekken een richtlijn om te zetten waarvoor de omzettingstermijn liep tot 20 december 2020.

Hoewel het in dit stadium niet aan de afdeling Wetgeving staat om in een dergelijke context te onderzoeken of de ontworpen bepalingen in overeenstemming zijn met de toekomstige wettelijke bepalingen die met het oog op de omzetting van het Wetboek zouden worden aangenomen, dient de aandacht van de stellers ervan te worden gevestigd op de juridische risico's die zijn verbonden aan een handelswijze die erin bestaat verordenende bepalingen aan te nemen die uitvoering geven aan wetsbepalingen die binnenkort worden gewijzigd teneinde tegemoet te komen aan Europeesrechtelijke normen waarvoor de omzettingstermijn is verstreken.

VIERDE OPERATOR 1. In de adviesaanvraag wordt de afdeling Wetgeving verzocht om, meer bepaald in het licht van artikel 52 van het Wetboek, zowel artikel 24 van het ontwerp te onderzoeken als de artikelen 25 tot 37 van het ontwerp van koninklijk besluit `betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz' waarover vandaag advies 69.770/4 is uitgebracht.

Artikel 24 van het ontworpen besluit en de artikelen 25 tot 27 van het ontwerp van koninklijk besluit 69.770/4 hebben betrekking op de reservatie van een portfolio van frequenties in de banden van 700 MHz, 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz ten behoeve van een mogelijke nieuwkomer op de markt. Daarbij zou het gaan om een andere operator dan de drie "bestaande operatoren" die thans houder zijn van de gebruiksrechten van de frequentiebanden 2G en 3G. 2. Wat betreft het mechanisme voor de toewijzing van de gebruiksrechten van de aldus bedoelde frequentiebanden wordt in het verslag aan de Koning betreffende het ontwerp van koninklijk besluit waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.770 heeft uitgebracht het volgende gesteld: "De voornaamste doelstellingen nagestreefd door dit besluit zijn de volgende: - het spectrum toewijzen aan de meest efficiënte gebruikers; - de ontwikkeling van draadloze breedbandnetwerken aanmoedigen en de digitale kloof in België verder dichten; - erop toezien dat het hele spectrum wordt toegewezen in het kader van de gunningsprocedure (vermijden dat er niet-toegewezen spectrum overblijft); - een zo efficiënt mogelijk gebruik van het spectrum waarborgen; - de concurrentie op de Belgische elektronische-communicatiemarkt maximaliseren; - toezien op eerlijke inkomsten voor de overheden, aangezien het een kostbaar en schaars openbaar goed betreft; - spectrum toewijzen op basis van een objectieve, transparante, evenredige en niet-discriminerende procedure; - de complexiteit en de kosten in verband met de toewijzingsprocedure beperken.

In België, net als in de rest van Europa, werd het leeuwendeel van nieuw spectrum van de 21e eeuw toegewezen via veilingmechanismen. De veiling heeft immers tal van voordelen: transparant en eenvoudig, eerlijk, bevordert de concurrentie en het efficiënte gebruik van het spectrum.

De situatie is helemaal anders voor de nieuwe toewijzing van de gebruiksrechten voor bestaand spectrum. Tal van Europese landen hebben immers gekozen voor een automatische nieuwe toewijzing van de bestaande rechten.

De 900 MHz-, 1800 MHz- en 2 GHz-frequentiebanden worden intensief gebruikt door de openbare mobiele operatoren om een dienst te verstrekken aan de Belgische consument alsook aan de virtuele mobiele operatoren en doorverkopers die hun infrastructuur gebruiken. Deze frequenties zijn essentieel voor de goede werking van de mobiele netwerken in België en deze veilen zou wel eens erg schadelijk kunnen blijken voor de sector.

Een veiling houdt per definitie een groot deel aan risico's in. Zullen de operatoren hun bezittingen in verband met frequenties kunnen recupereren, op welke positie in de frequentieband en tegen welke prijs? Dat zijn vragen waar de operatoren geen antwoorden op zullen hebben, wat een algemeen klimaat van onzekerheid zal creëren dat ongunstig is voor investeringen. Een veiling zou dus op enorm veel beduchtheid worden onthaald door de bestaande operatoren en hun aandeelhouders omdat ze zou worden gezien als een mogelijke bedreiging voor hun bezittingen in termen van frequenties en dus voor hun investeringen die ze tot dan toe hebben gedaan.

De mobiele-telecommunicatiemarkt vergt grote investeringsbedragen die pas op lange termijn resultaten kunnen boeken. Dit heeft tot gevolg dat de operatoren een coherente en duidelijke strategische visie moeten kunnen ontwikkelen op basis van de langetermijnplanning voor investeringen. De mobiele netwerken berusten op het essentiële en schaarse middel dat de frequenties vormen. Om de investeringen in de mobiele netwerken van de toekomst zo goed mogelijk te kunnen plannen, dienen de operatoren te weten dat ze zullen kunnen blijven beschikken over de frequenties die ze vandaag gebruiken. Hoe meer duidelijke antwoorden het reglementaire kader verschaft op deze vragen, hoe meer de operatoren hun toekomst zullen kunnen uitstippelen met vertrouwen, tegenover hun aandeelhouders grote investeringsplannen zullen kunnen rechtvaardigen en overigens de duurzaamheid zullen kunnen garanderen van de diensten die ze aan hun klanten bieden.

Op Europese schaal bestaat de tendens er de laatste jaren eerder in om het aantal spelers die zelf een mobiele-telecommunicatienetwerk ontplooien, te beperken. We zijn inderdaad getuige van een zeker consolidatieniveau dat enkele jaren geleden werd aangemoedigd door de Europese Commissie. In 2011 mislukte de poging van een nieuwkomer om vaste voet te krijgen op de Belgische markt. In deze context is de kans klein dat we een nieuwkomer deze frequenties zien verwerven om ze te gebruiken om een vierde mobiel netwerk te ontplooien.

Toch zou een veiling, ook indien er geen nieuwkomers zijn, in theorie het efficiënte gebruik van spectrum moeten bevorderen. De spectrumbehoeften kunnen inderdaad verschillen van de ene operator tot de andere afhankelijk van de ontplooiingsstrategie, van het aantal klanten en van het verkeer dat deze klanten genereren.

De bestaande mobiele operatoren staan allemaal negatief tegenover een veiling van de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz.

Noch het veilingmechanisme, noch de verlenging van de bestaande gebruiksrechten maken het mogelijk om samen de voormelde doelstellingen te bereiken.

Het gekozen mechanisme is een hybride mechanisme waarmee, ten minste deels, de voordelen van een veiling kunnen worden gecombineerd met deze van een verlenging.

Er dient te worden opgemerkt dat het BIPT kan beslissen om deze toewijzingsprocedure te combineren met andere procedures voor toewijzing waarvan de toekenningsvoorwaarden zijn vastgelegd in andere koninklijke besluiten." Datzelfde verslag aan de Koning vermeldt voorts met betrekking tot de artikelen 24 en 25 tot 36 van het koninklijk besluit waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 69.770 heeft uitgebracht, het volgende: "Er worden twee doelstellingen nagestreefd: - de spectrumkwantiteit voorbehouden aan de bestaande mobiele operatoren moet voldoende zijn om een continuïteit van de dienstverlening te garanderen voor de consumenten; - indien een nieuwkomer geïnteresseerd is in dit bestaande spectrum moet deze evenveel spectrum kunnen verwerven als de bestaande operatoren.

De spectrumhoeveelheid die is voorbehouden aan de bestaande operatoren beoogt, in de mate van het mogelijke, deze twee doelstellingen te vervullen.

De bestaande mobiele operatoren beschikken momenteel elk over 10,2 MHz duplex en 12,4 MHz duplex in de 900 MHz-band. Deze operatoren rollen tegelijk een 2G-netwerk en een 3G-netwerk uit in de 900 MHz-band. Om een 3G-netwerk te kunnen blijven uitbaten, moeten deze operatoren absoluut ten minste 5 MHz duplex behouden in de 900 MHz-band. Indien deze operatoren bovendien een 2G-netwerk willen blijven uitbaten, moeten ze absoluut ten minste 10 MHz duplex behouden in de 900 MHz-band. Door 10 MHz duplex te reserveren voor elke bestaande mobiele operator, zou een nieuwkomer slechts 5 MHz duplex kunnen verwerven in de 900 MHz-band.

De bestaande mobiele operatoren beschikken momenteel elk over 25 MHz duplex in de 1800 MHz-band. Deze operatoren rollen tegelijk een 2G-netwerk en een 4G-netwerk uit in de 1800 MHz-band. Voor hun 4G-netwerk gebruiken deze operatoren LTE-kanalen van 20 MHz. Om een 4G-netwerk te kunnen blijven uitbaten dat gelijkwaardig is aan het huidige netwerk, moeten deze operatoren absoluut ten minste 20 MHz duplex behouden in de 1800 MHz-band. Door 20 MHz duplex te reserveren voor elke bestaande mobiele operator, zou een nieuwkomer slechts 15 MHz duplex kunnen verwerven in de 1800 MHz-band.

De bestaande mobiele operatoren beschikken momenteel elk over 14,8 of 15 MHz duplex in de 2 GHz-band. Deze operatoren rollen een 3G-netwerk uit in de 2 GHz-band. De evolutie DC-HSPA+ van de UMTS-norm wordt uitgerold in de 2 GHz-band. Om een 3G-netwerk te kunnen blijven uitbaten dat gelijkwaardig is aan het huidige netwerk, moeten deze operatoren absoluut ten minste 10 MHz duplex behouden in de 2 GHz-band. Er dient te worden opgemerkt dat zelfs wanneer 10 MHz duplex wordt gereserveerd voor elke bestaande mobiele operator, het mogelijk is dat een nieuwkomer evenveel spectrum verwerft in de 2 GHz-band als de bestaande mobiele operatoren.

De bestaande mobiele operatoren die automatisch frequentieblokken krijgen toegewezen krachtens de bepalingen van artikelen 21 en 22 moeten een enige heffing betalen conform artikel 30, § 1/1 (die overeenstemt met de reserveprijs). Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 54, 55, 57 en 60, § 1, worden ze geacht het hoogste regelmatige bod te hebben voor deze frequentieblokken. (...) Om een nieuwkomer op de markt aan te trekken en de voorwaarden te scheppen voor een efficiënte en duurzame concurrentie, en om tevens de blijvende aanwezigheid van de nieuwkomer op de markt op lange termijn te garanderen, zou een nieuwkomer op de markt een portfolio van frequenties moeten kunnen krijgen die degene van de gevestigde operatoren benadert.

De kans is uiterst klein dat een nieuwkomer op de markt in staat is om een hoger bod te doen dan de gevestigde operatoren om een portfolio van frequenties te verkrijgen die degene van de gevestigde operatoren benadert. Een nieuwkomer op de markt moet dus uitdrukkelijk de mogelijkheid krijgen om een dergelijke portfolio van frequenties te verwerven.

In de buurlanden, met name het Verenigd Koninkrijk en Nederland, zijn er relevante precedenten met betrekking tot de procedures voor spectrumtoewijzing in de 800 MHz-band waarbij het voorrecht van de nieuwkomer met succes is toegepast. In het Verenigd Koninkrijk heeft Hutchison 3G op die manier zijn eerste spectrum onder 1 GHz kunnen verwerven, waardoor zijn concurrentiepositie op lange termijn is verbeterd op een markt met vier operatoren. In Nederland kon daardoor de overstap worden gemaakt van een markt met drie operatoren naar een markt met vier operatoren, waarbij Tele2 de vierde mobiel-netwerkoperator werd. Soortgelijke succesvolle precedenten vindt men in Cyprus en Slovenië.

Wat betreft de 900 MHz-, de 1800 MHz- en de 2 GHz-band is de portfolio van frequenties die voorbehouden is aan een nieuwkomer op de markt identiek aan de portfolio van frequenties die voorbehouden is aan de drie bestaande mobiele operatoren (zie de artikelen 21 tot 24).

De bestaande mobiele operatoren beschikken elk over 10 MHz duplex in de 800 MHz-band. Aangezien het voor een nieuwkomer op de markt niet meer mogelijk is om in de 800 MHz-band spectrum te verkrijgen, moet de portfolio van frequenties die voorbehouden wordt aan een nieuwkomer op de markt ook spectrum bevatten in de 700 MHz-band opdat de nieuwkomer ook in de lage band over 4G-spectrum kan beschikken.

De voorwaarden voor het verkrijgen en het gebruik van de gebruiksrechten die worden toegewezen aan de mobiele operatoren in de 700 MHz-band worden gedefinieerd in het koninklijk besluit van [DATUM] betreffende radiotoegang in de 700 MHz-band. De portfolio van frequenties die voorbehouden wordt aan een nieuwkomer op de markt zal dus maar spectrum in de 700 MHz-band kunnen bevatten als dat spectrum nog niet is toegewezen in het kader van een procedure die wordt georganiseerd krachtens het koninklijk besluit van [DATUM] betreffende radiotoegang in de 700 MHz-band.

Er wordt een eerste veiling die voorbehouden is voor de nieuwkomers op de markt georganiseerd om de portfolio van frequenties samengesteld uit spectrum in de banden van 700 MHz,6 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz toe te wijzen." 3. Artikel 52 van het Wetboek zelf luidt als volgt: "1.De nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties bevorderen daadwerkelijke mededinging en voorkomen verstoringen van de mededinging op de interne markt wanneer zij overeenkomstig deze richtlijn besluiten nemen inzake de verlening, aanpassing of verlenging van gebruiksrechten voor radiospectrum voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten. 2. Wanneer de lidstaten gebruiksrechten voor radiospectrum verlenen, aanpassen of verlengen, kunnen hun nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties op advies van de nationale regelgevende instantie passende maatregelen nemen, zoals: - het beperken van de hoeveelheid radiospectrumbanden waarvoor gebruiksrechten aan ondernemingen worden verleend, of, in gerechtvaardigde omstandigheden, het verbinden van voorwaarden aan dergelijke gebruiksrechten, zoals het aanbieden van wholesaletoegang, nationale of regionale roaming, in bepaalde banden of in bepaalde groepen van banden met soortgelijke kenmerken; - het reserveren van een bepaald deel van een radiospectrumband of een groep van banden voor toewijzing aan nieuwe marktdeelnemers, als dit passend en gerechtvaardigd is gezien een specifieke situatie op de nationale markt; - het weigeren van de verlening van nieuwe gebruiksrechten voor radiospectrum of van toestemming voor nieuw radiospectrumgebruik in bepaalde banden, dan wel het verbinden van voorwaarden aan de verlening van gebruiksrechten voor radiospectrum of de machtiging voor nieuw radiospectrumgebruik, teneinde concurrentieverstoring ten gevolge van de verlening, overdracht of concentratie van gebruiksrechten te voorkomen; - het opnemen van voorwaarden voor het verbieden van, of het opleggen van voorwaarden aan, de overdracht van gebruiksrechten voor radiospectrum die niet onder het toezicht inzake fusies van de Unie of de lidstaten vallen, indien het waarschijnlijk is dat door een dergelijke overdracht de mededinging aanzienlijk in het gedrang komt; - het wijzigen van de bestaande rechten in overeenstemming met deze richtlijn, daar waar dat noodzakelijk is om ex post een einde te maken aan de concurrentieverstoring ten gevolge van de overdracht of concentratie van gebruiksrechten voor radiospectrum.

Rekening houdend met de marktomstandigheden en beschikbare benchmarks baseren de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties hun besluiten op een objectieve en toekomstgerichte beoordeling van de mededingingsomstandigheden op de markt, van de vraag of dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn om daadwerkelijke mededinging in stand te houden of tot stand te brengen en van de waarschijnlijke effecten van dergelijke maatregelen op bestaande en toekomstige investeringen door marktdeelnemers, met name op het gebied van de uitrol van netwerken. Zij houden daarbij rekening met de marktanalyseaanpak van artikel 67, lid 2. 3. Bij de toepassing van lid 2 van dit artikel gaan de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties te werk overeenkomstig de procedures van de artikelen 18, 19, 23 en 35." 4.1. Vastgesteld moet worden dat dit artikel 52 de lidstaten met name de mogelijkheid biedt om, op advies van de nationale regelgevende instantie, "een bepaald deel van een radiospectrumband of een groep van banden voor toewijzing aan nieuwe marktdeelnemers [te reserveren], als dit passend en gerechtvaardigd is gezien een specifieke situatie op de nationale markt".

Het reserveringssysteem ten behoeve van een mogelijke nieuwe, vierde operator waarin door de stellers van het ontwerp voorzien wordt, wordt dus door het Europees recht in het vooruitzicht gesteld en toegestaan.

Er dient evenwel opgemerkt te worden dat voor de invoering van zulk een systeem de bevoegde instanties erop moeten toezien dat ze: - daadwerkelijke mededinging bevorderen en verstoringen van de mededinging op de interne markt voorkomen; - rekening houden met de marktomstandigheden en de beschikbare benchmarks, - hun beslissingen baseren op een objectieve en toekomstgerichte beoordeling van de mededingingsomstandigheden op de markt, van de vraag of dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn om daadwerkelijke mededinging in stand te houden of tot stand te brengen en van de waarschijnlijke effecten van dergelijke maatregelen op bestaande en toekomstige investeringen door marktdeelnemers, met name op het gebied van de uitrol van netwerken, waarbij ze rekening moeten houden met de marktanalyseaanpak van artikel 67, lid 2, van het Wetboek.

Zoals reeds eerder werd gesteld, heeft de afdeling Wetgeving niet te beoordelen of in casu aan de aldus bij het Europees recht opgelegde voorwaarden is voldaan in al hun aspecten en nuances, in zoverre ze geen specifieke kennis heeft van de feitelijke situaties waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft en geen specifieke expertise heeft betreffende de wetenschappelijke, technische en economische aspecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Zij hoort daarentegen wel na te gaan of de stellers van het ontwerp zelf rekening gehouden hebben met de voornoemde elementen en of zij de vereiste analyses hebben uitgevoerd. Uit het dossier dat aan de afdeling Wetgeving is bezorgd, kan evenwel niet worden afgeleid dat dit het geval is.

Bijgevolg moeten de stellers van het ontwerp kunnen aantonen dat ze het onderzoek opgelegd bij artikel 52 van het Wetboek in al zijn aspecten hebben gevoerd. Het verslag aan de Koning moet dienovereenkomstig worden aangevuld. 4.2. De stellers van het ontwerp moeten evenzo kunnen aantonen dat ze de procedures bedoeld in artikel 52, lid 3, van het Wetboek, in acht genomen hebben. In casu gaat het meer in het bijzonder om de procedures bepaald in de artikelen 23 en 35 van het Wetboek.7 Uit de inlichtingen van de gemachtigde van de minister blijkt dat de raadpleging waarvan sprake in artikel 23 tussen 16 juli en 31 augustus 2021 is gehouden.

Artikel 35 van het Wetboek, zijnerzijds, luidt als volgt: "1. Indien de nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie voornemens is om overeenkomstig artikel 55, lid 2, een selectieprocedure te volgen in verband met radiospectrum waarvoor geharmoniseerde voorwaarden zijn vastgesteld door middel van technische uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG om het gebruik ervan voor draadlozebreedbandnetwerken en -diensten mogelijk te maken, stelt zij op grond van artikel 23 de Beleidsgroep Radiospectrum in kennis van eventuele ontwerpmaatregelen die onder het toepassingsgebied van de vergelijkende of op mededinging gebaseerde selectieprocedure op grond van artikel 55, lid 2, vallen en geeft zij aan of en wanneer zij de Beleidsgroep Radiospectrum zal verzoeken een peerreviewforum bijeen te roepen.

Op verzoek organiseert de Beleidsgroep Radiospectrum een peerreviewforum om te debatteren en van gedachten te wisselen over de toegezonden ontwerpmaatregelen en faciliteert zij de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken in verband met die ontwerpmaatregelen.

Het peerreviewforum bestaat uit de leden van de Beleidsgroep Radiospectrum en wordt door een vertegenwoordiger ervan georganiseerd en voorgezeten. 2. Uiterlijk tijdens de openbare raadpleging op grond van artikel 23 kan de Beleidsgroep Radiospectrum bij wijze van uitzondering het initiatief nemen om volgens de toepasselijke organisatieregels een peerreviewforum bijeen te roepen om ervaringen en beste praktijken met betrekking tot een ontwerpmaatregel betreffende een selectieprocedure uit te wisselen indien de ontwerpmaatregel naar haar oordeel aanzienlijk afbreuk zou doen aan het vermogen van de nationale regelgevende instantie of een andere bevoegde instantie om de in de artikelen 3, 45, 46 en 47 vervatte doelstellingen te verwezenlijken.3. De Beleidsgroep Radiospectrum omschrijft van tevoren de objectieve criteria voor het bij wijze van uitzondering bijeenroepen van het peerreviewforum en maakt deze bekend.4. Tijdens het peerreviewforum legt de nationale regelgevende instantie of een andere bevoegde instantie uit hoe de ontwerpmaatregel: a) de ontwikkeling van de interne markt, de grensoverschrijdende verlening van diensten en de mededinging bevordert en tevens de voordelen voor de consumenten maximaliseert, en in het algemeen de in de artikelen 3, 45, 46 en 47 van deze richtlijn, alsmede in Beschikking nr.676/2002/EG en Besluit nr. 243/2012/EU vervatte doelstellingen verwezenlijkt; b) een doeltreffend en doelmatig gebruik van radiospectrum waarborgt; en c) stabiele en voorspelbare investeringsvoorwaarden voor bestaande en toekomstige radiospectrumgebruikers garandeert bij de uitrol van netwerken voor de verrichting van elektronischecommunicatiediensten die afhankelijk zijn van radiospectrum.5. Het peerreviewforum staat open voor vrijwillige deelname door deskundigen van andere bevoegde instanties en van Berec.6. Het peerreviewforum wordt tijdens de algemene nationale voorbereiding en raadpleging in verband met één selectieprocedure voor een of meer radiospectrumbanden slechts eenmaal bijeengeroepen, tenzij de nationale regelgevende instantie of de andere bevoegde instantie verlangt dat het opnieuw wordt bijeengeroepen.7. Op verzoek van de nationale regelgevende instantie of een andere bevoegde instantie die om de bijeenkomst heeft verzocht, kan de Beleidsgroep Radiospectrum een verslag aannemen waarin wordt uiteengezet hoe de ontwerpmaatregel de in lid 4 vermelde doelstellingen verwezenlijkt, en waarin de gedachtewisseling in het peerreviewforum wordt weergegeven.8. De Beleidsgroep Radiospectrum brengt elk jaar in februari verslag uit over de op grond van de leden 1 en 2 besproken ontwerpmaatregelen. Het verslag maakt melding van de vastgestelde ervaringen en beste praktijken. 9. Na afloop van het peerreviewforum kan de Beleidsgroep Radiospectrum op verzoek van de nationale regelgevende of een andere bevoegde instantie die om de bijeenkomst heeft verzocht, een advies over de ontwerpmaatregel aannemen." Naar aanleiding van een vraag over het doorlopen van de peerreviewprocedure die bij dat artikel 35 verplicht gesteld wordt, heeft de gemachtigde van de minister aan de afdeling Wetgeving een kopie bezorgd van een brief d.d. 26 juli 2021 van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (hierna "het BIPT").

Bij die brief heeft het BIPT de Beleidsgroep Radiospectrum ingelicht overeenkomstig lid 1 van dat artikel 35 dat hierboven weergegeven is.

In die brief wordt uitdrukkelijk vermeld dat niet verzocht wordt om met betrekking tot die ontwerpen een peerreviewforum bijeen te roepen.

Volgens de gemachtigde van de minister heeft de Beleidsgroep Radiospectrum daarop binnen de termijn bepaald in lid 2 van datzelfde artikel geen enkele reactie gegeven.

Het verplichte vormvereiste is dus vervuld.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF 1. Wat het eerste lid betreft, verleent artikel 13 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten geen rechtsgrond aan het ontworpen besluit of een van zijn bepalingen.Dat artikel moet dus niet worden vermeld.

In hetzelfde lid dient ook de wijziging te worden vermeld die bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031019 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 31/07/2017 pub. 04/09/2017 numac 2017040683 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bekrachtiging van twee koninklijke besluiten met toepassing van artikel 71 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 31/07/2017 pub. 15/12/2020 numac 2020044140 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling sluiten is aangebracht in artikel 18, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, alsook de wijzigingen die in artikel 30 van dezelfde wet zijn aangebracht bij de wetten van 27 maart 2014 en 27 juni 2021. De aanhef moet dienovereenkomstig worden aangevuld. 2. In het vijfde lid dienen de adviezen te worden vermeld die het BIPT op 7 januari en 12 mei 2021 over de ontworpen tekst heeft gegeven.3. Het Overlegcomité heeft op 26 mei 2021 zijn goedkeuring gehecht aan de ontwerptekst. In het zevende lid moet die datum worden bijgeschreven, en moet niet naar "de raadpleging" maar naar "de akkoordbevinding" van het Comité worden verwezen. 4. Uit de inlichtingen die de gemachtigde van de minister heeft meegedeeld, blijkt dat het BIPT over de ontwerptekst een openbare raadpleging heeft gehouden die van 16 juli tot 31 augustus 2021 liep. Die raadpleging moet ook vermeld worden in de aanhef. De aanhef moet aangevuld worden met een lid waarin dat vormvereiste wordt vermeld.

DISPOSITIEF Artikel 4 Om de machtiging die bij paragraaf 4 van de voorliggende bepaling aan het BIPT wordt verleend, beter te definiëren, en om te garanderen dat ze in overeenstemming is met artikel 13 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten en met artikel 3 van het Wetboek, in het bijzonder paragraaf 2.c) ervan, die in het verslag aan de Koning ter sprake komen, dient die paragraaf 4 te worden aangevuld. Hij moet vermelden dat die aan het BIPT verleende machtiging ten uitvoer moet worden gelegd met het oog op de bevordering van een doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van het radiospectrum.

Artikel 7 Luidens artikel 7 kan het BIPT operatoren toestaan gebruiksrechten voor frequenties te delen. Het artikel stelt de voorwaarden en de procedure voor die toestemming vast.

De afdeling Wetgeving begrijpt niet wat de rechtsgrond zou kunnen zijn van de aldus ingevoerde regeling inzake de toestemming voor het delen.

Artikel 18, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten bepaalt meer in het bijzonder het volgende: "De voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, worden door de Koning vastgesteld bij een besluit, genomen na advies van het Instituut en vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en mogen enkel verband houden met: 1° de betreffende dienst of de technologie waarvoor de gebruiksrechten voor de radiofrequentie zijn verleend, in voorkomend geval met inbegrip van de dekkingsvereisten en kwaliteitseisen1;2° het daadwerkelijk en efficiënt gebruik van radiofrequenties overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen; 3° (...); 4° de maximumduur onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale frequentieplan;5° de overdracht op initiatief van de houder van de rechten en de daarvoor geldende voorwaarden;6° de gebruiksheffingen overeenkomstig artikel 30;7° de toezeggingen die de operator die het gebruiksrecht inzake de radiofrequenties heeft verkregen, in de loop van de selectieprocedure heeft gedaan; 8° (...); 9° (...); 10° in voorkomend geval, de voorwaarden met betrekking tot de vergoeding van de vorige gebruikers van de betrokken frequentieband." Daaruit volgt dat de voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van de gebruiksrechten die de Koning kan vaststellen, beperkt zijn tot louter de aldus opgesomde doeleinden. Voorwaarden voor het delen van gebruiksrechten behoren daar niet toe.

Voorts dient te worden opgemerkt dat artikel 19 van dezelfde wet wel uitdrukkelijk melding maakt van de overdracht en de verhuur van gebruiksrechten, maar niet van het delen van gebruiksrechten.

Ten slotte is, zoals hierboven is aangegeven, de afdeling Wetgeving onlangs geadieerd met betrekking tot een voorontwerp van wet "houdende omzetting van het Europees wetboek voor elektronische communicatie en wijziging van diverse bepalingen inzake elektronische communicatie", waarover ze op 10 juni 2021 advies 69.166/4 heeft gegeven.

Artikel 54 van dat voorontwerp strekt ertoe artikel 18, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten te vervangen door een nieuwe bepaling waarvan het derde lid vergelijkbaar is met het eerste lid van het momenteel geldende artikel 18, § 1.

Anders dan dat eerste lid, vermeldt de ontworpen bepaling die artikel 18, § 1, derde lid, moet worden zoals weergegeven in het voorontwerp dat in advies 69.166/4 is onderzocht, uitdrukkelijk de enige doeleinden waarop de door de Koning vast te stellen voorwaarden voor de uitoefening van de gebruiksrechten betreffende het radiospectrum betrekking mogen hebben, waaronder: "7° de verplichting om radiospectrum te bundelen of te delen of om toegang tot radiospectrum toe te staan aan andere gebruikers in specifieke regio's of op nationaal niveau."8 Dat doeleinde is iets nieuws ten opzichte van het geldende artikel 18, § 1. Het heeft overigens niet betrekking op het delen van de gebruiksrechten op initiatief van de operatoren, maar op de verplichting het spectrum te bundelen of te delen.

In de aldus geschetste context en in zoverre artikel 18 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten de Koning geen uitdrukkelijke machtiging verleent om de voorwaarden te regelen voor het delen van de gebruiksrechten inzake radiofrequenties tussen operatoren, is het de afdeling Wetgeving niet duidelijk op welke rechtsgrond artikel 7 zou kunnen berusten.

Artikel 8 1. Artikel 8 heeft betrekking op het bedrag van en bepaalde regels inzake het jaarlijkse recht "voor de terbeschikkingstelling van frequenties" dat de operatoren aan wie gebruiksrechten zijn toegekend, moeten betalen. In de voorliggende bepaling wordt niet gepreciseerd wat juist met dat recht wordt vergoed. 2. De bepaling strekt ertoe uitvoering te verlenen aan artikel 30, §§ 1 en 2, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, waarbij aan de Koning een ruime machtiging ter zake wordt verleend. In het licht van die verduidelijking mag men drie elementen niet uit het oog verliezen: 1° Wat het interne recht betreft, dient er nogmaals op gewezen te worden dat, zoals de afdeling Wetgeving reeds heeft opgemerkt, de Franse term "redevance" (in het Nederlands "retributie" ) wordt gedefinieerd als een geldelijke vergoeding van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de retributieplichtige, individueel beschouwd.Bovendien moet er een redelijke verhouding bestaan tussen enerzijds de waarde van de bewezen dienst en anderzijds de gevorderde retributie; bij gemis van een zodanige verhouding verliest de retributie haar vergoedend karakter en wordt ze fiscaal van aard.9 2° Bij artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten alsook bij de voorliggende bepaling wordt de mogelijkheid die bij artikel 4210 van het Wetboek aan de lidstaten wordt gegeven, ten uitvoer gelegd. Artikel 42 van het Wetboek, dat het opschrift "Vergoedingen voor gebruiksrechten voor radiospectrum en rechten om faciliteiten te installeren" draagt, luidt als volgt: "1. De lidstaten kunnen de bevoegde instantie toestaan de gebruiksrechten voor radiospectrum of rechten om faciliteiten die worden gebruikt voor de levering van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en aanverwante faciliteiten te installeren op, over of onder openbare of particuliere eigendom, te onderwerpen aan vergoedingen die een optimaal gebruik van die middelen waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat die vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn, en in verhouding staan tot het beoogde doel en zij houden rekening met de algemene doelstellingen van deze richtlijn. 2. Met betrekking tot de gebruiksrechten voor radiospectrum trachten de lidstaten ervoor te zorgen dat de toepasselijke vergoedingen worden vastgesteld op een niveau dat efficiënte toewijzing en gebruik van radiospectrum garandeert, onder andere door: a) reserveprijzen vast te stellen als minimumvergoeding voor gebruiksrechten voor radiospectrum door rekening te houden met de waarde van die rechten bij hun mogelijke alternatieve toepassingen;b) rekening te houden met de kosten die worden gemaakt als gevolg van aan die rechten verbonden voorwaarden;en c) zo veel mogelijk de betalingsregelingen in verband met de daadwerkelijke beschikbaarheid voor het gebruik van het radiospectrum toe te passen." Inzonderheid uit het oogpunt van de vereisten inzake objectieve rechtvaardiging, transparantie, non-discriminatie en evenredigheid die artikel 42 van het Wetboek vermeldt, alsook gelet op de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, moet de wetgever die de betreffende heffingen juridisch regelt, in staat zijn de precieze, feitelijk juiste en in rechte aanvaardbare, relevante en deugdelijke motieven op te geven waarmee die regeling kan worden gerechtvaardigd. Het gaat met name om het rechtvaardigen van de verschillen in behandeling die in die regeling vervat zijn en de verschillen in behandeling die de regeling doet ontstaan tussen de adressaten van die regeling en de operatoren voor wie de regeling niet zou gelden maar die zich onder bepaalde aspecten in een soortgelijke situatie als de adressaten zouden kunnen bevinden. 3° Er gelden precieze voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheid die de lidstaten bij artikel 42 van het Wetboek is verleend om te voorzien in vergoedingen voor de gebruiksrechten voor radiofrequenties: - Ten eerste mogen enkel vergoedingen worden opgelegd "die een optimaal gebruik van die middelen waarborgen" (in dit geval: van de radiofrequenties) - dat is ook wat artikel 30, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten voorschrijft. - Vervolgens moeten de lidstaten ervoor zorgen dat "die vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn, (...) in verhouding staan tot het beoogde doel en (...) rekening [houden] met de algemene doelstellingen van deze richtlijn". De artikelen 18 en 19 van het Wetboek leggen aan de lidstaten soortgelijke eisen inzake rechtvaardiging en proportionaliteit op wanneer er sprake is van een wijziging van de rechten, voorwaarden en procedures die op de gebruiksrechten van toepassing zijn. - Ten slotte moeten de lidstaten trachten ervoor te zorgen dat "de toepasselijke vergoedingen worden vastgesteld op een niveau dat efficiënte toewijzing en gebruik van radiospectrum garandeert", "onder andere door (...) reserveprijzen vast te stellen als minimumvergoeding voor gebruiksrechten voor radiospectrum door rekening te houden met de waarde van die rechten bij hun mogelijke alternatieve toepassingen[,] (...) rekening te houden met de kosten die worden gemaakt als gevolg van aan die rechten verbonden voorwaarden[,] en (...) zo veel mogelijk de betalingsregelingen in verband met de daadwerkelijke beschikbaarheid voor het gebruik van het radiospectrum toe te passen".

Wat de verschillende aspecten betreft die hierboven in de punten 1°, 2° en 3° ter sprake zijn gebracht, moeten de stellers van het ontwerp in het verslag aan de Koning de precieze en concrete elementen kunnen opgeven waarmee kan worden aangetoond dat: - de bedragen waarin de voorliggende bepaling voorziet, uit het oogpunt van het interne recht redelijkerwijs in verhouding staan tot de waarde van de dienst die bestaat in het beheer van de gebruiksrechten en de terbeschikkingstelling van de frequenties;dat vereiste veronderstelt in de eerste plaats een omschrijving van wat die dienst voor het beheer precies inhoudt; - daadwerkelijk is voldaan aan de verschillende vereisten van artikel 42 van het Wetboek. Dit vereiste veronderstelt dat het verslag aan de Koning concrete, duidelijke en precieze elementen bevat,11 meer bepaald in het belang van de adressaten van de norm. Voor die rechtvaardiging dient men er voorts rekening mee te houden dat artikel 30, § 1/1, derde lid, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten voorziet in de betaling van een zogenoemde "enige" heffing voor de in aanmerking genomen frequentiebanden, die gecumuleerd zou worden met de rechten die het ontworpen besluit in het vooruitzicht stelt.

Wat die beide punten betreft, dient speciaal te worden gewezen op de vragen die de voorliggende bepaling doet rijzen zowel in verband met het begrip "recht" in het interne recht als in verband met de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel in het algemeen, met name ten aanzien van artikel 42 van het Wetboek, - in zoverre wordt bepaald dat "[h]et bedrag van dat recht (...) onafhankelijk [is] van het aantal stations voor radiocommunicatie die de frequentie in kwestie exploiteren"; - in zoverre wordt bepaald dat de jaarlijkse rechten de eerste drie jaren met 50% worden verminderd; - in zoverre de datum vanaf wanneer het jaarlijkse recht verschuldigd is, wordt berekend vanaf de aanvang van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten, en niet vanaf de datum waarop die gebruiksrechten daadwerkelijk ter beschikking worden gesteld, en dit om te vermijden dat het spectrum wordt "gehamsterd", zoals het in het verslag aan de Koning luidt. 3. De conclusie is dat de voorliggende bepaling opnieuw moet worden onderzocht in het licht van de voorgaande opmerkingen, en dat het verslag aan de Koning in overeenstemming daarmee moet worden aangevuld. Bovendien, en meer in het bijzonder in verband met de technische en economische rechtvaardigingen, staat het niet aan de afdeling Wetgeving een debat op tegenspraak tussen de stellers van het ontwerp en de betrokken operatoren of economische actoren te organiseren, teneinde zich te kunnen uitspreken over de verschillende aspecten van het dossier, en met name over de vraag of de regeling die de ontwerptekst uitwerkt, in overeenstemming is met de vereisten van artikel 42 van het Wetboek. 12 Artikel 11 Er moet worden opgemerkt dat de informatieplicht opgelegd bij paragraaf 1, niet nauwkeurig genoeg is, meer bepaald wat betreft de wijze van bekendmaking van de informatie bestemd voor het "publiek".

De bepaling dient op dat punt nauwkeuriger te zijn.13 Artikel 12 Paragraaf 5, derde lid, luidt als volgt: "De praktische methoden en de precieze procedures voor de metingen worden vastgelegd door het Instituut." Het is de afdeling Wetgeving niet duidelijk waarop de machtiging die aldus aan het BIPT verleend wordt juist betrekking heeft.

Dienaangaande wordt in herinnering gebracht dat aan het BIPT, dat een onafhankelijke administratieve overheid is, in principe geen verordeningsbevoegdheid kan worden verleend tenzij voor technische nevenaspecten waarvoor ervan uitgegaan kan worden dat het BIPT, dat de regelgeving in kwestie moet toepassen, eveneens de meest aangewezen instantie is om ze uit te werken. Daarenboven moet de verantwoordelijkheid voor die verordeningen kunnen worden opgenomen door een politiek verantwoordelijke overheid, ofwel doordat die overheid - in casu de Koning - optreedt op voorstel van het BIPT, ofwel doordat ze de verordeningsmaatregelen moet goedkeuren. Die laatste voorwaarde hoeft in voorkomend geval niet te worden vervuld voor uiterst technische maatregelen die slechts genomen worden in gevallen waarin de verordeningsbevoegdheid niet veronderstelt dat een echte beoordelingsbevoegdheid wordt uitgeoefend die opportuniteitskeuzes impliceert, bijvoorbeeld wanneer de betrokken regelgeving al volledig of bijna volledig in het Europese recht is vastgelegd.14 Dezelfde opmerking geldt voor artikel 13, § 8.

Artikel 13 Gelet op de wijze waarop de voorliggende bepaling in haar geheel is geformuleerd, is het de afdeling Wetgeving niet duidelijk in welk opzicht de verplichting die aan de betrokken operatoren wordt opgelegd een "resultaatsverbintenis" kan zijn.

In het verslag aan de Koning wordt daarover geen uitleg gegeven. 2. De stellers van het ontwerp moeten een gegronde reden kunnen opgeven voor de uitzonderingen waarin paragraaf 3 voorziet, in het licht van het beginsel dat alle operatoren gelijk zijn.De bespreking van het artikel in het verslag aan de Koning bevat op dit punt geen verantwoording. 3. De verantwoording die gegeven wordt voor de bijzondere regeling waarin paragraaf 7 van artikel 13 voorziet voor de operatoren die geen bestaande mobiele operatoren zijn, lijkt weliswaar vanzelfsprekend in het licht van het gelijkheidsbeginsel, maar de stellers van het ontwerp moeten in staat zijn een gegronde reden op te geven voor de duur van de termijn die hun wordt toegekend, namelijk negen jaar.De bespreking van het artikel in het verslag aan de Koning bevat op dit punt geen verantwoording. 4. De voorliggende bepaling moet opnieuw worden onderzocht in het licht van de voorgaande opmerkingen, en het verslag aan de Koning moet in overeenstemming daarmee worden aangevuld. Artikel 14 Artikel 14 vindt rechtsgrond in artikel 51, § 2, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten.

Gelet op de vereisten inzake het verlenen van een machtiging aan de Koning die uit die wetsbepaling voortvloeien, mag in paragraaf 9, derde lid, van voorliggend artikel niet louter bepaald worden dat "[het Instituut i]n specifieke gevallen kan (...) bepalen dat een andere berekeningswijze, zoals een tarief per gebruik, meer aangewezen is".

De voorliggende bepaling moet aldus herzien worden dat verduidelijkt wordt in welke gevallen een andere berekeningswijze gehanteerd mag worden.

Daarnaast moet paragraaf 9, zesde en zevende lid, van het voorliggende artikel aldus herzien worden dat verduidelijkt wordt in welke omstandigheden, gevallen of situaties het BIPT voor een "andere berekeningsmethode" (zesde lid) kan kiezen en "bepaalde vaste kosten" in een overeenkomst van nationale roaming kan "[op]nemen" (zevende lid). 15 Artikel 15 1. In het verslag aan de Koning staat in de bespreking van artikel 15 onder meer het volgende te lezen: "Ten behoeve van spraak-, sms- en dataverkeer moeten alle 700 MHz-operatoren binnen de twee jaar na het verzoek hiertoe van ASTRID nationale PPDR-roaming aanbieden en, behoudens andersluidend akkoord hierover met ASTRID, minstens de in het artikel opgesomde in 3GPP gestandaardiseerde mechanismes en diensten voor Mission Critical Services (MCPTT, MCData, MCVideo) en voor prioriteit en pre-emptie ondersteunen en ter beschikking stellen aan de gebruikers van ASTRID. Om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de bijzondere eisen inzake radiodekking, robuustheid, veiligheid, beschikbaarheid en eventueel andere noodzakelijke elementen voor radiocommunicatie voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding kan ASTRID met één of meerdere openbare mobiele operatoren een overeenkomst inzake de implementatie van bijzondere PPDR-maatregelen sluiten." In dat kader moet de voorliggende bepaling in verband worden gebracht met artikel 51, § 2, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, dat als volgt luidt: "Onverminderd de maatregelen van artikel 55, § 3, kan het Instituut steeds en op eigen initiatief aan operatoren die de toegang tot de eindgebruikers controleren, verplichtingen opleggen met inbegrip van nationale roaming voor zover noodzakelijk om eind-tot-eindverbindingen of interoperabiliteit van diensten te verzekeren. Het Instituut kan nationale roaming als maatregel slechts opleggen nadat het heeft vastgesteld dat de commerciële onderhandelingen dienaangaande tussen de operatoren binnen een redelijke termijn niet tot een overeenstemming leiden. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, de nadere regels volgens dewelke het Instituut nationale roaming kan opleggen, meer bepaald inzake : - de termijnen waarover het Instituut daartoe beschikt; - de operatoren die verplicht zijn om nationale roaming aan te bieden en degene die het recht hebben op nationale roaming; - de vereiste minimum ontplooiing van het eigen netwerk van de operator die recht heeft op nationale roaming; - de diensten waarop de overeenkomst van nationale roaming betrekking heeft; - de geografische gebieden waarop de overeenkomst van nationale roaming betrekking heeft; - de duur van de overeenkomst van nationale roaming; - de omstandigheden die geheel of gedeeltelijk een einde maken aan de overeenkomst van nationale roaming.

Het Instituut kan daarbij de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang opleggen, die het passend acht, hetgeen in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is voor de operatoren ook de verplichting inhoudt om te zorgen voor interconnectie van hun netwerken waar dat nog niet gebeurd is of te waarborgen dat de personen bedoeld in artikel 115, alsook de openbare besturen, politiediensten en de internationale instellingen bereikbaar zijn of blijven." 2. Voor de verplichtingen inzake nationale PPDR-roaming ("Public Protection & Disaster Relief") die bij de ontworpen bepaling worden opgelegd aan alle 700 MHz-operatoren, lijkt de voorliggende bepaling rechtsgrond te kunnen ontlenen aan artikel 51, § 2, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten. Het is daarentegen veel minder zeker of diezelfde wettelijke bepaling een toereikende rechtsgrond kan vormen voor de bijzondere vereisten die de voorliggende bepaling stelt inzake radiodekking, robuustheid, veiligheid, beschikbaarheid en andere elementen.

Hoewel de bespreking van het artikel melding maakt van artikel 106, § 4, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten,16 moet worden vastgesteld dat die bepaling bezwaarlijk kan worden beschouwd als rechtsgrond van de regeling ingevoerd bij artikel 15 van het ontwerp. Artikel 106, § 4, bepaalt namelijk dat het aan de Koning staat om in voorkomend geval een of meer operatoren te belasten met opdrachten die bedoeld zijn om het algemene belang te dienen. Dat is echter niet wat er gebeurt in de ontworpen regeling, waarin verplichtingen worden opgelegd op initiatief van de nv ASTRID, in het kader van overeenkomsten die met een of meerdere operatoren gesloten worden, eventueel na tussenkomst van het BIPT. Als de stellers van het ontwerp de precieze rechtsgrond waarop die bijzondere vereisten steunen, niet kunnen opgeven, en meer bepaald niet kunnen verklaren in welk opzicht artikel 51, § 2, daarvoor als rechtsgrond kan dienen, moet de ontworpen bepaling worden herzien zodat die vereisten achterwege blijven.

Artikel 33 Het is de afdeling Wetgeving niet duidelijk wat de draagwijdte is van de machtiging die bij paragraaf 8 van artikel 30 aan het BIPT verleend wordt.

Voor het overige geeft die machtiging aanleiding tot een soortgelijke opmerking als die welke bij artikel 12 gemaakt is.

Artikel 49 In de Franse tekst moeten de woorden "La ministre" worden vervangen door de woorden "Le ministre", die immers een neutrale, gemeenslachtige betekenis hebben.17 DE GRIFFIER De VOORZITTER, Anne-Catherine VAN GEERSDAELE Martine BAGUET _______ Nota's 1 Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 `inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn)'. 2 Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 `betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn)'. 3 Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 `inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn)'. 4 Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 `inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn)'. 5 Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 `betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie)'. 6 Artikel 24 van het ontwerp luidt immers als volgt: "In voorkomend geval wordt de kandidaat die het hoogste regelmatige bod bezit voor het enige perceel dat bedoeld is in artikel 25 van het koninklijk besluit van [DATUM] betreffende radiotoegang in de banden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz, geacht de kandidaat te zijn die het hoogste regelmatige bod bezit voor het frequentieblok bedoeld in artikel 25, eerste lid, 4°, van hetzelfde besluit. Het Instituut brengt er het geheel van de ontvankelijk bevonden kandidaten van op de hoogte". 7 De artikelen 18 en 19 van het Wetboek, die respectievelijk betrekking hebben op de wijziging van de rechten en verplichtingen en op de beperking en de intrekking van rechten, doen in casu immers niet ter zake. 8 Het delen van gebruiksrechten wordt ook vermeld in de artikelen 2, 33/4° (artikel 32, 25°, van het voorontwerp dat in advies 69.166/4 is onderzocht) en 13/2 (artikel 50 van het voorontwerp dat in advies 69.166/4 is onderzocht), maar in die artikelen wordt geen machtiging aan de Koning verleend. 9 Zie, wat het begrip retributie betreft, meer bepaald advies 37.844/3, op 1 februari 2005 verstrekt over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/2005 pub. 14/09/2005 numac 2005022755 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van het bedrag van de bijdragen bedoeld in artikel 13bis van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen sluiten `tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van het bedrag van de bijdragen bedoeld in artikel 13bis van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/ adviezen/37844.pdf; advies 37.295/4, op 28 juni 2004 verstrekt over een voorontwerp dat de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten `betreffende de elektronische communicatie' is geworden, Parl.St. Kamer 2004-05, nr. 51-1425/001 en 1426/001, 227-228, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/ adviezen/37295.pdf; en advies 47.625/4, op 24 februari 2010 verstrekt over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 13 december 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010011511 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten type wet prom. 13/12/2010 pub. 15/06/2011 numac 2011000365 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten `tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten', Parl.St. Kamer 2010, nr. 202/002, 68-110, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/47625.pdf; zie ook Grondwettelijk Hof 17 december 2003, nr. 164/2003, en 13 maart 2008, nr. 54/2008; P. Goffaux, Dictionnaire de droit administratif, Bruylant, Brussel 2006, 220 tot 223, en de geciteerde referenties, o.a. Cass. 28 januari 1988, Pas., 1988, I, 619 en Cass. 10 mei 2002, AR C. 010034 F. 10 Voorheen: artikel 13 van richtlijn 2002/20/EG. 11 Hierbij dient men de legitieme belangen en rechten van de betreffende economische actoren in aanmerking te nemen, voor wat betreft de bekendmaking van bepaalde gegevens. 12 Al deze opmerkingen zijn geïnspireerd door opmerkingen die eerder zijn gemaakt, met name in advies 53.397/4, op 28 mei 2013 gegeven over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 6 juni 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/06/2013 pub. 17/06/2013 numac 2013011295 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz sluiten `betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/53397.pdf, en in advies 68.877/4, op 29 maart 2021 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten `houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/ 68877.pdf. 13 Zie in die zin advies 47.981/4, op 7 april 2010 gegeven over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 25/01/2011 numac 2011011016 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz sluiten `betreffende radiotoegang in de frequentieban 2500-2690 MHz', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/47981.pdf, alsook advies 53.397/4. 14 Zie advies 69.166/4. 15 Zie, in vergelijkbare zin, de opmerkingen die in advies 53.397/4 gemaakt zijn bij artikel 12. 16 In de aanhef wordt dat artikel evenwel niet vermeld. 17 Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 167.

28 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 700 MHz FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie, artikel 13/1, § 2, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031019 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 31/07/2017 pub. 04/09/2017 numac 2017040683 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bekrachtiging van twee koninklijke besluiten met toepassing van artikel 71 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 31/07/2017 pub. 15/12/2020 numac 2020044140 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling sluiten, artikel 18, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012, bij de wet van 27 maart 2014 en bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017031019 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 31/07/2017 pub. 04/09/2017 numac 2017040683 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bekrachtiging van twee koninklijke besluiten met toepassing van artikel 71 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid type wet prom. 31/07/2017 pub. 15/12/2020 numac 2020044140 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 176 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling sluiten, artikel 20, § 1, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012, artikel 29, § 2, artikel 30, gewijzigd bij de wet van 15 maart 2010, bij de wet van 29 mei 2013, bij de wet van 27 maart 2014 en bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten, en artikel 51, § 2, gewijzigd bij de wet van 18 mei 2009, bij de wet van 29 december 2010 en de wet van 10 juli 2012;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 22 december 2017, 9 januari 2018, 27 april 2018, 14 december 2020, 18 mei 2021, 19 mei 2021 en 19 oktober 2021;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 juli 2018 en van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 21 december 2020, op 20 mei 2021 en op 19 oktober 2021;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 12 mei 2021;

Gelet op de raadpleging van 27 januari tot 3 februari 2021 en van 22 oktober tot 29 oktober 2021 van het Interministerieel Comité voor Telecommunicatie en Radio-omroep en Televisie;

Gelet op de openbare raadpleging georganiseerd door de Raad van het BIPT op verzoek van de minister van Telecommunicatie betreffende het regelgevingskader voor de organisatie van een multibandveiling, die heeft plaatsgevonden van 16 juli tot 31 augustus 2021;

Gelet op het akkoord van het Overlegcomité van 24 november 2021;

Gelet op advies 69769/4 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 22 oktober 2021 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "eindtoestel": radioapparatuur van een eindgebruiker;2° "radiotoegang": verbindingen via radiogolven tussen een eindtoestel en een basisstation;3° "netwerk voor radiotoegang": geheel van de basisstations die nodig zijn om radiotoegang te verlenen;4° "gebruiksrechten": door het Instituut toegekende rechten die het gebruik dekken van de frequenties vermeld in artikel 4;5° "700 MHz-operator": operator die gebruiksrechten heeft verworven;6° "controle met betrekking tot een persoon": de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders van die persoon of op de oriëntatie van het beheer ervan.De controle kan exclusief of gezamenlijk, direct of via een tussenpersoon worden uitgeoefend en wordt geïnterpreteerd conform de artikelen 1:14 tot 1:18 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 1, op voorwaarde dat wanneer er sprake is van een meerderheid, deze meerderheid 50% of meer bedraagt; 7° "relevante groep": ten opzichte van een persoon (de "eerste persoon"): a) de eerste persoon, en;b) elke persoon die wordt gecontroleerd door de eerste persoon, en;c) elke persoon (de "tweede persoon") die de eerste persoon controleert, en;d) elke persoon die wordt gecontroleerd door de tweede persoon, en;e) elke persoon waarmee een van de onder a) tot c) beoogde personen een consortium vormt in de betekenis van artikel 1:19 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 2.8° "bestaande mobiele operator": houder, op de dag van inwerkingtreding van dit besluit, van gebruiksrechten toegekend krachtens het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofonienetten of van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten of van het koninklijk besluit van 6 juni 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/06/2013 pub. 17/06/2013 numac 2013011295 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz sluiten betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz;9° "operator die recht heeft op nationale roaming": een 700 MHz-operator die geen bestaande mobiele operator is en waarvan de relevante groep geen bestaande mobiele operator bevat;10° "operator die nationale roaming moet aanbieden": een bestaande mobiele operator die tevens een 700 MHz-operator is of die behoort tot de relevante groep van een 700 MHz-operator;11° "PPDR": openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding;12° "nationale PPDR-roaming": nationale roaming waarbij beroep wordt gedaan op het radiotoegangsnetwerk van een openbare mobiele operator, voor spraak- en datacommunicatie voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding ten behoeve van het radiocommunicatienetwerk bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van de wet van 8 juni 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten;13° "bijzondere PPDR-maatregelen": maatregelen inzake radiodekking, robuustheid, veiligheid, beschikbaarheid en eventueel andere elementen om een openbaar mobiel netwerk geschikt te maken voor veilige spraak- en datacommunicatie voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding ten behoeve van het radiocommunicatienetwerk bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van de wet van 8 juni 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten;14° "fictieve identiteit van een kandidaat": fictieve naam die door het Instituut aan de kandidaat wordt gegeven.Tot aan de laatste ronde van de in de artikelen 31 tot 41 bedoelde veiling is de echte identiteit van de kandidaat die aan de fictieve identiteit gelinkt is, enkel bekend voor het Instituut en voor de kandidaat. HOOFDSTUK 2. - Algemeen

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op iedere operator die een kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie en die frequenties wenst te verwerven voor het aanbieden van radiotoegang in de frequentiebanden vermeld in artikel 4.

Art. 3.§ 1. De gebruiksrechten zijn geldig voor een periode van twintig jaar vanaf de datum vastgelegd door het Instituut conform artikel 47, § 2.

Na afloop van die eerste periode kunnen de gebruiksrechten telkens voor vijf jaar worden verlengd door het Instituut. Daartoe neemt het Instituut een beslissing uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de periode en na de betrokken operator te hebben gehoord. § 2. De gebruiksrechten dekken het gebruik van de radiostations die opgesteld zijn door de 700 MHz-operator op het gehele nationale vasteland, en het gebruik van de eindtoestellen die aangesloten zijn op het netwerk voor radiotoegang. De gebruiksrechten zijn niet geldig voor radiostations die de 700MHz-operator uitrolt in het nationale luchtruim, in de territoriale wateren of in de exclusieve economische zone van België in de Noordzee. HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de frequenties

Art. 4.§ 1. Het Instituut wijst overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk 10 zes frequentieblokken van 5 MHz duplex toe in de frequentiebanden 703-733 MHz en 758-788 MHz, gescheiden door een duplexafstand van 55 MHz.

Om de blokken te identificeren tijdens het maken van een bod conform artikel 33, worden de blokken genummerd van 1 tot 6. Het nummer van het blok is in geen geval een indicatie van zijn positie in de frequentieband. § 2. De frequentieband 758-788 MHz is voorbehouden voor het uitzenden door de basisstations en de frequentieband 703-733 MHz is voorbehouden voor het uitzenden door de eindtoestellen. § 3. Een relevante groep ten opzichte van een 700 MHz-operator kan niet meer dan 10 MHz duplex innemen in de frequentiebanden 703-733 MHz en 758-788MHz. § 4. Het Instituut mag, na de betrokken partijen te hebben gehoord, de verdeling van de toegewezen frequenties wijzigen, zonder de kwantiteit spectrum toegekend aan elke operator te wijzigen, in objectief gerechtvaardigde gevallen om het doeltreffende, efficiënte en gecoördineerde gebruik van radiospectrum te bevorderen, binnen redelijke termijnen en verhoudingen.

Art. 5.Het houden van eindtoestellen die bestemd zijn om te werken op de frequentiebanden vermeld in artikel 4 is vrijgesteld van de vergunningen of gebruiksrechten bedoeld in artikel 13/1, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie.

Art. 6.De 700 MHz-operator respecteert de verplichtingen die voortvloeien uit de grensoverschrijdende coördinatie in het kader van de internationale overeenkomsten die het Instituut gesloten heeft. HOOFDSTUK 4. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties

Art. 7.§ 1. De 700 MHz-operator betaalt een heffing genaamd jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties.

Het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties bedraagt 91.200 euro per toegewezen MHz. De jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties worden verlaagd met 50% de drie eerste jaar van de eerste periode van geldigheid van de gebruiksrechten.

Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal stations voor radiocommunicatie die de frequentie in kwestie exploiteren. § 2. De 700 MHz-operator betaalt het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, voor de frequentieblokken toegewezen op 1 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft, uiterlijk 31 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft.

De eerste betaling van het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van elk toegewezen frequentieblok wordt verricht binnen de dertig dagen vanaf de aanvang van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten voor dat frequentieblok, naar rata van het aantal dagen dat overblijft tot 31 december van het lopende jaar.

Indien de gebruiksrechten voor een frequentieblok verstrijken, is het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling voor dat frequentieblok verschuldigd tot de dag waarop de gebruiksrechten verstrijken. § 3. De bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat basis 2013=100 als referentieperiode heeft.

De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2016. Na toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere honderdtal in euro. HOOFDSTUK 5. - Vergoeding van de betrokken omroepnetwerkoperatoren

Art. 8.§ 1. Elke betrokken omroepnetwerkoperator kan worden vergoed voor de kosten die hij heeft opgelopen voor het herschikken van zijn zenders voor terrestrische digitale televisie in de frequentieband 694-790 MHz.

Daartoe stelt de betrokken omroepnetwerkoperator een uitvoerig verslag op ter motivering van het gevorderde bedrag en maakt dit verslag over aan het Instituut, ten laatste 6 maanden na de eerste kennisgeving bedoeld in artikel 47, § 3.

Het Instituut onderzoekt dit verslag en bepaalt de gegrondheid van het gevorderde bedrag waarbij de betreffende omroepnetwerkoperator elke bijkomende inlichting verstrekt die vereist is voor een volledige en objectieve beoordeling. § 2. Het Instituut vergoedt elke betrokken omroepnetwerkoperator. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld door het Instituut op basis van de informatie van de betrokken omroepnetwerkoperator en op basis van de analyse van deze informatie door het Instituut. § 3. De kosten voor vergoeding van de betrokken omroepnetwerkoperatoren worden afgehouden van het bedrag van de enige heffing. HOOFDSTUK 6. - Controle

Art. 9.§ 1. Een 700 MHz-operator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de voortgang van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en zijn financiële toestand. De informatie wordt gepubliceerd op de website van de operator. § 2. De 700 MHz-operator moet elk jaar, uiterlijk op 30 juni, aan het Instituut een verslag sturen over zijn activiteiten van het voorgaande jaar. Dat verslag bevat minstens de volgende informatie: 1° de gerealiseerde dekkingszone;2° een beschrijving van de aangeboden diensten, met inbegrip van alle nodige informatie over de snelheid zoals vereist door artikel 11, § 4, 2° ;3° het aantal klanten. De 700 MHz-operator verleent kosteloos zijn medewerking aan elk verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten nageleefd worden. § 3. De 700 MHz-operator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn netwerk ter beschikking om het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten mogelijk te maken. HOOFDSTUK 7. - Dekkingsvereisten

Art. 10.§ 1. De 700 MHz-operator brengt het publiek duidelijk en precies op de hoogte over de dekking die door zijn dienst wordt geboden. De verstrekte informatie stelt het publiek in staat om ondubbelzinnig vast te stellen waar het van de betreffende dienst gebruik kan maken. De informatie wordt gepubliceerd op de website van de operator volgens de bepalingen die hij vastlegt. § 2. Deze informatie wordt eveneens ten minste tweemaal per jaar aan het Instituut bezorgd.

Art. 11.§ 1. De uitrol van het netwerk voor radiotoegang van een 700 MHz-operator beantwoordt, vanaf de begindatum van de geldigheid van de gebruiksrechten, minstens aan de volgende dekkingsgraden van de bevolking in België op de verschillende tijdstippen: 1° na 1 jaar: 70%;2° na 2 jaar: 99,5%;3° na 6 jaar: 99,8%. § 2. In afwijking van paragraaf 1 beantwoordt de uitrol van het netwerk voor radiotoegang van een 700 MHz-operator die geen bestaande mobiele operator is, vanaf de begindatum van de geldigheid van de gebruiksrechten, minstens aan de volgende dekkingsgraden van de bevolking in België op de verschillende hieronder vermelde tijdstippen: 1° na 3 jaar: 30%;2° na 6 jaar: 70%;3° na 8 jaar: 99,8%. § 3. Uitzonderingen op de paragrafen 1 en 2 worden verleend door het Instituut, in geval van overmacht. § 4. Onder dekking dient te worden verstaan dat het netwerk voor radiotoegang van de 700 MHz-operator zijn klanten toegang biedt tot de volgende diensten, van of naar een klassieke terminal buiten de gebouwen: 1° verbindingen tot stand brengen met elke eindgebruiker van een vast of mobiel openbaar telefoonnetwerk in België of in het buitenland;2° toegang krijgen tot de diensten en toepassingen die worden aangeboden op de openbare netwerken voor datatransport, in het bijzonder op het internet met een downstreamsnelheid van minstens: a) 6 Mbit/s indien de 700 MHz-operator twee frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1, heeft, en beschikt over gebruiksrechten krachtens het koninklijk besluit van 6 juni 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/06/2013 pub. 17/06/2013 numac 2013011295 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz sluiten betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz;b) 5 Mbit/s indien de 700 MHz-operator een enkel frequentieblok vermeld in artikel 4, § 1, heeft, en beschikt over gebruiksrechten krachtens het koninklijk besluit van 6 juni 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/06/2013 pub. 17/06/2013 numac 2013011295 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz sluiten betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz;c) 3 Mbit/s indien de 700MHz-operator geen gebruiksrechten heeft krachtens het koninklijk besluit van 6 juni 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/06/2013 pub. 17/06/2013 numac 2013011295 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz sluiten betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz. § 5. De dekkingsgraad van de bevolking wordt door het Instituut onderzocht op basis van de demografische spreiding zoals bepaald in het kader van de onderverdeling van België in statistische sectoren door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

Voor het verifiëren van de dekkingsgraad van de bevolking gaat men ervan uit dat de bevolking uniform is verdeeld binnen elke sector.

De praktische methoden en de precieze procedures voor de metingen worden vastgelegd door het Instituut. § 6. De dekkingsgraden vermeld in paragraaf 1 en 2 kunnen worden bereikt met alle frequenties waarvoor de 700 MHz-operator over gebruiksrechten beschikt krachtens artikel 18 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie.

Art. 12.§ 1. Te rekenen vanaf 2 jaar na de begindatum van de geldigheid van de gebruiksrechten bereikt de 700 MHz-operator een dekking met een minimumdebiet van 10 Mbit/s buiten de trein voor 98 % van de locaties op de volgende spoorlijnen: 1° Brussel-Gent;2° Brussel-Antwerpen;3° Brussel-Luik (snelle lijn en trage lijn);4° Brussel-Namen;5° Brussel-Halle;6° Halle-Bergen;7° Antwerpen-Gent;8° Gent-Kortrijk;9° Halle-Doornik;10° Brussel-Charleroi;11° Gent-Brugge;12° Charleroi-Namen ;13° Leuven-Hasselt;14° Namen-Aarlen;15° Luik-Welkenraedt. § 2. Uitzonderingen op paragraaf 1 kunnen worden verleend door het Instituut indien de 700 MHz-operator gebruiksrechten heeft in de frequentiebanden 880-915 MHz en 925-960 MHz krachtens het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de banden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz en er aan de 700 MHz-operator beperkingen worden opgelegd om het GSM-R-netwerk te beschermen, zoals bepaald in de wet van 12 december 2006 betreffende GSM-R. § 3. Onder dekking dient te worden verstaan dat het netwerk voor radiotoegang van de 700 MHz-operator toegang biedt tot de diensten en toepassingen die worden aangeboden op de openbare netwerken voor datatransport, in het bijzonder op het internet. § 4. De dekkingsgraden en minimumdebieten vermeld in paragraaf 1 kunnen worden bereikt met alle frequenties waarvoor de 700 MHz-operator over gebruiksrechten beschikt krachtens artikel 18 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie. § 5. Voor een 700 MHz-operator die geen bestaande mobiele operator is wordt de termijn opgelegd in paragraaf 1 vastgelegd op 9 jaar. § 6. Het Instituut onderzoekt de dekking en legt de praktische methoden en de precieze procedures voor de metingen vast. HOOFDSTUK 8. - Nationale roaming

Art. 13.§ 1. Het Instituut kan een operator die nationale roaming moet aanbieden, ertoe verplichten nationale roaming aan te bieden aan een operator die recht heeft op nationale roaming, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. § 2. Het Instituut neemt de maatregelen aan binnen zes maanden na de ontvangst van het verzoek van de operator die recht heeft op nationale roaming. § 3. Het in paragraaf 2 vermelde verzoek kan enkel uitgaan van een operator die zijn dekkingsverplichtingen krachtens artikel 11 naleeft. § 4. Behoudens andersluidend akkoord treedt een overeenkomst van nationale roaming tussen een operator die recht heeft op nationale roaming en een operator die nationale roaming moet aanbieden slechts in werking vanaf het ogenblik dat de uitrol van het netwerk van de operator die recht heeft op nationale roaming minstens 20% van de bevolking in België bereikt.

Deze dekkingsgraad wordt door het Instituut onderzocht op basis van de bepalingen van artikel 11, paragrafen 4 tot 6. § 5. Behoudens andersluidend akkoord is de operator die nationale roaming moet aanbieden in het kader van een overeenkomst van nationale roaming met een operator die recht heeft op nationale roaming niet gehouden om nationale-roamingdiensten te verstrekken in die geografische gebieden waar de operator die recht heeft op nationale roaming een eigen netwerk heeft uitgebouwd. § 6. Behoudens andersluidend akkoord omvatten de diensten die het voorwerp uitmaken van een overeenkomst van nationale roaming tussen een operator die recht heeft op nationale roaming en een operator die nationale roaming moet aanbieden, alle elektronische-communicatiediensten die worden aangeboden met alle frequenties onder 3 GHz waarvoor de operator over gebruiksrechten beschikt krachtens artikel 18 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie. § 7. Geen van de maatregelen die worden opgelegd door het Instituut is van toepassing na de periode van acht jaar die ingaat vanaf het begin van de geldigheid van de gebruiksrechten van de operator die recht heeft op nationale roaming. Uitzonderingen op de acht jaar worden verleend door het Instituut, als de dekkingsgraad bedoeld in artikel 11 § 2 omwille van overmacht niet gerespecteerd kan worden na 8 jaar. § 8. Indien na het afsluiten van een overeenkomst van nationale roaming met tussenkomst van het Instituut krachtens dit artikel een operator die recht heeft op nationale roaming over een andere overeenkomst van nationale roaming onderhandelt en deze afsluit met een andere operator die nationale roaming moet aanbieden, dan wordt de eerste overeenkomst van nationale roaming die tot stand kwam na tussenkomst van het Instituut de dag na de kennisgeving door het Instituut aan de partijen bij het contract inzake nationale roaming beëindigd, behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen bij die eerdere overeenkomst van nationale roaming.

Indien het Instituut vaststelt dat de operator die recht heeft op nationale roaming zijn dekkingsverplichtingen krachtens artikel 11 niet naleeft, dan wordt de overeenkomst van nationale roaming die tot stand kwam na tussenkomst van het Instituut de dag na de kennisgeving door het Instituut aan de partijen bij het contract inzake nationale roaming beëindigd, behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen bij deze overeenkomst van nationale roaming. § 9. De retail-minusprijs staat voor de prijs die de operator die nationale roaming moet aanbieden, aanrekent aan zijn klanten voor het verlenen van een dienst, na aftrek van die kosten die niet gemaakt worden wanneer dezelfde dienst wordt aangeboden aan een operator die recht heeft op nationale roaming, en na toevoeging van die kosten die redelijkerwijs enkel gemaakt worden om diensten van nationale roaming aan te bieden.

De retail-minusprijs wordt uitgedrukt als een eenheidstarief, gebaseerd op gemiddelde retailprijzen.

Bij het bepalen of beoordelen van de retail-minusprijs houdt het Instituut ook rekening met de kosten voor de inhoud of andere componenten met toegevoegde waarde die niet verschaft worden aan de klanten van de operator die recht heeft op nationale roaming.

De retailprijs van de operator die nationale roaming moet aanbieden, bestaat uit de gemiddelde werkelijke inkomsten uit verbindingen, huur en gesprekken voor de diensten aangeboden. Deze prijs kan eventueel apart berekend worden voor verschillende diensten, zoals nationale en internationale gesprekken en tijdens of buiten piekuren.

De gemiddelde werkelijke inkomsten worden berekend op basis van de totale inkomsten van de operator die nationale roaming moet aanbieden.

Het Instituut beslist om vaste kosten, die de operator moet maken om de nationale roaming mogelijk te maken, op te nemen in een overeenkomst van nationale roaming nadat het de rechtvaardiging en de gevolgen ervan grondig heeft onderzocht. HOOFDSTUK 9. - ASTRID

Art. 14.§ 1. In uitvoering van artikel 106, § 4 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie moet iedere 700 MHz-operator ten behoeve van het algemeen belang inzake de organisatie van de radiocommunicatie voor PPDR van de hulp- en veiligheidsdiensten uiterlijk twee jaar na het verkrijgen van gebruiksrechten overeenkomstig dit besluit op eigen kosten nationale PPDR-roaming aanbieden aan ASTRID. Daartoe moet de 700 MHz-operator voor de volledige gebruikersgroep zoals opgenomen in het ASTRID-beheerscontract volgende in 3GPP gestandaardiseerde mechanismes en diensten ondersteunen: 1° verbindingen tot stand brengen met elke eindgebruiker van een vast of mobiel openbaar telefoonnetwerk in België of in het buitenland;2° toegang te krijgen tot de diensten en toepassingen die worden aangeboden op de openbare netwerken voor datatransport, in het bijzonder op het internet;3° de functionaliteiten MCPTT (Mission Critical Push to Talk), MCVideo (Mission Critical Video) en MCData (Mission Critical Data) ondersteunen zoals ontwikkeld door de 3GPP;4° de mechanismen van prioriteit en pre-emptie ondersteunen ten behoeve van de ASTRID-gebruikers zoals: a) QCIs (QoS Class Identifiers);b) Reservatie van minimaal 3 ARP (Allocation and Retention Priority) waarden;c) Access Class Barring en de bijhorende reservatie van enkele specifieke Access Class waarden (minimaal de klassen 12 en 14); De in 3GPP gestandaardiseerde mechanismes en diensten zoals opgenomen in het voormelde lid onder 1° tot en met 4° kunnen, op gezamenlijk voorstel van ASTRID en de 700 MHz-operatoren en na advies van het Instituut over de technische haalbaarheid en de noodzakelijkheid van de beoogde onderliggende functionaliteiten van dit voorstel, verder bepaald worden in een besluit van de minister van Telecommunicatie en de minister van Binnenlandse Zaken dat de technische specificaties en de frequentiebanden die ondersteund moeten worden, vastlegt. § 2. Teneinde te voldoen aan de specifieke voorwaarden inzake radiodekking, robuustheid, veiligheid, beschikbaarheid en eventueel andere noodzakelijke elementen vereist voor radiocommunicatie voor PPDR kunnen de minister van Telecommunicatie en de minister van Binnenlandse Zaken, na advies van het Instituut omtrent de technische haalbaarheid en operationele noodzakelijkheid ervan, een of meerdere 700 MHz-operatoren verplichten ASTRID de bijzondere PPDR-maatregelen aan te bieden die minimaal nodig zijn om de hulp- en veiligheidsdiensten te ondersteunen. § 3. Voor het aanbieden van bijzondere PPDR-maatregelen aan ASTRID kunnen alle frequenties worden gebruikt waarvoor de 700 MHz-operator krachtens artikel 18 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie over gebruiksrechten beschikt, evenals alle bestaande en toekomstige technologieën die de operator voor zijn netwerk of dienstverlening aanwendt. § 4. Het Instituut bepaalt de berekeningsmodus voor de prijs die een 700 MHz-operator aan ASTRID mag factureren voor het aanbieden van bijzondere PPDR-maatregelen vermeld in § 2 van dit artikel, en voor het spraak-, sms- en dataverbruik ten behoeve van de radiocommunicatie voor PPDR van de hulp- en veiligheidsdiensten.

Bij de bepaling van de prijs voor de bijzondere PPDR-maatregelen houdt het Instituut rekening met de door de 700 MHz-operator hiervoor gemaakte werkelijke en aangetoonde kosten en een redelijke winstmarge.

Bij de bepaling van de prijs voor het spraak-, sms- en dataverbruik kunnen de kosten van de implementatie en ondersteuning van nationale PPDR-roaming ten behoeve van ASTRID, zoals begrepen in § 1 van dit artikel niet in rekening worden gebracht door de 700 MHz-operator. HOOFDSTUK 1 0. - Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten Afdeling 1. - Hergroepering van procedures

Art. 15.Het Instituut kan beslissen om de procedure voor toekenning van de gebruiksrechten waarin dit besluit voorziet en de procedure voor toekenning van de gebruiksrechten waarin het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz voorziet, samen te voegen tot één enkele gunningsprocedure. Afdeling 2. - Kandidatuur

Art. 16.Een operator die gebruiksrechten wil verwerven, dient zijn kandidatuur in in de vorm en volgens de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden vastgesteld.

Art. 17.§ 1. De kandidaat blijft gebonden door zijn kandidatuur vanaf de indiening ervan tot: 1° hem gebruiksrechten worden toegewezen, of;2° hij zich op regelmatige wijze terugtrekt uit de procedure tot toekenning van gebruiksrechten, of;3° hij wordt uitgesloten van de procedure. § 2. De kandidaat mag geen enkele wijziging aanbrengen aan zijn kandidatuur na de indiening ervan. § 3. De kandidaat is verplicht het Instituut onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen van gebeurtenissen en feiten die een invloed hebben of zouden kunnen hebben op de verklaringen die de kandidaat aflegde overeenkomstig artikel 19.

Art. 18.§ 1. De kandidaatstelling gebeurt als volgt: 1° tussen 9 en 17 uur op werkdagen, en uiterlijk op de datum en het uur zoals bepaald door het Instituut en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;2° bij het Instituut, tegen ontvangstbewijs;3° in twee exemplaren, met aanduiding van een origineel exemplaar, ondertekend door de gemachtigde vertegenwoordigers van de kandidaten. § 2. In de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad duidt het Instituut aan welke frequentieblokken zoals vermeld in artikel 4, § 1, zijn betrokken.

Art. 19.§ 1. De kandidatuur bevat de volgende informatie: 1° het telefoon- en faxnummer in de EU waarop de kandidaat op werkdagen, tussen 8 en 19 uur, bereikt kan worden en het adres dat voor deze procedure geldt als het officiële adres van de kandidaat met de bedoeling er documenten af te leveren, kennisgevingen te doen geworden en betekeningen te verrichten;2° de namen, titels, hoedanigheden en handtekeningen van minstens één persoon die wettelijk bevoegd is om de kandidaat ten volle te vertegenwoordigen krachtens de wet of de statuten van de kandidaat voor alle handelingen die verband kunnen hebben met de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten;3° de statuten van de kandidaat of, bij gebreke daarvan, equivalente documenten die de werking van de kandidaat regelen;4° het bewijs, of indien een dergelijk bewijs niet uitgereikt wordt in het land waar de zetel van de kandidaat gevestigd is, een verklaring onder ede dat de kandidaat: a) niet in staat van faillissement of van vereffening of een gelijkaardige toestand verkeert, en;b) geen aangifte van faillissement heeft gedaan en niet betrokken is in een procedure van vereffening of van gerechtelijk akkoord of in een soortgelijke procedure volgens een buitenlandse regelgeving;5° een gedetailleerd, duidelijk en volledig overzicht van de aandeelhoudersstructuur van de kandidaat;6° het bewijs van de betaling van het bedrag zoals bedoeld in artikel 20;7° het bankrekeningnummer van de kandidaat waarop het bedrag bedoeld in artikel 23 of 47, § 4, kan worden teruggestort;8° de technische norm of technologie die de kandidaat van plan is te gebruiken;9° het bewijs van kennisgeving overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie. § 2. Het Instituut legt het formaat vast dat de kandidaturen moeten naleven.

Art. 20.§ 1. De kandidaat betaalt een bedrag van 5 miljoen euro. Deze waarborg wordt uiterlijk op de datum van indiening van de kandidaturen onvoorwaardelijk, onherroepelijk, in opeisbare sommen en in euro, ten voordele van de Belgische Staat gestort bij de Nationale Bank van België, op een rekening bekendgemaakt door het Instituut. § 2. De waarborg brengt interest op tegen de rentevoet van de depositofaciliteit van de Europese Centrale Bank. De interesten worden gekapitaliseerd op de laatste werkdag van het Europees betalingssysteem TARGET van elke maand. De waarborg van de kandidaten die gebruiksrechten verkrijgen, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de gebruiksrechten aanvangen. De waarborg van de kandidaten die geen gebruiksrechten verkrijgen, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop hij wordt teruggestort. Afdeling 3. - Onderzoek van de kandidaturen

Art. 21.Indien meerdere kandidaten deel uitmaken van eenzelfde relevante groep ten opzichte van een kandidaat, dan wordt slechts één toegelaten tot de procedure.

De betrokken kandidaten kiezen, op verzoek van het Instituut, de persoon uit hun midden die zal deelnemen aan de procedure.

Bij gebrek aan een dergelijke keuze worden alle betrokken kandidaten uitgesloten uit de procedure.

Art. 22.Het Instituut neemt een beslissing over de ontvankelijkheid van elke ingediende kandidatuur krachtens de artikelen 18, 19, 20 en 21.

Het Instituut brengt de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van zijn kandidatuur ter kennis van elke kandidaat.

Het Instituut deelt tegelijk aan de ontvankelijk bevonden kandidaten de fictieve identiteit van de ontvankelijk bevonden kandidaten mee. In het geval van de in artikel 15 bedoelde hergroepering meldt het Instituut ook aan de ontvankelijk bevonden kandidaten de fictieve identiteit van de ontvankelijk bevonden volledige kandidaten en de fictieve identiteit van de ontvankelijk bevonden beperkte kandidaten voor de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten in het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz.

Art. 23.De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de onontvankelijk bevonden kandidaten wordt teruggestort op de rekening die werd meegedeeld overeenkomstig artikel 19, § 1, 7°. Afdeling 4. - Nieuwkomer

Art. 24.In voorkomend geval wordt de kandidaat die het hoogste regelmatige bod bezit voor het perceel dat bedoeld is in artikel 25, eerste lid, 4°, van het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de banden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz, geacht de kandidaat te zijn die het hoogste regelmatige bod bezit voor het frequentieblok bedoeld in artikel 25, eerste lid, 4°, van hetzelfde besluit. Het Instituut brengt er het geheel van de ontvankelijk bevonden kandidaten van op de hoogte. Afdeling 5. - Procedure

Onderafdeling 1. - Algemeen

Art. 25.Het Instituut bepaalt de wijze van communicatie tussen het Instituut en de kandidaten tijdens de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten.

Art. 26.Alle kandidaten onthouden zich van elke gedraging of bekendmaking die het goede en ordelijke verloop van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten verstoort.

Art. 27.Alle kandidaten onthouden zich, op straffe van uitsluiting van de kandidatuur, van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en van afspraken met andere kandidaten en van elke andere handeling die de uitkomst van de procedure kan beïnvloeden of die afbreuk kan doen aan de mededinging tijdens de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten.

Art. 28.Het Instituut staat in voor het ordelijk verloop en de praktische organisatie van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Hiertoe kan het Instituut alle nodige maatregelen treffen.

Art. 29.§ 1. Het Instituut stelt de inbreuken vast die leiden tot nietigheid van het bod of uitsluiting van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Het Instituut beslist in elk geval tot uitsluiting van de kandidaat indien de kandidaat een inbreuk maakt op artikel 27. § 2. Bovendien dient het Instituut in dit geval eveneens klacht in bij de bevoegde mededingingsautoriteiten en legt het klacht met burgerlijke partijstelling neer bij de bevoegde onderzoeksrechter.

Art. 30.De procedure tot toekenning van de gebruiksrechten bestaat uit: 1° een veiling, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 31 tot 41, van de frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1, eventueel met uitzondering van het frequentieblok waarvoor een kandidaat het hoogste regelmatige bod heeft uitgebracht overeenkomstig artikel 36, van het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de banden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz;2° een bijkomende ronde, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 42 tot 46, opdat de kandidaten bijkomende biedingen kunnen indienen voor hun voorkeursplaatsen. In afwijking van het eerste lid, 1°, worden de in artikel 4, § 1, vermelde frequentieblokken in geval van de hergroepering bedoeld in artikel 15, geveild in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 44 tot 54 van het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz, tezelfdertijd als de frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1, van het voormelde besluit.

Onderafdeling 2. - Veiling

Art. 31.Voor de aanvang van de toewijzing bij opbod brengt het Instituut de kandidaten de volgende informatie ter kennis: 1° elke relevante informatie die de kandidaat dient te gebruiken om een bod uit te brengen en om te bewijzen dat elke mededeling die hij in het kader van de toewijzing bij opbod doet van hem afkomstig is;2° het tijdstip van begin en einde van de eerste ronde;3° het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de eerste ronde;4° in voorkomend geval, de overige inlichtingen en documenten die de kandidaat nodig heeft om te kunnen deelnemen aan de toewijzing bij opbod.

Art. 32.§ 1. Het Instituut beslist wanneer de opeenvolgende rondes worden georganiseerd en brengt de kandidaten daarvan op de hoogte.

Tijdens elke ronde kan elke kandidaat aan het Instituut het volgende melden: 1° zijn bod of meerdere biedingen, overeenkomstig artikel 33, of;2° zijn beroep op een paskaart, overeenkomstig artikel 36, of;3° zijn terugtrekking uit de bieding, overeenkomstig artikel 37. § 2. Indien een kandidaat die overeenkomstig artikel 33 een bod kan uitbrengen, geen van de drie in de eerste paragraaf vermelde mededelingen doet tijdens de door het Instituut vastgelegde duur van de ronde, dan zal worden aangenomen dat hij gebruik heeft gemaakt van een paskaart indien de betrokken kandidaat nog paskaarten heeft, overeenkomstig artikel 36. Indien de kandidaat geen paskaarten meer heeft en voor geen enkel frequentieblok over het hoogste regelmatige bod beschikt, dan zal worden aangenomen dat hij zich heeft teruggetrokken uit de toewijzing bij opbod bedoeld in artikel 30, 1°.

Art. 33.§ 1. De kandidaat brengt zijn bod uit op de door het Instituut aangegeven wijze en binnen de vastgelegde duur van elke ronde. § 2. Het bod identificeert één enkel, welbepaald frequentieblok. § 3. Het Instituut stelt het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok vast voor de opeenvolgende ronden op basis van de volgende principes: 1° het bedrag van het minimumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met een percentage tussen 0 en 10%;2° het bedrag van het maximumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met een percentage tussen 0 en 50%. § 4. Het bedrag van elk bod voor een frequentieblok bestaat uit een bedrag dat een heel veelvoud is van 10.000 euro. § 5. Het bedrag van het minimumbod in de eerste ronde wordt vastgelegd in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie. § 6. Een kandidaat mag geen bod uitbrengen voor een frequentieblok waarvoor hij het hoogste regelmatige bod heeft. § 7. Het geheel van de biedingen van een kandidaat moet conform de beperkingen opgelegd in artikel 4, § 3, zijn. § 8. Het Instituut legt de regels vast in verband met de activiteit van de kandidaten.

Art. 34.Elke kandidaat is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden tot een andere kandidaat een hoger regelmatig bod uitbrengt voor het frequentieblok.

Art. 35.Uiterlijk op het ogenblik waarop het totale bedrag voor alle biedingen die door de kandidaat zijn gedaan, overeenkomstig artikel 33, een veelvoud van 50 miljoen euro overschrijdt en vanaf 150 miljoen euro verhoogt de kandidaat telkens zijn waarborg met een storting van 2,5 miljoen euro.

Het bewijs van de verhoging van de waarborg komt bij het Instituut toe voor het ogenblik waarop de kandidaat het bod uitbrengt dat aanleiding geeft tot de verhoging van de waarborg. Een bod uitgebracht zonder de vereiste verhoging van de waarborg is nietig.

Art. 36.Elke kandidaat mag een beroep doen op een paskaart als alternatief voor een bod of een terugtrekking. Een kandidaat mag in totaal maximaal driemaal passen tijdens de toewijzing bij opbod bedoeld in artikel 30, 1°.

Art. 37.Elke kandidaat, met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok bedoeld in artikel 30, 1°, mag zich uit de toewijzing bij opbod bedoeld in artikel 30, 1° terugtrekken. Deze terugtrekking is definitief en onherroepelijk.

Art. 38.Indien in een ronde twee of meer kandidaten hetzelfde bod uitbrengen op een gegeven frequentieblok, dan bepaalt het Instituut via loting het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok.

Art. 39.Na elke ronde brengt het Instituut de overblijvende kandidaten de volgende informatie ter kennis: 1° het bedrag van het hoogste regelmatige bod alsook de fictieve identiteit van de kandidaat die het heeft uitgebracht voor elk frequentieblok;2° het tijdstip van begin en einde van de volgende ronde;3° het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de volgende ronde.

Art. 40.De laatste ronde is de ronde waarbij op het einde geen enkele kandidaat het Instituut in kennis stelt van een bod of zijn beroep op een paskaart.

Art. 41.Na afloop van de laatste ronde, bedoeld in artikel 40 stelt het Instituut het hoogste regelmatige bod vast per frequentieblok en deelt het voor elk frequentieblok aan de kandidaten die het hoogste regelmatig bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok mee wat het bedrag van het hoogste regelmatige bod is alsook welke kandidaat dat bod heeft uitgebracht.

Onderafdeling 3. - Positie

Art. 42.Alle kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok mogen binnen een door het Instituut vastgestelde termijn, aan het Instituut een gemeenschappelijk voorstel meedelen voor de positie van de verschillende frequentieblokken.

Indien het Instituut het gemeenschappelijke voorstel aanvaardt, wordt de bijkomende ronde bedoeld in de artikelen 43 tot 46 niet gehouden.

Art. 43.§ 1. Het Instituut stelt een exhaustieve lijst op van de opties voor positionering voor de verschillende frequentieblokken in de frequentiebanden 703-733 MHz en 758-788 MHz. § 2. Alle opties moeten voldoen aan de volgende criteria: 1° alle blokken waarvoor een gegeven kandidaat het hoogste regelmatige bod heeft uitgebracht worden aaneengrenzend geplaatst;2° de blokken waarvoor geen enkel regelmatig bod werd uitgebracht worden in het laagste deel van de frequentiebanden 703-733 MHz en 758-788 MHz geplaatst.

Art. 44.Het Instituut deelt de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok de volgende inlichtingen mee: 1° de lijst van de opties voor positionering van de verschillende frequentieblokken;2° het moment van het begin en het einde van de bijkomende ronde, tijdens welke de kandidaten hun bijkomende biedingen met betrekking tot de positionering van de frequentieblokken kunnen doen.

Art. 45.§ 1. Tijdens de bijkomende ronde kan elke kandidaat een of meer bijkomende biedingen doen conform § 2. § 2. Elk bijkomend bod identificeert een bepaalde optie.

Het bedrag van het bod mag nul zijn en is niet beperkt.

Art. 46.§ 1. Na de bijkomende ronde berekent het Instituut voor elke optie de som van de bijkomende biedingen uitgebracht voor deze optie. § 2. De gekozen optie is deze waarvoor de som van de uitgebrachte bijkomende biedingen het hoogste is.

Indien een of meer opties dezelfde grootste som van de uitgebrachte bijkomende biedingen hebben, bepaalt het Instituut via loting de gekozen optie. Afdeling 6. - Toekenning van de gebruiksrechten

Art. 47.§ 1. Het Instituut kent gebruiksrechten toe aan de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor de verschillende frequentieblokken. § 2. Het Instituut bepaalt de datum van aanvang van de geldigheidsduur van de gebruiksrechten. § 3. Het Instituut deelt elke kandidaat samen met zijn gebruiksrechten het te betalen saldo mee.

Het totale bedrag van de enige heffing is gelijk aan de som van de bedragen van de hoogste regelmatige biedingen uitgebracht door de kandidaat en het bedrag van de bijkomende bieding uitgebracht door de kandidaat met betrekking tot de gekozen opties voor positionering. § 4. De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de kandidaten waaraan geen gebruiksrechten worden toegekend, wordt op hun rekening teruggestort, overeenkomstig artikel 19, § 1, 7°. § 5. In afwijking van § 4 wordt de waarborg niet teruggestort aan kandidaten die geen enkel bod hebben uitgebracht in overeenstemming met: 1° artikel 33 van dit besluit;of 2° artikel 46 van het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de banden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz ;of 3° artikel 28 van het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de banden 900 MHz, 1800 MHz en 2 GHz.

Art. 48.De betalingsmodaliteiten zijn in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie.

Niet-betaling of laattijdige of onvolledige betaling van het saldo van de enige heffing houdt het verval van rechtswege van de gebruiksrechten in. De 700 MHz-operator van wie de gebruiksrechten vervallen zijn verklaard, wordt uitgesloten van iedere kandidatuur in de zin van artikel 16. HOOFDSTUK 1 1. - Slotbepalingen

Art. 49.De minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 november 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, P. DE SUTTER

^