gepubliceerd op 15 augustus 2002
Koninklijk besluit betreffende de organisatie van de gecentraliseerde dispatchingcentra en van het nationaal invalspunt
26 JUNI 2002. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie van de gecentraliseerde dispatchingcentra en van het nationaal invalspunt
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 98;
Gelet op het advies van 15 maart 2002 van de Vaste commissie van de gemeentepolitie in Belgïe;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 9 april 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 10 juni 2002;
Overwegende dat het advies van de adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gegeven is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Overwegende het koninklijk besluit van 8 februari 1999 tot vaststelling van het beheerscontract van A.S.T.R.I.D., inzonderheid de artikelen 13, 42, 43 en 52 van de bijlage;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit onontbeerlijk is voor de installering, de aanwending en de goede werking van het telecommunicatiesysteem ASTRID, opgericht ten behoeve van de hulpdiensten en meer in het bijzonder van de politiediensten; dat dit systeem zo pas in plaats is gesteld en operationeel is, inzonderheid op het niveau van de lokale politie van de stad Gent; dat de bedoelde dispatching één van de concrete toepassingen is van de functionele band tussen de lokale politie en de federale politie; dat huidig besluit noodzakelijk is om, de werking te waarborgen van de Computer Aided Dispatchings en van het daaraan verbonden Nationaal operatiecentrum en a fortiori noodzakelijk is om de operationaliteit te waarborgen van de dispatching die bestemd is om oproepen te beantwoorden vanuit de bevolking;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 april 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1. « de wet » : de wet van 7 december 1998 tot de organisatie van een geintegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;2° « de politiediensten » : de federale politie en de lokale politie; 3° « A.S.T.R.I.D. » : de naamloze vennootschap van publiek recht opgericht door de Federale Investeringsmaatschappij in uitvoering van artikel 2 van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten; 4° « Computer Aided Dispatching (CAD) » : de informatica- en communicatiearchitectuur voorzien in de overheidsopdracht bedoeld in artikel 22 van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten en ter beschikking gesteld van de CIC bedoeld in artikel 1, 6°, van dit besluit;5° « Nationaal operatiecentrum (NOC) » : de informatica- en communicatiearchitectuur voorzien in de overheidsopdracht bedoeld in artikel 22 van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten en ter beschikking gesteld van het nationaal invalspunt bedoeld in artikel 1, 7°, van dit besluit;6° « CIC (communicatie- en informatiecentra) » : de gecentraliseerde dispatchingcentra bedoeld in artikel 10, 5°, van het koninklijk besluit met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie;7° « Nationaal invalspunt » : het invalspunt, bedoeld in artikel 10, 6°, van het koninklijk besluit met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie;8° « Commandopost » : een communicatiepost die over de nodige informatie- en communicatiearchitectuur beschikt om op afstand de diensten van het CIC te kunnen ontvangen en om met dat CIC te communiceren. Afdeling 2. - Ligging en samenstelling van de CIC
Art. 2.Er is een CIC in elke provincie en één in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Het CIC is gevestigd op de locatie van de CAD.
Art. 3.Elk CIC bestaat uit een communicatiecentrum voor de ondersteuning van de politiediensten in routineomstandigheden en uit een aantal operatiecellen voor wat de routinesituaties overstijgt. HOOFDSTUK II. - Beheersconcept Afdeling 1. - Algemeen beheer
Art. 4.Het algemeen beheer van de CIC en van het nationaal invalspunt, bedoeld in artikel 10, 5° en 6°, van het koninklijk besluit met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie, toegewezen aan de algemene directie operationele ondersteuning van de federale politie in overleg met de vaste commissie van de lokale politie, omvat alles wat niet valt onder de artikelen 5 tot en met 12.
De algemene directie van de operationele ondersteuning van de federale politie verzekert daartoe de coördinatie met de politiediensten en -overheden. Afdeling 2. - Technisch beheer
Art. 5.Het technisch beheer, toevertrouwd aan A.S.T.R.I.D., bestaat uit de terbeschikkingstelling van de CAD-systemen door A.S.T.R.I.D. bedoeld in artikel 13 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 februari 1999 tot vaststelling van het beheerscontract van A.S.T.R.I.D.. Het omvat de installatie, basisprogrammatie alsook het onderhoud van de technologie en van de toepassingen van de CAD, van de uitbreiding van de nationale luchthaven van Zaventem en van het nationaal operatiecentrum. Afdeling 3. - Technico-functioneel beheer
Art. 6.Het technico-functioneel beheer omvat het beheer van het gebruik van de toepassingen, inzonderheid de wijze waarop informatie- en communicatietechnologie gebruikt wordt om politieactiviteiten te ondersteunen. Het omvat eveneens de coherente inzet en de exploitatie van de CIC en van het nationaal invalspunt om een minimale en gelijkwaardige dienstverlening te organiseren over heel het grondgebied van het Rijk met inachtneming van het zonaal veiligheidsbeleid.
Art. 7.Het beheer van de aangeleverde en verwerkte gegevens behoort tot de bevoegdheid van de politiedienst of -overheid die de informatie levert. Die is bovendien verantwoordelijk voor de juistheid van de aangeleverde gegevens.
Art. 8.De algemene directie operationele ondersteuning van de federale politie is bevoegd voor het technico-functioneel beheer. Deze bevoegdheid wordt uitgevoerd in overleg met de vaste commissie van de lokale politie.
De verplichtingen van de federale politie zijn echter beperkt tot de prerogatieven haar toegekend in functie van de wettelijke en reglementaire bepalingen in het raam van de werking van de A.S.T.R.I.D-systemen. Haar verplichtingen zijn tevens beperkt tot de mogelijkheden van de toepassingen die beschikbaar zijn gesteld door de systeemleveranciers.
Art. 9.De afspraken inzake het minimale niveau van dienstverlening aangaande de door A.S.T.R.I.D. beschikbaar gestelde CAD-functionaliteiten worden opgenomen in een bijzondere overeenkomst die van toepassing is voor alle diensten en instellingen die van de CAD gebruik maken. Deze bijzondere overeenkomst wordt voor de politiediensten afgesloten tussen A.S.T.R.I.D. en de algemene directie operationele ondersteuning van de federale politie in overleg met de vaste commissie voor de lokale politie.
Art. 10.De diensten die gemeenschappelijk zijn voor de federale en de lokale politie, inzonderheid het nummeringsplan voor de politiediensten en de organisatie van de politienetten, de gespreksgroepenstructuur, worden ontwikkeld door de algemene directie operationele ondersteuning van de federale politie in overleg met de vaste commissie voor de lokale politie, waarbij wordt rekening gehouden met de noodzaak voor een geïntegreerde werking en met de lokale behoeften.
Art. 11.Contracten of overeenkomsten tussen politiediensten en leveranciers van systemen, apparatuur en/of diensten mogen niet tegenstrijdig zijn met de bepalingen die worden genomen in uitvoering van de artikelen 9 en 10. Afdeling 4. - Operationeel beheer
Art. 12.Het operationeel beheer van het CIC, toevertrouwd aan de personeelsleden bedoeld in artikel 28, omvat het beheer van alle operationele activiteiten behalve de leiding van de operaties.
De operationele ondersteuning geleverd door het CIC doet op generlei wijze afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de operationele chefs hen toegekend door de wet. Deze laatsten nemen steeds de leiding van de operaties waar. HOOFDSTUK III. - Diensten Afdeling 1. - Operationeel beleid
Art. 13.Het operationeel beleid van het CIC omvat inzonderheid : 1° het bepalen van de diensten die door het CIC moeten worden geleverd volgens de operationele behoeften en op basis van de beschikbare middelen;2° het vastleggen van prioriteiten bij de dienstverlening.
Art. 14.Op basis van het federaal en het zonaal bepaalde veiligheidsbeleid wordt de dienstverlening van het CIC bepaald door de algemene directie operationele ondersteuning van de federale politie in overleg met de vaste commissie van de lokale politie.
Art. 15.In elke provincie, alsook in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt een CIC-overleg georganiseerd tussen : 1° de gouverneur, voorzitter;2° de procureur-generaal bij het hof van beroep;3° de bestuurlijke directeurs coördinator;4° de gerechtelijk directeurs;5° vertegenwoordigers van de lokale politiediensten;6° de directeur-generaal van de algemene directie operationele ondersteuning van de federale politie;7° de voorzitter van de vaste commissie van de lokale politie of zijn gemachtigde, 8° de verantwoordelijke van het CIC, bedoeld in artikel 28 of hun gemachtigde.
Art. 16.Het CIC-overleg evalueert, met inachtneming van het algemeen kader bepaald in artikel 14, de toepassing van de dienstverlening van het CIC en de aanpassing ervan aan de lokale noden.
Onder stimulans van dit CIC-overleg worden tevens de bepalingen bedoeld in de artikelen 9,10 en 11 concreet toegepast en geëvalueerd. Afdeling 2. - Diensten van het CIC
Art. 17.Het CIC is ingericht voor een permanente 24 uur op 24 informatie- en communicatieondersteuning van alle politiediensten. De basisdiensten die verstrekt worden door het CIC zijn call-taking, distributie, dispatching, opvolging, coördinatie en rapportering.
Art. 18.Call-taking is het aannemen van oproepen. Deze oproepen kunnen verschillende vormen aannemen, inzonderheid spraak, tekst en informaticagegevens.
De call-taking van de noodoproepen 101 gebeurt door het CIC.
Art. 19.De distributie is het doorgeven van de via call-taking vergaarde informatie aan de bevoegde politiedienst.
Art. 20.De dispatching is het aanduiden en inlichten van de politieploeg die de tussenkomst zal afhandelen, overeenkomstig vooraf gemaakte afspraken.
Art. 21.De opvolging verzekert in reële tijd de permanente beschikbaarheid van de informatie over de activiteiten van de ploegen en over de evolutie van de gebeurtenissen.
Art. 22.De coördinatie van de informatie en de communicatie omvat de geïntegreerde inzet van informatie- en communicatiemiddelen van de betrokken politiediensten.
Art. 23.De rapportering is het verwerken van de beschikbare informatie en het ter beschikking stellen van deze informatie aan de bevoegde overheden en aan de betrokken politiediensten.
Art. 24.De algemene directie van de operationele ondersteuning bepaalt in overleg met de vaste commissie van de lokale politie de modaliteiten van de verstrekking van de diensten door het CIC. Deze modaliteiten omvatten inzonderheid : 1° de wijze waarop commandoposten samenwerken met het CIC;2° de wijze waarop en de termijn waarbinnen de operationele gegevens worden verzameld, zowel wat de basisvatting als de voortgezette vatting betreft;3° de wijze waarop en de termijn waarbinnen de databanken van de CAD worden gevoed, zowel wat de basisvatting als de voortgezette vatting betreft;4° de wijze waarop de aanvragen tot wijzigingen van de dienstverlening worden behandeld.Hierbij wordt rekening gehouden met alle aspecten, inzonderheid organisatorische, personeels-, operationele, financiële en logistieke aspecten; 5° de wijze waarop de betrokken politiediensten hun evaluatie van de werking te kennen geven aan het CIC-overleg.
Art. 25.Het CIC sluit met elke betrokken politiedienst een bijzondere samenwerkingsovereenkomst af. Die is verenigbaar met de modaliteiten bedoeld in artikel 24 en met bestaande samenwerkingsovereenkomsten inzonderheid aangaande de laterale steun tussen politiezones.
Art. 26.De overeenkomst bedoeld in artikel 25 specificeert dat per politiedienst een contactpersoon wordt aangeduid ten aanzien van het CIC. Deze persoon staat inzonderheid in voor de inzameling van de onontbeerlijke gegevens ten behoeve van de operationalisering van de CAD. HOOFDSTUK IV. - Organisatie van het CIC
Art. 27.Een CIC omvat minstens een afdeling die instaat voor de dagelijkse leiding, een afdeling die instaat voor de operationele uitvoering en een afdeling die instaat voor de ondersteuning.
Art. 28.De dagelijkse leiding van het CIC wordt waargenomen door een lid van de federale politie die hierin wordt bijgestaan door ten minste een adjunct voor de operaties en een adjunct voor planning en coördinatie, waarvan één behoort tot de federale politie en één tot de lokale politie.
Art. 29.De afdeling die instaat voor de operationele uitvoering bestaat uit supervisors-coördinatoren, aangewezen overeenkomstig de in artikel 34, eerste lid, bedoelde norm, en operatoren. De operatoren worden ingezet zonder onderscheid van de functie van calltaker en dispatcher onder de operationele controle van de supervisor-coördinator.
Art. 30.De afdeling ondersteuning omvat personeel dat instaat voor onder meer de technico-functionele ondersteuning en systeembeheer, de functionele en de voortgezette opleiding en de administratieve ondersteuning.
Art. 31.Het CIC wordt bemand met personeel van de federale en van de lokale politie. De respectieve inbreng wordt bepaald in verhouding tot de verstrekte diensten.
Art. 32.De algemene directie personeel stelt in overleg met de algemene directie operationele ondersteuning en met de vaste commissie van de lokale politie voor elke functie een gedetailleerd functieprofiel op, alsook de functionele en voortgezette opleiding voor elke functie. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepaling
Art. 33.De bestaande dispatchings of communicatiecentra worden in stand gehouden tot aan de operationalisering van het CIC van de betrokken provincie of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Afhankelijk van de graad van operationalisering van de CIC worden de communicatiecentra van de federale politie gesloten.
Art. 34.Tot op 1 januari 2005 wordt de capaciteit van de CIC ingevuld volgens een verdeling van vijftig procent door de federale politie en vijftig procent door de locale politie.
Op het einde van deze periode, namelijk op 1 januari 2005, zal een nieuwe verdeelsleutel worden bepaald op basis van een in tussentijd uitgevoerde evaluatie van de dienstenaanvraag.
Art. 35.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 juni 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN