Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2014
gepubliceerd op 07 mei 2014

Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 1 april 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de handelsactiviteiten voor eigen rekening

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2014003191
pub.
07/05/2014
prom.
25/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/25/2014003191/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 1 april 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de handelsactiviteiten voor eigen rekening


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de artikelen 119 tem 133;

Gelet op de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het reglement van 1 april 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de handelsactiviteiten voor eigen rekening, dat bij dit besluit is gevoegd, wordt goedgekeurd.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 3.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS

Bijlage bij het koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van 1 april 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de handelsactiviteiten voor eigen rekening Reglement van 1 april 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de handelsactiviteiten voor eigen rekening De Nationale Bank van België, Gelet op artikel 12bis van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

Aangezien dat artikel 119 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen verbiedt dat kredietinstellingen rechtstreeks of via Belgische of buitenlandse dochterondernemingen handelsactiviteiten voor eigen rekening uitoefenen;

Aangezien dat volgens artikel 121 van de wet van 25 april 2014 en onder voorbehoud van wat volgt, de verrichtingen op financiële instrumenten die deel uitmaken van de volgende categorieën van activiteiten niet als verboden handelsactiviteiten voor eigen rekening worden beschouwd: 1° het verlenen aan cliënten van beleggingsdiensten en nevendiensten, zoals bepaald in artikel 46, 1°, 1., 2. en 4. tot 8., en 2° van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, die erop gericht zijn om te voldoen aan de financierings-, afdekkings- of beleggingsbehoeften van de cliënten; 2° de activiteiten van marketmaking die bestaan in de regelmatige en doorlopende aanwezigheid, op een gereglementeerde markt of in een multilaterale handelsfaciliteit waarvan hij lid is, van een marktdeelnemer die vaste bied- en laatkoersen aanbiedt voor financiële instrumenten, met een verbintenis van zijn kant om tegen deze prijzen als wederpartij op te treden voor minimumhoeveelheden, teneinde liquiditeit te scheppen in de betrokken markt, voor zover deze marktdeelnemer door de marktonderneming of de beleggingsonderneming die de betrokken markt of de multilaterale handelsfaciliteit exploiteert, wordt geattesteerd als marketmaker;3° de activiteiten tot afdekking van de eigen risico's van de kredietinstelling of van haar dochterondernemingen, met inbegrip van de risico's verbonden aan de activiteiten bedoeld in 1°, 2°, 4° en 5° ;4° het gezond en voorzichtig beheer van de liquiditeiten van de kredietinstelling en haar dochterondernemingen;5° de aan- en verkoop van financiële instrumenten verworven met het oogmerk om op duurzame wijze te worden aangehouden. Overwegende dat, om niet als verboden handelsactiviteiten voor eigen rekening te worden beschouwd, de verrichtingen die deel uitmaken van een van de vijf bovenvermelde categorieën van activiteiten aan de volgende voorwaarden moeten voldoen: 1° zij moeten worden verricht binnen de risicolimieten en met inachtneming van de omkaderingsmaatregelen die in dit reglement zijn bepaald;2° wat de verrichtingen in het kader van de activiteiten bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 3° betreft, moet de instelling aantonen dat zij voor haar noodzakelijk zijn om haar intermediërende rol voor haar cliënten te kunnen vervullen;3° wat de verrichtingen in het kader van de activiteiten bedoeld in paragraaf 1, 4° en 5° betreft, moet de instelling aantonen dat zij noodzakelijk zijn met het oog op een gezond en voorzichtig beheer van de liquiditeiten of investeringen; Gelet op de raadpleging van de kredietinstellingen via hun beroepsvereniging, Besluit : Afdeling 1. - Definities

Artikel 1.§ 1. Tenzij anders is aangegeven, gelden voor de termen die in dit reglement worden gebruikt, de definities van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012. § 2. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1) Wet: de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.2) Verordening 575/2013 : Verordening (EU) nr.575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012. 3) Handelsactiviteiten: alle posities in financiële instrumenten die worden ingenomen met de intentie om te handelen of ter afdekking van posities die worden ingenomen met de intentie om te handelen.Deze activiteiten omvatten: * de aan- en verkoop van schuldinstrumenten, aandelen of andere schuldvorderingen, die al dan niet zijn uitgegeven door de instelling, * de aan- en verkoop van vreemde valuta's en basisproducten, * het sluiten van derivatencontracten, * het vast overnemen van financiële instrumenten en het plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie. 4) Significante handelsactiviteiten: een wederpartij wordt geacht significante handelsactiviteiten uit te oefenen wanneer: i.De waarde van de handelsactiviteiten op basis van het gemiddelde van de laatste drie gepubliceerde jaarrekeningen meer dan 50 miljard euro bedraagt. Deze waarde wordt berekend door de som van de handelsactiva en -passiva te delen door twee. Indien de wederpartij geconsolideerde jaarrekeningen publiceert, wordt deze som berekend op basis van de geconsolideerde positie; ii. De wederpartij een marketmaker is die bied- en laatkoersen aanbiedt voor financiële instrumenten en tegen deze prijzen als wederpartij optreedt voor minimumhoeveelheden, teneinde liquiditeit te scheppen voor de betrokken instrumenten. In dit geval worden enkel de handelsactiviteiten die betrekking hebben op deze financiële instrumenten als significante handelsactiviteiten beschouwd. 5) Handelsafdeling: trading desk van een instelling die belast is met een of meer handelsactiviteiten.6) Derivaten: derivatencontracten als bedoeld in de punten 4 tot 10 van deel C van bijlage I van de Europese richtlijn 2004/39/EG.7) Handelsactiva: som van de netto handelsactiva en 80 % van de derivaten aangehouden met de intentie om te handelen, zoals gedefinieerd in de boekhoudnormen die de instelling hanteert voor de controle op de naleving van de solvabiliteitsnormen die vastgelegd zijn in Verordening 575/2013, waarbij * de netto handelsactiva gedefinieerd worden als de som van, enerzijds, de activa aangehouden voor transactiedoeleinden min de derivaten aangehouden voor transactiedoeleinden aan de actiefzijde en, anderzijds, de baisseposities van de handelsportefeuille in effecten en verhandelbaar papier; * de derivaten aangehouden voor handelsdoeleinden worden gedefinieerd als het aritmetisch gemiddelde van de derivaten aangehouden voor transactiedoeleinden aan de actiefzijde en de derivaten aangehouden voor transactiedoeleinden aan de passiefzijde. 8) Eigenvermogensvereisten voor marktrisico: de eigenvermogensvereisten voor de handelsportefeuille, berekend overeenkomstig titel IV van Verordening 575/2013, zonder rekening te houden met het vereiste voor het wisselkoersrisico. Balansbeheer: beheer van de structurele markt- en kredietrisico's die verbonden zijn aan de commerciële activiteiten van kredietverlening en depositowerving.

Art. 2.§ 1. Conform artikel 119 van de wet en onverminderd artikel 121 van de wet, zijn handelsactiviteiten voor eigen rekening verboden. § 2. Tenzij de instelling aantoont dat ze worden uitgevoerd conform de in dit reglement bepaalde omkaderingsmaatregelen en limieten, worden transacties beschouwd als met de intentie om te handelen voor eigen rekening verrichte transacties wanneer ze worden verricht met de bedoeling om op korte termijn weer te worden afgestoten en/of met de bedoeling om op korte termijn een voordeel te behalen uit bestaande of verwachte verschillen tussen de aankoop- en verkoopprijzen of uit andere schommelingen van de marktprijzen. Dit is met name het geval wanneer: i. De instelling niet van plan is de positie of het financieel instrument langer dan zes maanden te behouden;of ii. Wanneer de positie of het financieel instrument opgenomen is in de handelsactiva en -passiva op basis van de toepasselijke boekhoudregels, tenzij de instelling kan aantonen dat deze transacties gebruikt worden ter afdekking van risico's die voortvloeien uit transacties buiten de handelsportefeuille; of iii. Wanneer deze transacties resulteren in een of meer korte posities (die niet gecompenseerd wordt of worden door een lange positie) in een schuldinstrument, een aandeel of andere financiële instrumenten waarvan de onderliggende instrumenten schuldinstrumenten of aandelen zijn.

Art. 3.§ 1. Conform artikel 121, § 1, 5° van de wet, vallen transacties op financiële instrumenten die in het kader van de beleggingsportefeuille worden verricht, of meer algemeen in het kader van het balansbeheer, niet onder het verbod van artikel 119 van de wet, onder voorbehoud van het feit dat de instelling het vaste voornemen moet hebben om de effecten en andere financiële instrumenten van de beleggingsportefeuille duurzaam aan te houden, in principe tot op de vervaldatum ervan. § 2. De instelling moet ook aantonen: i. Met name wat de beleggingsportefeuille betreft, dat zij over het nodige financieringsvermogen beschikt om de effecten duurzaam aan te houden; ii. Dat de beleggingstransacties als doel en als gevolg hebben te verzekeren dat de beschikbare financieringen die in de vorm van deposito's of via de uitgifte van effecten worden verworven door de instelling, hergebruikt worden in afwachting van hun hergebruik in de vorm van kredieten, of bij te dragen tot de opbouw van een portefeuille aan liquide activa, in overeenstemming met de strategie inzake het liquiditeitsrisicobeheer van de instelling; iii. Dat de transacties als doel en als gevolg hebben voornamelijk een stabiele inkomensstroom te genereren voor de instelling, in de vorm van een interestmarge of van dividenden op aandelen; iv. Dat de afdekkingstransacties, met name in rente- en wisselkoersderivaten, als doel en als gevolg hebben dat de inkomensstromen en de impact, op het resultaat of op het eigen vermogen, van de marktprijsschommelingen, van een verslechtering van het kredietrisico, of van het in gebreke blijven van een wederpartij van de instelling, stabiel blijven.

De instelling dient aan te tonen dat de bovenvermelde voorwaarden vervuld zijn en dat de transacties niet verricht worden met de intentie om te handelen voor eigen rekening in de zin van artikel 2.

Om niet te worden beschouwd als transacties voor eigen rekening, mogen de betrokken transacties niet worden verricht door handelsafdelingen die belast zijn met het beheer van de transacties van de handelsportefeuille of die onder de hiërarchische verantwoordelijkheid vallen van de verantwoordelijke voor de betrokken handelsafdelingen.

Er moet een hiërarchische scheiding bestaan tussen de handelsafdelingen en de departementen die belast zijn met de gecentraliseerde balanspositie. De structuur waarover de instelling beschikt, met inbegrip van de modaliteiten voor de beloning van de verantwoordelijken voor de structurele marktrisicopositie van de balans, mag niet aanzetten tot het nemen van buitensporige risico's of tot het nemen van risico's om op korte termijn resultaat te behalen. § 3. Conform artikel 121, § 1, 4° van de wet mag een instelling transacties op financiële instrumenten verrichten met het oog op het beheer van haar liquiditeitspositie en van haar voorraad liquide activa, voor zover die transacties stroken met de strategie van de instelling op het vlak van liquiditeitsbeheer, met name omdat zij noodzakelijk zijn om de naleving te verzekeren van de reglementaire bepalingen inzake liquiditeit die voortvloeien uit Verordening 575/2013.

Deze strategie moet met name: i. Een formele omschrijving bevatten van de aard en het bedrag van de financiële instrumenten die dienen voor het liquiditeitsbeheer, evenals van de risico's die eraan verbonden zijn, en van de omstandigheden waarin de financiële instrumenten kunnen worden gebruikt.De financiële instrumenten die in dit kader worden verworven of verkocht, moeten zeer liquide zijn, zodat de instelling redelijkerwijs niet moet verwachten dat zij op korte termijn voordeel zal kunnen behalen uit koersverschillen; en ii. Garanderen dat elke verwerving of verkoop van financiële instrumenten voornamelijk wordt uitgevoerd om de liquiditeit van de instelling te verzekeren en te beheren en strookt met de liquiditeitsstrategie, en niet om winst te behalen door op korte termijn te verkopen of door op korte termijn voordeel te behalen uit koersverschillen.

De aan- of verkoop van effecten of andere activa door een instelling als gevolg van een retrocessieovereenkomst of een omgekeerde retrocessieovereenkomst, en de aan- of verkoop van effecten of andere activa door een instelling in het kader van een overeenkomst voor het tijdelijk lenen of ontlenen van effecten of van deze activa, worden ook niet beschouwd als handelsactiviteiten wanneer deze verrichtingen worden uitgevoerd in het kader van het liquiditeitsbeheer van de instelling.

Om niet te worden beschouwd als transacties voor eigen rekening, mogen de betrokken transacties niet worden verricht door handelsafdelingen die belast zijn met het beheer van de transacties van de handelsportefeuille of die onder de hiërarchische verantwoordelijkheid vallen van de verantwoordelijke voor de betrokken handelsafdelingen.

Er moet een hiërarchische scheiding bestaan tussen de handelsafdelingen en de departementen die belast zijn met het beheer van de liquiditeitspositie van de instelling. De structuur waarover de instelling beschikt, met inbegrip van de modaliteiten voor de beloning van de verantwoordelijken voor de structurele marktrisicopositie, mag niet aanzetten tot het nemen van buitensporige risico's of tot het nemen van risico's om op korte termijn resultaat te behalen. § 4. Ook de volgende transacties worden niet beschouwd als handelsactiviteiten voor eigen rekening: i. De aan- en verkoop van financiële instrumenten, voor zover de transactie wordt verricht om te voldoen aan een bestaande leveringsplicht, met name om niet-levering te voorkomen, in het kader van een verrekenings- (clearing) of vereffeningsactiviteit (settlement); ii. De aan- en verkoop van financiële instrumenten als opdrachthouder door de instelling, voor rekening van een wederpartij, waarbij de instelling geen enkel wederpartij- of marktrisico draagt; iii. Het aanhouden en de verkoop van effecten of activa verkregen als bewijs van dubieuze of onbetaald gebleven vorderingen, evenals de verkoop van effecten of financiële activa die als zekerheden dienen voor dubieuze of onbetaald gebleven vorderingen; iv. De transacties die verricht worden ter afdekking van markt- of kredietrisico's die voortvloeien uit transacties als bedoeld in punten i. t.e.m. iii. of die voortvloeien uit de commerciële activiteiten van kredietverlening of depositowerving. Afdeling 2. - Transacties met de cliënteel, transacties verricht als

marketmaker en afdekkingsverrichtingen

Art. 4.§ 1. Voor de toepassing van artikel 121, § 1, 1° wordt onder "cliënt" verstaan elke wederpartij die het statuut heeft van privépersoon, onderneming, autoriteit, overheid of andere wederpartijen die transacties verrichten met de marktzaal van de instelling, rechtstreeks of via het commercieel netwerk, voor zover deze wederpartijen zelf geen handelsentiteiten zijn in de zin van de wet, of professionele cliënten als bedoeld in Bijlage II, alinea 1, onder I, punt 1 van Richtlijn 2004/39/EG, die significante handelsactiviteiten ontwikkelen.

Onverminderd de artikelen 120, 129 en 130 van de wet, kunnen de handelsentiteiten als bedoeld in de wet of de professionele cliënten die significante handelsactiviteiten uitoefenen, evenwel als cliënten worden beschouwd voor alle of bepaalde van hun diensten indien de instelling kan aantonen dat zij deze diensten op continue basis verstrekt aan de wederpartijen en bereid is om aan de vraag van de wederpartijen te voldoen door voor redelijke bedragen als wederpartij op te treden, rekening houdend met de liquiditeit, de looptijd en de marktdiepte van de betrokken financiële producten. § 2. De instelling moet rechtvaardigen aan de hand van bewijsstukken in welke mate de wederpartijen voor de betrokken diensten, in voorkomend geval per categorie of type van wederpartij, aan de voormelde voorwaarden voldoen.

Art. 5.§ 1. Voor elk van de betrokken handelsafdelingen binnen de instelling, moet de instelling een formele omschrijving geven van de aard van de financiële diensten en producten die aan de cliënten zullen worden aangeboden. Deze handelsafdelingen moeten deze diensten op continue basis verstrekken aan de cliënten en bereid zijn om aan de vraag van de cliënten te voldoen door voor redelijke bedragen als wederpartij op te treden, rekening houdend met de liquiditeit, de looptijd en de marktdiepte van de betrokken financiële producten. § 2. Voor elk van de handelsafdelingen moeten het bedrag en de types van financiële instrumenten evenals de risico's die eraan verbonden zijn, formeel worden beperkt, rekening houdend met de behoeften van de cliënten en met een gezond risicobeheer. Het beleid ter zake van de instelling moet gebaseerd zijn op een beoordeling van de huidige en toekomstige behoeften van de cliënteel op het niveau van elke handelsafdeling.

Op basis hiervan kan de instelling effectenvoorraden aanhouden of posities in financiële instrumenten innemen om optimaal te voldoen aan de op korte termijn te verwachten vraag van de cliënteel. Zij kan transacties uitvoeren op de markten om een optimale prijs te kunnen bieden aan de cliënten, voor zover de door de cliënten geïnitieerde transacties en de daaraan gerelateerde afdekkingstransacties de voornaamste transacties blijven. § 3. Conform artikel 10 e.v. heeft de instelling een nalevingsprogramma opgesteld dat zij doorlopend toepast, om te garanderen dat de wet en dit reglement worden nageleefd. Dit systeem bestaat uit schriftelijke beleidslijnen, procedures voor het toezicht op de naleving van deze beleidslijnen en analyses van de activiteiten die binnen de handelsafdelingen worden uitgeoefend. Dit houdt onder meer het volgende in: i. Een omschrijving van de types van financiële producten die elke handelsafdeling mag aanbieden aan de cliënteel, die gebaseerd is op de huidige en te verwachten behoeften van de cliënteel. ii. Een kader van limieten voor de activiteiten van elke handelsafdeling, dat van toepassing is op het niveau van elke handelsafdeling en dat aangepast is aan de aard en het volume van de cliëntenactiviteit die door de betrokken afdeling wordt behandeld, en met name: a. voor effecten, limieten voor elk type van instrument en voor elk bedrag van de posities die door de instelling worden behouden;b. limieten voor de risicofactoren die voortvloeien uit de financiële instrumenten die door de handelsafdelingen worden behandeld. iii. Het uitstippelen van de strategie die de handelsafdelingen moeten volgen om de risico's verbonden aan transacties met de cliënteel te verminderen of te beperken, en met name bepalen welke afdekkingsproducten, -instrumenten en -technieken gebruikt mogen worden door de handelsafdelingen in deze context. iv. Het vastleggen van de procedure en de toewijzing van de verantwoordelijkheden om te garanderen dat de acties die door de handelsafdelingen worden ondernomen om de aan hun activiteiten verbonden risico's te bepreken, doeltreffend zijn. v. Het invoeren van een onafhankelijke controle om voor elke handelsafdeling te voorzien in het toezicht op en de analyse van de naleving van de limieten voor elke activiteit.Indien een van de vastgelegde limieten overschreden wordt, moet de handelsafdeling de nodige schikkingen treffen om die limiet zo snel mogelijk opnieuw in acht te nemen. Deze overschrijdingen moeten het voorwerp uitmaken van een relevante analyse, die onafhankelijk van de handelsafdelingen wordt uitgevoerd, met name rekening houdend met de vraag van de cliënteel of de liquiditeit en de marktdiepte van de betrokken financiële instrumenten of van de toegestane afdekkingsinstrumenten.

Art. 6.§ 1. Onder voorbehoud van § 2, zijn de regels van de artikelen 4 en 5 mutatis mutandis van toepassing op de activiteiten van marketmaking als bedoeld in artikel 121, § 1, 2° van de wet. § 2. Voor de transacties die worden uitgevoerd in het kader van artikel 121, § 1, 2° van de wet, kunnen de handelsafdelingen als bedoeld in de wet of de professionele cliënten die significante handelsactiviteiten uitoefenen, als cliënten worden behandeld zonder dat de instelling moet aantonen dat de voorwaarden van artikel 4, § 1, tweede lid, zijn vervuld.

Art. 7.§ 1. Voor de toepassing van artikel 121, § 1, 3° van de wet, kunnen de instellingen alle transacties verrichten die noodzakelijk zijn voor de afdekking van de risico's die voortvloeien uit transacties met de cliënteel en als marketmaker, maar ook om de markt- en kredietrisico's te beperken die verbonden zijn aan hun commerciële activiteiten van kredietverlening en depositowerving, aan hun beleggingsportefeuille en aan hun liquiditeitsbeheer, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden van dit artikel.

Voor de transacties die in dit kader worden verricht, kunnen handelsentiteiten in de zin van de wet of professionele cliënten die significante handelsactiviteiten uitoefenen, als wederpartij optreden. § 2. De instelling voert een internecontrolesysteem in, dat zij doorlopend toepast, om te garanderen dat de wet en dit reglement worden nageleefd voor wat betreft de afdekkingsactiviteiten. Dit systeem omvat met name : i. Schriftelijke beleidslijnen, procedures voor de identificatie en de meting van risicovolle posities en de voorgenomen afdekkingsstrategieën die moeten worden aangepast aan de posities en financiële instrumenten die door de handelsafdelingen worden behandeld; ii. Een systeem voor het toezicht op de naleving van deze beleidslijnen en procedures, die een geschikte procedure omvat voor de interne kennisgeving in geval van niet-naleving; iii. Een procedure voor de analyse van de geschiktheid van de afdekkingsstrategieën, met inbegrip van een onafhankelijke analyse van de correlatie tussen de risico's die verbonden zijn aan de af te dekken bestanddelen en de afdekkingsinstrumenten, die garanderen dat de ingevoerde strategieën de afgedekte risico's daadwerkelijk beperken. § 3. De instelling moet kunnen aantonen aan de hand van bewijsstukken en, in voorkomend geval, op geaggregeerde basis op het niveau van elke handelsafdeling: i. Dat de afdekkingstransacties worden uitgevoerd in het kader van de in paragraaf 2 bedoelde beleidslijnen en procedures.Op de naleving van deze beleidslijnen en procedures moet doorlopend toezicht worden gehouden; ii. Dat de afdekkingstransacties bedoeld zijn om een of meer identificeerbare risico's van de instelling op te heffen of significant te verminderen, met inbegrip van markt-, krediet- of wederpartijrisico's, wisselkoers-, rente-, basisproduct-, spread- of basisrisico's die voortvloeien uit de openstaande posities die in het kader van de transacties met de cliënteel of als marketmaker afgesloten zijn. De instelling moet voor elke risicofactor kunnen aantonen dat de afdekkingstransacties het risico kunnen verminderen, door een vergelijking te maken tussen de risicopositie met en zonder de afdekkingstransacties; iii. Dat de mate waarin de transacties het risico daadwerkelijk verminderen, gemonitord wordt en dat afdekkingstransacties in voorkomend geval worden aangepast, met name om nieuwe risico's die zich ondertussen zouden hebben voorgedaan te verminderen; iv. Dat de afdekkingstransacties, bij het afsluiten ervan, geen significante extra risico's creëren die zelf niet op passende wijze afgedekt zijn, waarvoor geen passende limiet geldt of die niet op passende wijze omkaderd zijn. § 4. De instelling kan globale afdekkingstransacties verrichten, d.w.z. voor reeksen transacties of per marktrisico- of kredietrisicofactor, met name door het beheer van elke risicofactor in specifieke handelsafdelingen te centraliseren, in voorkomend geval via interne contracten. Afdeling 3. - Transacties met een hoog risico

Art. 8.§ 1. Worden beschouwd als verboden handelsactiviteiten voor eigen rekening in de zin van artikel 119 van de wet, de transacties op financiële instrumenten, ook voor beleggingsdoeleinden, waaruit rechtstreeks of onrechtstreeks een belangrijke positie zou voortvloeien voor zeer risicovolle activa of risicovolle handelsstrategieën. § 2. Worden als "zeer risicovolle activa" of als "zeer risicovolle handelsstrategieën" beschouwd, de activa of de handelsstrategieën die, wanneer ze door de instelling worden aangehouden of gevolgd, aanzienlijk de kans vergroten dat de instelling significante verliezen lijdt of dat de stabiliteit van de instelling wordt aangetast. § 3. Worden geacht onder de definities van paragraaf 2 te vallen : i. Verrichtingen en verbintenissen voor eigen rekening, zonder toereikende zekerheden, aangegaan met instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 120, eerste lid, a) van de wet.De zekerheden worden als toereikend beschouwd indien het gaat om financiële zekerheden die voldoen aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden en aan de limieten van titel III, hoofdstuk 4 van Verordening 575/2013. ii. De verrichtingen en verbintenissen voor eigen rekening, zonder toereikende zekerheden, aangegaan met instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 120, eerste lid, b) van de wet, waarvan de activa voor meer dan 10% zijn samengesteld uit blootstellingen ten aanzien van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in punt a) van hetzelfde artikel. Dit percentage van 10 % mag overschreden worden indien er voor de betrokken blootstellingen toereikende zekerheden zijn gesteld conform punt i. hierboven. iii. De blootstellingen op effectiseringstranches waarvan de onderliggende activa niet uitsluitend leningen of schuldinstrumenten zijn en die met name het volgende omvatten: - andere effectiseringstranches; - derivaten die geen rente- en/of wisselkoersderivaten zijn en die bestemd zijn om het valuta- en renterisico dat door de onderliggende activa wordt veroorzaakt, te verminderen. iv. De blootstellingen die voortvloeien uit de correlatiehandelsportefeuilles in de zin van Verordening 575/2013. § 4. De NBB kan op individuele basis de lijst van de zogenaamde zeer risicovolle activiteiten uitbreiden op basis van de analyse van de producten en strategieën die door de instellingen worden behandeld en in die lijst met name het volgende opnemen: i. De blootstellingen met betrekking tot financiële instrumenten die gewaardeerd worden tegen marktwaarde en die een belangrijk hefboomeffect hebben, die beschouwd worden als complex of waarvoor er geen liquide markt is die een snelle afdekking en een voldoende betrouwbare waardering van de posities op basis van beschikbare marktprijzen of markindicatoren mogelijk maakt; ii. De blootstellingen of strategieën, met name met betrekking tot derivaten, die een buitensporige en niet-beheersbare uitstroom zouden kunnen genereren van de liquiditeiten van de instelling, door de toepasbare margestortingen.

