gepubliceerd op 30 november 2015
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 6 van de programmawet van 27 december 2006 tot bepaling van de tarieven in strafzaken voor het deskundigenonderzoek in genetische analyse in opdracht van een gerechtelijke overheid
27 NOVEMBER 2015. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 6 van de programmawet (II) van 27 december 2006 tot bepaling van de tarieven in strafzaken voor het deskundigenonderzoek in genetische analyse in opdracht van een gerechtelijke overheid
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op grond van artikel 6 van de Programmawet (II) van 27 december 2006 wordt aan de Koning machtiging verleend om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een algemeen reglement inzake de gerechtskosten in strafzaken houdende bepaling van een lijst van gerechtskosten, de tarifering en de betalings- en inningsprocedure ervan aan te nemen.
Het huidige ontwerp betreft een onderdeel van deze lijst, namelijk de bepaling van de verschillende fases in het proces van een DNA-analyse en de desbetreffende tarifering.
Het is ook de eerste maal dat de tarieven en omschrijving van de DNA- analyses reglementair worden vastgelegd. Tot op heden werden deze tarieven kenbaar gemaakt via een ministeriële omzendbrief.
De reden hiervoor is te vinden in het feit dat deze tarieven vooreerst werden geïntroduceerd via het ministerieel besluit van 11 juni 1999Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 11/06/1999 pub. 26/06/1999 numac 1999009734 bron ministerie van justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van het normaal bedrag van de honoraria der personen opgeroepen in strafzaken wegens hun kunde of hun beroep sluiten tot vaststelling van het normaal bedrag van de honoraria der personen opgeroepen in strafzaken wegens hun kunde of hun beroep. Dit besluit werd echter vernietigd door de Raad van State op 25 september 2002.
Vervolgens werd in 2002 via ministerieel besluit en in 2007 via koninklijk besluit nieuwe pogingen ondernomen om deze materie in te voegen in de lijst van tarieven met betrekking tot gerechtskosten in strafzaken. Beide malen werd echter de akte vernietigd door de Raad van State. Sinds de laatste vernietiging werden deze tarieven bekendgemaakt via ministeriële omzendbrief, en dit tot de hele reglementering kon worden herzien.
Wegens dwingende budgettaire redenen in verband met de gerechtskosten in strafzaken en om rekening te houden met de technologische evolutie op dit vlak wenst de FOD Justitie de tarieven van bepaalde materies te herzien.
Dit koninklijk besluit wordt opgedeeld in drie hoofdstukken, namelijk : -hoofdstuk 1. Algemene bepalingen (art. 1 - 2). - hoofdstuk 2. Tarifering (art. 3 - 10). - hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen (art. 11 - 14).
Artikelsgewijze bespreking Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.Dit artikel bevat de definities.
De term "vorderende overheid" wordt in het tweede punt ingevoerd om duidelijk te stellen dat door de FOD Justitie enkel de kostenstaten worden betaald van DNA-analyses gevorderd door de magistraten bevoegd in strafzaken.
De punten 5 tot en met 7 bepalen de administratie aan wie de verslaggeving, bepaalt in artikel 2, dient te worden meegedeeld. Afdeling 2. - Verslaggeving
Artikel 2.Het Instituut en elk erkend laboratorium dienen een zesmaandelijks verslag over te maken dat betrekking heeft over een aantal numerieke gegevens. Wensen zij individueel nog een aantal opmerkingen te maken over bepaalde aandachtspunten van algemene aard, dan kan dit verslag ook dienstig zijn als communicatiemiddel.
Deze gegevens dienen te worden overgemaakt begin juni en begin december en zijn dienstig zowel voor de jaarlijkse begroting als voor de latere budgetaanpassing. De overheid hoopt zo, na een inlooptijd een beter zicht te krijgen op deze bepaalde begrotingspost binnen de gerechtskosten en om eventueel preventief actie te kunnen ondernemen.
Deze gegevens zullen ook statistisch hun nut bewijzen zoals bijv. voor de verslagen van het strafrechterlijk beleid, de individuele noden van elk gerechtelijk arrondissement,... en worden steeds verspreid in een algemene vorm opgedeeld per arrondissement, nooit per laboratorium.
Hoofdstuk 2. - Tarifering Gezien deze materie nu reeds 15 jaar bestaat, kan men moeilijk nog zeggen dat deze analysetoestellen zich in een zeer duur "onderzoek- en ontwikkelingsstadium" bevinden, waarop de vorige tarieven nog grotendeels gebaseerd werden. Een nieuwe kostenanalyse, de voorbeelden uit het buitenland alsmede het bestaande tarief voor DNA-analyse van veroordeelden wijzen duidelijk aan dat de tarieven moeten aangepast worden aan de nieuwe bedrijfseconomische realiteit.
Artikel 3.Dit artikel bepaalt dat de tarieven, zoals bepaald in hoofdstuk 2, in principe "all-inclusive" tarieven zijn. De uitzonderingen worden specifiek gemeld bij elke fase van de analyse.
Bij huidige controles van kostenstaten is namelijk gebleken dat de omschrijving zoals bepaald in de ministeriële omzendbrief te vaag was waardoor velen nog bijkomend algemene tarieven aanrekenden, terwijl deze reeds in het forfait aanwezig waren.
Verder wordt dit hoofdstuk, om een duidelijk onderscheid te maken in de tarieven, opgedeeld in de volgende zes afdelingen : - 1) onderzoek van overtuigingsstukken en staalname (art. 4); - 2) voorafgaandelijke testen (art. 5); - 3) extractie en kwantificatie van DNA (art. 6); - 4) Genetisch onderzoek (art. 7); - 5) Opstellen van een genetisch profiel van een persoon (art. 8 - 9); - 6) Vergelijking van een genetisch profiel met sporen (art. 10).
Artikelen 4 en 5. Geven een duidelijke technische beschrijving weer en bepalen desbetreffend tarief.
Artikel 6.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 4.
In dit artikel wordt echter wel een technische beperking betreffende de kwantiteit ingevoerd waaronder een onderzoek niet verder mag worden gezet. Bij huidige controles van de kostenstaten wordt opgemerkt dat bepaalde laboratoria nog verder onderzoek verrichten alhoewel zij goed weten dat er weinig of geen kans op resultaat bestaat. Juist dit verder onderzoek is zeer duur.
Artikel 7.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 4.
Het tarief in artikel 7, § 1 omvat ook eventuele occasionele vergelijkingen tussen de DNA-profielen die afkomstig zijn van sporen.
Ook hier worden duidelijk grenzen afgebakend. Onderzoeken mogen niet plaatsvinden zonder dat deze uitdrukkelijk worden geëist door de vorderende overheid in hun vordering.
De artikelen 8 tot en met 9 bevatten een omschrijving en desbetreffende tarieven van onderzoeken voor het opstellen van een genetisch profiel van een persoon. Ook hier worden duidelijk grenzen gesteld zoals : - Eisen gesteld in de vordering. Voor verdere uitleg wordt verwezen naar artikel 7; - Oncumuleerbare bedragen.
Het instituut en de DNA laboratoria hebben de vorige jaren geïnvesteerd in geautomatiseerde toestellen die een groot aantal stalen tegelijkertijd kunnen analyseren.
Dit verklaart de relatieve hoge kost (400 %) om bij urgentie een referentieprofiel te bepalen, gezien het schaalvoordeel hierbij volkomen verloren gaat.
Artikel 10.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 4.
Ook hier mag niet meer dan een welbepaald aantal uren worden aangerekend.
Hoofdstuk 3. - Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 11.De nieuwe tarieven zijn van toepassing op de onderzoeken die vanaf de dag van inwerkingtreding van dit besluit worden aangevraagd. Tot deze datum zijn de tarieven opgenomen in de ministeriële omzendbrief 131quater van 31 januari 2013 van toepassing.
Artikel 12.Dit artikel voorziet een twee- jaarlijkse evaluatie van de tarieven van dit besluit. Dit om oa. kostenbesparing omwille van technologische evoluties in rekening te brengen.
Artikel 13.Deze bepaling regelt de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 14.In dit artikel wordt bepaald welk minister met de uitvoering van het besluit worden belast.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, K. GEENS
Raad van state, afdeling Wetgeving Advies 58.247/3 van 29 oktober 2015 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende uitvoering van artikel 6 van de programmawet (II) van 27 december 2006 tot bepaling van de tarieven voor het deskundigenonderzoek in genetische analyse in opdracht van een gerechtelijke overheid' Op 29 september 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende uitvoering van artikel 6 van de programmawet (II) van 27 december 2006 tot bepaling van de tarieven voor het deskundigenonderzoek in genetische analyse in opdracht van een gerechtelijke overheid'.
Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 20 oktober 2015. De kamer was samengesteld uit Jo BAERT, kamervoorzitter, Jan SMETS en Jeroen VAN NIEUWENHOVE, staatsraden, Johan PUT en Bruno PEETERS, assessoren, en Greet VERBERCKMOES, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Frédéric VANNESTE, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jan SMETS, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 29 oktober 2015. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Bij artikel 6 van de programmawet (II) van 27 december 2006 wordt de Koning gemachtigd om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een algemeen reglement inzake de gerechtskosten in strafzaken "houdende bepaling van een lijst van gerechtskosten, de tarifering en de betalings- en inningsprocedure ervan" uit te vaardigen.Die besluiten dienen bij wet te worden bekrachtigd binnen vierentwintig maanden volgend op de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit strekt ertoe een onderdeel van deze lijst, namelijk de tarifering van DNA-analyses vast te stellen. De tarieven worden verlaagd in vergelijking met de thans geldende tarieven, die opgenomen zijn in een omzendbrief. 3.1. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit wordt in de eerste plaats geboden door artikel 6, eerste lid, van de programmawet (II) van 27 december 2006. De artikelen 44ter tot 44sexies, 90undecies en 90duodecies van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 4 tot 5ter van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten `betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken' bieden, zelfs al kan het ontwerp door de vermelding ervan beter worden gesitueerd, geen rechtsgrond voor het ontworpen besluit. Bovendien kunnen uiteraard ook de koninklijke besluiten die zijn vermeld in het vierde en het vijfde lid van de aanhef en het ministerieel besluit dat is vermeld in het zesde lid van de aanhef, geen rechtsgrond bieden voor het ontworpen besluit. 3.2. Met betrekking tot twee artikelen van het ontworpen besluit doet de rechtsgrond problemen rijzen. 3.2.1. Luidens artikel 2 van het ontworpen besluit dienen het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie en de op grond van de artikelen 24 en 25 van het koninklijk besluit van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2013 pub. 12/08/2013 numac 2013009383 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten `tot uitvoering van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken' erkende laboratoria zesmaandelijks verslag uit te brengen van hun activiteiten in het raam van het te nemen besluit.
Wat betreft die laatste laboratoria lijkt er geen rechtstreekse rechtsgrond voor die rapportageverplichting voorhanden te zijn, maar eventueel zou die verplichting kunnen worden ingevoerd als een erkenningsvoorwaarde, waarvoor rechtsgrond kan worden gevonden in artikel 2, 4°, van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten `betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken' (1).
Wat betreft het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, dat behoort tot het centrale Rijksbestuur, kan voor de rapportageverplichting een beroep worden gedaan op artikel 37 van de Grondwet. Krachtens dat artikel, naar luid waarvan de federale uitvoerende macht, zoals zij bij de Grondwet is geregeld, berust bij de Koning, vermag de Koning taken toe te wijzen aan de onderscheiden diensten van het centrale Rijksbestuur. 3.2.2. In artikel 8, § 1, van het ontworpen besluit wordt bepaald dat de in hoofdstuk 2, afdeling 5, ervan bedoelde onderzoeken uitsluitend kunnen worden aangevraagd bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. Luidens artikel 8, § 2, van het ontworpen besluit kan enkel wanneer dat instituut in de onmogelijkheid verkeert om die onderzoeken uit te oefenen, de minister bevoegd voor Justitie beslissen om die taken tijdelijk over te dragen aan een erkend laboratorium.
Artikel 6, eerste lid, van de programmawet (II) van 27 december 2006 bepaalt evenwel enkel dat een algemeen reglement houdende bepaling van de lijst van gerechtskosten, tarifering en betalings- en inningsprocedure kan worden opgesteld, zodat het geen rechtsgrond kan bieden voor het exclusief toevertrouwen van de genoemde opdrachten aan de genoemde instelling (2). Hierover door de auditeur-verslaggever ondervraagd, verklaarde de gemachtigde wat volgt : "De exclusiviteit van de onderzoeken die bij het Instituut dienen aangevraagd te worden (art. 8, § 1) en die in art. 9 worden bepaald, betreft ongeveer 20 % van de uit te voeren analyses en vinden hun rechtsgrond in artikel 10 van het Koninklijk Besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen. De tekst van dit besluit werd u bij de aanvraag overgemaakt. Dit artikel bepaalt dat de Minister onder wiens gezag de instelling is geplaatst, deze kan belasten met onderzoeksactiviteiten of met opdrachten van algemeen dienstbetoon.
Een vergelijkbaar voorbeeld is het MB van 23 januari 2003 tot oprichting van het observatorium van het publiek van de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort (tekst in bijlage)." Er dient evenwel te worden vastgesteld dat de door de gemachtigde ingeroepen rechtsgrond een bepaling van een koninklijk besluit is, dat in principe geen rechtsgrond kan bieden voor een ander koninklijk besluit. Bovendien heeft deze bepaling enkel betrekking op het belasten van een federale wetenschappelijke instelling met onderzoeksactiviteiten of met opdrachten van "openbaar dienstbetoon" die niet behoren tot haar permanente bevoegdheden, wat niet inhoudt dat de Koning op permanente basis een opdracht van openbare dienstverlening exclusief eraan kan toekennen. Overigens kan worden opgemerkt dat het zelfs in strijd zou zijn met sommige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering om bepaalde van de genoemde onderzoeken exclusief aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie toe te kennen. Zo wordt in de artikelen 44quater, § 1, en 90undecies, § 4, van het Wetboek van Strafvordering gewag gemaakt van het aanstellen van een "deskundige verbonden aan een laboratorium".
Artikel 8 van het ontworpen besluit kan derhalve geen doorgang vinden. 3.3. Aangezien artikel 13 van het ontworpen besluit dient te worden weggelaten (zie opmerking 16), wordt niet ingegaan op mogelijke problemen op het vlak van de rechtsgrond ervoor.
ONDERZOEK VAN DE TEKST AANHEF 4. Gelet op hetgeen onder 3.2.1 is opgemerkt, dient aan de aanhef een verwijzing naar artikel 37 van de Grondwet te worden toegevoegd en, zo men de rapportageverplichting in hoofde van de erkende laboratoria voor DNA-onderzoek als een erkenningsvoorwaarde zou opnemen, naar artikel 2, 4°, van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten `betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken'. 5. Het huidige eerste en het derde lid van de aanhef dienen te worden geschrapt nu de erin vermelde wetsartikelen geen rechtsgrond bieden voor het ontworpen besluit.6. In het huidige tweede lid van de aanhef kan de rechtsgrond nog worden gespecificeerd door te verwijzen naar artikel 6, eerste lid, van de programmawet (II) van 27 december 2006.7. Het huidige vierde tot zesde lid van de aanhef dienen te vervallen nu de erin vermelde besluiten uiteraard geen rechtsgrond bieden voor het ontworpen besluit en ook niet de wijziging van die besluiten wordt beoogd.Evenmin is hun vermelding noodzakelijk voor een goed begrip van het ontworpen besluit. 8. Het huidige negende en tiende lid van de aanhef dienen van plaats te worden verwisseld.9. Aangezien om advies wordt gevraagd binnen een termijn van dertig dagen, dient in het huidige negende lid van de aanhef (dat het vierde lid wordt) gewag te worden gemaakt van 2° van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, en niet van 1° van die bepaling. DISPOSITIEF Artikel 2 10. Met betrekking tot het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie kan geen gewag worden gemaakt van een "erkenning", zoals in de eerste zin van artikel 2, eerste lid, van het ontwerp.Dat instituut maakt immers deel uit van het centrale Rijksbestuur.
Artikel 3 11. De in artikel 3 opgenomen opsomming, die geenszins exhaustief is (3), spoort niet met het daarvoor bepaalde dat de in het ontwerp opgenomen tarieven behoudens uitzondering betrekking hebben op alle werkzaamheden en kosten van de deskundigen.Artikel 3 van het ontwerp dient in het licht van de bedoeling van de stellers van het ontwerp te worden herschreven.
Artikelen 4 tot 9 12. De Nederlandse en de Franse tekst van de artikelen 4 tot 9 dienen elk op zich beschouwd volledig gelijkluidend te zijn.Er dient te worden afgezien van het procedé waarbij tussen de twee taalversies een gemeenschappelijke tekst wordt weergegeven, die bovendien op een taalkundig niet correcte wijze is ingevoegd.
Artikelen 7 en 9 13. De gemachtigde lichtte het onderscheid tussen artikel 7 en artikel 9 van het ontwerp als volgt toe : "Art.9 betreft het onderzoek van het referentiemateriaal.
Art. 7 behandelt daarentegen het sporen materiaal. De bekomen DNA-profielen (spoor en referentie) dienen nadien met mekaar vergeleken te worden om te bepalen of een bepaalde persoon (referentie) een bepaald spoor veroorzaakt heeft. Dit geldt voor de verschillende DNA-profielen die bekomen worden (nucleair, mitochondriaal en Y-chromosoom). Deze opsplitsing is nodig, gezien er een mogelijkheid is tot volume-effecten voor de referentiestalen. Door deze centralisatie kan er een héél lage kostprijs voor de analyse bekomen worden (60 , vergeleken met het vorige tarief van 430 ).
Het is enkel het onderzoek bepaald in art. 9 dat exclusief aan het Instituut wordt voorbehouden. Dit volume-effect vervalt bij hoogdringendheid, waarbij er eenzelfde tarief als voor de sporen gehanteerd wordt (300 ).
Alle andere onderzoeken (80 % van de analyses) kunnen door alle erkende labo's worden uitgevoerd." 14. In artikel 9, eerste lid, 4°, van het ontwerp schrijve men "bedoeld in 1° " in plaats van "van artikel 9, § 1". Artikel 11 15. Men late artikel 11 van het ontwerp aanvangen met "De vergelijking van een genetisch profiel met sporen". Artikel 13 16. In artikel 13 van het ontwerp wordt bepaald dat de in het ontwerp opgenomen tarieven eveneens gelden "wanneer de kosten van de (tegen)expertise worden voorgeschoten in het kader van artikel 692 [van het] (4) Gerechtelijk Wetboek of in bepaalde gevallen van burgerlijke partijstelling". Om uitleg gevraagd omtrent deze bepaling, verklaarde de gemachtigde in wezen dat beoogd wordt te beletten dat expertisekosten die worden gemaakt in het raam van burgerrechtelijke aangelegenheden, zouden worden beschouwd en vergoed als expertisekosten in strafzaken en dat op grond van verleende rechtsbijstand kosten worden vergoed van een burgerlijke partij die geen rechtsbijstand geniet.
Daargelaten de vaststelling dat die bedoeling niet op adequate wijze wordt weergegeven in de tekst van artikel 13 van het ontwerp, moet erop worden gewezen dat de regels die worden beoogd, weinig uitstaans hebben met het voorwerp van het ontwerp, dat slechts een specifieke regeling betreffende de kosten van DNA-onderzoeken in strafzaken bevat. Bovendien kan er, gelet op de rechtsgrond en de formulering van het ontworpen besluit, weinig twijfel over bestaan dat het enkel van toepassing is in strafzaken (5).
Artikel 13 van het ontwerp dient dan ook te worden weggelaten.
Artikel 14 17. Artikel 14 van het ontwerp bepaalt dat "[i]n afwijking van artikel 8, § 1," de onderzoeken "in" (lees : ter) uitvoering van een schriftelijke vordering daterend [van] vóór de inwerkingtreding van het te nemen besluit in aanmerking komen voor een vergoeding conform het tarief vermeld in omzendbrief 131quater van 31 januari 2013. Het is vooreerst onduidelijk wat in dat artikel bedoeld wordt met "in afwijking van artikel 8, § 1". Aangezien die bepaling geen doorgang kan vinden (zie opmerking 3.2.2), kan er in ieder geval niet naar worden verwezen.
Voorts mag de vermelding van omzendbrief 131quater van 31 januari 2013 niet als doel hebben deze omzendbrief te regulariseren, wat volgens de gemachtigde ook niet de bedoeling is. Eventueel kan artikel 14 van het ontwerp duidelijkheidshalve wel in die zin worden geformuleerd dat erin uitdrukkelijk wordt bepaald dat de nieuwe tarieven van toepassing zijn op de onderzoeken die vanaf de dag van inwerkingtreding van het te nemen besluit worden verricht.
Artikel 15 18. Luidens artikel 15 van het ontwerp treedt het te nemen besluit in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Zulk een regeling van inwerkingtreding heeft als nadeel dat, wanneer de bekendmaking van de regeling op het einde van de maand gebeurt, de bestemmelingen ervan zelfs niet over de normale termijn van tien dagen (6) zullen beschikken om zich aan de nieuwe regeling aan te passen. Artikel 15 van het ontwerp wordt dan ook beter weggelaten of vervangen door een andere bepaling van inwerkingtreding.
Artikel 17 19. Artikel 17 van het ontwerp, dat bij gebreke van een specifieke sanctie een weinig effectieve regel vormt (en daarom beter wordt weggelaten), hoort in ieder geval niet thuis in hoofdstuk 3 van het ontwerp (en kan zeker niet als laatste artikel worden opgenomen). De griffier Greet VERBERCKMOES De voorzitter Jo BAERT _______ Nota's 1 Die voorwaarde wordt dan wel het best ingevoerd in het koninklijk besluit van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2013 pub. 12/08/2013 numac 2013009383 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten. 2 Zie ook adv.RvS 42.730/2 van 10 april 2007 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken'. 3 Zo wordt het verrichten van de analyses zelf niet vermeld, terwijl dit een essentieel onderdeel is van de werkzaamheden van de deskundigen. 4 De woorden "van het" zijn in de Nederlandse tekst weggevallen. 5 Eventueel kan dit nog in het opschrift en in artikel 3 van het ontwerp worden verduidelijkt. 6 Zie artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen'.
27 NOVEMBER 2015. - Koninklijk Besluit houdende uitvoering van artikel 6 van de Programmawet (II) van 27 december 2006 tot bepaling van de tarieven voor het deskundigenonderzoek in strafzaken voor genetische analyse in opdracht van een gerechtelijke overheid FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 37;
Gelet op de Programmawet (II) van 27 december 2006, artikel 6, eerste lid;
Gelet op de Wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken, artikel 2,4° ;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 juni 2015;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 17 juli 2015;
Gelet op de reglementaire impactanalyse, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de Wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 13/02/2014 numac 2014000088 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op advies 58.247/3 van de Raad van State, gegeven op 29 oktober 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de Minister" : de minister tot wiens bevoegdheid Justitie behoort;2° "de vorderende overheid" : alle gerechtelijke autoriteiten in strafzaken;3° "het Instituut" : het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie zoals bepaald bij Koninklijk Besluit van 5 november 1971.4° "het erkend laboratorium" : een laboratorium dat voldoet aan de voorwaarden voorzien in artikel 24 en 25 van het Koninklijk Besluit van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2013 pub. 12/08/2013 numac 2013009383 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten tot uitvoering van de Wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.5° "de overheidsdienst" : het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie;6° "de gemachtigde van de minister" : de directeur-generaal of de adviseur-generaal bevoegd voor de in het vijfde punt vermelde overheidsdienst;7° "de met het toezicht belaste ambtenaren" : ambtenaren van de overheidsdienst daartoe aangewezen door de gemachtigde van de minister; Afdeling 2. - Verslaggeving
Art. 2.Het Instituut en elk erkend laboratorium dient elke zes maanden een verslag in - meer bepaald in juni en december - van zijn activiteiten in het kader van dit besluit over te maken aan de in artikel 1, 7° van dit besluit bepaalde ambtenaren bij de FOD Justitie.
Deze rapportering dient minimum volgende gegevens per afdeling van een gerechtelijk arrondissement te bevatten, uitgesplitst per type van staal (sporen of referenties) : - aantal onderzoeken van overtuigingsstukken en staalnames; - aantal voorafgaandelijke testen; - aantal DNA- extracties en kwantificaties; - aantal genetische onderzoeken; - aantal aanvragen voor het bepalen van een genetisch profiel; - aantal vergelijkingen van een genetisch profiel met sporen; - aantal genetische profielen die naar de nationale DNA-databank zijn gestuurd.
Deze gegevens dienen als grondslag voor begrotingstechnische en statistische doeleinden.
De Minister kan bijkomende anonieme gegevens bepalen. HOOFDSTUK 2 . - Tarifering
Art. 3.Behoudens de voorziene uitzonderingen dekken de in dit besluit vastgestelde tarieven alle werkzaamheden en kosten van de deskundigen, waaronder de analyses, het verslag, de loonkosten van de medewerkers, de secretariaats- en correspondentiekosten. Afdeling 1 Onderzoek van overtuigingsstukken en staalname
Art. 4.Voor het beschrijvend onderzoek van overtuigingsstukken vermeld in de vordering wordt toegekend : - voor het eerste stuk : 30 euro; - voor ieder der volgende stukken : 10 euro. Afdeling 2. - Voorafgaandelijke testen
Art. 5.§ 1. Voor het onderzoek van het overtuigingsstuk teneinde de aard van het biologisch spoor vast te stellen wordt toegekend : 46 euro § 2. De voorafgaande tests kunnen, zo nodig, verricht worden op ieder spoor aanwezig op het overtuigingsstuk, teneinde vast te stellen welke het meest geschikte is om het beste onderzoeksresultaat te bekomen.
De honoraria voor de tests vanaf het tweede en volgende sporen wordt vastgesteld op : 30 euro § 3. Deze testen omvatten, naargelang het geval, het opsporen van bloed en de vaststelling van zijn aard, van sperma en het microscopisch onderzoek van spermatozoïden, van speeksel, van urine en van fecale stoffen. Afdeling 3. - Extractie en kwantificatie van DNA
Art. 6.§ 1. Voor de extractie en het doseren van DNA wordt per staal toegekend : 49 euro. § 2. Voor de extractie van beenderen, tanden en de differentiële extractie van spermacellen en epitheelcellen wordt het bedrag verhoogd met : 71 euro. § 3. Indien de kwaliteit en de hoeveelheid geëxtraheerde DNA niet toelaten een resultaat te bekomen, zal het onderzoek niet verder worden uitgevoerd.
Indien de hoeveelheid gekwantificeerd DNA minder bedraagt dan 6 picogram/microliter kan het onderzoek niet worden verdergezet.
In afwijking van het tweede lid kan de vorderende overheid het onderzoek verder laten uitvoeren rekening houdend met de concrete elementen van het strafdossier. Afdeling 4. - Genetisch onderzoek
Art. 7.§ 1. Voor elk genetisch onderzoek van een staal wordt toegekend : 194 euro.
Dit bedrag zal slechts éénmaal per overtuigingsstuk worden aangerekend, behalve wanneer de vordering uitdrukkelijk opdraagt dat meerdere of alle sporen op eenzelfde overtuigingsstuk moeten worden onderzocht.
Indien enkel het mitochondriaal DNA-profiel wordt gevraagd, dan dient dit in de vordering te worden gespecificeerd. § 2. Indien een analyse bij hoogdringendheid dient te gebeuren wordt het bedrag van artikel 7, § 1, verhoogd met 65 %.
Dit bedrag kan enkel worden toegekend indien de vordering uitdrukkelijk vermeldt dat de resultaten beschikbaar moeten zijn binnen de twee werkdagen volgend op de dag van de gezamenlijke ontvangst van de vordering en de overtuigingsstukken. § 3. Indien bovenop het genetisch profiel een Y-chromosoom profiel noodzakelijk is, zal worden toegekend : 144 euro. § 4. Indien bovenop het genetisch profiel een mitochondriale DNA-analyse noodzakelijk is, zal worden toegekend : 223 euro.
Deze bijkomende analyse vermeld in de paragrafen 3 en 4 dient uitdrukkelijk te worden vermeld in de vordering.
Dit bedrag zal slechts éénmaal per overtuigingsstuk worden aangerekend, behalve wanneer de vordering uitdrukkelijk opdraagt dat meerdere of alle sporen op eenzelfde overtuigingsstuk moeten worden onderzocht. Afdeling 5. - Opstellen van een genetisch profiel van een persoon
Art. 8.Voor het opstellen van een genetisch profiel van een persoon in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, wordt toegekend : 1° Voor het opstellen van een genetisch profiel van een persoon : 60 euro. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, omvat deze prijs geen vergelijking van het genetische profiel van een persoon met sporen. 2° Indien bovenop het genetisch profiel een Y-chromosoom profiel noodzakelijk is, wordt toegekend : 144 euro. Deze bijkomende analyse dient uitdrukkelijk te worden vermeld in de vordering. 3° Indien bovenop het genetisch profiel een mitochondriale DNA-analyse noodzakelijk is, wordt toegekend : 223 euro. Deze bijkomende analyse dient uitdrukkelijk te worden vermeld in de vordering. 4° Indien een analyse bij hoogdringendheid dient te gebeuren wordt het bedrag bedoeld in de bepaling onder 1°, verhoogd met 400 %. Dit bedrag kan enkel worden toegekend indien de vordering uitdrukkelijk meldt dat de resultaten beschikbaar moeten zijn binnen de 24 uur volgend op de dag van de gezamenlijke ontvangst van de vordering en de overtuigingsstukken.
Art. 9.De bedragen vermeld in artikel 8 zijn niet te cumuleren met deze vermeld in de artikelen 4 tot en met 6. Afdeling 6. - Vergelijking van een genetisch profiel van een persoon
met sporen
Art. 10.De vergelijking van een genetisch profiel met sporen kan enkel worden uitgevoerd door het Instituut of het erkend laboratorium waar het genetische profiel van de sporen werd vastgesteld.
Voor deze vergelijking wordt een vergoeding toegekend conform artikel 22bis van het Ministerieel Besluit van 20 november 1980 tot vaststelling van het normaal bedrag van de honoraria der personen opgeroepen in strafzaken wegens hun kunde of hun beroep met een maximum van 3 uur. HOOFDSTUK 3 . - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 11.Deze nieuwe tarieven zijn van toepassing op de onderzoeken die vanaf de dag van inwerkingtreding van dit besluit worden aangevraagd.
Art. 12.De tarieven van dit besluit worden om de twee jaar geëvalueerd.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 december 2015.
Art. 14.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 november 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS