Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 januari 2019
gepubliceerd op 31 januari 2019

Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies van de hoven en rechtbanken

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2019010590
pub.
31/01/2019
prom.
28/01/2019
ELI
eli/besluit/2019/01/28/2019010590/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 JANUARI 2019. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies van de hoven en rechtbanken


VERSLAG AAN DE KONING I. Inleiding Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan de handtekening van Uwe Majesteit voor te leggen beoogt in de eerste plaats uitvoering te geven aan de nieuwe artikelen 288 en 288bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, zoals die artikelen luiden na de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen.

De bepaling onder 3° van de Omzendbrief van 21 december 2018 betreffende de lopende zaken luidt: "3° De zaken waarvoor geen nieuw initiatief van de Regering is vereist en die met het oog op de continuïteit van het gezag door de Uitvoerende Macht moeten worden behandeld, omdat anders een voor de burgers nadelig vacuüm zou ontstaan, moeten worden voortgezet.

Het blijft steeds mogelijk om, na het inwinnen van het advies van de Raad van State, reglementaire teksten te finaliseren waarvan de voorbereiding aangevat werd lang vóór de kritieke periode, en die na sectorale onderhandelingen, enerzijds, geleid hebben tot de ondertekening van een protocolakkoord en, anderzijds, geleid hebben tot een akkoord van de bevoegde Ministers, in het bijzonder in het raam van de administratieve en budgettaire controle".

Onderhavig besluit is noodzakelijk voor de uitvoering van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten, die op 1 februari 2019 in werking treedt. Indien de modaliteiten voor de betaling van de rolrechten niet bepaald zijn, zullen de rechtszoekenden niet in staat zijn zich hiervan te kwijten, wat een nadelig gevolg zou hebben voor hen, aangezien het goede verloop van de beroepsprocedure gekoppeld is aan de voorafgaande betaling van de rolrechten. Het is daarom van essentieel belang dat dit besluit vóór 1 februari 2019 wordt aangenomen en gepubliceerd.

Bovendien werd de tekst van dit besluit voorbereid en het advies van de Raad van State gevraagd vóór de kritieke periode, in dit geval op 26 november 2018, en het werd goedgekeurd door de bevoegde Ministers, in het bijzonder in het kader van de administratieve en budgettaire controle.

Dit besluit maakt dus deel uit van de lopende zaken.

II. Inhoud Artikel 288 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vormt de grondslag voor de regeling bij in ministerraad overlegd koninklijk besluit van de rechtstreekse inning en invordering van de rolrechten door de Federale Overheidsdienst Financiën bij de uiteindelijke schuldenaars van die rechten. Tot de inwerkingtreding van de hiervoor genoemde wet werden de rolrechten door de eiser betaald aan de griffier onder de vorm van een provisie op het ogenblik van de rolstelling. Door de verschuiving van het opeisbaar worden van de rolrechten naar het tijdstip van het vonnis of het arrest, worden de rolrechten niet meer vóór de aanvang van het geding maar na de afloop ervan geïnd. Voortaan heeft de griffier dus geen actieve rol meer bij de inning van de rolrechten, afgezien van het inbrengen van de gegevens in de applicatie waaruit de Federale Overheidsdienst Justitie de datasets zal halen die nodig zijn om de Federale Overheidsdienst Financiën toe te laten de rechten te innen.

Artikel 288bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten laat toe om bij koninklijk besluit de boete te bepalen die zal verschuldigd zijn in geval van laattijdige betaling van de rolrechten.

Die uitvoeringsbepalingen vinden hun logische plaats in het Koninklijk besluit van 13 december 1968 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies der hoven rechtbanken. Dat Koninklijk besluit regelt: 1° de overlegging door de griffiers van de hoven en rechtbanken van de vonnissen en arresten op het registratiekantoor (nu kantoor Rechtszekerheid) met het oog op de heffing en inning door dat kantoor van de registratierechten op die vonnissen en arresten (veroordelingsrecht en titelrecht);2° de heffing en inning van de griffierechten;3° het houden van de registers, boeken en documenten in de griffies. Dit koninklijk besluit werd sedert 1968 echter niet systematisch aangepast aan de evolutie in de wetgeving. Die evolutie heeft de afschaffing meegebracht van heel wat griffierechten en ook wijzigingen gebracht aan de bevoegdheid of benaming van bepaalde rechtbanken en hoven en van bepaalde administratieve diensten van de Federale overheidsdienst Financiën waarvan sprake in het besluit. Bovendien worden de registers en boeken, waarvan het houden in de griffies door het besluit worden voorgeschreven, niet meer op papieren dragers maar onder elektronische vorm gehouden.

In plaats van het Koninklijk besluit van 1968 door middel van talrijke wijzigingsbepalingen te updaten wordt er voor geopteerd om dat Koninklijk besluit op te heffen en te vervangen door een nieuw koninklijk besluit.

Het ontwerp van nieuw koninklijk besluit herneemt de structuur van het op te heffen koninklijk besluit (dat hierna het oude besluit wordt genoemd).

Hoofdstuk I van het nieuwe besluit herneemt onder geüpdatete vorm de nog van toepassing zijnde bepalingen van het oude besluit. Vermits dit hoofdstuk de mededeling betreft van arresten en vonnissen die registratierechten kunnen opeisbaar maken, wordt de mededelingsplicht beperkt tot die akten (cf. weglating van "de andere akten van rechters"), met dien verstande dat met "arresten en vonnissen" in artikel 1 in principe ook de "beschikkingen"," beslissingen" enz... worden bedoeld die in wezen de aard hebben van een vonnis of arrest maar die in het Gerechtelijk Wetboek met die bijzondere termen worden aangeduid.

Titel II van het nieuwe besluit wordt anders dan in het oude besluit opgesplitst in twee afdelingen: de ene betreffende de rolrechten en de andere betreffende de opstel- en expeditierechten.

De eerste afdeling betreffende de rolrechten bevat de uitvoeringsbepalingen inzake de artikelen 288 en 288bis van het Wetboek van registratie-hypotheek- en griffierechten waarvan hiervoor sprake.

Artikel 3 somt de gegevens op die de Federale Overheidsdienst Justitie moet mededelen aan de Federale Overheidsdienst Financiën opdat deze de inning en invordering van de rolrechten zou kunnen doen.

Artikel 4 bevat de regels inzake het betalingsbericht waarbij de belastingschuldigen zullen worden uitgenodigd de verschuldigde betaling binnen de daarvoor bepaalde termijn te voldoen. Omdat de betaling van het rolrecht verschuldigd voor de eerste aanleg vereist is voor de behandeling van het beroep, wordt in artikel 4 benadrukt dat de Federale Overheidsdienst Financiën het betalingsbericht "onverwijld" moet versturen.

De Raad van State heeft twee opmerkingen geformuleerd bij artikel 4 van het ontwerp van besluit.

Het eerste lid van dat artikel bepaalt dat de FOD Financiën het betalingsbericht "onverwijld" moet verzenden. De Raad van State vindt dat woord onnauwkeurig en stelt dat het moet vervangen worden door een meer precieze formulering. Het is echter niet de bedoeling van de regering om een precieze termijn te bepalen waarbinnen het betalingsbericht moet verstuurd worden, laat staan dergelijke termijn de aard te geven van een vervaltermijn. Het geautomatiseerde verwerkingssysteem laat toe het betalingsbericht op de post te doen binnen de twee dagen na de overmaking van de data door Justitie. Er dient echter ook rekening gehouden worden met weekends en brugdagen en met de mogelijkheid van technische storingen in het systeem. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden is de verzending dus zeker binnen de week mogelijk. De expliciete opdracht om het betalingsbericht onverwijld - dit is zonder onverantwoorde vertraging - te versturen, is aangewezen, gelet op het eventuele belang van de belastingplichtige om zijn hoger beroep zo spoedig mogelijk behandeld te krijgen. Er moet ook worden opgemerkt dat de formulering "onverwijld" diverse keren, met name in het Gerechtelijk Wetboek, kan worden teruggevonden zonder enig probleem (bijvoorbeeld in de artikelen 667, vierde lid, 725bis, § 2, vierde lid, 729/1, 770, § 4, 781, tweede lid, 967, 972, § 2, vijfde lid, 991sexies, derde lid, 1231.5, 1231.18/1, 1231.33/3, 1231.39, 1231.42, 1239, derde lid, 1311, 1369bis/7, § 1, 1371bis, vierde lid, Ger.W.).

Het tweede lid bepaalt dat de boete wegens laattijdige betaling van de rolrechten "van rechtswege" verschuldigd wordt. De Raad van State merkt op dat de bepaling niet in de mogelijkheid voorziet om de opgelegde geldboete bij het bestuur te betwisten terwijl "niet kan worden uitgesloten" dat de opgelegde boete een strafrechtelijk karakter heeft in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens de Raad van State dienen de stellers van het ontwerp zich dan ook af te vragen of het niet wenselijk is om de administratieve geldboete op te leggen met een uitdrukkelijke individuele rechtshandeling waartegen de betrokkene desgevallend administratief beroep kan instellen. Vooreerst wordt opgemerkt dat alle administratieve boetes in het kader van de belastingen opgenomen in het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten verschuldigd zijn door het loutere feit van de overtreding, met andere woorden van rechtswege. Het lijkt niet aangewezen om voor één belasting van die algemene regel af te wijken. De stellers van het ontwerp zijn bovendien van oordeel dat de boete geen strafrechtelijk karakter heeft. Wat er ook van zij, de gewone rechter kan desgevraagd zich hoe dan ook uitspreken over het al dan niet strafrechtelijk karakter van een fiscale boete, ongeacht of de administratieve boete van rechtswege verschuldigd is dan wel ingevolge een uitdrukkelijke individuele rechtshandeling van de administratie. De vereiste van een individuele rechtshandeling vanwege de administratie bij het opleggen van de boete zou tenslotte nog de kostenefficiëntie van het geautomatiseerde verwerkingssysteem ernstig verlagen.