De NBB houdt bij deze analyse rekening met de mate waarin de potentiële liquiditeitsuitstromen reeds gedekt zijn door de toepasselijke bepalingen inzake liquiditeitsnormen, met name deze waarin voorzien is in artikel 423 van Verordening 575/2013. Afdeling 4. - Governance en nalevingsprogramma

Art. 9.§ 1. De instellingen organiseren hun handelsactiviteiten op een zodanige wijze dat er een scheiding bestaat tussen de activiteiten die met de intentie om te handelen worden verricht, en de andere activiteiten. Een handelsafdeling kan niet tegelijkertijd belast zijn met handelsactiviteiten en met activiteiten die niet met de intentie om te handelen worden verricht, met name activiteiten inzake liquiditeitsbeheer of beheer van de beleggingsportefeuille, als bedoeld in artikel 3 van dit reglement.

Zij voeren de nodige internecontrolemaatregelen in om te garanderen dat de wet en dit reglement worden nageleefd, met name door te voorzien in procedures voor de identificatie van de transacties die toegelaten zijn overeenkomstig artikel 121 van de wet en van de risico's die eraan verbonden zijn, en van de transacties die niet zijn toegelaten en waarvoor bijgevolg de drempel geldt als bedoeld in artikel 123 van de wet. § 2. Het beloningsbeleid van de personeelsleden die risicovolle transacties mogen verrichten en die tewerkgesteld zijn in handelsafdelingen, wordt vastgelegd conform afdeling V van de wet.

Deze personen worden beschouwd als personen die een belangrijke invloed hebben op het risicoprofiel van de instelling in de zin van artikel 67 van de wet. § 3. Bovendien zijn de volgende beginselen van toepassing: i. De raad van bestuur legt het algemeen beleid en het aanvaardbaar risiconiveau vast voor de handelsactiviteiten; ii. Bij de organisatie van de handelsactiviteiten wordt ervoor gezorgd dat elke handelsactiviteit wordt toegewezen aan een handelsafdeling binnen de marktzaal en dat de activiteit voor elke handelsafdeling wordt geregeld op basis van schriftelijke beleidslijnen en procedures.

Deze beleidslijnen en procedures bevatten de elementen die omschreven zijn in artikel 9 en volgende, en stemmen overeen met het algemeen beleid en het aanvaardbaar risiconiveau die door de raad van bestuur zijn bepaald; iii. Er is een scheiding van de hiërarchische lijnen, enerzijds tussen de afdelingen die belast zijn met de uitvoering van de marktverrichtingen, en anderzijds de afdelingen die belast zijn met de administratieve verwerking, de risicocontrole, de resultatenmeting van die verrichtingen en de waardering van de posities; iv. Overeenkomstig artikel 3, §§ 2 en 3, wordt of worden binnen de instelling een functie of functies gecreëerd voor het balansbeheer en het liquiditeitsbeheer, die onafhankelijk zijn van de handelsentiteiten. Deze functies zijn belast met het beheer van de beleggingsportefeuille, de structurele markt- en kredietrisicopositie die voortvloeit uit kredietverlening en depositowerving, uit het beheer van de kasstromen op korte en lange termijn, met inbegrip van de financieringsstrategie van de instelling. De structuur waarover de instelling beschikt, met inbegrip van de modaliteiten voor de beloning van de verantwoordelijken voor deze functies, mag niet aanzetten tot het nemen van buitensporige risico's of tot het nemen van risico's om op korte termijn resultaat te behalen.

Deze onafhankelijke functies kunnen in voorkomend geval gebruik maken van de diensten van de handelsafdelingen, inzonderheid via interne contracten, die de nodige transacties kunnen verrichten voor het beheer van structurele markt- en kredietrisicoposities die voortvloeien uit de beleggingsactiviteit, het balansbeheer en het liquiditeitsbeheer. De handelsafdelingen zouden deze interne contracten echter zo snel mogelijk weer op de markt moeten brengen en indien dit niet systematisch gebeurt, zou het verboden moeten zijn belangrijke of langdurige posities aan te houden via deze contracten.

De NBB kan toestaan dat van deze principes wordt afgeweken om rekening te houden met de omvang en de aard van de activiteiten van een kredietinstelling en haar marktzaal.

Art. 10.§ 1. Elke kredietinstelling moet een nalevingsprogramma opstellen en aan de NBB bezorgen, dat garandeert dat het in de wet opgenomen verbod om handelsactiviteiten voor eigen rekening uit te oefenen en, voor wat betreft de toegelaten handelsactiviteiten, de beperkingen waarin dit reglement voorziet, in acht worden genomen. Het nalevingsprogramma is aangepast aan de aard en de omvang van de handelsactiviteiten van de instelling. Dit programma geldt voor de handelsactiviteiten, met inbegrip van intradaytransacties.

Het moet een gedetailleerde beschrijving bevatten van de controles die worden verricht om te garanderen dat deze activiteiten worden uitgeoefend conform de vereisten en beperkingen van de wet en van dit reglement. Er moet worden voorzien in een passende toetsing van het nalevingsprogramma, die periodiek en vóór elke uitbreiding van de handelsactiviteiten wordt uitgevoerd. § 2. Het nalevingsprogramma moet minstens het volgende omvatten: i. Schriftelijke beleidslijnen en procedures die de maatregelen inzake het toezicht en de beperkingen op de in dit reglement bedoelde handelsactiviteiten documenteren, omschrijven, definiëren, en de aard bepalen van deze activiteiten binnen de instelling; ii. Een internecontrolesysteem dat zorgt voor de naleving van de bepalingen van de wet en dit reglement en dat voorkomt dat activiteiten worden ontwikkeld die niet zijn toegestaan door de wet en dit reglement; iii. Een beheerskader dat binnen de instelling duidelijk de verantwoordelijkheden toewijst voor de naleving van de bepalingen van de wet en dit reglement en dat een passend toezicht inhoudt, met name op de limieten voor de handelsactiviteiten, de ontwikkelde strategieën, de afdekkingsverrichtingen en de modaliteiten voor de beloning van de marktzaalspelers; iv. Een procedure voor de monitoring en voor de onafhankelijke periodieke beoordeling van de geschiktheid van het nalevingsprogramma en van de toepassing ervan, waarbij de interneauditfunctie, de compliancefunctie en de risicobeheerfunctie effectief worden betrokken; v. Een passend opleidingsprogramma voor de personeelsleden die belast zijn met de handelsactiviteiten of met het toezicht erop, om te garanderen dat dit personeel op passende wijze is ingelicht over het nalevingsprogramma en over de wettelijke beperkingen die gelden voor handelsactiviteiten; vi. Voldoende documentatie over de uitgeoefende activiteiten en de verrichte transacties, die aantoont dat voldaan wordt aan de wet en aan dit reglement. De instelling moet in staat zijn om aan de NBB, op haar verzoek, zo spoedig mogelijk alle documentatie te leveren over de verrichte transacties. Deze documentatie moet gedurende ten minste vijf jaar bijhouden worden.

