gepubliceerd op 30 december 2005
Koninklijk besluit betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat
28 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat
VERSLAG AAN DE KONING Sire, 1. Inleiding Dit koninklijk besluit beoogt de pensioenverplichtingen alsook de aanverwante verplichtingen van de N.M.B.S. Holding ten aanzien van haar statutair en gewezen statutair personeel over te dragen aan de Belgische Staat, met inbegrip van de last van de overlevingspensioenen van hun rechthebbenden, zoals die voortvloeien uit het Statuut van het personeel van de N.M.B.S. Holding (in het bijzonder hoofdstuk XVI) opgesteld krachtens artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen.
De Europese regelgeving, inzonderheid Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen (hierna « de Europese verordening 1192/69 »), heeft als doel de normalisatie van de rekeningstelsels van de Europese spoorwegondernemingen, in het bijzonder de pensioenlasten. De Belgische Staat past deze Europese verordening 1192/69 toe voor de financiële compensatie van de pensioenlasten van de N.M.B.S. Holding, zoals bevestigd door de Wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en door de opeenvolgende beheersovereenkomsten afgesloten tussen de N.M.B.S. Holding en de Staat. Een compenserende vergoeding die de pensioenlasten van de N.M.B.S. Holding voor het grootste deel dekt, wordt in dit kader toegekend door de Staat.
Het is nu opportuun om op een definitieve wijze de tenlastneming van de pensioenverplichtingen betreffende de statutaire personeelsleden van deze Maatschappij en van hun rechthebbenden te regelen, teneinde haar te plaatsen in een duurzame, transparante en meer klassieke situatie als onderneming in de vervoersector.
De N.M.B.S. Holding, zoals nog enkele andere Europese spoorwegmaatschappijen, bevindt zich inderdaad, voor wat betreft de pensioenen van haar statutaire personeelsleden en hun rechthebbenden onder andere voorwaarden dan de ondernemingen van de overige takken van vervoer.
Deze andere voorwaarden terzake pensioen, doen op deze Maatschappij andere lasten wegen die voortkomen uit : 1. uit het feit dat de N.M.B.S. Holdingin principe onmiddellijk en in hun geheel de bestaande pensioenen van haar gewezen statutaire personeelsleden en hun rechthebbenden moet betalen, terwijl de ondernemingen van de overige takken van vervoer aan de bevoegde autoriteit bijdragen betalen op grond van de sterkte en het loonpeil van het personeel in actieve dienst, en 2. uit het feit dat het personeel van de N.M.B.S. Holding onderworpen is aan de toepassing van een aantal bijzondere bepalingen waaraan de overige takken van vervoer niet zijn onderworpen.
Het feit van, zoals voorgesteld, de financiële compensatie van de pensioenlasten toegekend aan de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat, te vervangen door de overname van deze laatste van de pensioenverplichtingen van deze Maatschappij, wijzigt niets aan de financiële materialiteit van de situatie, maar maakt de financieringsstromen transparanter. Bovendien worden de rekeningen van de N.M.B.S. Holding bevestigd in een situatie die niet materieel afwijkt, in termen van pensioenlasten, van deze van een andere onderneming in de vervoersector, want zij zal bijdrageplichtig zijn zoals deze andere ondernemingen.
De voorgestelde wetswijziging kadert in de algemene objectieven van de liberalisering van Europese spoorwegvervoerssector, en zal de N.M.B.S. Holding toelaten om zich in dit kader te plaatsen als een onderneming die, zonder vertekening van haar lasten, de mededinging in de sector kan tegemoet treden.
De uitgaven inzake de pensioen- en aanverwante verplichtingen ten aanzien van de statutaire personeelsleden en hun rechthebbenden worden vandaag geboekt op het intern Pensioenfonds van de N.M.B.S. Holding, overeenkomstig haar Statuut van het personeel.
Deze pensioenuitgaven worden voor het overgrote deel gefinancierd door een compensatie van de Belgische Staat, overeenkomstig de Europese verordening 1192/69. De N.M.B.S. Holding komt ook in deze financiering tussen. Deze tussenkomst bestaat in het bijzonder uit een werkgeversbijdrage van de N.M.B.S. Holding van 8,86 % van de loonmassa van haar statutair personeel alsook een tussenkomst bestemd om de pensioenuitgaven te dekken die niet gecompenseerd worden door de Staat krachtens de Europese verordening 1192/69. Ook het in dienst zijnde statutair personeel van de N.M.B.S. Holding komt tussen in de financiering namelijk ten belope van persoonlijke bijdragen van 7,5 % van hun wedde bestemd voor de financiering van de overlevingspensioenen. Tenslotte wordt de financiering verzekerd door andere wettelijke producten.
De pensioen- en aanverwante verplichtingen van de N.M.B.S. Holding ten aanzien van haar statutair en gewezen statutair personeel, alsook van hun rechthebbenden bedoeld in het Statuut van het personeel, betreffen de rustpensioenen, de pensioenen wegens vervroegde invaliditeit en de overlevingspensioenen (van de langstlevende echtgenoot, uit de echt gescheiden echtgenoot en wees).
De beoogde overdracht doet geen afbreuk aan de pensioen- en aanverwante rechten van het statutair en gewezen statutair personeel van de N.M.B.S. Holding, noch aan de rechten van hun rechthebbenden, noch aan het principe van de uitgestelde bezoldiging. De bijzonderheden inherent aan het pensioenstelsel eigen aan het statutair en gewezen statutair personeel van de N.M.B.S. Holding zullen integraal behouden worden. Tevens dient opgemerkt te worden dat deze overdracht niet kan beschouwd worden als de eerste stap in een hervormingsproces van de bijzondere sociale bescherming die de NMBS - personeelsleden genieten. De Belgische Staat erkent het specifieke karakter van het personeelsstatuut eigen aan de werknemers van de N.M.B.S. Voorliggend koninklijk besluit kadert dan ook geenszins in een algemene gelijkschakeling met het sociaal statuut van het overheidspersoneel, het beperkt zich tot de overdracht van de pensioenverplichtingen alsook de aanverwante verplichtingen van de N.M.B.S. Holding ten aanzien van haar statutair en gewezen statutair personeel aan de Belgische Staat en dit zonder afbreuk te doen aan de eigenschappen van de bijzondere sociale bescherming van de N.M.B.S. personeelsleden en de geldende mechanismen ingesteld in de Nationale Paritaire Commissie.
Er moet worden gepreciseerd dat de rechthebbenden van de statutaire en gewezen statutaire personeelsleden van de N.M.B.S. Holding reeds een overlevingspensioen genieten overeenkomstig de bepalingen van de Wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, zoals voorgeschreven door artikel 22 van die wet.
De beheersovereenkomst gesloten tussen de Staat en de N.M.B.S. Holding en alle andere contractuele bepalingen gesloten tussen deze partijen zullen, desgevallend, aangepast moeten worden indien de beoogde overdracht dit vereist. Met respect voor artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, zal ook het Statuut van het personeel aan de bepalingen van dit Koninklijk besluit aangepast worden. 2. ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR HOOFDSTUK I.- Definities
Artikel 1.definieert bepaalde begrippen gebruikt in dit koninklijk besluit.
Artikel 1, 4°, bepaalt wat moet worden begrepen onder het Statuut van het personeel.
Het betreft het Statuut van het personeel van de N.M.B.S. Holding in de brede zin, met name het administratief statuut en de daarmee gelijkgestelde regels, zoals de bepalingen die het geldelijk statuut van de personeelsleden regelen, evenals de uitvoeringsmaatregelen die overeenkomstig de regels van het Statuut van het personeel zijn genomen.
Artikel 1, 5° definieert wat moet begrepen worden onder rustpensioen.
Worden bedoeld met « rustpensioen », de rustpensioenen met inbegrip van de pensioenen wegens vervroegde invaliditeit, zoals zij voortvloeien uit hoofdstuk XVI van het Statuut van het personeel.
De andere begrippen gedefinieerd in dit artikel behoeven geen bijzondere commentaar. HOOFDSTUK II. - Overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding
Art. 2.Dit artikel bepaalt dat de personeelsleden en hun rechthebbenden, met ingang van 1 januari 2007, respectievelijk een rustpensioen of een overlevingspensioen genieten ten laste van de Staatskas. De toekennings- en berekeningsvoorwaarden en de uitvoeringsregels en -modaliteiten van toepassing op 1 januari 2007 zullen dezelfde zijn als deze toegepast op 31 december 2005. Teneinde het personeelsstatuut te respecteren, blijven de regels die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van onderhavig koninklijk besluit bijgevolg ongewijzigd Elke individuele gepensioneerde zal na overdracht hetzelfde pensioen blijven ontvangen. De procedures voor de wijzigingen van de uitvoeringsregels en -modaliteiten zullen vanaf 1 januari 2006 dezelfde blijven als deze geldend op 31 december 2005.
Art. 3.De overname van de pensioenverplichtingen door de Staat overeenkomstig onderhavig koninklijk besluit is tegenstelbaar aan de begunstigden en derden door de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, zonder dat enige bijkomende vorm van publiciteit, betekeningen of goedkeuring, zoals vormvoorwaarden van het burgerlijk recht, vereist zijn. HOOFDSTUK III. - Financiële en andere verplichtingen van de N.M.B.S. Holding en van de Staat
Art. 4.De N.M.B.S. Holding zal aan de Staat ten laatste op 31 december 2005 om middernacht in één of verschillende keren een financiële compensatie storten in verhouding tot de supplementaire pensioenlasten die voor de Staat voortvloeien uit de overname van de pensioenuitgaven van de N.M.B.S. Holding die op dat ogenblik niet worden gecompenseerd door de Staat in toepassing van de Europese verordening 1192/69.
Deze niet gecompenseerde uitgaven door de Staat betreffen thans enerzijds, de rustpensioenen van de rijdende personeelsleden van de N.M.B.S. Holding die hun opruststelling aanvragen vanaf 55 jaar in toepassing van artikel 115 van de Wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en anderzijds, de pensioenen van het statutair personeel van de N.M.B.S. Holding die hebben genoten maatregelen inzake vervroegd pensioen in het kader van oude herstructureringsplannen van de vroegere N.M.B.S. of bedoeld door de maatregelen genomen in het kader van de sectoriële programmatie van 1989 die een impact had op de pensioenen.
Het bedrag van deze financiële compensatie is vastgesteld op basis van actuariële factoren zoals een reële interestvoet, de sterftewetten die voortvloeien uit de tafels MR/ FR. Dit bedrag maakt het voorwerp uit van een « billijkheidsattest » uitgegeven door een actuaris die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40bis van de Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen.
In voorkomend geval kan de Koning voor het geheel of een gedeelte van de financiële compensatie de voor de betaling voorziene vervaldag uitstellen met een maximale periode van 6 maanden en de nadere regels bepalen die gepaard gaan met deze verlenging. Op de betalingen gestort na 31 december 2005, zal de N.M.B.S. Holding interesten verschuldigd zijn berekend op basis van de interestvoet die overeenkomt met Euribor drie maanden voor de periode tussen 1 januari 2006 en de datum van betaling.
De financiële compensatie bedoeld in artikel 4 is een gewone socialezekerheidsbijdrage. Dit heeft de fiscale aftrekbaarheid van deze financiële compensatie tot gevolg.
De N.M.B.S. Holding zal het bedrag vermeld in het eerste lid van artikel 4, bij de N.M.B.S. en Infrabel recupereren prorata de bezoldigingen van het desbetreffende personeel betaald in de maand december 2005, gedurende een periode van 15 jaar. De bepaling van het te recupereren bedrag bij deze vennootschappen zal op een billijke manier plaatsvinden en zal gebaseerd zijn op de actualisatievoet gebruikt voor de berekening van voormelde financiële compensatie.
In afwachting van de overdracht van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding, zullen de desbetreffende lasten verder toegerekend worden aan het Pensioenfonds van de N.M.B.S. Holding. De financieringswijze van dit Fonds zal dus gehandhaafd worden voor het boekjaar 2006. De Staat zal eveneens de uitgaven die niet gecompenseerd worden in toepassing van de Europese verordening 1192/69 ten zijne last nemen, in de mate dat de N.M.B.S. Holding reeds de desbetreffende financiële compensatie heeft gestort.
Art. 5.Met het oog op de toekomstige financiering van de pensioenverplichtingen en daarmee gelijkgestelde verplichtingen van de N.M.B.S. Holding ten aanzien van haar statutair en gewezen statutair personeel, waarvan de last voortaan zal wordt gedragen door de Belgische Staat, zal de N.M.B.S. Holding vanaf 1 januari 2007 aan de Pensioendienst voor de Overheidssector een patronale bijdrage storten van 8,86 % die overeenkomt met het percentage voorzien in artikel 38, §3, 1° van de Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers. Deze bijdrage zal worden berekend op het loon van de statutaire personeelsleden zoals bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
De N.M.B.S. Holding zal eveneens aan de Pensioendienst voor de Overheidssector een patronale bijdrage storten die gelijk is aan het gedeelte van de loonmatigingsbijdrage bedoeld in artikel 38, §3 bis van voormelde Wet van 29 juni 1981 gelijk aan 5,67 % van het bedrag van de patronale bijdrage van 8,86 %.
Deze patronale bijdragen zijn gewone sociale zekerheidsbijdragen. Dit heeft de fiscale aftrekbaarheid van deze financiële compensatie tot gevolg.
Daarnaast zal de persoonlijke bijdrage van 7,5 %, die thans wordt ingehouden door de N.M.B.S. Holding krachtens haar Statuut van het personeel op de wedden van haar statutair personeel en gestort ten gunste van de Kas II van het Pensioenfonds voor de financiering van de overlevingspensioenen, vanaf 1 januari 2007 door de N.M.B.S. Holding worden ingehouden en gestort aan de Pensioendienst voor de Overheidssector. Zo zal ook het deel van de inhouding op het vakantiegeld van het statutair personeel van de N.M.B.S. Holding, gelijk aan 7,5 % van het vakantiegeld, vanaf 1 januari 2007 worden gestort aan de Pensioendienst voor de Overheidssector. De rest van de inhouding op het vakantiegeld wordt toegekend aan de N.M.B.S. Holding voor de financiering van sociale uitkeringen ten voordele van haar statutair personeel.
Art. 6.De Koning zal de stortingsmodaliteiten bepalen van alle bovenvermelde bijdragen en inhoudingen.
Artikelen 7 en 8. De artikelen 7 en 8 leggen bepaalde omstandigheden vast naar aanleiding waarvan de N.M.B.S Holding aan de Staat een bijkomende financiële compensatie verschuldigd zal zijn.
Indien de N.M.B.S. Holding in de toekomst nieuwe soorten van verlof voorafgaand aan het pensioen invoert, zal een patronale bijdrage verschuldigd zijn op het verschil tussen het wachtgeld en de globale wedde waarop het pensioen berekend wordt. De bestaande herstructuringsplannen en regelingen van loopbaanonderbreking zijn geen nieuwe vormen van verlof voorafgaand aan het pensioen in de zin van artikel 8.
Voor de periodes die, ingevolge de toepassing van het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van personeelsleden van overheidsdiensten of ingevolge andere soortgelijke regelingen geheel of gedeeltelijk buiten de pensioenberekening vallen, is geen of slechts een pro rata patronale bijdrage verschuldigd.
De modaliteiten van betaling en eventuele terugbetaling van deze bijdragen zullen bepaald worden bij koninklijk besluit.
Het systeem voorzien in artikel 8, laat de Minister van Pensioenen toe na te gaan of de voorgenomen wijziging aan het Statuut van het personeel die een verhoging van het rustpensioen tot gevolg heeft ingevolge de toepassing van artikel 12 van de Wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector, al dan niet aanleiding geeft tot het betalen van een compensatiebijdrage door N.M.B.S. Holding. Indien de Minister van Pensioenen een negatief advies geeft, moet dit advies gemotiveerd worden. Dit negatief advies of het niet ter kennis brengen van een voorgenomen wijziging aan de Minister van Pensioenen zal automatisch tot gevolg hebben dat de N.M.B.S.-holding een compensatiebijdrage zal moeten betalen indien zij toch de voorgenomen wijziging doorvoert.
De financiële compensaties bedoeld in de artikelen 7 en 8 zijn gewone socialezekerheidsbijdragen. Dit heeft de fiscale aftrekbaarheid van deze financiële compensaties tot gevolg. HOOFDSTUK IV. - Beheer en controle van de pensioenverplichtingen Artikelen 9 en 10. Ten einde de continuïteit van het administratieve en boekhoudkundig beheer van de pensioenverplichtingen en daarmee gelijkgestelde verplichtingen alsook het betalingsbeheer van de pensioenen en daarmee gelijkgestelde rechten te garanderen, geeft artikel 9 een mandaat aan de N.M.B.S. Holding om vanaf 1 januari 2007 voormeld beheer te verzekeren. Te dien einde zal, met respect voor artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, het Statuut van het personeel aan de bepalingen van dit Koninklijk besluit aangepast worden. De Pensioendienst voor de Overheidssector zal de N.M.B.S. Holding op een billijke wijze vergoeden voor de uitvoering van haar beheerstaken.
Rekening houdend met de overdracht aan de Staat van de pensioen- en aanverwante verplichtingen van het statutair en gewezen statutair personeel van de N.M.B.S. Holding, zal dit beheer worden verricht door de N.M.B.S. Holding onder de controle van de Pensioendienst voor de Overheidssector.
Een specifieke controle door het College van commissarissen van de N.M.B.S. Holding wordt voorzien voor wat betreft de financiële impact van de beslissingen van opruststelling wegens vervroegde invaliditeit.
Artikel 9 preciseert bepaalde informatieverplichtingen lastens de N.M.B.S. Holding die de Pensioendienst voor de Overheidssector moet toelaten zijn controle uit te voeren. De N.M.B.S. Holding zal trouwens gehouden zijn de Pensioendienst voor de Overheidssector te vergoeden voor deze controletaken.
De modaliteiten betreffende deze controle, de informatieverplichtingen lastens de N.M.B.S. Holding en de vergoeding voor de N.M.B.S. Holding en voor de Pensioendienst voor de Overheidssector zullen worden uitgewerkt in een overeenkomst die zal gesloten worden tussen de N.M.B.S. Holding en de Pensioendienst voor de Overheidssector.
Artikel 10 bevestigt de bevoegdheid in onderhavig geval van het Technisch comité voor de pensioenen van de overheidssector. De samenstelling en de werking van het Technisch Comité zal worden aangepast aan de werking van de specifieke regels van de N.M.B.S. Holding. HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Artikel 11.In dit hoofdstuk worden vigerende wetsbepalingen gewijzigd, aangevuld en opgeheven ten einde ze in overeenstemming te brengen met dit Koninklijk besluit. HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding Artikelen 12 en 13. Deze bepalingen regelen de inwerkingtreding van het koninklijk besluit en belast de bevoegde ministers met de uitvoering ervan. 28 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Programmawet van 27 december 2005 inzonderheid op artikel 159 tot 162;
Gelet op de Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 december 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 december 2005;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat onderhavig koninklijk besluit noodzakelijk is voor de bestendiging van de NMBS -pensioenregeling.
Gelet op advies nr. 39626/4 van de Raad van State, gegeven op 28 december 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van onze Minister van Pensioenen en onze Staatssecretaris van Overheidsbedrijven, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° « N.M.B.S. Holding » : de naamloze vennootschap van publiek recht N.M.B.S. Holding zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven; 2° « de Staat » : de Belgische Staat; 3° « de personeelsleden » : het statutair en gewezen statutair personeel van de N.M.B.S Holding; 4° « het Statuut van het personeel » : het Statuut van het personeel, daarmee gelijkgestelde regels en uitvoeringsmaatregelen aangenomen in toepassing van artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen; 5° « rustpensioenen »: de rustpensioenen en de pensioenen wegens vroegtijdige invaliditeit zoals opgenomen in hoofdstuk XVI van het Statuut van het personeel;6° « de PDOS » : de Pensioendienst voor de overheidssector bedoeld in artikel [3] van de Wet van ??? tot oprichting van « de Pensioendienst voor de overheidssector ». HOOFDSTUK II. - Overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding
Art. 2.§ 1. De personeelsleden en hun rechthebbenden genieten, met ingang van 1 januari 2007, respectievelijk een rustpensioen of een overlevingspensioen ten laste van de Staatskas.
De toekennings- en berekeningsvoorwaarden en de uitvoeringsregels en -modaliteiten van toepassing op 1 januari 2007 zullen dezelfde zijn als deze toegepast op 31 december 2005. § 2. De procedures voor de wijzigingen van de uitvoeringsregels en -modaliteiten zullen vanaf 1 januari 2006 dezelfde blijven als deze geldend op 31 december 2005, met respect voor artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen. § 3. In afwijking van de artikelen 6 en 7 van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren, genieten, bij het overlijden van de titularis van een rustpensioen, de rechthebbenden, of bij gebreke van rechthebbenden, elke natuurlijke of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft gedragen, met ingang van 1 januari 2007, een begrafenisvergoeding onder dezelfde voorwaarden en volgens de regels van toepassing op 31 december 2005 krachtens het statuut van het personeel.
Art. 3.De overname van de pensioenverplichtingen door de Staat overeenkomstig dit koninklijk besluit is tegenstelbaar aan de begunstigden en derden door de bekendmaking van dit koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad, zonder dat enige bijkomende vorm van publiciteit, betekening of goedkeuring vereist is. HOOFDSTUK III. - Financiële en andere verplichtingen van de N.M.B.S. Holding [en van de Staat]
Art. 4.§ 1. De N.M.B.S. Holding zal op of voor 31 december 2005 om middernacht 295.215.041 euro voor de uitgaven die thans niet gecompenseerd worden in toepassing van de Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen, in één of meerdere betalingen in contanten overmaken aan de Staat.
In voorkomend geval kan de Koning voor het geheel of een gedeelte van de betalingen deze vervaldag uitstellen met een maximale periode van 6 maanden en de nadere regels bepalen die gepaard gaan met deze verlenging. Op de betalingen gemaakt na 31 december 2005, zullen interesten verschuldigd zijn door de N.M.B.S. Holding, berekend op basis van de interestvoet die overeenkomt met Euribor drie maanden voor de periode tussen 1 januari 2006 en de datum van betaling.
Het bedrag bedoeld in lid 1 is een gewone sociale zekerheidsbijdrage.
De N.M.B.S. Holding zal het bedrag vermeld in het eerste lid bij de N.M.B.S. en Infrabel recupereren prorata de bezoldigingen van het desbetreffende personeel betaald in de maand december 2005, op een periode van vijftien jaar. § 2. In afwachting van de overdracht van de verplichtingen van de N.M.B.S. Holding bedoeld in artikel 2, zal de Staat, voor het boekjaar 2006, de pensioenuitgaven die niet gecompenseerd worden in toepassing van de Verordening (EEG) nr. 1192/69 bedoeld in §1 van dit artikel, ten hare last nemen, in het kader van de financiering van de lasten van het Pensioenfonds van de N.M.B.S. Holding thans van toepassing.
Art. 5.§ 1. De N.M.B.S. Holding stort vanaf 1 januari 2007 aan de PDOS : 1° een percentage dat gelijk is aan datgene vastgesteld voor de patronale bijdrage die voorzien is in artikel 38, § 3, 1° van de Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers.Dat percentage wordt berekend op het loon van de statutaire personeelsleden zoals bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. 2° Het gedeelte van de loonmatigingsbijdrage bedoeld in artikel 38, § 3bis, van de Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers gelijk aan 5,67 % van het bedrag van de patronale bijdragen bedoeld in 1). § 2. De patronale bijdragen bedoeld in § 1, zijn gewone sociale zekerheidsbijdragen. § 3. De wedden en andere bezoldigingselementen die in aanmerking genomen worden voor de berekening van het rustpensioen, toegekend aan het statutaire personeel zijn onderworpen aan een inhouding waarvan het percentage gelijk is aan dat bedoeld in artikel 60 van de Wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen.
De N.M.B.S. Holding stort vanaf 1 januari 2007 aan de PDOS de persoonlijke bijdrage bedoeld in het eerste lid. § 4 De inhouding bedoeld in artikel 39 quater van de Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers wordt vanaf 1 januari 2007 gestort ten belope van 7,5 % aan PDOS. De rest van de inhouding bedoeld in artikel 39 quater wordt toegekend aan de N.M.B.S. Holding met het oog op de financiering van de sociale uitkeringen ten voordele van de personeelsleden.
Art. 6.De Koning bepaalt de modaliteiten betreffende de storting van de bijdragen en de inhoudingen bedoeld in het artikel 5.
Art. 7.Indien de N.M.B.S. Holding vanaf 1 januari 2007 een nieuwe vorm van verlof voorafgaandelijk aan de opruststelling toestaat, zal de N.M.B.S Holding de patronale bijdrage zoals omschreven in artikel 5 dienen te betalen op het onverminderd bedrag van de wedde dat dient voor de berekening van het pensioenbedrag overeenkomstig artikel 60 van de Wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. Voor de periodes die ingevolge de toepassing van het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidsdiensten of ingevolge andere soortgelijke regelingen geheel of gedeeltelijk buiten de pensioenberekening vallen, is geen of slechts een pro rata patronale bijdrage verschuldigd. De terugbetaling aan de N.M.B.S. Holding van de onverschuldigde bijdrage wordt gedaan op het ogenblik van de opruststelling van het personeelslid begunstigde van dit pensioen, mits betaling van nalatigheidsintresten berekend vanaf de datum van de storting van deze bijdrage.
De patronale bijdragen bedoeld in lid 1 zijn gewone sociale zekerheidsbijdragen.
De regels van betaling worden bij koninklijk besluit bepaald.
Art. 8.§ 1. Elke voorgenomen wijziging vanaf 1 januari 2007 op initiatief van de N.M.B.S. Holding aan het Statuut van het personeel die een verhoging van de rustpensioenen tot gevolg heeft ingevolge de toepassing van artikel 12 van de Wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector dient voorafgaand ter kennis te worden gebracht aan de Minister van Pensioenen, die over een termijn van tien dagen beschikt, ingaand de dag volgend op de werkdag van de ontvangst van de voorgestelde wijziging, om een gemotiveerd negatief advies te geven. § 2. Indien de rustpensioenen door de toepassing van artikel 12 van de Wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector verhogen als gevolg van een wijziging aangebracht vanaf 1 januari 2007 op initiatief van de N.M.B.S. Holding aan het Statuut van het personeel zonder voorafgaandelijke kennisgeving of na een negatief advies van de Minister van Pensioenen bedoeld in §1, dan zal de N.M.B.S. Holding aan de PDOS een betaling doen.
In het geval bedoeld in het vorige lid betaalt de N.M.B.S. Holding voor de rustpensioenen van de betreffende personeelsleden aan de PDOS de actuele waarde van de verhoging van de rustpensioenen. Deze compensatiebetaling is verschuldigd op het ogenblik dat de verhoging effectief voor het eerst wordt toegekend aan de begunstigden en alleen op de dan lopende rustpensioenen.
De betalingen bedoeld in het vorige lid zijn gewone sociale zekerheidsbijdragen.
De actuariële factoren op grond waarvan de actuele en de gekapitaliseerde waardes worden berekend, zullen bij koninklijk besluit overlegd in Ministerraad worden bepaald en het voorwerp uitmaken van een billijkheidsattest van een actuaris die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40bis van de Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen.
De nadere regels van betaling worden bij koninklijk besluit bepaald. HOOFDSTUK IV. - Beheer en controle van de pensioenverplichtingen
Art. 9.Vanaf 1 januari 2007, verricht de N.M.B.S. Holding het administratieve, boekhoudkundige en betalingsbeheer van de rust- en overlevingspensioenen, voor rekening en ten laste van de Staat, en in akkoord met de Nationale Paritaire Commissie. Dit beheer wordt gevoerd onder de controle van de PDOS. Voor de in het eerste lid bedoelde controle, en zonder dat dit de efficiëntie van de dienst schaadt, maakt de N.M.B.S. Holding de PDOS volgende gegevens over : a) voor de nieuwe pensioenen alle gegevens op het ogenblik van hun eerste inbetalingstelling;b) voor de reeds ingegane pensioenen de gegevens die noodzakelijk zijn om hun opvolging te verzekeren. Vanaf 1 januari 2007, zal de N.M.B.S. Holding een semestrieel verslag opstellen over de beslissingen tot oppensioenstelling voor vroegtijdige invaliditeit. Dit verslag wordt overgemaakt aan het College van Commissarissen van de N.M.B.S. Holding dat, ter attentie van de Staat, de financiële impact van deze beslissingen tot opruststelling analyseert.
Tussen de N.M.B.S. Holding en de PDOS zal, vanaf 1 januari 2007, een overeenkomst, voor advies voorgelegd aan de Nationale Paritaire Commissie, worden gesloten die minstens de vergoedingen te betalen door PDOS aan de N.M.B.S. Holding voor het administratief, boekhoudkundig en betalingsbeheer verricht door de N.M.B.S. Holding, de modaliteiten van de controle op het beheer, het overmaken van de gegevens en de vergoedingen te betalen door de N.M.B.S. Holding voor de controle uitgevoerd door de PDOS regelt.
Art. 10.Het Technisch comité voor de pensioenen van de overheidssector zoals bedoeld in artikel [15] van de Wet van ??? tot oprichting van « de Pensioendienst voor de overheidssector » is bevoegd om elk probleem met betrekking tot de toepassing van dit hoofdstuk te onderzoeken. HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 11.Artikel 44 van de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2007. HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding
Art. 12.Dit koninklijk besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 13.Onze Minister van Pensioenen en Onze Staatssecretaris van Overheidsbedrijven zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 28 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting Mevr. F. VAN DEN BOSSCE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Staatssecretaris van Overheidsbedrijven, B. TUYBENS