gepubliceerd op 04 september 2008
Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie en tot precisering van de opdrachten daarvan
25 JULI 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie en tot precisering van de opdrachten daarvan
VERSLAG AAN DE KONING Sire, ALGEMENE BESCHOUWINGEN ASTRID is de naam van het digitale communicatienetwerk van de Belgische hulp- en veiligheidsdiensten.
Er dient vastgesteld dat in tegenstelling tot de radiodekking van het ASTRID netwerk buitenshuis, die voldoende is, de radiodekking binnenshuis niet volstaat.
Het hoeft geen betoog dat de openbare hulpdiensten ook in gebouwen moeten kunnen communiceren om bijvoorbeeld de uitbreiding van een brand te kunnen verhinderen of om de reddingsoperaties te vergemakkelijken.
De NV A.S.T.R.I.D., die het ASTRID netwerk beheert, is, op basis van het beheerscontract dat zij heeft afgesloten met de Belgische Staat, enkel verplicht om in een beperkt aantal gebouwen een dergelijke indoordekking te voorzien.
Aangezien de overheid veel heeft geïnvesteerd in het netwerk voor radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, heeft de wetgever beslist de bouwheer te verplichten om, indien nodig, de nieuwe bouw- en infrastructuurwerken uit te rusten.
Ook bij onze buurlanden Nederland en Duitsland werden gelijkaardige eisen opgelegd.
In Nederland, bijvoorbeeld, kunnen de gemeenten in hun Bouwverordening, overeenkomstig de Modelbouwverordening, de verplichting opnemen dat, in een publiek toegankelijk bouwwerk, een installatie moet worden geplaatst die de mobiele radiocommunicatie tussen de hulpdiensten binnen en buiten dat bouwwerk mogelijk maakt.
De Europese Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet voorziet reeds in een verplichting om in alle tunnels met een lengte van meer dan 1000m en een verkeersintensiteit van meer dan 2000 voertuigen per rijstrook, apparatuur voor de heruitzending van radiosignalen voor de hulpdiensten te installeren.
Aangezien er geen algemene verplichting is om te beschikken over een uitrusting ter bevordering van de communicatie binnenshuis, maar er eerst een grondige technische analyse en behoefteanalyse moet worden uitgevoerd, heeft de wet een gespecialiseerde commissie ingesteld, genaamd de ASTRID-veiligheidscommissie.
Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit voor te leggen, voorziet in de oprichting van de ASTRID-veiligheidscommissie zoals voorzien in artikel 22 van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2006.
De ASTRID-veiligheidscommissie dient te oordelen over de noodzaak om in een bepaald nieuw bouw- of infrastructuurwerk radiodekking te voorzien.
ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Artikelen 1 en 2.
Deze artikelen vereisen geen commentaar.
Artikel 3.
Er werd bewust gekozen de ASTRID-veiligheidscommissie samen te stellen op basis van de samenstelling van het Raadgevend Comité van Gebruikers van ASTRID, zoals voorzien in artikel 57 van het beheerscontract van A.S.T.R.I.D. De leden van het Raadgevend Comité van Gebruikers vertegenwoordigen immers in grote mate de hulp- en veiligheidsdiensten voor wie het netwerk werd uitgebouwd en zijn bovendien uitstekend op de hoogte van enerzijds de bestaande radiodekking en anderzijds de nieuwe noden.
De samenstelling van ASTRID- veiligheidscommissie is echter niet volledig identiek aan de samenstelling van het Raadgevend Comité van Gebruikers.
Zo werd de samenstelling van de ASTRID-veiligheidscommissie beperkt tot de leden van het Raadgevend Comité die de hulp- en veiligheidsdiensten vertegenwoordigen.
In het Raadgevend Comité van Gebruikers van ASTRID zetelt momenteel slechts één vertegenwoordiger voor de brandweer, die uiteraard ook deel zal uitmaken van de ASTRID veiligheidscommissie. Evenwel, aangezien de radiodekking binnenshuis vooral voor de brandweer van belang is, werd het nuttig geacht om in de ASTRID-veiligheidscommissie een bijkomende vertegenwoordiger van de brandweer te voorzien.
Verder werd de ASTRID-veiligheidscommissie aangevuld met vertegenwoordigers van een aantal overheidsdiensten, die momenteel geen vertegenwoordiger hebben in het Raadgevend Comité van Gebruikers.
Meer specifiek gaat het om een vertegenwoordiger van de Veiligheid van de Staat en met een vertegenwoordiger van het Federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid.
Artikelen 4 tot 6.
Het secretariaat wordt waargenomen door de FOD Binnenlandse Zaken.
Aangezien de ASTRID-veiligheidscommissie een beslissing moet nemen over de dossiers waarvoor een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning werd ingediend en de termijnen hiervoor vastliggen, is het van belang over een goed uitgerust secretariaat te kunnen beschikken om een optimale en tijdige dienstverlening te kunnen garanderen.
Er wordt voorzien in het opstellen van een huishoudelijk reglement dat alle nadere bepalingen zal bevatten, die de interne werking van de commissie aanbelangen en die op die manier een vlotte werking kunnen garanderen.
Het werd ook wenselijk geacht om een controle te voorzien op de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie in de vorm van een activiteitenverslag dat jaarlijks moet worden voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Artikel 7.
Dit artikel vereist geen commentaar.
Artikelen 8 en 9.
De ASTRID-veiligheidscommissie dient, binnen de termijn voorzien voor de aflevering van de bouwvergunning, een beslissing te nemen zowel over de noodzaak om uitrusting ter bevorderding van de ASTRID-radiodekking te laten installeren alsook over de omvang van de radiodekking die wordt beoogd.
De verzoekschriften aan de commissie worden voorgelegd door de overheid die de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning van het bouw- of infrastructuurwerk heeft ontvangen. Deze overheid zal moeten oordelen of het betreffende bouw-of infrastructuurwerk valt onder de criteria, die zullen worden bepaald in het koninklijk besluit dat moet worden genomen ter uitvoering van het artikel 22 van de wet van 8 juni 1998.
Om een foutieve beoordeling door de overheid die de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning heeft ontvangen, op te vangen, kan de commissie op eigen initiatief een dossier samenstellen.
De beslissing van de commissie moet ten laatste 14 dagen voor het einde van de termijn waarin de stedenbouwkundige vergunning moet worden afgeleverd, worden overgemaakt aan de bouwheer en aan de overheid die de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning heeft ontvangen. In geval dat de commissie geen of geen tijdige beslissing heeft genomen, moet een ASTRID-radiodekking in het betreffende bouw- of infrastructuurwerk als niet noodzakelijk worden beschouwd.
Tegen de beslissingen van de commissie kan de bouwheer een beroep instellen bij de Raad van State.
Artikel 10.
Dit artikel vereist geen commentaar.
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
ADVIES 44.338/2 VAN 21 APRIL 2008 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 25 maart 2008 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie en tot precisering van de opdrachten daarvan », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Ontvankelijkheid De afdeling wetgeving van de Raad van State wordt verzocht binnen dertig dagen een advies uit te brengen over een ontwerp van besluit dat al aan haar is voorgelegd en waarover op 4 juni 2007 advies 43.047/2 is gegeven.
Wanneer de afdeling wetgeving een advies heeft gegeven, heeft ze in principe de bevoegdheid opgebruikt die ze krachtens de wet heeft, en het komt haar derhalve niet toe om zich opnieuw uit te spreken over reeds onderzochte bepalingen, ongeacht of ze herzien zijn teneinde rekening te houden met de opmerkingen die in het eerste advies gemaakt zijn, dan wel ongewijzigd blijven.
Dat geldt niet wanneer overwogen wordt in de tekst volledig nieuwe bepalingen in te voegen waarvan de inhoud los staat van de opmerkingen of voorstellen die in het eerste advies van de afdeling wetgeving zijn gemaakt of gedaan : in zo'n geval moet de afdeling wetgeving weer worden geraadpleegd, over de nieuwe bepalingen.
In dit opzicht komt het aan de afdeling wetgeving toe de volgende bepalingen te onderzoeken : artikel 1, 1° en 6°, artikel 2, artikel 3, §§ 1 en 2, tweede en derde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 6 en artikel 10 van het ontworpen besluit.
Ze is daarenboven eveneens gerechtigd de artikelen 8 en 9 van het ontworpen besluit te onderzoeken. Deze bepalingen strekken ertoe gevolg te geven aan algemene opmerking 3 van het voornoemde advies 43.047/2, dat, gelet op de algemene formulering ervan, vergde dat de bepalingen die eraan gevolg geven, aan de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd.
Onderzoek van het ontwerp Dispositief Artikel 3 Luidens artikel 3, § 1, 1°, is de ASTRID veiligheidscommissie onder meer samengesteld uit : « (...) een vertegenwoordiger van de Algemene directie Civiele veiligheid [binnen het raadgevend comité van gebruikers] (1), aangewezen door de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken op voordracht van de directeurgeneraal van de Algemene directie Civiele veiligheid ».
Krachtens artikel 57, eerste lid, vierde punt, van het beheerscontract met A.S.T.R.I.D. is er in het raadgevend comité van gebruikers van deze vennootschap slechts één « vertegenwoordiger van de algemene directie civiele veiligheid », die wordt « aangewezen door de directeur-generaal van de algemene directie civiele veiligheid ».
De onderzochte bepaling moet dus zo worden geredigeerd dat voorkomen wordt dat een andere vertegenwoordiger van deze algemene directie wordt aangesteld dan degene die voorkomt in de samenstelling van het raadgevend comité (2).
Artikel 3, § 2, tweede en derde lid, moet dienovereenkomstig worden herzien, zodat niet in het tweede lid, maar in het derde lid wordt verwezen naar paragraaf 1, 1°.
Artikel 9 In artikel 8, § 1, tweede lid, van het ontwerp staat dat de overheid die bevoegd is voor de toekenning van de stedenbouwkundige vergunning, in het dossier dat ze aan de commissie overzendt de termijn vermeldt waarin ze de stedenbouwkundige vergunning dient af te geven.
Artikel 9 van het ontwerp maakt tweemaal gewag van deze termijn. In paragraaf 1, tweede lid, wordt aan de commissie de verplichting opgelegd om haar beslissing over te zenden « binnen de termijn bedoeld in artikel 8, § l, tweede lid ». Paragraaf 2 bepaalt wat het gevolg is van het niet-ontvangen van de beslissing van de commissie door de bevoegde overheid « binnen de termijn bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid ».
Het is de Raad van State evenwel niet duidelijk op welke manier de termijn bedoeld in artikel 8, § l, tweede lid, waarin de overheid zich over de uitreiking van een stedenbouwkundige vergunning moet uitspreken, op een dienstige wijze de termijn zou kunnen zijn waarin de commissie haarbeslissing moet bezorgen. De overheid die bevoegd is om de stedenbouwkundige vergunning af te geven, moet immers de beslissing van de commissie kunnen ontvangen binnen een termijn die haar in staat stelt over de nodige tijd te beschikken om over de aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning een uitspraak te doen.
De termijn waarin de commissie haar beslissing moet mededelen, moet derhalve worden verkort opdat de bevoegde overheid de nodige tijd heeft om na de ontvangst van de beslissing van de commissie over de aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning een uitspraak te doen.
Artikel 9 van het ontwerp moet dienovereenkomstig worden herzien.
Artikel 10 Noch artikel 22, derde lid, van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, noch enige andere wetsbepaling levert een rechtsgrond op voor artikel 10 van het ontwerp. Dit artikel dient dan ook te vervallen.
De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;
P. Vandernoot, staatsraden;
Mevrn. : M. Baguet, A.-C. Van Geersdaele, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door Mevr. L. Vancrayebeck, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota's (1) De woorden « binnen het raadgevend comité van gebruikers » komen niet voor in de Nederlandse versie van het ontwerp.(2) Zie, in deze zin, mutatis mutandis, de redactie van artikel 3, § 1, 3°, 4° en 6°, van het ontwerp. 25 JULI 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie en tot precisering van de opdrachten daarvan ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, inzonderheid op artikel 22, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 maart 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 27 april 2007;
Gelet op het advies nr. 43.047/2 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2007;
Gelet op het advies nr. 44.338/2 van de Raad van State, gegeven op 21 april 2008;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergodende Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° de wet : de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten; 2° A.S.T.R.I.D. : de NV van publiek recht opgericht door de wet; 3° ASTRID : het radiocommunicatienetwerk voor de hulp- en veiligheidsdiensten bedoeld in de wet; 4° het beheerscontract van A.S.T.R.I.D. : het beheerscontract zoals bedoeld in artikel 10 van de wet; 5° de Minister : de Minister van Binnenlandse Zaken; 6° het raadgevend comité van gebruikers : het raadgevend comité zoals bedoeld in artikel 57 van het beheerscontract van A.S.T.R.I.D.
Art. 2.Er wordt bij de Algemene directie van de Civiele veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken een « ASTRID veiligheidscommissie », hierna « commissie » genoemd, opgericht.
Art. 3.§ 1. De commissie is samengesteld uit : 1° de vertegenwoordiger van de Algemene directie Civiele veiligheid in het raadgevend comité van gebruikers;2° een Nederlandstalige en Franstalige vertegenwoordiger van de brandweerdiensten, aangewezen door de directeur-generaal van de Algemene directie Civiele veiligheid, na advies van respectievelijk de Brandweervereniging Vlaanderen en van de « Fédération Royale des Corps de Sapeurs-Pompiers de Belgique, Aile Francophone et Germanophone »;3° de vertegenwoordiger van de dienst voor de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening in het raadgevend comité van gebruikers;4° de vertegenwoordiger van de federale politie in het raadgevend comité van gebruikers;5° een Nederlandstalige en Franstalige vertegenwoordiger van de lokale politie, aangewezen door de voorzitter van de vaste commissie van de lokale politie;6° de vertegenwoordiger van de Veiligheid van de Staat in het raadgevend comité van gebruikers;7° de voorzitter van het raadgevend comité van gebruikers, indien deze voorzitter niet één van de vertegenwoordigers is, vermeld in de punten 1° tot en met 6°;8° een vertegenwoordiger van het Federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid, aangewezen door de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. § 2. Voor elk effectief lid wordt een plaatsvervanger aangewezen, die het lid in geval van afwezigheid of belet vervangt.
Voor de effectieve leden vermeldt in § 1, 2°, 5° en 8°, wordt de plaatsvervanger aangewezen door de instantie die het effectieve lid heeft aangewezen.
Voor de effectieve leden vermeldt in § 1,1°, 3°, 4° en 6°, wordt de plaatsvervanger aangewezen door de instantie die het effectieve lid heeft aangeduid als haar vertegenwoordiger in het raadgevend comité van gebruikers. § 3. De vertegenwoordiger van de Algemene directie Civiele veiligheid, bedoeld in § 1, 1°, treedt op als voorzitter van de commissie.
De voorzitter van het raadgevend comité van gebruikers treedt op als ondervoorzitter van de commissie.
Ingeval de vertegenwoordiger van de Algemene directie Civiele veiligheid voorzitter is van het raadgevend comité van gebruikers, wordt het vice-voorzitterschap waargenomen door de vice-voorzitter van het raadgevend comité van gebruikers.
Art. 4.De commissie vergadert in functie van de dossiers die ze moet onderzoeken en minstens 1 keer per maand.
Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een ambtenaar van de Algemene directie Civiele veiligheid.
De briefwisseling bestemd voor de commissie wordt geadresseerd aan de Algemene directie Civiele veiligheid.
Art. 5.De commissie stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Minister.
Art. 6.Ieder jaar, ten laatste op 1 september, wordt aan de Minister een activiteitenverslag uitgebracht.
Art. 7.§ 1. Aan de leden van de commissie wordt een presentiegeld toegekend van 50 euro per vergadering van minstens twee uur.
Het federale Rijkspersoneel die lid zijn van de commissie ontvangen het presentiegeld uitsluitend voor vergaderingen die buiten de diensturen plaatshebben. § 2. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten is eveneens van toepassing op de presentiegelden bedoeld in § 1. Zij worden gekoppeld aan een spilindex 138,01.
Art. 8.§ 1. De overheid die een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning heeft ontvangen voor een nieuw bouw- of infrastructuurwerk dat valt onder de criteria van het koninklijk besluit zoals bedoeld in artikel 22, derde lid, laatste zin, van de wet, maakt hiervan een dossier op en maakt het onverwijld over aan de commissie.
De bevoegde overheid vermeldt in het dossier de termijn waarbinnen de overheid de stedenbouwkundige vergunning dient af te leveren. § 2. Bij stilzitten van de bevoegde overheid kan de commissie op eigen initiatief het dossier bedoeld in § 1 samenstellen.
De commissie kan alle nuttige informatie opvragen bij de bouwheer en bij de overheid bedoeld in § 1.
Art. 9.§ 1. De commissie beslist over de mate waarin het beschouwde bouw- of infrastructuurwerk van ASTRID-radiodekking moet worden voorzien.
De beslissing van de commissie wordt ten laatste 14 dagen voor het einde van de termijn bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid, per aangetekende brief opgestuurd naar de bouwheer en naar de overheid bedoeld in artikel 8. § 2. Indien de overheid bedoeld in artikel 8 geen beslissing van de commissie heeft ontvangen binnen de termijn bedoeld in § 1, tweede lid, dient de ASTRID-radiodekking niet noodzakelijk te worden geacht.
Art. 10.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 juli 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL