gepubliceerd op 22 maart 2007
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikelen 6, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat
13 MAART 2007. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikelen 6, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet van 27 december 2005, inzonderheid op de artikelen 159 tot 161;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat, inzonderheid op artikelen 6, 7 en 8;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 november 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 november 2006;
Gelet op advies 41.78714 van de Raad van State gegeven op 20 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van Onze Minister van Pensioenen en Onze Staatssecretaris van Overheidsbedrijven en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "het koninklijk besluit" : het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat; 2° " N.M.B.S. Holding " : de naamloze vennootschap van publiek recht N.M.B.S. zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven; 3° "de PDOS" : de Pensioendienst voor de overheidssector bedoeld in artikel 3 van de wet van 12 januari 2006 tot oprichting van "de Pensioendienst voor de overheidssector";4° "een compensatiebetaling" : een betaling verschuldigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 of 8 van het besluit.
Art. 2.De persoonlijke en patronale bijdragen bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit worden betaald overeenkomstig een procedure gelijkaardig aan deze voorzien in artikel 61 bis van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen ter harmonisering van de pensioenwetgeving.
Art. 3.§ 1. In het geval bedoeld in artikel 7, van het koninklijk besluit, brengt N.M.B.S. Holding de PDOS op de hoogte van elke nieuwe regeling van verlof voorafgaand aan de pensionering ingevoerd ten voordele van het statutair personeel van N.M.B.S. Holding. Deze mededeling vindt plaats binnen de maand na de aanneming van deze nieuwe vorm van verlof voorafgaandelijk aan de pensionering.
De patronale bijdragen bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit worden betaald overeenkomstig een procedure gelijkaardig aan deze voorzien in artikel 61bis van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen ter harmonisering van de pensioenwetgeving. § 2. Indien N.M.B.S. Holding patronale bijdragen heeft gestort overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit voor perioden van verlof voorafgaandelijk aan de pensionering die niet in aanmerking genomen zijn voor de berekening van het rustpensioen, is de PDOS gehouden een compensatiebetaling te verrichten aan N.M.B.S. Holding.
De compensatiebetaling komt overeen met het bedrag van de patronale bijdragen door N.M.B.S. Holding gestort voor de perioden van verlof voorafgaandelijk aan de pensionering die niet in aanmerking genomen zijn voor de berekening van het rustpensioen vermeerderd met de nalatigheidsinteresten op voormelde patronale bijdragen. Deze nalatigheidsinteresten worden berekend vanaf de datum van de storting van de onverschuldigde bijdragen tot de datum waarop het pensioen ingaat. Het percentage van deze nalatigheidsinteresten is op elk ogenblik gelijk aan de interbancaire rentevoet EURIBOR op 3 maanden. § 3. De compensatiebetaling moet toekomen bij N.M.B.S. Holding op 31 december en heeft betrekking op de rustpensioenen waarvan de eerste betaling verricht werd in de periode die loopt van 1 november van het jaar dat voorafgaat aan de datum van de compensatiebetaling tot 31 oktober van het jaar van de datum van de compensatiebetaling.
De N.M.B.S. Holding deelt ten laatste een maand voor de datum van de compensatiebetaling het nauwkeurige detail mee van de berekening van het bedrag.
De PDOS geeft haar akkoord met het bedrag ter kennis ten laatste op de datum van de compensatiebetaling. § 4. Indien de PDOS in gebreke blijft te voldoen aan de verplichtingen bepaald in paragraaf 3, is de PDOS van rechtswege nalatigheidsintresten op de niet-gestorte sommen verschuldigd aan N.M.B.S. Holding. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet zoals vastgesteld in toepassing van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de uiterste datum van de compensatiebetaling zoals bepaald in paragraaf 3.
Art. 4.§ 1. In het geval de N.M.B.S. Holding gehouden is een compensatiebetaling te verrichten overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 2, van het koninklijk besluit, brengt N.M.B.S. Holding de PDOS op de hoogte van elke wijziging die aangebracht wordt aan het Statuut van het Personeel die een verhoging van de rustpensioenen tot gevolg heeft met toepassing van artikel 12 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector. Deze mededeling vindt plaats binnen de maand na de aanneming van de wijziging.
De N.M.B.S. Holding deelt aan de PDOS het bedrag van de compensatiebetaling mee dat verschuldigd is met toepassing van artikel 8, § 2, van het koninklijk besluit, alsook de nauwkeurige details van de berekening van dit bedrag. Deze kennisgeving vindt plaats binnen de drie maanden volgend op de eerste daadwerkelijke betaling van de pensioensverhoging aan de begunstigden.
De PDOS geeft haar akkoord met het bedrag van voormelde compensatiebetaling ter kennis aan de N.M.B.S. Holding binnen de maand volgend op de mededeling bedoeld in het tweede lid van deze paragraaf.
De compensatiebetaling zal moeten toekomen bij de PDOS binnen de 3 maanden die volgen op de kennisgeving bedoeld in het vorige lid. § 2. Indien N.M.B.S Holding niet voldoet aan de verplichtingen bepaald in § 1 van dit artikel, is N.M.B.S. Holding van rechtswege nalatigheidsintresten op de niet-gestorte sommen verschuldigd aan de PDOS. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet zoals vastgesteld met toepassing van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de uiterste datum van betaling zoals bepaald in § 1. Indien N.M.B.S. Holding het bewijs levert dat het niet-storten van de compensatiebetaling binnen de bepaalde termijn toe te schrijven is aan uitzonderlijke omstandigheden, kan de Minister van Pensioenen een vrijstelling verlenen voor de betaling van voormelde nalatigheidintresten. De aanvraag tot vrijstelling moet bij de Minister van Pensioenen toekomen binnen de maand die volgt op de dag waarop N.M.B.S. Holding door de PDOS op de hoogte werd gebracht van het feit dat ze in gebreke is gebleven te voldoen aan de voormelde verplichtingen.
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van op 1 januari 2007.
Art. 6.Onze Minister van Pensioenen en Onze Staatssecretaris van Overheidsbedrijven zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting en van Consumentenzaken, F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Staatssecretaris van Overheidsbedrijven, B. TUYBENS