Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 november 2021
gepubliceerd op 09 september 2022

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2021034164
pub.
09/09/2022
prom.
26/11/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het organiseren van een persoonlijk onderhoud door de Commissaris-generaal waarbij elke verzoeker minstens eenmaal de kans krijgt de inhoud van zijn verzoek om internationale bescherming toe te lichten is een fundamenteel onderdeel van de asielprocedure. Een dergelijk persoonlijk onderhoud gaat bij voorkeur face-to-face door.

Het uitbreken van de COVID-19 -pandemie heeft echter duidelijk gemaakt dat het noodzakelijk is om te voorzien in alternatieve mogelijkheden voor het fysiek horen van een verzoeker om internationale bescherming.

De diverse maatregelen die de Regering getroffen heeft ten einde de verspreiding van het virus dat COVID-19 veroorzaakt, te voorkomen en in te dammen, hebben een rechtstreekse impact gehad op de kerntaak van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen.

Niettegenstaande de activiteiten van de migratie- en asieldiensten als een essentiële activiteit beschouwd worden, was het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen genoodzaakt de organisatie van de gehoren in maart 2020 tijdelijk op te schorten zodat de vereiste preventieve maatregelen konden getroffen worden opdat een persoonlijk onderhoud coronabestendig zou kunnen verlopen.

Op 8 juni 2020 kon het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen de gehoren hervatten. De nog steeds geldende voorwaarden, zoals het houden van voldoende afstand, het in acht nemen van hygiënische maatregelen en het beperken van de reisbewegingen hebben evenwel een blijvende impact op de dagelijkse werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. Opdat een persoonlijk onderhoud coronabestendig kan verlopen, worden er diverse veiligheidsmaatregelen in acht genomen. Zo worden verzoekers op gespreide uren opgeroepen en moeten de gehoorlokalen grondig gedesinfecteerd en verlucht worden voor een nieuw gebruik. Deze maatregelen hebben tot gevolg dat het aantal verzoekers dat op de zetel van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen dagelijks kan gehoord worden aanzienlijk verminderd is, waardoor het Commissariaat-generaal niet in staat is om alle verzoeken om internationale bescherming binnen de door de wetgever opgelegde termijnen te behandelen. Dit heeft verder tot gevolg dat de dossierachterstand waarmee het Commissariaat-generaal te kampen heeft niet kan weggewerkt worden, dat verzoekers langer moeten wachten op een beslissing met betrekking tot het door hen ingediende verzoek om internationale bescherming en dat de uitstroom uit de opvangcentra beperkt is. Omwille van de vigerende maatregelen is het horen van verzoekers die zich niet of moeilijk naar de zetel van het Commissariaat-generaal kunnen verplaatsen, zoals personen met een groot risico op een ernstig beloop van COVID-19, niet mogelijk. De huidige situatie heeft de noodzaak aan het ontwikkelen van een alternatieve manier van horen parallel aan het bestaande systeem van face-to-face horen duidelijk gemaakt. Het op afstand horen laat toe dat de continuïteit van de openbare dienstverlening ten aanzien van de verzoekers om internationale bescherming en de efficiënte werking van het Commissariaat-generaal verzekerd blijft in periodes waarbij door bijzondere omstandigheden de organisatie van face-to-face gehoren niet mogelijk is.

Het op afstand horen is niet alleen nuttig in het kader van de huidige COVID-19-pandemie. Door te voorzien in de mogelijkheid om verzoekers op afstand te horen kan ook beter rekening gehouden worden met de noden van de verzoeker die zich omwille van een fysieke beperking niet of moeilijk kan verplaatsen, of de verzoeker die in een ver van Brussel gelegen of moeilijk bereikbaar opvangcentrum verblijft. Dit ontwerp van koninklijk besluit geeft ook een reglementaire basis aan het horen op afstand van verzoekers die overeenkomstig de artikelen 74/5 en 74/6 van de wet worden vastgehouden of in een penitentiaire instelling in hechtenis worden gehouden.

Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen te wijzigen opdat het mogelijk wordt om verzoekers op afstand te horen. Niettegenstaande het horen op afstand een innovatief en volwaardig alternatief vormt voor een face-to-face gehoor, blijft het horen in de fysieke aanwezigheid van alle betrokken partijen de voorkeur hebben. Het face-to-face horen van de verzoeker zal de regel blijven, en een gehoor op afstand zal slechts plaatsvinden wanneer dit, rekening houdend met de bijzondere procedurele noden van de verzoeker, de asielmotieven van de verzoeker, de complexiteit van het dossier, de termijn binnen dewelke de wetgever verwacht dat het Commissariaat-generaal een beslissing neemt over het verzoek om internationale bescherming, en de operationele context wenselijk is.

Gehoren op afstand worden derhalve ingebed in de dagelijks werking van het Commissariaat-generaal maar parallel aan en aanvullend op het bestaande systeem van face-to-face gehoren, tenzij het de enige mogelijkheid is om nog gehoren te organiseren gelet op een uitzonderlijke situatie waarin face-to-face gehoren onmogelijk zijn.

Er wordt voor de goede orde op gewezen dat noch de richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking), noch de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bepalingen bevatten die het horen op afstand bij voorbaat uitsluiten of verbieden. Het komt daarentegen overeenkomstig de artikelen 57/5ter, § 1, tweede lid, en 57/6/7, § 4, eerste lid van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten aan de Koning toe om de omstandigheden te bepalen waarin het persoonlijk onderhoud plaatsvindt.

Het ontwerpbesluit ligt in de lijn van de richtsnoeren van de Europese Commissie betreffende de uitvoering van de relevante EU-bepalingen op het gebied van de asiel- en terugkeerprocedures en betreffende hervestigingen van 17 april 2020 (Mededeling 2020/C126/02 van de Europese Commissie inzake COVID-19: Richtsnoeren betreffende de uitvoering van de relevante EU-bepalingen op het gebied van de asiel- en terugkeerprocedures en betreffende hervestiging, Pb.C., 17 april 2020, afl. 126, 12-27.). De Europese Commissie raadt aan om het persoonlijk onderhoud voor zover mogelijk op afstand te voeren door gebruik te maken van videoconferentietechnologie. In zijn praktische gids met aanbevelingen voor het voeren van een persoonlijk onderhoud op afstand benadrukt EASO dat persoonlijke gesprekken op afstand niet alleen in buitengewone omstandigheden, zoals de huidige coronapandemie, een haalbaar alternatief zijn, maar dat deze vorm van horen ook in normale omstandigheden een efficiënte modus operandi in de asielprocedure kan zijn (EASO, "Practical recommendations on conducting the personal interview remotely", mei 2020). Het UNHCR heeft zelf al verzoekers op afstand geïnterviewd, en dit zowel tijdens als voor de huidige COVID-19 pandemie. Het agentschap raadt zowel in zijn "Practical Recommendations and Good Practice to Address Protection Concerns in the Context of the COVID-19 Pandemic" van 9 april 2020, als in zijn thematische nota getiteld "Remote Interviewing: Practical Considerations for States in Europe" van 9 juni 2020 horen op afstand via videoconferentie of telefoon als alternatief voor face-to-face gehoren aan als maatregel voor het in stand houden van de asielprocedure en het beheren van de achterstand.

De Europese Commissie, het UNHCR en EASO sluiten in hun aanbevelingen a priori geen categorieën van verzoekers uit van de mogelijkheid van een persoonlijk onderhoud op afstand en adviseren evenmin om automatisch af te zien van deze wijze van horen naargelang het motief dat voor het indienen van een verzoek om internationale bescherming wordt ingeroepen. Zij adviseren daarentegen dat er steeds, rekening houdend met de bijzondere procedurele noden van de verzoeker, de operationele context en de complexiteit van het dossier, individueel beoordeeld wordt of het horen op afstand wel geschikt of aangewezen is. Er wordt hierbij aansluitend op gewezen dat het Commissariaat-generaal in samenwerking met het Rode Kruis in juni en juli 2020 een pilootproject heeft opgestart waarbij twaalf niet-begeleide minderjarige verzoekers op afstand gehoord werden. Om de belevingen en kwaliteit van het persoonlijk onderhoud op afstand na te gaan, werd nadien een vragenlijst verstuurd naar de minderjarige verzoeker, zijn voogd, de advocaat, de ambtenaar en de tolk. Uit de resultaten van deze bevraging blijkt dat een gehoor op afstand over het algemeen als een goed alternatief ervaren werd voor een face-to-face onderhoud, mits het doorvoeren van enkele aanpassingen en het naleven van een aantal voorwaarden. Bij het uitwerken van onderhavig ontwerpbesluit werd rekening gehouden met de opmerkingen die de deelnemers meedeelden. Het gegeven dat alle respondenten aangaven dat een persoonlijk onderhoud op afstand in bepaalde gevallen, en dus ook wanneer de verzoeker een niet-begeleide minderjarige vreemdeling is, zeker aangewezen kan zijn, bevestigt dat het niet aangewezen is om het gehoor op afstand a priori uit te sluiten voor bepaalde categorieën van verzoekers.

Er wordt op gewezen dat het Commissariaat-generaal er overeenkomstig artikel 48/9 van de wet toe gehouden is na te gaan of er in hoofde van de verzoeker bijzondere procedurele noden bestaan die van dien aard zijn dat er passende steunmaatregelen moeten getroffen worden teneinde de verzoeker toe te laten op een volwaardige, functionele en zelfstandige wijze deel te nemen aan zijn asielprocedure. Voordat de verzoeker opgeroepen wordt voor een persoonlijk onderhoud gaat het Commissariaat-generaal derhalve nu al na of een verzoeker bijzondere procedurele noden heeft op grond van, onder meer, zijn leeftijd, geslacht, seksuele gerichtheid, genderidentiteit, handicap, ernstige ziekte, psychische aandoeningen of als gevolg van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld. Een evaluatie van de bijzondere procedurele noden van een verzoeker kan er toe leiden dat er beslist wordt dat een gehoor op afstand niet of juist wel aangewezen is, dan wel dat extra maatregelen dienen genomen te worden teneinde een goed verloop van een gehoor dat op afstand gevoerd wordt te waarborgen.

Overeenkomstig artikel 48/6, § 1 van de wet dient de verzoeker alle elementen ter staving van zijn verzoek zo spoedig mogelijk neer te leggen. Aan de verzoeker die op afstand gehoord wordt, zal gevraagd worden om een kopie van de bewijsstukken die hij reeds in zijn bezit heeft voorafgaand aan het gehoor over te maken aan het Commissariaat-generaal. Het gegeven dat de verzoeker op afstand gehoord wordt belet vanzelfsprekend niet dat de verzoeker overeenkomstig artikel 17, § 3 de mogelijkheid heeft om aanvullende stukken na zijn gehoor over te maken aan het Commissariaat-generaal.

Hoewel zowel de Europese Commissie, als EASO en UNHCR verwijzen naar het horen op afstand via een systeem van videoconferentie wordt er in onderhavig ontwerpbesluit niet uitdrukkelijk verwezen naar deze of een andere specifieke communicatietechnologie. Technologie is immers volop in ontwikkeling. Het is derhalve niet uitgesloten dat digitale toepassingen die vandaag beschikbaar zijn, binnen enkele jaren tot het verleden behoren of dat er alternatieven ontwikkeld worden die beter geschikt zijn voor de organisatie van een gehoor op afstand. Ongeacht de communicatietechnologie die er gebruikt wordt, moet het gehoor op afstand een volwaardig alternatief vormen voor een face-to-face gehoor. Dit impliceert dat er minstens sprake moet zijn van een real time audiovisuele verbinding tussen de ambtenaar en de verzoeker waarbij zij, dankzij de kwaliteit van en de synchronisatie tussen het beeld en het geluid, een duidelijk en realistisch beeld hebben van wat er zich op de andere locatie afspeelt. Bovendien moet de audiovisuele verbinding die tot stand gebracht wordt tussen de aanwezigen op het gehoor op een zodanige manier beveiligd zijn dat externe toegang tot het communicatieverkeer tijdens het gehoor onmogelijk is en dat de bescherming van de persoonsgegevens gewaarborgd is.

In zijn advies nr. 129/2021 van 24 augustus 2021 bevestigt de gegevensbeschermingsautoriteit dat de organisatie van een onderhoud op afstand conform is met de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (hierna "AVG").

De gegevensbeschermingsautoriteit bevestigt verder dat het Commissariaat-generaal optreedt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4.7) AVG. Om evenwel elke onduidelijkheid omtrent de identiteit van de verwerkingsverantwoordelijke te vermijden, adviseert de gegevensbeschermingsautoriteit om in de Vreemdelingenwet, dan wel in het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten, uitdrukkelijk het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen als verwerkingsverantwoordelijke aan te duiden. Dienaangaande kan er op gewezen dat de vermelding van de verwerkingsverantwoordelijke deel zal uitmaken van een meer omvattend wetgevingsproject betreffende de verwerking van persoonsgegevens door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen tijdens de uitoefening van haar wettelijke opdrachten.

Het bijkomend advies van de gegevensbeschermingsautoriteit om uitdrukkelijk in de wet op te nemen dat de notities van het persoonlijk onderhoud bijgevoegd worden in het administratief dossier, dan wel te voorzien in een specifieke bewaartermijn, valt -zoals de gegevensbeschermingsautoriteit zelf aangeeft- buiten de context van onderhavig koninklijk besluit. Hoe dan ook, het volgt uit artikel 48/6, § 1 en § 5, b) j° artikel 57/5quater van de Vreemdelingenwet dat de notities van het persoonlijk onderhoud, dewelke een schriftelijke weergave vormen van de verklaringen die door de verzoeker worden afgelegd tijdens zijn persoonlijk onderhoud, bewaard worden in het administratief dossier. Het is immers mede op basis van deze verklaringen dat de met het onderzoek van het verzoek om internationale bescherming belaste instanties moeten oordelen of de verzoeker al dan niet in aanmerking komt voor een internationale beschermingsstatus.

Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen heeft bovendien ingevolge artikel 30 van de AVG een register van de verwerkingsactiviteiten opgesteld waarin onder meer het volgende wordt omschreven: de wettelijke basis die toelaat om persoonsgegevens te verwerken; de identiteit van de verwerkingsverantwoordelijke; de doeleinden van de gegevensverwerking; de bewaringstermijn; de types van persoonsgegevens die verwerkt worden en de personen met wie deze gegevens worden gedeeld. Dit register wordt op regelmatige tijdstippen geëvalueerd en geactualiseerd en staat gelet op artikel 30.4 van de AVG op eenvoudige vraag van de gegevensbeschermingsautoriteit ter harer beschikking.

Voorafgaande opmerking: in voorliggend ontwerp wordt de nieuwe terminologie van de richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking) (bijvoorbeeld verzoek(er) om internationale bescherming of persoonlijk onderhoud) niet systematisch overgenomen. Zo maken om redenen van efficiëntie en coherentie bepaalde gewijzigde artikelen nog gebruik van de oude terminologie. Dit kan herbekeken worden in het kader van een eventuele codificatie van de Vreemdelingenwet.

ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR Artikel 1 Artikel 1 voorziet in een aanpassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen. Paragraaf 1 bevat een overzicht van de gegevens die de oproeping tot gehoor dient te bevatten.

De wijziging aan artikel 9, § 1 van het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten is het gevolg van de invoeging van een nieuw artikel 12/1 in hetzelfde besluit. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om een verzoeker op afstand te horen. De oproeping moet de asielzoeker er in voorkomend geval van op de hoogte brengen dat het gehoor op afstand zal plaatsvinden, en de verzoeker inlichten over het gebruikte systeem dat garant zal staan voor een passende geheimhouding.

De oproeping moet eveneens preciseren dat de asielzoeker het recht heeft bezwaar te uiten tegen het gegeven dat het gehoor op afstand plaatsvindt indien hier een geldig motief voor bestaat. De reden die de asielzoeker inroept dient schriftelijk en binnen de in artikel 12/1 vastgestelde termijn te worden meegedeeld. Dit artikel bevat twee verschillende termijnen voor het schriftelijk meedelen van de reden van bezwaar. In de oproepingsbrief zal de concreet toepasselijke termijn weergegeven worden.

In de oproepingsbrief die door de Commissaris-generaal aan de asielzoeker verstuurd wordt, staat verder uitdrukkelijk aangegeven dat de advocaat, de vertrouwenspersoon en/of de voogd de mogelijkheid heeft om het gehoor eveneens op afstand bij te wonen. Het komt aan de asielzoeker en diens raadsman, vertrouwenspersoon en/of voogd toe om hieromtrent de nodige afspraken te maken.

Artikel 1 voorziet tot slot in een technische aanpassing van artikel 9, § 1 zodat het in overeenstemming is met artikel 18, § 1 van hetzelfde besluit dat de procedure bepaalt die dient gevolgd te worden in geval van afwezigheid van de asielzoeker op het gehoor. Artikel 18, § 1 werd bij koninklijk besluit van 28 juni 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2018 pub. 08/08/2018 numac 2018040351 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende toekenning van toelagen aan de militairen die houder zijn van bepaalde kwalificaties type koninklijk besluit prom. 28/06/2018 pub. 27/07/2018 numac 2018040347 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 2003 houdende het stelsel der toelagen verschuldigd aan het varend personeel van de Krijgsmacht sluiten gewijzigd zodat de te volgen procedure ook van toepassing is op de asielzoeker die overeenkomstig de artikelen 74/5 en 74/6 van de wet wordt vastgehouden in een welbepaalde plaats of die in een penitentiaire instelling in hechtenis wordt gehouden. Deze asielzoekers worden immers niet gehoord op de zetel van het Commissariaat-generaal, maar worden overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit gehoord op de plaats van de vasthouding of de hechtenis.

Artikel 2 Artikel 2 voegt een artikel 12/1 toe aan het koninklijk besluit.

Artikel 12/1, § 1 bepaalt dat de Commissaris-generaal kan beslissen dat het persoonlijk onderhoud op afstand wordt gevoerd. Met het horen op afstand wordt de situatie bedoeld waarin minstens de ambtenaar of de tolk zich fysiek in een andere ruimte bevindt dan de verzoeker, en, in voorkomend geval, de advocaat, de vertrouwenspersoon en/of de voogd, en participeert aan het persoonlijk onderhoud door het gebruik van communicatiemiddelen die toelaten om in reële tijd een gehoor op afstand te voeren, bijvoorbeeld door middel van een rechtstreekse audiovisuele verbinding of het gebruik van videoconferentietechnologie.

In sommige gevallen kan een persoonlijk onderhoud op afstand niet geschikt of aangewezen zijn, bijvoorbeeld omdat de operationele context, of omstandigheden eigen aan het verzoek of eigen aan de persoon van de verzoeker een gehoor op afstand onmogelijk of onwenselijk maken. Er wordt aan herinnerd dat het niet aangewezen is om bepaalde categorieën van verzoekers a priori uit te sluiten van de mogelijkheid van een persoonlijk onderhoud op afstand of automatisch af te zien van deze wijze van horen naargelang het motief dat voor het indienen van een verzoek om internationale bescherming wordt ingeroepen. Er dient daarentegen steeds rekening houdend met de bijzondere procedurele noden van de verzoeker, de operationele context en de complexiteit van het dossier, individueel beoordeeld te worden of het horen op afstand wel geschikt of aangewezen is. Zo kan bijvoorbeeld geen gebruik gemaakt worden van deze manier van horen wanneer het opvangcentrum niet over een geschikte ruimte beschikt van waaruit het persoonlijk onderhoud op afstand kan gevoerd worden. Voor bepaalde kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld ernstig getraumatiseerde verzoekers, kan het eerder aangewezen zijn dat het persoonlijk onderhoud face-to-face plaatsvindt. Anderzijds kunnen dergelijke kwetsbare personen in sommige gevallen juist wel baat hebben bij de specifieke setting van een persoonlijk onderhoud dat op afstand plaatsvindt, bijvoorbeeld omdat zij het als gemakkelijker ervaren om gevoelige informatie te verstrekken via een onderhoud op afstand.

De beslissing om de verzoeker op afstand te horen, behoort tot de soevereine appreciatiebevoegdheid van de Commissaris-generaal, die geval per geval beoordeelt of een persoonlijk onderhoud op afstand de geschikte manier is om de verzoeker te horen. Het gegeven dat het aan de Commissaris-generaal toekomt om te beslissen of de verzoeker al dan niet op afstand zal worden gehoord, belet evenwel niet dat de verzoeker bezwaar kan uiten tegen het persoonlijk onderhoud op afstand. De verzoeker wordt overeenkomstig artikel 9, § 1 van het koninklijk besluit via de oproepingsbrief op de hoogte gesteld van deze mogelijkheid. De reden voor het bezwaar dient schriftelijk en in de taal van de procedure aan de Commissaris-generaal te worden meegedeeld. Om organisatorische redenen wordt er in het koninklijk besluit bepaald dat dit bezwaar het CGVS tijdig dient te bereiken.

Artikel 12/1, § 2 bepaalt dat de verzoeker tot vijf dagen vóór de dag waarop het persoonlijk onderhoud plaatsvindt, een geldig motief kan inroepen om zijn bezwaar tegen het op afstand plaatsvinden van het persoonlijk onderhoud te verantwoorden. Deze termijn van vijf kalenderdagen geldt niet voor de verzoeken om internationale bescherming waarvoor de wetgever een bijzondere procedure heeft uitgewerkt en waarvan de wetgever verwacht dat deze verzoeken versneld en/of binnen een zeer korte termijn van, naargelang het geval, twee, tien tot vijftien werkdagen worden behandeld. Artikel 7, §§ 5 en 6 van hetzelfde besluit voorziet dat voor dergelijke verzoeken een verkorte oproepingstermijn gehanteerd wordt. Hetzelfde geldt voor de verzoeker die overeenkomstig artikel 7, § 7 van het koninklijk besluit door middel van een kennisgeving aan de persoon zelf opgeroepen wordt om het persoonlijk onderhoud op een andere dag verder te zetten. Gelet op het gegeven dat de oproepingstermijn, naargelang het geval, een of twee kalenderdagen bedraagt, is het dan ook redelijk verantwoord dat de termijn waarover de verzoeker beschikt om zijn bezwaar tegen het op afstand voeren van het persoonlijk onderhoud te rechtvaardigen in deze gevallen korter is. De termijn voor het indienen van een bezwaar kan evenwel niet, naargelang de situatie, herleid worden tot een of twee kalenderdagen. Dit zou dan namelijk tot gevolg hebben dat de verzoeker zijn bezwaar moet overmaken op het ogenblik dat hij in kennis wordt gesteld van zijn oproeping voor een persoonlijk onderhoud op afstand dewelke de volgende of de eerstvolgende dag daarna plaatsvindt. Er wordt daarom van de verzoeker verwacht dat hij zo spoedig mogelijk de redenen van zijn bezwaar ter kennis brengt van de Commissaris-generaal.

Indien de verzoeker bezwaar uit tegen het horen op afstand, gaat de Commissaris-generaal die, wat dit punt betreft, over een ruime beoordelingsmarge beschikt, na of de opgegeven reden geldig is, rekening houdend met eventuele bijzonder procedurele noden of het bijzonder profiel van de verzoeker. Er wordt benadrukt dat het loutere gegeven dat de verzoeker zich wantrouwig voelt bij het openbaren van persoonlijke of gevoelige informatie via een gehoor dat op afstand plaatsvindt, of bezorgdheden heeft met betrekking tot het vertrouwelijk karakter van het persoonlijk onderhoud dat op deze wijze plaatsvindt, op zich niet aanvaard wordt als een geldig bezwaar.

Immers, overeenkomstig artikel 13/1, eerste lid is de Commissaris-generaal verplicht de maatregelen te treffen die nodig zijn opdat het persoonlijk onderhoud plaatsvindt in zodanige omstandigheden dat een passende geheimhouding gewaarborgd wordt. Deze garantie van geheimhouding is van toepassing tijdens elk persoonlijk onderhoud ongeacht de wijze waarop het onderhoud gevoerd wordt. De Commissaris-generaal is er derhalve dan ook toe gehouden dat het gebruikte systeem de nodige garanties op het vlak van confidentialiteit biedt. Er wordt voor de volledigheid op gewezen dat ervaring van andere Europese lidstaten leert dat verzoekers hun terughoudendheid overwinnen wanneer de ambtenaar hen bij de aanvang van het persoonlijk onderhoud geruststelt door toe te lichten op welke wijze het persoonlijk onderhoud op afstand zal worden gevoerd en welke waarborgen er zijn ingebouwd.

Wanneer het bezwaar aanvaard wordt, zal de Commissaris-generaal de verzoeker hiervan op de hoogte brengen. In voorkomend geval dient de Commissaris-generaal, naar analogie met wat er bepaald wordt in artikel 18, § 2, vierde lid van hetzelfde besluit, verzoeker op een latere datum opnieuw op te roepen voor een face-to-face-onderhoud of hem te verzoeken om schriftelijk bepaalde inlichtingen te verschaffen.

De mogelijkheid om schriftelijk bepaalde inlichtingen op te vragen is enkel nuttig wanneer blijkt dat de verzoeker door fysieke beperkingen niet in staat is om zich naar de zetel van het Commissariaat-generaal te verplaatsen of omdat sanitaire maatregelen beletten dat de verzoeker die overeenkomstig de artikelen 74/5 en 74/6 van de wet wordt vastgehouden of in een penitentiaire instelling in hechtenis wordt gehouden, gehoord wordt op de plaats van de vasthouding of de hechtenis. In alle andere gevallen is het aangewezen dat de verzoeker uitgenodigd wordt voor een face-to-face persoonlijk onderhoud.

Bij gebrek aan een antwoord op het door de verzoeker geuite bezwaar, zal het gehoor op afstand zoals gepland doorgaan. Aan de verzoeker zal bij de aanvang van het persoonlijk onderhoud toegelicht worden waarom zijn bezwaar niet aanvaard wordt. Naar analogie met wat er nu bepaald is in artikel 48/9 van de wet met betrekking tot de beoordeling van de bijzondere procedurele noden, is de beoordeling of het bezwaar al dan niet gegrond is op zich niet vatbaar voor beroep (zie Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer, 2016-2017, nr. 54 2548/001, 59). De verzoeker beschikt wel over de mogelijkheid om elementen met betrekking tot deze beoordeling aan te brengen in het kader van het beroep tegen de beslissing inzake zijn verzoek om internationale bescherming van de Commissaris-generaal bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Er wordt benadrukt dat het loutere feit dat de verzoeker een bezwaar heeft geformuleerd tegen het op afstand plaatsvinden van zijn persoonlijk onderhoud geen negatieve invloed heeft op de beoordeling van het verzoek om internationale bescherming.

Artikel 12/1 belet tot slot niet dat het persoonlijk onderhoud dat op afstand plaatsvindt, wordt stopgezet wanneer de ambtenaar tijdens het onderhoud vaststelt dat het horen op afstand niet de geschikte manier is om de verzoeker te horen. Er wordt op gewezen dat de Commissaris-generaal in voorkomend geval de verzoeker overeenkomstig artikel 7, § 7 door middel van een kennisgeving aan de persoon zelf kan oproepen om het persoonlijk onderhoud op een andere dag face-to-face verder te zetten. Het betreft immers een voortzetting van het persoonlijk onderhoud waarvoor reeds conform de paragrafen 4 t.e.m. 6 van artikel 7 een oproeping voor een persoonlijk onderhoud verstuurd werd. Er kan dan ook redelijkerwijs verondersteld worden dat de verzoeker zich al heeft kunnen voorbereiden op zijn persoonlijk onderhoud, zodat het niet meer vereist is dat de verzoeker bijkomende voorbereidingstijd nodig heeft. Het persoonlijk onderhoud kan daarom op zeer korte termijn face-to-face verdergezet worden. Wanneer de Commissaris-generaal dit nuttig acht, kan hij de verzoeker vragen om hem schriftelijk bepaalde inlichtingen te verschaffen. Ook in voorkomend geval geldt dat de mogelijkheid om schriftelijk bepaalde inlichtingen op te vragen enkel nuttig is wanneer blijkt dat de verzoeker door fysieke beperkingen niet in staat is om zich naar de zetel van het Commissariaat-generaal te verplaatsen of omdat sanitaire maatregelen beletten dat de verzoeker die overeenkomstig de artikelen 74/5 en 74/6 van de wet wordt vastgehouden of in hechtenis wordt gehouden, gehoord wordt op de plaats van de vasthouding of de hechtenis. In alle andere gevallen is het aangewezen dat de verzoeker uitgenodigd wordt voor een face-to-face persoonlijk onderhoud.

Artikel 3 Artikel 3 voorziet in een wijziging van artikel 13/1 van hetzelfde besluit. Dit artikel regelt de omstandigheden waarin het gehoor van een meerderjarige asielzoeker plaatsvindt.

Het eerste lid bepaalt dat het gehoor dient plaats te vinden in zodanige omstandigheden dat een passende geheimhouding gewaarborgd wordt. Ingevolge het eerste lid van artikel 13/1 is de Commissaris-generaal verplicht de organisatorische en technische maatregelen te treffen die nodig zijn opdat belet wordt dat een derde, die niet deelneemt aan of aanwezig mag zijn bij het gehoor van de asielzoeker, kennis kan nemen van de verklaringen die de asielzoeker tijdens zijn gehoor aflegt. Daar de garantie van geheimhouding van toepassing is tijdens elk gehoor ongeacht de wijze waarop het gehoor gevoerd wordt, dient het eerste lid van artikel 13/1 niet gewijzigd te worden opdat een gehoor overeenkomstig artikel 12/1 van hetzelfde besluit op afstand kan worden gevoerd.

Er wordt benadrukt dat, ongeacht het communicatiesysteem dat gebruikt wordt om een gehoor op afstand mogelijk te maken, de audiovisuele verbinding die tot stand gebracht wordt tussen de aanwezigen op het gehoor op een zodanige manier moet beveiligd zijn dat externe toegang tot het communicatieverkeer tijdens het gehoor onmogelijk is en dat de bescherming van de persoonsgegevens gewaarborgd is. Het komt aan het Commissariaat-generaal toe om de nodige maatregelen te treffen teneinde dit te bewerkstelligen.

Net zoals dat het geval is bij een face-to-face gehoor zullen alle deelnemers die een gehoor op afstand bijwonen zich in een afgesloten ruimte moeten bevinden, zodat de verklaringen van de verzoeker niet gehoord kunnen worden door een derde persoon en de verzoeker zich uit het zicht en gehoor van andere personen of passanten bevindt. Dit geldt zowel voor de ambtenaar als de tolk die zich op de zetel van het Commissariaat-generaal bevinden of het gehoor vanop een andere locatie bijwonen, als, in voorkomend geval, de advocaat en/of de vertrouwenspersoon. De verzoeker bevindt zich in een apart lokaal. Met uitzondering van de personen die luidens artikel 13/1 aanwezig mogen zijn tijdens het gehoor, heeft niemand anders toegang tot het gehoorlokaal. Er zal tijdens het gehoor wel een begeleider beschikbaar zijn die voor de aanvang van het gehoor de audiovisuele verbinding tussen het gehoorlokaal en de plaats waar de ambtenaar zich bevindt tot stand zal brengen. Hij zal de verzoeker en de personen die hem tijdens het gehoor zullen bijstaan, naar het lokaal begeleiden en vervolgens de gespreksruimte verlaten zodat het gehoor van start kan gaan. De begeleider zal er op toezien dat er geen onbevoegde personen het gehoorlokaal betreden tijdens het verloop van het gehoor. De ambtenaar kan de begeleider bellen in geval er zich technische problemen voordoen. Hij zal de begeleider eveneens contacteren wanneer het gehoor afgelopen is, zodat hij de verbinding kan beëindigen.

Artikel 13/1, eerste lid wordt aangevuld met een zin die de huidige praktijk op het Commissariaat-generaal bevestigt, met name dat het niet toegestaan is om een opname te maken van het gehoor. De Commissaris-generaal heeft de plicht er voor te zorgen dat het gehoor plaatsvindt in omstandigheden die een passende geheimhouding waarborgen. Toelaten dat een gehoor opgenomen wordt, valt hier niet mee te verzoenen. Het risico bestaat immers dat een dergelijke opname verspreid wordt, waardoor niet alleen het vertrouwelijk karakter van het gesprek op de helling komt te staan, maar ook de veiligheid van de asielzoeker in het gedrang kan komen. Geluidsopnames kunnen daarenboven gemanipuleerd worden. Er is voorts geen reden om het gehoor op te nemen. Overeenkomstig artikel 57/5quater, § 1 van de wet moet de ambtenaar op objectieve en zorgvuldige wijze een schriftelijke weergave van het gehoor opstellen en luidens artikel 57/5quater, § 2 en § 3 van de wet heeft de verzoeker een inzage- en correctierecht.

Artikel 17.2 van de richtlijn 2013/32/EU stelt weliswaar dat de lidstaten kunnen voorzien in de geluidsopname of audiovisuele opname van het persoonlijke onderhoud. Echter, artikel 17.2 betreft een facultatieve bepaling en de wetgever heeft er in de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 12/03/2018 numac 2017032079 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten tot wijziging van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen voor gekozen om deze bepaling niet om te zetten. Dit sluit niet uit dat de wetgever in een latere fase toch zou voorzien in een opname van het gehoor, maar dan door de asielinstanties zelf met de nodige garanties, en niet door de verzoeker of door de personen die hem bijstaan tijdens het gehoor.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt wie aanwezig kan zijn op het gehoor en is op een zodanige wijze geformuleerd dat het niet vereist is dat de personen die het gehoor kunnen bijwonen zich allemaal fysiek in dezelfde ruimte moeten bevinden.

Er wordt op gewezen dat wanneer het gehoor op afstand gevoerd wordt, de tolk het gehoor zal bijwonen vanuit een andere ruimte dan deze waar de asielzoeker zich bevindt. De tolk moet zich immers steeds volkomen onafhankelijk, objectief en neutraal opstellen. De tolk mag derhalve, gevraagd of niet, geen enkele andere informatie verschaffen dan het zuiver overbrengen van de geuite boodschap. Hij mag geen steun of advies geven aan de verzoeker en moet vermijden persoonlijk betrokken te raken. Om te voorkomen dat de tolk in een situatie zou belanden waarin de verzoeker hem, die als enige andere persoon in de ruimte zijn taal spreekt, om advies zou vragen waardoor de onpartijdigheid van de tolk in het gedrang kan komen, wordt de tolk nooit alleen gelaten in een ruimte waar enkel de verzoeker en, in voorkomend geval, diens advocaat en/of vertrouwenspersoon zich bevindt. Deze regel, die heden van toepassing is op de gehoren die face-to-face doorgaan, dient ook in acht te worden genomen bij de gehoren die op afstand gevoerd worden.

Er wordt verder op gewezen dat wanneer het gehoor op afstand gevoerd wordt, de advocaat en/of de vertrouwenspersoon vanzelfsprekend over de mogelijkheid beschikken om het gehoor in de fysieke nabijheid van de asielzoeker bij te wonen. Het bijwonen van het gehoor vanuit de ruimte waar de asielzoeker zich bevindt, geniet de voorkeur omdat op deze manier de bijstand waar de asielzoeker overeenkomstig artikel 19 recht op heeft optimaal wordt gegarandeerd. Een advocaat die plaatsneemt naast zijn cliënt zal er zo beter over kunnen waken dat de procedurele vereisten van het gehoor en de rechten van zijn cliënt gerespecteerd worden. Ook voor de vertrouwenspersoon geldt dat hij de asielzoeker emotioneel beter zal kunnen ondersteunen wanneer hij zich in dezelfde ruimte als de asielzoeker bevindt.

Aan artikel 13/1 wordt evenwel een nieuw vijfde lid toegevoegd zodat, overeenkomstig de richtlijnen van de Europese Commissie (Mededeling 2020/C126/02 van de Europese Commissie inzake COVID-19: Richtsnoeren betreffende de uitvoering van de relevante EU-bepalingen op het gebied van de asiel- en terugkeerprocedures en betreffende hervestiging, Pb.C., 17 april 2020, afl. 126, 12-27), aan de advocaat en de vertrouwenspersoon de mogelijkheid geboden wordt om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten. Gezien het beroepsgeheim waardoor een advocaat en/of de vertrouwenspersoon overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek gebonden zijn, wordt er vereist dat zij vanuit een veilige, voor derden afgesloten, ruimte deelnemen aan het gehoor, waardoor de asielzoeker zich buiten het gezichtsveld van andere personen bevindt en/of zijn verklaringen niet gehoord kunnen worden door derden.

Wanneer de ambtenaar, die overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit over de politie van het gehoor beschikt, bij de aanvang of tijdens het verloop van het gehoor vaststelt dat de advocaat en/of de vertrouwenspersoon niet de nodige maatregelen in acht neemt opdat de passende geheimhouding kan gewaarborgd worden, en hij geen gevolg geeft aan zijn instructies, kan hij beslissen dat de advocaat en/of de vertrouwenspersoon het gehoor niet langer op afstand mogen bijwonen.

Er wordt aan herinnerd dat overeenkomstig artikel 9, § 1 in de oproepingsbrief die door de Commissaris-generaal aan de asielzoeker verstuurd wordt, uitdrukkelijk vermeld wordt dat de advocaat en/of de vertrouwenspersoon de mogelijkheid heeft om het gehoor op afstand bij te wonen en dat een kopie van de oproepingsbrief overeenkomstig artikel 7, § 1 ter informatie naar de advocaat van de asielzoeker verstuurd wordt. Het komt aan de asielzoeker en diens raadsman en/of vertrouwenspersoon toe om te beslissen of het al dan niet aangewezen is dat zij het gehoor bijwonen in dezelfde ruimte als waar de asielzoeker zich bevindt. Indien ervoor gekozen wordt het gehoor op afstand bij te wonen, is het de taak van de advocaat en/of vertrouwenspersoon om zich voor de aanvang van het onderhoud ervan te vergewissen of hij zich in een situatie bevindt waarbij overeenkomstig artikel 13/1 redenen van vertrouwelijkheid zich verzetten tegen het op afstand aanwezig zijn bij het gehoor. Informatie over de maatregelen die tijdens een gehoor op afstand in acht moeten genomen worden door de personen die de verzoeker bijstaan, kan bovendien geraadpleegd worden op de website van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen.

Er wordt voorts op gewezen dat de advocaat en/of de vertrouwenspersoon (juridische) bijstand leveren aan de asielzoeker, maar dat hun afwezigheid overeenkomstig artikel 19, § 1, derde lid de Commissaris-generaal niet belet de verzoeker persoonlijk te horen.

Indien de advocaat niet over de mogelijkheid beschikt om het gehoor op afstand te volgen en hij evenmin over de mogelijkheid beschikt om het gehoor bij te wonen vanuit de ruimte waar de asielzoeker zich bevindt, kan er van uitgegaan worden dat deze advocaat er voor zorgt dat de juridische bijstand van zijn cliënt gewaarborgd is door te voorzien in een confrater die hem vervangt. Dit is immers ook het geval wanneer het persoonlijk onderhoud plaatsvindt op de zetel van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen.

Artikel 4 Artikel 14 bepaalt in welke omstandigheden het gehoor van een minderjarige asielzoeker plaatsvindt. In de mate dat wijzigingen aan artikel 14 overeenstemmen met de wijzigingen aan artikel 13/1 van het koninklijk besluit, wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3 van onderhavig ontwerpbesluit. Net zoals dat het geval is voor de meerderjarige asielzoeker, beschikken de advocaat en/of de vertrouwenspersoon van de minderjarige asielzoeker over de mogelijkheid om het gehoor in de fysieke nabijheid van de verzoeker bij te wonen. Hetzelfde geldt vanzelfsprekend voor de voogd die de niet-begeleide minderjarige vreemdeling bijstaat. Het bijwonen van het gehoor vanuit de ruimte waar de verzoeker zich bevindt, geniet de voorkeur omdat op deze manier de bijstand waar de verzoeker overeenkomstig artikel 19 recht op heeft optimaal wordt gegarandeerd.

Gelet op het gegeven dat de voogd ermee belast is de belangen van de minderjarige te verdedigen, en hij er op moet toezien dat de bevoegde autoriteiten de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering op zodanige wijze naleven dat het beginsel van het hogere belang van het kind in acht wordt genomen, is het wenselijk dat de voogd zich fysiek in dezelfde ruimte als de niet-begeleide minderjarige asielzoeker bevindt. De aanwezigheid van de voogd bij de niet-begeleide minderjarige asielzoeker zal er ook voor zorgen dat de minderjarige zich comfortabeler voelt tijdens het gehoor.

Aan artikel 14, tweede paragraaf wordt een nieuw lid toegevoegd zodat, overeenkomstig de richtlijnen van de Europese Commissie (Mededeling 2020/C126/02 van de Europese Commissie inzake COVID-19: Richtsnoeren betreffende de uitvoering van de relevante EU-bepalingen op het gebied van de asiel- en terugkeerprocedures en betreffende hervestiging, Pb.C., 17 april 2020, afl. 126, 12-27) ook aan de voogd de mogelijkheid geboden wordt om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten. Daar de voogd overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek gebonden is door het beroepsgeheim, wordt er, net zoals dat het geval is voor wat de advocaat en/of vertrouwenspersoon betreft, vereist dat hij vanuit een veilige, voor derden afgesloten, ruimte deelneemt aan het gehoor, waardoor de minderjarige asielzoeker zich buiten het gezichtsveld van andere personen bevindt en/of zijn verklaringen niet gehoord kunnen worden door derden.

Wanneer de ambtenaar, bij de aanvang of tijdens het verloop van het gehoor, vaststelt dat de voogd nalaat de nodige maatregelen te treffen opdat de vertrouwelijkheid van het gehoor kan gewaarborgd worden, en de voogd geen gevolg geeft aan zijn instructies, wordt het gehoor stopgezet. Immers, luidens artikel 9, § 2 van de Voogdijwet moet de voogd, die krachtens deze wet werd aangewezen, steeds de gehoren van de niet-begeleide minderjarige vreemdeling bijwonen. De Commissaris-generaal zal in voorkomend geval de niet-begeleide minderjarige verzoeker op een latere datum oproepen voor een face-to-face gehoor.

Er wordt voorts op gewezen dat artikel 57/1, § 3, tweede lid van de wet bepaalt dat het persoonlijk onderhoud van een begeleide minderjarige na een eerste oproeping enkel kan plaatsvinden indien de advocaat, en, in voorkomend geval, de vertrouwenspersoon aanwezig zijn. Wanneer de Commissaris-generaal na een eerste oproeping voor een gehoor op afstand vaststelt dat er redenen voorhanden zijn die zich verzetten tegen het op afstand deelnemen van de advocaat en/of de vertrouwenspersoon aan het gehoor van de begeleide minderjarige vreemdeling, dient hij de minderjarige opnieuw op te roepen.

Artikel 5 Artikel 16, § 1, bevat een overzicht van de elementen die de notities van het gehoorverslag opgemaakt door de ambtenaar tijdens het gehoor van de asielzoeker dient te bevatten. Het artikel wordt gewijzigd zodat de notities in voorkomend geval vermelden dat het gehoor op afstand plaatsvindt, en toelicht wie zich in fysiek dezelfde ruimte als de verzoeker bevindt.

Artikel 6 Artikel 6 bepaalt dat de minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen belast is met de uitvoering van dit besluit.

Dit is het onderwerp van dit ontwerp van koninklijk besluit.

Brussel, 26 november 2021.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing, A. VERLINDEN De Staatsecretaris voor Asiel en Migratie, S. MAHDI

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 69.951/4 van 27 september 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen' Op 19 juli 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met de Nationale Loterij, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot 30 september 2021 *, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 27 september 2021.

De kamer was samengesteld uit Martine Baguet, kamervoorzitter, Luc Cambier en Bernard Blero, staatsraden, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Roger Wimmer, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 september 2021.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Het ontworpen besluit ontleent zijn rechtsgrond aan de artikelen 57/1, § 3, eerste lid, 57/5ter, § 1, tweede lid, 57/6/7, § 4, eerste lid, en 57/24, eerste lid, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten `betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen'. Daarentegen is de vermelding van artikel 108 van de Grondwet overbodig. Het eerste lid dient dus te worden weggelaten en het tweede lid, dat het eerste lid wordt, dient te worden aangevuld. 2. In de Franse tekst van het vierde lid van de aanhef moeten de woorden "le 24 juin 2021" worden vervangen door de woorden "le 14 juin 2021".3. Het zevende lid van de aanhef moet worden aangevuld met de vermelding van het nummer en de datum van het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit (advies 129/2021 van 24 augustus 2021).4. De wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging' voorziet weliswaar in de verplichting om de "impactanalyse" bedoeld in artikel 5 van die wet uit te voeren, maar volgens artikel 6 van die wet geldt die verplichting enkel indien voor de vaststelling van het ontworpen koninklijk besluit de tussenkomst van de Ministerraad is vereist.Dat is echter niet het geval voor het ontworpen besluit.

Het achtste lid van de aanhef moet bijgevolg worden weggelaten.

De griffier, Anne-Catherine Van Geersdaele De voorzitter, Martine Baguet _______ Nota (*) Bij e-mail van 20 juli 2021.

26 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, de artikelen 57/1, § 3, lid 1, 57/5ter, § 1, lid 2, 57/6/7, § 4, lid 1 ingevoegd bij de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 12/03/2018 numac 2017032079 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten, en artikel 57/24, lid 1 ingevoegd bij de wet van 14 juli 1987 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 18 augustus 2010, 17 augustus 2013, 6 november 2016 en 27 juni 2018;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 14 juni 2021;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 29 juni 2021;

Gelet op het advies nr. 69.951/4 van de Raad van State, gegeven op 27 september 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies nr. 129/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 24 augustus 2021;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 9, § 1 van het koninklijk besluit van 11 juli 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000892 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de werking van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen type koninklijk besluit prom. 11/07/2003 pub. 27/01/2004 numac 2003000891 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het zesde streepje, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2018, worden de woorden "op het Commissariaat-generaal" opgeheven;2° artikel 9, § 1 wordt aangevuld met de bepalingen onder een zevende, achtste en negende streepje, luidende: "- in voorkomend geval, de mededeling dat het gehoor op afstand zal plaatsvinden en de mededeling dat de nodige maatregelen getroffen worden opdat een passende geheimhouding zoals voorzien in de artikelen 13/1, eerste lid en 14, § 1, gewaarborgd wordt; - in voorkomend geval, de mededeling dat overeenkomstig de artikelen 13/1, vijfde lid en 14, § 2 aan de advocaat, de vertrouwenspersoon en/of de voogd de mogelijkheid wordt geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten; - in voorkomend geval, de mededeling dat wanneer de asielzoeker bezwaar heeft tegen het horen op afstand, hij schriftelijk in de proceduretaal een geldige reden moet meedelen binnen de door artikel 12/1 vastgestelde termijn.".

Art. 2.In hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 3 van hetzelfde besluit wordt een artikel 12/1 ingevoegd, luidende: " § 1. De Commissaris-generaal kan beslissen dat het persoonlijk onderhoud op afstand wordt gevoerd. § 2. De verzoeker om internationale bescherming kan de redenen voor een eventueel bezwaar tegen het op afstand plaatsvinden van het persoonlijk onderhoud aan de Commissaris-generaal meedelen.

Dit bezwaar moet schriftelijk in de proceduretaal aan de Commissaris-generaal worden meegedeeld en dient de Commissaris-generaal te bereiken uiterlijk vijf dagen voor de vastgestelde datum van het persoonlijk onderhoud.

In afwijking van het tweede lid moet de verzoeker, die overeenkomstig artikel 7, paragrafen 5, 6 of 7, werd opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud op afstand, zijn bezwaar zo spoedig mogelijk overmaken aan de Commissaris-generaal. § 3. Als hij de reden die ter verantwoording van het bezwaar bedoeld in paragraaf 2 geldig acht, roept de Commissaris-generaal de verzoeker op een latere datum opnieuw op voor een persoonlijk onderhoud of verzoekt de Commissaris-generaal hem om bepaalde inlichtingen schriftelijk te verschaffen. § 4. Wanneer de ambtenaar tijdens het persoonlijk onderhoud vaststelt dat het niet aangewezen is dat het onderhoud op afstand gevoerd wordt, roept de Commissaris-generaal de verzoeker op een latere datum op om het persoonlijk onderhoud verder te zetten of verzoekt de Commissaris-generaal hem om bepaalde inlichtingen schriftelijk te verschaffen.".

Art. 3.In artikel 13/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/08/2010 pub. 17/02/2011 numac 2011000071 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 18/08/2010 pub. 03/09/2010 numac 2010000489 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten en gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin: "Er mag geen geluidsopname of audiovisuele opname van het gehoor gemaakt worden."; 2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid, luidende: "Wanneer het gehoor op afstand gevoerd wordt, wordt aan de advocaat en de vertrouwenspersoon de mogelijkheid geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten.".

Art. 4.In artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/08/2010 pub. 17/02/2011 numac 2011000071 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 18/08/2010 pub. 03/09/2010 numac 2010000489 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten en gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende zin: "Er mag geen geluidsopname of audiovisuele opname van het gehoor gemaakt worden."; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met het volgende lid, luidende: "Wanneer het gehoor op afstand gevoerd wordt, wordt aan de voogd die overeenkomstig de Voogdijwet is aangewezen, en, in voorkomend geval, aan de advocaat en de vertrouwenspersoon de mogelijkheid geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten.".

Art. 5.Artikel 16, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/08/2010 pub. 17/02/2011 numac 2011000071 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 18/08/2010 pub. 03/09/2010 numac 2010000489 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen sluiten, wordt aangevuld met de bepaling onder een dertiende streepje, luidende: "- in voorkomend geval, de vermelding dat het gehoor op afstand gevoerd wordt, en wie zich in dezelfde ruimte als de verzoeker bevindt.".

Art. 6.De minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 november 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing, A. VERLINDEN De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, S. MAHDI

^