Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 november 2006
gepubliceerd op 01 december 2006

Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer en ministerie van landsverdediging
numac
2006009957
pub.
01/12/2006
prom.
28/11/2006
ELI
eli/besluit/2006/11/28/2006009957/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid van de Grondwet;

Gelet op de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, inzonderheid op artikelen 3 tot 4, 6, 9, § 1, vierde lid en 10, § 5;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van de Federale Overheidsdienst Justitie gegeven op 24 oktober 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, gegeven op 26 oktober 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting gegeven op 27 oktober 2006;

Gelet op het advies nr. 45/2006 van 8 november 2006 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op het beraadslaging van het Ministerieel Comité inlichting en veiligheid van 27 oktober 2006;

Gelet op het advies nr. 41.695/2 door de Raad van State, gegeven op 27 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de hoogdringengeid die bijzonder gemotiveerd is door het feit dat de bepalingen van de wet van 10 juli 2006 inzake de analyse van de dreiging, met uitzondering van de artikelen 1 en 18 die trouwens reeds in werking getreden zijn, op hun beurt op 1 december 2006 in werking zullen treden;

Dat deze essentiële bepalingen voor het grootste deel afhangen van de uitvoeringsmodaliteiten die vastgelegd zijn in dit besluit;

Dat het belangrijk is dat deze nieuwe bepalingen de continuïteit kunnen garanderen tussen de Antiterroristische Gemengde Groep, opgericht bij koninklijk besluit van 17 oktober 1991, en de nieuwe structuur, OCAD genaamd; de Antiterroristische Gemengde Groep is immers een orgaan dat 24 uur op de 24 werkt; aangezien de aard van zijn opdracht is het niet wenselijk dat de operationaliteit van deze dienst onderbroken wordt;

Dat het dus van belang is dat de bepalingen van dit besluit - die de informatiestroom naar het OCAD regelen - op 1 december 2006 in werking treden;

Overwegende dat artikel 8 van de wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, omtrent de dreigingen waarover het OCAD zich moet buigen, van toepassing is;

Overwegende dat het Ministerieel Comité inlichting en veiligheid het nuttig achtte dat de prioritaire assen van de evaluatie opdracht van het OCAD worden bepaald, conform artikel 4 van de wet van 10 juli 2006, bij de opstartfase van het nieuwe orgaan;

Overwegende dat artikel 17 van voornoemde wet bepaalt dat het OCAD in de rechten en de verplichtingen treedt van de Antiterroristische Gemengde Groep en dat het, door deze bepaling, de toegangsrechten behoudt tot de verschillende informatiesystemen van de ondersteunende diensten, waartoe reeds voordien de Antiterroristische Gemengde Groep toegang had; maar dat het past, voor de toekomst de draagwijdte ervan vast te leggen in een koninklijk besluit;

Dat dientengevolge de toegangsrechten tot het Rijksregister van de natuurlijke personen in uitvoering van de artikelen 3, 5 en 15 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, evenals de toegangsrechten tot het repertorium van de voertuigen, in uitvoering van de artikelen 6, § 2, 1°, 11° en 17° van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, worden behouden in afwachting dat het ad hoc sectorieel comité, aangesteld bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, terzake standpunt zou kunnen innemen; Overwegende dat als gevolg van hetzelfde artikel 17, het belangrijk is dat de gegevensbank, toendertijd opgericht in de schoot van de Antiterroristische Gemengde Groep, zo vlug mogelijk te omschrijven door middel van een koninklijk besluit;

Dat de rechtspraak door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, relevant in deze, vereist dat een wetgeving, dewelke een informatiesysteem instelt voor een van de doeleinden bedoeld in artikel 8, § 2, van de Europees verdrag inzake de bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden de grenzen bepaalt van de inmenging van de openbare macht die zij organiseert in het privéleven van de particulieren en met name dat zij de aard preciseert van de informatie die mag verwerkt worden, de categorieën van personen die vatbaar zijn om het voorwerp uit te maken van een verwerking, de omstandigheden waaronder gebruik gemaakt wordt van de verwerking van gegevens en informatie, de te volgen procedure en de bewaringstermijn van de informatie;

Dat het past om de generische doeleinden en de generische categorieën van informatie die bepaald zijn in het artikel 9 van de wet van 10 juli 2006 en die in de gegevensbank van het OCAD worden verwerkt, te verfijnen;

Overwegende dat de doeleinden van de verwerkingen van het OCAD niet mogen verward worden met die van een politiedienst, ook al is het een Europese, zoals Europol, zoals de Commissie voor de bescherming van de private levenssfeer oppert;

Dat deze doeleinden immers per definitie de kans op of het op handen zijn van een dreiging moeten beoordelen, door zich te steunen op het verzamelen en analyseren van informatieve elementen die op lange termijn worden behandeld;

Dat een analyse van de dreiging in ieder geval veronderstelt dat men de historiek van de basis van de samenhang en de oriënteringen onderzoekt en exploiteert van de groep die in aanmerking zou kunnen komen om de oorzaak te zijn van een potentiële dreiging;

Dat een dergelijke dreiging dus veronderstelt dat het OCAD in staat is gedurende een termijn van 30 jaar de informatie die wordt doorgegeven te bewaren;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister van Mobiliteit en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging;2° « het OCAD » : het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse ingesteld in het artikel 5 van de wet;3° « de ondersteunende diensten » : de ondersteunende diensten bedoeld in artikel 2 van de wet;4° « de politiediensten » : de politiediensten zoals bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; 5° « de A.N.G. » : de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. HOOFDSTUK I. - Prioritaire assen van het OCAD

Art. 2.De prioritaire assen van de evaluatieopdracht van het OCAD hebben betrekking op de dreiging die ontstaat uit het terrorisme en het extremisme wanneer zij gericht is tegen : 1° de fysieke integriteit van de personen in België en van de Belgische onderdanen in het buitenland, ongeacht of ze al dan niet beschouwd wordt als kritiek;2° de kritieke nationale infrastructuur, voor zover zij beantwoordt aan een of meerdere volgende criteria : a) de vitale punten, waarvan de stopzetting, neutralisering of vernietiging ernstige uitwerkingen kan hebben op het economisch en sociaal leven van de Natie en op de werking van de overheid;b) de gevoelige punten, essentieel voor de handhaving van de openbare orde, voor de algemene veiligheid van de bevolking en voor het nationaal of internationaal reactiepotentieel bij crisis of conflict;c) de gevaarlijke punten waarvan de fysich-chemische aard of hoeveelheid dusdanig is dat de accidentele of uitgelokte beschadiging of vernietiging onmiddellijk of in de toekomst, ernstige gevolgen voor de bevolking of voor het milieu zou hebben;d) de andere kritieke punten, voor zover zij overeenstemmen met de goederen en instellingen aangewezen door of krachtens de richtlijnen van de Minister van Binnenlandse Zaken in toepassing van het artikel 62, 5°, 6° of 9°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus;3° de gebeurtenissen of de groeperingen zoals gedefinieerd in onderhavig besluit;4° de instellingen en Belgische belangen in het buitenland. HOOFDSTUK II. - De gegevensbank van het OCAD

Art. 3.De specifieke doeleinden van de gegevensbank bestaat in het : 1° te gepasten tijde evalueren van de dreiging;2° identificeren of lokaliseren van de dreiging alsook de personen, de groeperingen, de voorwerpen of de gebeurtenissen die mogelijk een dreiging inhouden;3° identificeren of lokaliseren van de personen, de groeperingen of de voorwerpen die mogelijk het doelwit of het slachtoffer van een dreiging kunnen zijn;4° voorstellen van de historiek van de antecedenten van de personen, de groeperingen en de voorwerpen die mogelijk een dreiging inhouden;5° voorstellen van de historiek van de antecedenten van de personen, de groeperingen en de voorwerpen die het doelwit of het slachtoffer van een dreiging kunnen zijn;6° vergemakkelijken van het nemen van beschermingsmaatregelen door de bevoegde autoriteiten voor de potentiële doelwitten of slachtoffers van dreigingen;7° vergemakkelijken van de analyse van het beheer van de crisis wanneer de dreiging is uitgevoerd of op het punt staat om te worden uitgevoerd;8° toelaten aan het OCAD om, onverwijld, de ondersteunende diensten te verwittigen betreffende de waarschijnlijkheid en de aard van de dreiging.

Art. 4.§ 1. De gegevensbank van het OCAD laat de verwerking toe van de volgende gegevens en informatie : 1° « de personen » : iedere natuurlijke persoon, al dan niet geïdentificeerd, die mogelijk een dreiging inhoudt of ervan het doelwit is;2° « de groeperingen » : iedere instelling of vereniging, feitelijk of in rechte, al dan niet gestructureerd, al dan niet in de tijd gevestigd, die mogelijk een dreiging inhoudt of ervan het doelwit is;3° « de voorwerpen » : ieder goed dat mogelijk : a) gebruikt wordt ter gelegenheid van een activiteit die een dreiging inhoudt of b) het voorwerp uitmaakt van een activiteit die een dreiging inhoudt of c) een belangstellingspunt vormt voor een persoon of een groepering bedoeld in onderhavig artikel;4° « de gebeurtenissen » : iedere willekeurig daad van een persoon of een groepering die een dreiging inhoudt, er mogelijk een veroorzaakt of er het doelwit van is. § 2. De gegevens en informatie met betrekking tot personen die het voorwerp uitmaken van een verwerking in de gegevensbank van het OCAD zijn : 1° de naam, de voornamen, de aliassen;2° in voorkomend geval, het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen;3° het geslacht, de datum en de plaats van geboorte, de nationaliteit;4° het beroep;5° de elementen verbonden aan hun lokalisatie;6° de hoedanigheid waarin de betreffende gegevens het onderwerp zijn van een verwerking als dader, als verdachte of als doelwit van een dreiging;7° in voorkomend geval, de dwangmiddelen waarvan de persoon het voorwerp dient te zijn ter gelegenheid van een controle door de politiediensten. § 3. De gegevens en informatie met betrekking tot groeperingen die het voorwerp uitmaken van een verwerking in de gegevensbank van het OCAD zijn : 1° de naam, en in voorkomend geval, het letterwoord of logo;2° het land van oorsprong;3° het soort activiteiten gepleegd door de groepering;4° de elementen met betrekking tot de lokalisatie ervan;5° de hoedanigheid waarin de betreffende gegevens het voorwerp uitmaken van een verwerking als dader, als verdachte of als doelwit van een dreiging.

Art. 5.§ 1. De gegevens en informatie van de gegevensbank van het OCAD worden bewaard gedurende een termijn van 30 jaar te dateren vanaf de dag van hun registratie. § 2. Na afloop van de termijn bedoeld in § 1, wordt de noodzaak van hun verder bewaring onderzocht op basis van een evaluatie van het directe verband dat zij nog dienen te vertonen met de doeleinden bedoeld in artikel 3.

Dit onderzoek wordt om de 5 jaar, zo dikwijls als nodig, uitgevoerd. § 3. De noodzaak van hun verder bewaring wordt echter onderzocht voor het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1 : 1° indien ter kennis gebracht wordt van het OCAD dat hun aanvankelijke registratie klaarblijkelijk niet gegrond was;2° indien het gaat om gegevens en informatie betreffende een, sinds de datum van hun registratie, overleden persoon;3° indien het gaat om gegevens en informatie betreffende een groepering waarvan een van de leidinggevende personen of een van de ideologische referenten is overleden sinds de datum van hun registratie;4° indien het gaat om gegevens en informatie betreffende een groepering waarvan de ontbinding, sinds de datum van hun registratie ter kennis werd gebracht van het OCAD;5° indien het gaat om gegevens en informatie betreffende een persoon, een groepering of een gebeurtenis verbonden met een Staat waarvan de institutionele structuur een significante wijziging heeft gekend sinds hun registratie. § 4. De directeur van het OCAD beslist over de uitwissing op basis van de evaluatie bedoeld in § 2.

Art. 6.§ 1. De in de gegevensbank van het OCAD geregistreerde gegevens en informatie zijn uitsluitend toegankelijk voor de leden van het OCAD die hun behoefte om er te weten staven in het kader van de uitoefening van een van hun opdrachten. § 2. De draagwijdte van de toegang van ieder lid van het OCAD tot de gegevensbank wordt gemoduleerd in functie van de hoedanigheid van de functie die hij bekleedt in de schoot van het OCAD. De directeur van het OCAD bepaalt voor zijn personeel de gebruiksprofielen van de gegevensbank van het OCAD. § 3. De machtigingen voor toegang bedoeld in onderhavig artikel worden toegekend aan ieder lid van het OCAD door de directeur van het OCAD en onder zijn verantwoordelijkheid. § 4. De registratie van iedere toegang tot de gegevensbank door een personeelslid wordt, onder meer met het oog van interne controle, bewaard gedurende een periode van 30 jaar. HOOFDSTUK III. - De mededeling van informatie tussen het OCAD of de ondersteunende diensten en de regeringsautoriteiten

Art. 7.Wanneer een evaluatie zoals bedoeld in artikel 8, 1°, van de wet gevraagd wordt door een lid van de regering, levert het OCAD deze binnen de maand van de aanvraag, behoudens indien de aanvrager een andere termijn preciseert.

Art. 8.Overeenkomstig het niveau van dringendheid toegekend door het OCAD of door de regeringsautoriteit, zullen de evaluaties bedoeld in artikel 10, § 2, van de wet zo vlug mogelijk meegedeeld worden en binnen een maximale termijn van 24 uur indien zij voorzien zijn van de vermelding « FLASH », binnen een maximale termijn van 3 dagen indien zij voorzien zijn van de vermelding « DRINGEND », binnen een maximale termijn van 10 dagen indien zij voorzien zijn van de vermelding « ROUTINE » en binnen een maximale termijn van 30 dagen indien zij voorzien zijn van de vermelding « NIET DRINGEND ».

Art. 9.Het halfjaarlijks evaluatieverslag bedoeld in artikel 10, § 4, van de wet evalueert de activiteiten en de strategische doelstellingen van het OCAD en slaat minstens op de volgende aspecten : 1° het organigram van het OCAD met de aanduiding van zijn effectief aan personeel;2° een verslag van de uitgevoerde activiteiten;3° de te overwegen verbeteringen, met name op het vlak van de werkingsprincipes en -methodes;4° in voorkomend geval, voorstellen inzake de uitbreiding van de opdrachten of inzake de aanduiding van nieuwe ondersteunende diensten.

Art. 10.Iedere ondersteunende dienst maakt aan het Ministerieel Comité inlichting en veiligheid de lijst over van de internationale rechtsnormen die betrekking hebben op zijn verplichting om informatie mede te delen of uit te wisselen in de uitvoering van zijn opdrachten. HOOFDSTUK IV. - De uitwisseling van gegevens en informatie, van inlichtingen en van evaluaties tussen het OCAD en de ondersteunende diensten

Art. 11.§ 1. Iedere ondersteunende dienst duidt in zijn schoot een centraal contactpunt aan dat belast is met : 1° de uitwisseling van inlichtingen met het OCAD;2° de efficiënte verspreiding van deze inlichtingen binnen de ondersteunende dienst waarvan het afhangt;3° het waken over de ambtshalve mededeling en binnen de kortste termijn aan het OCAD van alle inlichtingen waarover de ondersteunende dienst waarvan het afhangt beschikt in het kader van de wettelijke opdrachten en dat relevant blijkt voor de goede uitvoering van de opdrachten van het OCAD. § 2. Iedere aanvraag, bedoeld in onderhavige artikel, tussen het OCAD en een ondersteunende dienst is systematisch het voorwerp van een automatische bevestiging of van een ontvangstbevestiging die de antwoordtermijnen, bedoeld in onderhavig artikel, doet lopen. § 3. Ieder centraal contactpunt van de ondersteunende diensten deelt aan het OCAD alle relevante inlichtingen mee waarover het beschikt, binnen een maximale termijn van 24 uur voor de aanvragen die voorzien zijn van de vermelding « FLASH », van 3 dagen voor de aanvragen voorzien van de vermelding « DRINGEND », van 10 dagen voor de aanvragen voorzien van de vermelding « ROUTINE » en van 30 dagen voor de aanvragen voorzien van de vermelding « NIET DRINGEND ». § 4. De door de ondersteunende diensten, op vraag van het OCAD, meegedeelde inlichtingen slaan op : 1° de persoon, de groepering, het voorwerp of de gebeurtenis die het voorwerp is van de analyse;2° de historiek van de feiten of incidenten met nationale of internationale draagwijdte, die betrekking hebben gehad op de persoon, de groepering, het voorwerp of de gebeurtenis die het voorwerp is van de analyse;3° de actuele plaatselijke situatie of, eventueel, de door opposanten geuite dreigingen of de geplande acties ten aanzien van de persoon, de groepering, het voorwerp of de gebeurtenis die het voorwerp is van de analyse. § 5. Overeenkomstig het niveau van dringendheid toegekend door het OCAD in het geval van de evaluaties bedoeld in artikel 10, § 2, van de wet en door de betrokken ondersteunende diensten in het geval van de evaluaties bedoeld in artikel 10, § 3, van de wet, zullen de voornoemde evaluaties zo vlug mogelijk meegedeeld worden en binnen een maximale termijn van 24 uur indien zij voorzien zijn van de vermelding « FLASH », binnen een maximale termijn van 3 dagen indien zij voorzien zijn van de vermelding « DRINGEND », binnen een maximale termijn van 10 dagen indien zij voorzien zijn van de vermelding « ROUTINE » en binnen een maximale termijn van 30 dagen indien zij voorzien zijn van de vermelding « NIET DRINGEND ».

De onderhavige paragraaf is niet van toepassing op de informatie onder embargo overeenkomstig de procedure bedoeld in artikelen 11 en 12 van de wet. § 6. Iedere evaluatie zal het niveau van de dreiging bepalen door zich te steunen op een beschrijving van de ernst en de waarschijnlijkheid van het gevaar of van de dreiging.

De verschillende dreigingsniveaus zijn : 1° het « Niveau 1 of LAAG » indien blijkt dat de persoon, de groepering of de gebeurtenis die het voorwerp uitmaakt van de analyse niet bedreigd is;2° het « Niveau 2 of GEMIDDELD » indien blijkt dat de dreiging tegen de persoon, de groepering of de gebeurtenis die het voorwerp uitmaakt van de analyse weinig waarschijnlijk is;3° het « Niveau 3 of ERNSTIG » indien blijkt dat de dreiging tegen de persoon, de groepering of de gebeurtenis die het voorwerp uitmaakt van de analyse mogelijk en waarschijnlijk is;4° het « Niveau 4 of ZEER ERNSTIG » indien blijkt dat de dreiging tegen de persoon, de groepering of de gebeurtenis die het voorwerp uitmaakt van de analyse ernstig en zeer nabij is. § 7. Een beveiligd en gecodeerd communicatie- en informatiesysteem wordt ingevoerd ten einde de communicatiesnelheid tussen het OCAD en de ondersteunende diensten te vergemakkelijken.

De functionele autoriteit van dit systeem die de verantwoordelijkheid van haar beveiliging waarneemt, is de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht.

De Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht duidt een verantwoordelijke aan belast met het : 1° waken over het dagelijkse beheer van de veiligheid van het systeem;2° opstellen van een veiligheidsplan voor het informatiesysteem die gehomologeerd moet worden door de Nationale Veiligheidsoverheid. Iedere ondersteunende dienst duidt een veiligheidsofficier aan, beslast met het dagelijkse beheer van het lokale deel van het systeem, overeenkomstig de regels voorgeschreven in het plan bedoeld in derde lid. § 8. Iedere mededeling van geclassificeerde inlichtingen tussen het OCAD en de ondersteunende diensten gebeurt overeenkomstig de vereisten voorzien in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.

Art. 12.§ 1. Met het oog op de uitvoering van een opdracht voorzien door of krachtens de wet, zijn de personeelsleden van het OCAD die afkomstig zijn uit de politiediensten en die het behoeven te weten aantonen, toegelaten inzage te hebben tot de informatie geregistreerd in de A.N.G. De toegang tot de informatie geregistreerd in de A.N.G. wordt toegezegd aan de andere personeelsleden van het OCAD in functie van de dienstnoodwendigheid, voorafgaandelijk gedefinieerd door de directeur van het OCAD en nadat zij de noodzakelijke kennis hebben verworven.

De lijst van de personeelsleden van het OCAD, aangewezen overeenkomstig onderhavig artikel, evenals zijn latere wijzigingen, worden systematisch overgemaakt aan de politieambtenaren belast met het beheer van de A.N.G. § 2. De informatie van de A.N.G. tot welke de personeelsleden van het OCAD toegang hebben zijn deze, die toegankelijk zijn voor de personeelsleden die opzoekingen kunnen uitvoeren zowel met een gerechtelijke politie finaliteit, als met een finaliteit van bestuurlijke politie. § 3. De toegang tot de informatie bedoeld in onderhavig artikel gebeurt via een geautomatiseerde verbinding tot de A.N.G. De registratie van iedere toegang tot de A.N.G. door een personeelslid van het OCAD wordt, met het oog op interne controle, bewaard bij de dienst belast met het beheer van de A.N.G. gedurende een periode van 5 jaar. § 4. Iedere latere mededeling van de informatie bedoeld in onderhavig artikel is verboden behoudens aan de politiediensten, de gerechtelijke autoriteiten en de autoriteiten van bestuurlijke politie.

Art. 13.De eventuele modaliteiten betreffende de toegang, door de personeelsleden van het OCAD afkomstig uit een andere ondersteunende dienst bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet, tot de geregistreerde informatie in de informatiesystemen van de diensten waarvan zij afkomstig zijn, worden gezamelijk bepaald door de Minister van Justitie, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister die het gezag uitoefent over de voornoemde ondersteunende dienst.

Art. 14.Onverminderd de bevoegdheden van de gerechtelijke autoriteiten om maatregelen van gerechtelijke politie te treffen, worden de beschermingsmaatregelen bedoeld in artikel 8, 1° en 2°, van de wet die, in voorkomend geval, noodzakelijk blijken, beslist in de schoot van de Algemene Directie Crisiscentrum.

De toegang tot de gegevensbank betreffende de kritieke nationale infrastructuur en beheerd door de Commissie voor de Nationale Verdediging Vraagstukken wordt toegekend aan het OCAD overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij een protocolakkoord afgesloten tussen de directeur-generaal van de Algemene Directie Crisiscentrum en de directeur van het OCAD. HOOFDSTUK V. - Modaliteiten van de embargoprocedures

Art. 15.De toepassing van de procedure bedoeld in artikelen 11 en 12 van de wet maakt formeel het voorwerp uit van een verklaring tijdens de mededeling van de inlichtingen bedoeld in de artikelen 11, eerste lid en 12, eerste lid, van de wet.

Met het oog op de gezamenlijke beslissing bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet, worden de inlichtingen waarvan de verspreiding onderworpen is aan een voorbehoud, krachtens de internationale rechtsnormen bedoeld in het artikel 6 van de wet enkel in aanmerking genomen in de evaluatie indien de brondienst geraadpleegd door het betrokken diensthoofd, uitdrukkelijk zijn akkoord verleent omtrent de vorm, de inhoud, de verspreiding en de classificatiegraad van zijn zending.

Wanneer de brondienst zijn akkoord verleent mogen de in beschouwing genomen inlichtingen hun oorsprong niet onthullen.

Indien de brondienst na raadpleging zijn akkoord niet heeft gegeven, worden de inlichtingen enkel en alleen geïntegreerd in de evaluatie bestemd voor de ondersteunende dienst die de inlichtingen leverde aan de directeur van het OCAD. Iedere latere mededeling van deze inlichtingen aan een andere autoriteit of dienst is verboden.

De andere geadresseerde autoriteiten ontvangen enkel een gemoduleerde evaluatie in functie van wat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke opdrachten. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 16.Onderhavig besluit treedt in werking op 1 december 2006.

Art. 17.Onze Eerste Minister, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 28 november 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^