Artikel 5 bepaalt de administratieve boete die zal verschuldigd zijn bij niet tijdige betaling van het verschuldigde rolrecht. Een voorbeeld ter verduidelijking van de toepassing van de boetebepaling: indien in eerste aanleg beide partijen voor de helft in het ongelijk worden gesteld en geen van hen leeft de betalingstermijn na, zullen zij ieder een boete van 165/2 euro = 82,50 euro moeten betalen.

Artikel 6 bepaalt de procedure voor de invordering van de rechten indien de belastingschuldigen het door hen verschuldigde rolrecht niet tijdig betalen. Het artikel verwijst naar de procedure die voor de invordering van de niet-fiscale schulden is bepaald in de domaniale wet van 22 december 1949. De Algemene Administratie van de Inning en Invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën past deze procedure toe wanneer zij moet overgaan tot de invordering van schulden die niet hun ontstaan vinden in kohierbelastingen. Deze procedure laat de genoemde administratie toe bij de invordering van de rolrechten gebruik te maken van een reeds bestaand geautomatiseerd systeem. Ze wordt meer bepaald geregeld in de artikelen 3 tot 15, eerste lid, van genoemde wet. Deze bepalingen worden uitvoerig toegelicht in de memorie van toelichting bij het ontwerp van programmawet dat in de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd ingediend op 2 juni 2016 (Doc 54 1875/001, blz. 62 tot 85). Bij de inwerkingtreding van het in ontwerp zijnde Wetboek van invordering (wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen), die voorzien is op 1 januari 2020, zal de daarin bepaalde procedure voor de inning en invordering van de rolrechten in de plaats treden van de in dit besluit door verwijzing naar de domaniale wet bepaalde procedure.

De tweede afdeling van hoofdstuk II is een updating van de bepalingen van het oude koninklijk besluit maar dan beperkt tot de opstel- en expeditierechten. Deze rechten worden zoals in het verleden verder geïnd met actieve tussenkomst van de griffiers.

Hoofdstuk III brengt de bepalingen van het oude besluit betreffende het houden van registers in de griffies bij de tijd. Doorheen de vijftig jaren waarin het oude besluit van kracht was, zijn heel wat registers in onbruik geraakt, simpelweg omdat de griffierechten waarvoor ze werden gecreëerd niet meer bestaan. De klassieke registers zijn ook van papieren naar elektronische registratie- en comptabiliteitsregisters geëvolueerd.

Hoofdstuk IV van het oude besluit, dat het inzagerecht regelt van de belastingambtenaren en het toezicht organiseert op de griffies in het kader van de uitvoering van het besluit is inhoudelijk quasi onveranderd hernomen in het nieuwe besluit. Alleen werden de politierechters toegevoegd in de opsomming van de toezichthoudende personen.

Hoofdstuk V bevat bepalingen inzake de privacybescherming. Ze werden in het ontwerp ingeschreven gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 19 december 2018.

Hoofdstuk VI bepaalt onder de hoofding slotbepalingen, naast de bepaling met onze opdracht tot uitvoering van het besluit, de opheffing van het oude besluit en de datum van inwerkingtreding van het nieuwe besluit. Die inwerkingtreding valt samen met de inwerkingtreding van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen.

De zuiver wetgevingstechnische opmerkingen van de Raad van State werden in het ontwerp verwerkt. De opmerkingen van de Raad bij artikel 4 van het ontwerp werden niet gevolgd om de redenen uiteengezet in de commentaar bij dat artikel.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, A DE CROO De Minister van Justitie, K. GEENS

Raad van State, afdeling Wetgeving, advies 64.830/3 van 27 december 2018 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies van de hoven en rechtbanken' Op 26 november 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies van de hoven en rechtbanken'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 18 december 2018 . De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Peter Sourbron, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Astrid Truyens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Peter Sourbron, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 december 2018. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het koninklijk besluit van 13 december 1968 `betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies der hoven en rechtbanken' op te heffen en te vervangen door een nieuw koninklijk besluit tot regeling van de griffierechten.Voortaan worden de rolrechten pas geïnd na het vonnis of het arrest en heeft de griffier geen actieve rol meer bij de inning van de rolrechten, afgezien van het inbrengen van de gegevens in de applicatie waaruit de FOD Justitie de datasets zal halen die nodig zijn om de FOD Financiën toe te laten de rechten te innen.

Het te nemen koninklijk besluit treedt in werking op 1 februari 2019. 3. De artikelen 1 en 2 van het ontwerp vinden rechtsgrond in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning (artikel 108 van de Grondwet), gelezen in samenhang met de artikelen 142 tot 147 en 1812 van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten (hierna: W.Reg.).

Voor de artikelen 3 tot 7 van het ontwerp kan rechtsgrond worden gevonden in de artikelen 285, 288 en 288bis W.Reg.

Artikel 285 W.Reg. biedt rechtsgrond voor de artikelen 8 tot 13 van het ontwerp. Om rechtsgrondconform te zijn, mogen de administratieve geldboetes, bedoeld in de artikelen 9en 11 van het ontwerp, niet meer dan 250 euro per inbreuk bedragen.

De artikelen 14 tot 32 van het ontwerp vinden rechtsgrond in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met artikel 285 W.Reg. Voor artikel 31 van het ontwerp kan een bijkomende rechtsgrond gevonden worden in artikel 1812 W.Reg.

Onderzoek van de tekst Aanhef 4. Het tweede lid van de aanhef moet vervolledigd worden met een verwijzing naar artikel 1812 W.Reg.

In de aanhef dient ook verwezen te worden naar het koninklijk besluit van 13 december 1968 dat opgeheven wordt door artikel 33 van het ontwerp.

Artikel 4 5. Artikel 4, eerste lid, van het ontwerp bepaalt dat de FOD Financiën aan elk van de belastingschuldigen onverwijld een bericht verzendt waarin ze worden verzocht de belasting te betalen binnen vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Het woord "onverwijld" is onnauwkeurig en moet worden vervangen door een meer precieze formulering. 6. Artikel 4, tweede lid, van het ontwerp bepaalt dat een administratieve boete van rechtswege verschuldigd zal zijn als de betaling van de belastingschuld niet gebeurt voor het verstrijken van de uiterste datum van betaling.Overeenkomstig het laatste lid van deze bepaling wordt het betalingsbericht geacht ontvangen te zijn de derde werkdag volgend op de afgifte ervan bij de universele postdienst.

De ontworpen bepaling voorziet niet in de mogelijkheid om de opgelegde administratieve geldboete bij het bestuur te betwisten. Nochtans kan niet worden uitgesloten dat de opgelegde administratieve geldboete een strafrechtelijk karakter heeft in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag over de rechten van de mens. De stellers van het ontwerp dienen zich dan ook af te vragen of het niet wenselijk is om de administratieve geldboete op te leggen met een uitdrukkelijke individuele rechtshandeling waartegen de betrokkene desgevallend administratief beroep kan instellen.

De griffier, Astrid Truyens De voorzitter, Jo Baert

28 JANUARI 2019. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies van de hoven en rechtbanken FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de grondwet, artikel 108;

Gelet op het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, artikelen 142 tot 147, 1812, 285, 288 en 288bis;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 december 1968 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies der hoven en rechtbanken;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd op 30 oktober 2018 overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit nr. 155/2018, gegeven op 19 december 2018;

Gelet op de adviezen van de Inspecteurs van Financiën, gegeven op 9 november 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 november 2018;

Gelet op het advies nr. 64.830/3 van de Raad van State, gegeven op 27 december 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 197, gewijzigd bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State type wet prom. 20/01/2014 pub. 13/02/2014 numac 2014015037 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot wijziging van de wet van 3 november 2001 tot oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden en tot wijziging van de wet van 21 december 1998 tot oprichting van de "Belgische Technische Coöperatie" in de vorm van een vennootschap van publiek recht sluiten;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en van de Minister van Justitie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Registratierechten

Artikel 1.De griffiers van de hoven van beroep, van de rechtbanken van eerste aanleg, van de ondernemingsrechtbanken, van de vredegerechten en van de politierechtbanken zijn verplicht, op straffe van een boete van 12,50 euro per overtreding, de arresten en vonnissen van de hoven en rechtbanken binnen tien dagen volgend op hun dagtekening mee te delen aan de ontvanger van het bevoegde kantoor Rechtszekerheid van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

Indien geen verplichting tot registratie bestaat, worden de arresten en vonnissen aan de griffier teruggegeven met aanduiding van de datum van hun mededeling en met een vermelding waaruit blijkt dat ze niet aan registratie onderworpen zijn. De arresten en vonnissen mogen niet langer gehouden worden dan nodig is.

Art. 2.Artikel 1 is niet van toepassing op: 1° de arresten en vonnissen in strafzaken;2° de arresten en beschikkingen in kort geding;3° de beschikkingen op eenzijdig verzoekschrift en de beslissingen gewezen op hoger beroep daarvan;4° de beslissingen of maatregelen van inwendige aard, in de zin van artikel 1046 van het Gerechtelijk Wetboek;5° de arresten van de jeugdkamers van de hoven van beroep en de vonnissen van de jeugdrechtbanken;6° de arresten van de familiekamers van de hoven van beroep en de vonnissen van de familierechtbanken wanneer de eis een materie betreft die bedoeld is in artikel 572bis, 4° tot 7°, 12°, 14° en 15° van het Gerechtelijk Wetboek De Minister van Financiën kan andere afwijkingen van artikel 1 bepalen. HOOFDSTUK II. - Griffierechten Afdeling I. - Rolrechten

Art. 3.De Federale Overheidsdienst Justitie maakt via een elektronische flux de lijsten met opeisbaar geworden rolrechten over aan de Federale Overheidsdienst Financiën binnen de drie werkdagen na de dag waarop ze opeisbaar zijn geworden.

Een in het eerste lid bedoelde lijst bevat per zaak de volgende gegevens: 1° een unieke code van referentie naar de zaak;2° het hof of de rechtbank waarbij de zaak op de rol werd gesteld;3° de datum waarop het rolrecht opeisbaar is geworden;4° het rolnummer van de zaak;5° de identificatie van de belastingschuldigen met vermelding van, indien beschikbaar, hun nationaal nummer, of bij gebrek daarvan hun identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid wanneer het natuurlijke personen betreft of hun identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen wanneer het rechtspersonen betreft;6° het bedrag van ieders belastingschuld met een unieke identificatiecode voor elk van die schulden;7° de vermelding voor elke belastingschuldige of hij voor de zaak al of niet geniet van rechtsbijstand als bedoeld in artikel 664 van het Gerechtelijk Wetboek;8° het totaal bedrag aan rolrechten dat wegens de zaak verschuldigd is.

Art. 4.De Federale Overheidsdienst Financiën verzendt onverwijld aan elk van de belastingschuldigen een bericht waarin ze worden verzocht de belasting te betalen binnen vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan.

Het betalingsbericht vermeldt de in artikel 3 bedoelde gegevens, het rekeningnummer waarop het verschuldigde bedrag moet worden betaald en de gegevens betreffende de dienst die toelichting kan geven bij het bericht. Het vermeldt tevens dat een administratieve boete van rechtswege verschuldigd zal zijn in geval de betaling niet wordt gedaan voor het verstrijken van de uiterste datum van betaling.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt het betalingsbericht geacht ontvangen te zijn de derde werkdag volgend op de afgifte ervan bij de universele postdienst.

Art. 5.De administratieve boete wegens laattijdige betaling bedraagt de helft van het in artikel 2691 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten per zaak verschuldigde bedrag en dit ongeacht het aandeel van de betrokken belastingschuldige in dat bedrag, met een minimum van 25 euro.

Art. 6.De rolrechten die niet tijdig worden betaald, worden ingevorderd op de wijze die in de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949 is bepaald voor de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen. Voor de toepassing van artikel 3, § 2, van die wet, wordt het verschuldigde rolrecht geacht niet het voorwerp uit te maken van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot de betaling ervan.

In afwijking van het eerste lid is artikel 15, tweede lid, van de domaniale wet van 22 december 1949 niet van toepassing bij de invordering van de rolrechten.

De administratieve boete wegens laattijdige betaling wordt ingevorderd zoals de rolrechten.

Art. 7.De invordering van de rolrechten verjaart na 5 jaar te rekenen van de datum waarop de rechten opeisbaar zijn geworden. Afdeling II. - Opstelrechten en expeditierechten

Art. 8.Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 283 en 284 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, worden de opstel- en expeditierechten gekweten door de griffiers van de hoven en rechtbanken door storting of overschrijving op de bankrekening van het bevoegde kantoor Rechtszekerheid van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

De belanghebbende partijen zijn verplicht in handen van de griffier een provisie te storten die voldoende is om de betaling van de rechten te dekken.

Art. 9.De opstel- en expeditierechten worden door de ontvanger bedoeld in artikel 1, eerste lid, geheven binnen de eerste vijf werkdagen van iedere maand op zicht van een boekhoudkundige staat die door de griffier wordt opgemaakt en waarvan een model in bijlage bij dit besluit wordt gevoegd.

Deze staat wordt opgemaakt in drie exemplaren. Een exemplaar wordt bewaard door de griffier. De twee andere worden ingediend bij de ontvanger bedoeld in het eerste lid die, na verificatie en heffing van de verschuldigde rechten, een exemplaar naar de griffier terugstuurt met vermelding van de geheven bedragen en de verwijzing naar de ontvangstboeking.

De griffier verbeurt een boete van 12,50 euro per dag vertraging in de mededeling van de boekhoudkundige staat en de betaling der rechten.

Art. 10.De expedities, afschriften of uittreksels, die aan het expeditierecht onderworpen zijn, bevatten de volgende door de griffier ondertekende vermeldingen: 1 de datum van de uitgifte van de expeditie, het afschrift of het uittreksel; 2° de verwijzing naar het register van de opstel- en expeditierechten bedoeld in artikel 17; 3 het aantal overgenomen bladzijden; 4° het totaalbedrag van de betaalde rechten.

Art. 11.Op straffe van persoonlijk de griffierechten te moeten betalen en van een administratieve boete van 25 euro voor iedere overtreding, mag de griffier geen akte, expeditie, afschrift of uittreksel afleveren vooraleer het verschuldigd opstel- of expeditierecht door de belanghebbende partij werd betaald.

Deze bepaling is niet toepasselijk wanneer de rechten in debet vereffend worden.

Art. 12.De teruggave van geïnde opstel- en expeditierechten wordt gedaan, wanneer daartoe aanleiding bestaat, door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

Art. 13.De griffier vermeldt onderaan op de akten in minuut of in brevet, onderaan op de expedities, afschriften of uittreksels die hij aflevert, en bij ontstentenis, op een staat die hij ondertekent en aan de partij overhandigt, de uitvoerige opgave van de voorschotten en van de verscheidene geheven of in debet vereffende rechten en, wanneer, daartoe aanleiding bestaat, het aantal bladzijden alsmede de volgnummers waaronder de voorschotten en rechten in de registers zijn ingeschreven. HOOFDSTUK III. - Het houden van registers in de griffies Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 14.Benevens de andere registers waarvan het houden door de wet wordt voorgeschreven, worden in de griffies de hierna vermelde registers gehouden: 1° het register van de opstel- en expeditierechten;2° het register van de ontvangsten en uitgaven;3° het register van de provisies;4° het register van de rechten in debet.

Art. 15.De griffiers mogen met de ontvanger Rechtszekerheid een afzonderlijke rekening houden, en met de advocaten, de gerechtsdeurwaarders en de curatoren van faillissementen een lopende rekening voeren. Na toelating van de magistraat die belast is met het toezicht op de griffie mogen de griffiers ook met andere personen een lopende rekening voeren, wanneer dit door de omstandigheden wordt gewettigd. Afdeling II. - Rollen

Art. 16.Iedere inschrijving op de algemene rol, op de rol van de vorderingen in kort geding, op de rol van de verzoekschriften of op de rol van de overeenkomstig artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek ingeleide vorderingen op verzoekschrift, krijgt een volgnummer en bevat de aanduidingen die worden voorgeschreven bij artikel 711 van het Gerechtelijk Wetboek.

Ieder vonnis of beschikking moet het nummer vermelden van de algemene rol, van de rol van de vorderingen in kort geding, van de rol van de verzoekschriften of op de rol van de overeenkomstig artikel 1675/4 Ger. W. ingeleide vorderingen op verzoekschrift waaronder de zaak wordt ingeschreven. Afdeling III. - Register van opstel- en expeditierechten

Art. 17.In het register van de opstel- en expeditierechten worden, dag na dag en onder afzonderlijke volgnummers, alle akten ingeschreven die tot een opstelrecht aanleiding geven alsmede alle uitgiften van expedities, afschriften of uittreksels die een expeditierecht opeisbaar maken.

Iedere inschrijving inzake het expeditierecht dient de volgende vermeldingen te dragen: 1 het aantal overgenomen bladzijden; 2 het toepasselijk tarief; 3 het totaalbedrag van de verschuldigde rechten. Afdeling IV. - Register van de ontvangsten en uitgaven

Art. 18.De griffier schrijft in het register van de ontvangsten en uitgaven, onder afzonderlijke volgnummers, al de ontvangsten en al de uitgaven van bedragen en waarden in die, achtereenvolgens, in de loop van iedere dag gedaan werden, met vermelding van de naam van de persoon voor wiens rekening de verrichting gedaan werd en van het voorwerp van die verrichting.

Art. 19.Het openen van een lopende rekening zoals bepaald bij artikel 15 ontslaat de griffier niet van de verplichting om de uitgaven van bedragen en waarden, gedaan door middel van de te zijner beschikking gestelde provisie, in het register van de ontvangsten en uitgaven te vermelden.

Art. 20.Worden evenwel in het register van de ontvangsten en uitgaven niet opgetekend: 1 de door de ontvanger Rechtszekerheid van het credit der afzonderlijke rekening van de griffier voorafgenomen bedragen, waarvan het gebruik in die rekening is vastgesteld; 2 de sommen die voorafgenomen worden op het tegoed van een lopende rekening en die ingeschreven worden op de algemene rol of op de registers bedoeld in de artikelen 16 en 17.

Art. 21.In afwijking van de bepalingen van artikel 18 en onverminderd de toepassing van artikel 20, 2 mogen de door de griffier ontvangen sommen, dienende tot kwijting van de opstel- en expeditierechten, na iedere dag, globaal in het register van de ontvangsten en uitgaven worden ingeschreven.

De inschrijving van deze verschillende bedragen in het register van de ontvangsten en uitgaven geeft, als verwijzing, de nummers waaronder zij als opstel- en expeditierechten vermeld staan. Afdeling V. - Register van de provisies

Art. 22.Ieder bedrag door de griffier ontvangen, hetzij als voorschot om sommige kosten van zijn ambt te dekken, hetzij als provisie voor het betalen van de rechten en kosten, waartoe de door hem afgeleverde akten en stukken of de door hem vervulde formaliteiten aanleiding geven, alsmede ieder bedrag in zijn handen door de burgerlijke partijen in consignatie gegeven om de vermoedelijke kosten van de procedure te bestrijden, moet in het register van de provisies, voor iedere zaak als een afzonderlijke provisie worden ingeschreven, met vermelding van de naam van de persoon voor wiens rekening de storting werd gedaan en van het voorwerp van die storting.

De uitgaven, die door de griffier opeenvolgend gedaan worden door middel van bedoelde bedragen, worden in het register van de provisies opgetekend onder de provisie waarop zij betrekking hebben. In voorkomend geval bevestigt de griffier insgelijks aldaar de teruggave aan de belanghebbende van het overschot der gestorte bedragen.

De aan de griffier door de titularis van een lopende rekening gestorte sommen, die bestemd zijn om op die rekening te worden gebracht, geven geen aanleiding tot het openen van een provisie in het register van de provisies. Afdeling VI. - Register van de rechten in debet

Art. 23.De griffier vermeldt in het register van de rechten in debet de registratie- en griffierechten die in debet vereffend worden op de akten, expedities, afschriften of uittreksels die hij opmaakt of afgeeft, en op de verrichtingen die hij doet.

Zo daartoe aanleiding bestaat brengt de griffier die rechten in rekening op de staten van kosten die naderhand door de Federale Overheidsdienst Financiën zullen ingevorderd worden.

Geen inschrijving wordt evenwel in het register van de rechten in debet gedaan voor de griffierechten die in debet vereffend werden op de afschriften van de staten van vereffening voorzien in artikel 97, lid 3, van het tarief in strafzaken, en op de uittreksels van in strafzaken gewezen vonnissen en arresten die aan het openbaar ministerie worden afgegeven voor de uitvoering van bedoelde vonnissen en arresten, of die aan de Federale Overheidsdienst Financiën worden overgemaakt met het oog op de invordering van de boeten en gerechtskosten.

Een verwijzing naar het stuk dat opgemaakt werd met het oog op de invordering van die bedragen wordt aangebracht in het register van de rechten in debet. Die verwijzing is niet vereist voor het aan de getuigen uitgekeerde getuigengeld. Afdeling VII. - Lopende rekeningen

Art. 24.De lopende rekeningen die de griffier mag voeren zoals bepaald bij artikel 15, vermelden de datum en het bedrag van de stortingen die op het credit van die rekeningen werden gedaan, alsmede de datum, het bedrag en de aard van de uitgaven die achtereenvolgens door middel van de gestorte bedragen gedaan worden.

Elke in de lopende rekening gedane inschrijving vermeldt, als verwijzing, het nummer waaronder de ontvangst of de uitgave, die er het voorwerp van uitmaakt, in de andere comptabiliteitsregisters is ingeschreven.

Zij moeten op ieder ogenblik sluiten met een boni ten bate van de griffier.

Periodiek wordt iedere lopende rekening door de griffier en door de titularis van de rekening contradictoir afgesloten.

Art. 25.De griffier heeft het recht om het verder voeren van de lopende rekening te weigeren indien de titularis van die rekening de voorschriften ter zake niet nakomt. Afdeling VIII. - Afzonderlijke rekening van de griffier bij de

ontvanger Rechtszekerheid

Art. 26.De afzonderlijke rekening die de griffier met de ontvanger Rechtszekerheid mag voeren vermeldt de datum en het bedrag van de gedane stortingen, alsmede de datum, het bedrag en de aard van de op het tegoed van die rekening aangerekende rechten.

De rekening moet op ieder ogenblik sluiten met een boni ten bate van de ontvanger.

De afzonderlijke rekening wordt periodiek door de griffier en door de ontvanger contradictoir afgesloten. Afdeling IX. - Kwitanties uitgereikt door de griffier

Art. 27.Elk bedrag dat om welke reden ook door de griffier wordt ontvangen geeft aanleiding tot de afgifte van een kwitantie.

Er wordt slechts uitzondering gemaakt voor de bedragen die aan de griffier worden overgemaakt door storting of overschrijving op het credit van de bankrekening van zijn kantoor. Afdeling X. - Bepalingen gemeen aan hoofdstuk III

Art. 28.De registers waarvan het houden in de griffies van de hoven en rechtbanken bij de wet of dit besluit is voorgeschreven, worden in een elektronisch gegevensbestand bijgehouden, tenzij de wet het niet toelaat. De ambtenaar van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie die met het toezicht op de griffies is belast, heeft toegang tot de gegevens van het elektronisch gegevensbestand dat wordt gebruikt voor het bijhouden van de registers. Hij kan het voorleggen van afschriften in de door hem gewenste vorm eisen wanneer hij dat noodzakelijk acht om de juiste heffing van de belasting te verzekeren.

Art. 29.De griffier neemt dagelijks de kas op. Daartoe sluit hij het register van de ontvangsten en uitgaven en het register van de rechten in debet af en vergelijkt hij het vastgestelde saldo met de werkelijke ontvangsten.

De laatste werkdag van elke maand wordt het totaal van de bedragen, waarvan de griffier tot bewaarnemer werd aangesteld, volgens de verschillende comptabiliteitsregisters opgenomen en vergeleken met het in het eerste lid bedoeld saldo. Op tegenspraak wordt er overgegaan tot dezelfde verrichting telkens wanneer de kas overgelaten of overgenomen wordt, hetzij als gevolg van een verandering van titularis in de functie van griffier, hetzij om welke andere reden ook.

Art. 30.Het is aan de griffier verboden: 1 de inschrijving uit te stellen van de ontvangsten en de uitgaven van gelden waarvan melding moet gemaakt worden in de registers; 2 stortingen in geld aan te nemen zonder kwitantie ervan af te geven tenzij in de bij artikel 27 uitdrukkelijk bepaalde gevallen; een kwitantie af te geven waarop de geïncasseerde bedragen niet uitgedrukt zijn, behoudens toepassing van artikel 28, tweede lid, of waarop een onjuiste melding voorkomt van de datum van de betaling of van het nummer waaronder die bedragen zijn ingeschreven in de registers vermeld in artikel 14.

De griffier die bij het houden van voornoemde registers onregelmatigheden begaat, verbeurt een boete van 12,50 euro per overtreding. De griffier die onregelmatigheden begaat teneinde gegevens in de elektronische gegevensbestanden in te voegen, te wijzigen of te verwijderen verbeurt een boete van 25 euro per overtreding. HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen

Art. 31.Onverminderd artikel 1, zijn de griffiers van de hoven en rechtbanken verplicht, op elk verzoek van de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, inzage te verlenen van de in artikel 14 bedoelde registers, van de door hen of voor hen verleden akten, alsmede van de minuten der arresten, vonnissen, beschikkingen en alle andere akten waarvan zij de bewaarders zijn.

Art. 32.De procureurs-generaal, de procureurs des Konings, de arbeidsauditeurs, de vrederechters en de politierechters houden toezicht over de uitvoering in de griffies van de voorgaande bepalingen. Zij beschikken te dien einde over de medewerking van de bevoegde ambtenaren van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

De griffies worden door die ambtenaren gecontroleerd. HOOFDSTUK V. - Bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens

Art. 33.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder Algemene Verordening Gegevensbescherming 2016/679: de Europese Verordening 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.

Art. 34.De Federale Overheidsdienst Financiën vertegenwoordigd door de Voorzitter van het Directiecomité en de Federale Overheidsdienst Justitie zijn, elk wat hem betreft, de verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming 2016/679 voor de verwerkingen van persoonsgegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen van dit besluit en die ze respectievelijk beheren.

Art. 35.De verwerkingsverantwoordelijken vermeld in artikel 34 informeren de betrokken personen conform de artikelen 12 tot 14 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming 2016/679 over de verwerking van hun persoonsgegevens.

Art. 36.De verwerkingsverantwoordelijken vermeld in artikel 34 publiceren op hun website hun respectieve rollen met betrekking tot de verwerking van de persoonsgegevens waartoe de bepalingen van dit besluit aanleiding geven, evenals de informatie die de personen van wie de gegevens worden verwerkt nodig hebben om hun rechten bepaald in de artikelen 15 tot 22 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming 2016/679 te kunnen uitoefenen.

Art. 37.Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming 2016/679, worden de lijsten of registers bedoeld in dit besluit niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden opgesteld of gehouden met een maximale bewaartermijn die verstrijkt op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de verjaring plaatsvindt van alle handelingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijken vermeld in artikel 34 behoren en, in voorkomend geval, waarin de volledige betaling van alle ermee verbonden bedragen, evenals de definitieve beëindiging van de ermee verbonden procedures en administratieve en gerechtelijke beroepen, is geschied.

Art. 38.De verwerkingsverantwoordelijken vermeld in artikel 34 nemen de nodige en passende maatregelen opdat alle persoonsgegevens voortkomende van de documenten die door de griffies worden bijgehouden, op een beveiligde wijze, zowel fysiek als op informaticagebied, worden bewaard of uitgewisseld in het kader van de toepassing van dit besluit.

Art. 39.De Federale Overheidsdienst Justitie registreert iedere toegang van de in artikel 28 bedoelde ambtenaar tot het elektronisch gegevensbestand dat wordt gebruikt voor het bijhouden van de registers bedoeld in dat artikel. De registratie laat toe die ambtenaar te identificeren en na te gaan welke gegevens hij op welk moment en voor welk doel heeft geraadpleegd. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 40.Het koninklijk besluit van 13 december 1968 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies der hoven en rechtbanken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 oktober 1987, 9 februari 1994, 20 juli 2000, 21 december 2006 en 3 oktober 2018, wordt opgeheven.

Art. 41.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2019.

Art. 42.De minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 januari 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Justitie, K. GEENS

Bijlage bij het koninklijk besluit van 28 januari 2019 Griffie: Staat van de griffierechten ontvangen gedurende de maand:

Opstelrecht:

... €

Expeditierecht:

... €

Totaal:

... €


Voor echt verklaard te ............................................................. op ............................................................................................

De Griffier, Ontvangen de som van .................................................. ..................................., de .................................................

De Ontvanger, Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 januari 2019 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers van de hoven en de rechtbanken.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, A. De CROO De Minister van Justitie, K. GEENS

^