Art. 11.§ 1. Conform artikel 10 moet de instelling beleidslijnen en procedures uitstippelen om de activiteiten van elk van de handelsafdelingen vast te leggen en te regelen. Deze beleidslijnen en procedures omvatten minstens: i. Een beschrijving van de procedure voor de identificatie, goedkeuring en documentering van de financiële instrumenten, en van de handelsstrategieën en -activiteiten die elke handelsafdeling mag behandelen.Deze procedure moet garanderen dat de handelsafdelingen niet alleen kunnen beslissen over de types van financiële instrumenten en over de handelsstrategie die zij kunnen aanwenden en ontwikkelen.

De aard van de handelsactiviteiten en de strategieën ter zake moeten worden goedgekeurd door de beleidsorganen van de instelling; ii. Een beschrijving van de organisatiestructuur, op basis waarvan bepaald kan worden, voor elk van de handelsafdelingen, wie verantwoordelijk is voor welke activiteiten en wie betrokken is bij de administratie van en het toezicht op die activiteiten. Deze structuur moet zorgen voor een scheiding van de hiërarchische lijnen tussen enerzijds de afdelingen die belast zijn met de uitvoering van de marktverrichtingen, en anderzijds de afdelingen die belast zijn met de administratieve verwerking, de risicocontrole, de resultatenmeting van die verrichtingen en met de waardering van de posities ervan en die moeten garanderen dat ontwikkelde activiteiten overeenstemmen met wat toegestaan is door de beleidsorganen; iii. Voor elke handelsafdeling, een beschrijving van de taken (met name het type van handelsactiviteiten dat toegelaten is en aard van de cliënteel), van de handelsstrategieën en van de toegestane dekkingen, van de types van financiële instrumenten die verkocht of aangekocht worden of ter afdekking worden gebruikt. Deze taken moeten worden vastgelegd op grond van de verschillende categorieën bedoeld in artikel 121 van de wet, zodat bepaald kan worden welke activiteiten zijn toegelaten met toepassing van dit artikel en voor welke activiteiten de drempel bedoeld in artikel 123 geldt. Deze taken moeten worden gerechtvaardigd aan de hand van een analyse van de behoeften van de cliënteel; iv. Een beschrijving van de aard en het bedrag (d.i. de limieten) van de risico's en de posities die elke handelsafdeling mag innemen; v. een beschrijving van de gebruikte methodologieën voor de meting van de risico's en de rechtvaardiging van de geschiktheid van die methodologieën; vi. En rechtvaardiging van de geschiktheid van de limieten voor de toegelaten activiteiten en risico's, met name in het licht van de aard van de activiteiten, de mogelijkheid om de risico's op efficiënte wijze af te dekken en de solvabiliteit van de instelling; vii. Monitoring van de tijdsperiode gedurende dewelke financiële instrumenten, waaronder voornamelijk voorraden handelseffecten, worden behouden. Deze monitoring moet garanderen dat de handelsafdelingen geen openstaande posities of voorraden van financiële instrumenten behouden gedurende lange tijd, wat beschouwd zou kunnen worden als het innemen van directionele posities die niet gerechtvaardigd kunnen worden op grond van de behoeften van de cliënteel; viii. Een beschrijving van de procedure voor de identificatie, documentering en goedkeuring van nieuwe producten en nieuwe handels- of afdekkingsstrategieën; ix. Een beschrijving van de aard of het type cliënten of wederpartijen waarmee elke handelsafdeling mag onderhandelen en de procedure die gevolgd moet worden om te bepalen welke cliënten en wederpartijen dit zijn; x. Een beschrijving van de modaliteiten voor de beloning van de personeelsleden die belast zijn met de handelsactiviteiten. § 2. Het nalevingsprogramma moet ook voorzien in een procedure voor het beheer van de risico's die verbonden zijn aan de handelsactiviteiten, op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat deze risico's beperkt zijn en dat de activiteit beperkt blijft tot wat is toegestaan door de wet en dit reglement. Het programma bevat: i. Een beschrijving van de procedure voor de monitoring van de risico's van elke handelsactiviteit en handelsafdeling; ii. Een beschrijving van de procedure voor de ontwikkeling, documentering, validatie, goedkeuring en herziening van de modellen die gebruikt worden voor de meting, identificatie en monitoring van de risico's die verbonden zijn aan de handelsactiviteiten, met inbegrip van een procedure voor de onafhankelijke validatie van de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de betrokken modellen; iii. Een beschrijving van de bestaande procedure voor het vastleggen, documenteren, testen, goedkeuren en herzien van de limieten voor elk van de handelsafdelingen; iv. Voor elke handelsafdeling, en elk type van transactie, een beschrijving van de procedure waarover de instelling beschikt om te garanderen dat de transacties die worden verricht in het kader van het liquiditeitsbeheer of als belegging als bepaald in artikel 3, stroken met de strategie inzake liquiditeitsbeheer en de beleggingsstrategie van de instelling; v. Een beschrijving van de procedure, met inbegrip van de toestemming op het geschikte hiërarchische niveau, om de gevallen van niet-naleving van de limieten door de handelsafdelingen te beheren. § 3. De instelling moet formeel voorzien in een beleid en procedures voor het gebruik van afdekkingsinstrumenten of -strategieën, die minstens het volgende bepalen: i. De instrumenten en strategieën die elke handelsafdeling kan gebruiken ter afdekking van de risico's die verbonden zijn aan haar posities.De gebruikte instrumenten en strategieën moeten aangepast zijn aan de activiteiten van de handelsafdelingen en gerechtvaardigd zijn in het licht van de voorwaarden van artikel 7; ii. De methodologie die gebruikt wordt voor de meting en de identificatie van de risico's die voortvloeien uit de transacties die op individuele of geaggregeerde basis moeten worden afgedekt, en om te garanderen dat deze risico's correct geïdentificeerd en gedekt zijn; iii. De bestaande organisatie voor de afdekkingsactiviteit en met name de beschrijving van de taak van elk van de betrokken handelsafdelingen; iv. De methodologie voor de monitoring van de afdekkingsactiviteiten en de algehele doeltreffendheid ervan, en de verantwoordelijken voor deze monitoring. Deze monitoring moet worden uitgevoerd door een controlefunctie die onafhankelijk is van de handelsafdelingen en die zich eveneens dient uit te spreken over de overeenstemming van de afdekkingsinstrumenten en -strategieën met de wet en dit reglement; v. De bestaande procedures voor het toezicht op en de beperking van resterende risico's of niet-gedekte risico's; vi. De procedures voor het vastleggen, documenteren, valideren, goedkeuren en herzien van de afdekkingstransacties, -technieken en -strategieën die toegelaten zijn op het niveau van elk van de handelsafdelingen. § 4. De instelling moet de taak bepalen van - en de nodige middelen toewijzen aan - de controlefuncties, namelijk de interne audit, de compliancefunctie, de risicobeheerfunctie en andere bevoegde departementen (zoals de back office en de middle office) in het kader van de onafhankelijke monitoring van de activiteiten van de handelsafdelingen.

Deze controlefuncties moeten binnen het kader van hun eigen bevoegdheid systematische, kwantitatieve en kwalitatieve, analyses van de handelsactiviteiten uitvoeren, om te garanderen dat de wijze waarop deze activiteiten worden uitgevoerd, strookt met het intern beleid van de instelling en met de wettelijke en reglementaire bepalingen, met name om te vermijden dat activiteiten worden uitgeoefend die niet zijn toegelaten door de wet. Hiervoor moeten zij relevante indicatoren ontwikkelen. Deze analyses en indicatoren hebben met name betrekking op: i. De oorsprong van de resultaten van de handelsafdelingen.In dit verband wordt van de instelling verwacht dat zij voor elke handelsafdeling de oorsprong van de resultaten kan analyseren, en daarbij een onderscheid kan maken tussen het deel van het resultaat dat voortkomt uit veranderende marktfactoren (innemen van een positie) en het deel van het resultaat dat voortvloeit uit de zuivere intermediatie (cliëntenmarge). Voor wat betreft de toegelaten handelsactiviteiten met de cliënteel, met toepassing van artikel 121, § 1, 1° van de wet, wordt verwacht dat de instelling kan aantonen dat de rentabiliteit van de activiteiten over het geheel genomen gerechtvaardigd wordt door het intermediatieresultaat (of "spread") of door de door de cliënten betaalde vergoeding voor de diensten; ii. De naleving van de interne risicolimieten; iii. De naleving van de limieten met betrekking tot het volume van de voorraden en de posities op handelseffecten; iv. De aard en het volume van de risico's die verbonden zijn aan de activiteiten van de handelsafdelingen. In dit verband moet de instelling beoordelen of het limietensysteem en de methodologieën voor de risicometing aangepast zijn aan de aard en het volume van de risico's en, in voorkomend geval, overgaan tot herziening van deze limieten; v. De overschrijdingen van de interne limieten en de naleving van de procedures voor het beheer en de opvolging van deze overschrijdingen; vi. De doeltreffendheid van het risicoverminderende karakter van de afdekkingsverrichtingen. De instelling moet voor elke betrokken risicofactor kunnen aantonen dat de afdekkingstransacties het volume van de risico's waaraan de instelling is blootgesteld, verkleinen; vii. De mate waarin het nalevingsprogramma van de instelling kan voorkomen dat de wettelijke, reglementaire en interne bepalingen met betrekking tot de handelsactiviteiten niet in acht worden genomen.

Art. 12.§ 1. In het kader van artikel 123 van de wet moeten het nalevingsprogramma als bedoeld in artikel 10 en de maatregelen ter omkadering van de toegelaten handelsactiviteiten, met inbegrip van het bepalen van deze activiteiten en de voornaamste limieten die voor deze activiteiten gelden, worden goedgekeurd door het wettelijk bestuursorgaan.

Dit programma evenals de omkaderingsmaatregelen waartoe is besloten door het wettelijk bestuursorgaan, worden opgesteld onder de verantwoordelijkheid van het directiecomité of van de personen belast met de effectieve leiding.

De mate waarin dit programma en de omkaderingsmaatregelen voldoen aan de wet en dit reglement, wordt intern beoordeeld door de instelling en deze beoordeling wordt gevalideerd door de interne audit. Op grond van deze beoordeling worden de nodige corrigerende maatregelen genomen.

Het directiecomité of de personen belast met de effectieve leiding van de instelling delen aan de NBB jaarlijks de conclusies mee van deze beoordeling en van de maatregelen die naar aanleiding van deze beoordeling zijn genomen. § 2. Bij de vastlegging van het interne limietsysteem dat conform paragraaf 1 moet worden goedgekeurd door de raad van bestuur, moet rekening worden gehouden met de aard van de activiteiten. Dit systeem mag niet toelaten dat een risico wordt genomen dat niet gerechtvaardigd kan worden op grond van de behoeften van de cliënteel of op grond van de activiteiten van marketmaker als bedoeld in artikel 121 van de wet.

Het limietensysteem moet garanderen dat de instelling in het kader van haar handelsactiviteiten in de zin van artikel 121, § 1, 1° en 2° van de wet, met inbegrip van de afdekkingsverrichtingen met betrekking tot die activiteiten, op een horizon van 1 dag niet meer verliest dan 0,25 % van haar tier 1-kapitaal als gedefinieerd in Verordening 575/2013, door een verandering in de marktfactoren waaraan de instelling onderhevig is. Er kan echter een grotere limiet worden vastgelegd indien de instelling kan aantonen dat dit nodig is gelet op de aard en het volume van de activiteiten met de cliënteel of die zij als marketmaker ontwikkelt in de zin van artikel 121.

Overeenkomstig artikel 124 van de wet is het mogelijk om bij de vaststelling van deze limiet geen rekening te houden met de portefeuilles aan financiële instrumenten die uitdovend worden beheerd, mits de NBB daarvoor voorafgaandelijk haar toestemming verleent. Deze toestemming kan maar worden verleend indien de instelling aantoont dat zij de nodige maatregelen neemt om het risico op verlies op deze portefeuilles te beperken en op basis van een plan dat garandeert dat de betrokken activiteiten op ordelijke wijze worden verminderd.

Wanneer de instelling aan een toezicht op geconsolideerde basis is onderworpen, wordt deze limiet berekend op basis van de geconsolideerde of, in voorkomend geval, gesubconsolideerde eigen vermogen. Er worden evenwel limieten vastgelegd voor elke entiteit, uitgaande van een evenwichtige verdeling tussen deze entiteiten, op grond van de aard van de activiteiten en het solvabiliteitsniveau van de betrokken entiteiten.

De instelling moet aantonen dat haar limietensysteem toelaat de in het tweede lid bepaalde principes in acht te nemen op basis van : i. Risicolimieten die berekend worden op grond van een intern model voor marktrisico, dat effectief wordt gebruikt voor de monitoring van de marktrisico's.Het model moet op zijn minst overeenkomstig de normen van artikel 365, lid 1 van Verordening 575/2013 gekalibreerd zijn voor wat betreft de marktrisicomodellen; en ii. Limieten die gebaseerd zijn op de gevoeligheid van de waarden van de posities van de handelsportefeuille, rekening houdend met de historische schommelingen van de marktprijzen. § 3. Naast het limietensysteem bedoeld in paragraaf 2, legt de instelling zogenaamde stop loss-limieten vast voor elk van de handelsafdelingen. Deze limieten moeten worden vastgelegd op grond van de solvabiliteit en de rentabiliteit van de instelling, zodat gegarandeerd kan worden dat de handelsactiviteiten op jaarlijkse basis geen verlies kunnen genereren dat een significante invloed heeft op het rentabiliteitsniveau van de instelling.

De organisatiemaatregelen moeten voorzien in een onafhankelijke monitoring van de resultaten die door de handelsactiviteiten worden gegenereerd. Zij moeten ook bepalen dat, indien het gecumuleerd verlies op posities in financiële instrumenten van een of meer handelsafdelingen, groter is dan een vooraf bepaald bedrag, op het geschikte niveau een beslissing moet worden genomen over de afdekking of het behoud van de betrokken posities. Het geschikte niveau wordt bepaald op grond van de stop loss-limieten. Bij de beslissing moet niet alleen de verantwoordelijke voor de handelsactiviteiten binnen de instelling worden betrokken, maar ook een verantwoordelijke die onafhankelijk is van de handelsactiviteiten en een verantwoordelijke voor het risicobeheer. § 4. Bovendien moet de instelling ervoor zorgen dat de handelsactiviteiten niet de belangrijkste activiteiten zijn, door de volumes van de handelsactiva en de eigenvermogensvereisten voor de marktrisico's van de handelsportefeuille in de zin van Verordening 575/2013 te beperken.

De handelsactiviteiten zullen als buitensporig worden beschouwd indien een van de volgende twee drempels wordt overschreden : 1. Som van de handelsactiva > 15 % van de activa 2.Som van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico > 10 % van de eigenvermogensvereisten Bij overschrijding van deze drempels zal de NBB van de instelling verlangen, met toepassing van artikel 149 van de wet, dat zij over eigen vermogen beschikt waarvan het bedrag hoger is dan dat bepaald in Verordening 575/2013 en de andere bepalingen van de wet. Het extra bedrag dat vereist is zal gelijk zijn aan het hoogste van de volgende twee bedragen : 1. (Handelsactiva - 15 % van het totaal van de activa);2. (Som van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico - 10 % van de som van de eigenvermogensvereisten) * 3. Alleen de positieve bedragen die voortvloeien uit de punten 1° en 2° worden in aanmerking genomen.

De instelling kan deze bedragen berekenen op basis van het gemiddelde van de situatie zoals die is afgesloten op het einde van de maand en van de vorige twee maanden, voor zover zij deze methode consequent hanteert in de tijd. De instelling deelt aan de NBB mee welke methode zij hanteert.

De NBB kan op ad-hoc basis toestaan dat een kredietinstelling derivaten of overheidseffecten van een lidstaat van de Europese Unie uitsluit van de berekeningen bedoeld in het eerste lid indien de instelling kan aantonen: i. Dat deze worden gebruikt ter afdekking van haar transacties buiten de handelsportefeuille, die in voorkomend geval worden verricht binnen haar dochterondernemingen.Om te beoordelen of er sprake is van een afdekkingsverrichting houdt de NBB rekening met de toepassingsmaatregelen van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen; of ii. Dat deze verbonden zijn aan en noodzakelijk zijn voor haar activiteiten als marketmaker in overheidseffecten van een lidstaat van de Europese Unie.

Het bijkomend vereiste en de bovenvermelde drempels worden bepaald op vennootschappelijke en geconsolideerde basis of, in voorkomend geval, op gesubconsolideerde basis.

Art. 13.§ 1. Onverminderd de naleving van de limieten bepaald in artikel 12 en conform artikel 123 van de wet, mogen de toegelaten handelsactiviteiten als bedoeld in artikel 121 die niet volledig voldoen aan de voorschriften van dit reglement, geen eigenvermogensvereiste voor marktrisico genereren dat groter is dan de drempel bepaald in artikel 123 van de wet. § 2. Het eigenvermogensvereiste zal worden berekend op grond van de bepalingen van Verordening 575/2013. Tot 31 december 2017 mogen de instellingen interne modellen voor marktrisico gebruiken zoals toegestaan krachtens deel 3, titel IV, hoofdstuk 5 van Verordening 575/2013. Vanaf 1 januari 2018 zullen de instellingen de standaardmethode voor marktrisico moeten hanteren zoals omschreven in deel 3, titel IV, hoofdstukken 1 tot 4 van Verordening 575/2013 of zoals gewijzigd na de publicatie door het Bazels Comité van een nieuwe standaardmethode voor marktrisico.

Dit vereiste zal worden berekend op basis van de positie op vennootschappelijke basis van de instelling en op geconsolideerde of gesubconsolideerde, basis, volgens de modaliteiten van Verordening 575/2013. § 3. De transacties waarvoor dit vereiste geldt zijn met name de volgende : i. De handelsactiviteiten die worden uitgevoerd in het kader van de activiteiten bedoeld in artikel 121 van de wet, die de instelling geïdentificeerd heeft als handelsactiviteiten die niet volledig voldoen aan de voorwaarden van dit reglement; ii. De beleggingsactiviteiten die niet worden uitgeoefend conform artikel 3 van dit reglement of conform de beleggingsstrategie van de instelling; iii. De activiteiten die in het kader van het liquiditeitsbeheer worden uitgeoefend en die niet worden verricht conform artikel 3 van dit reglement of conform de strategie inzake liquiditeitsbeheer van de instelling; iv. De transacties of activiteiten die leiden tot een overschrijding van de risicolimiet als bedoeld in artikel 12, § 2. Niet-regelmatige en niet-structurele overschrijdingen van de risicolimiet of overschrijdingen die het gevolg zijn van een plotse toename van de volatiliteit van de financiële markten, kunnen in voorkomend geval worden uitgesloten op voorwaarde dat de NBB een onderzoek uitvoert en dat de instelling redelijke maatregelen neemt om deze limiet zo snel mogelijk in acht te nemen. § 4. Na onderzoek van de activiteiten die de instelling uitoefent, via of buiten haar handelsafdelingen, kan de NBB beslissen om voor bepaalde van die activiteiten de drempel bepaald in artikel 123 op te leggen indien zij vaststelt: i. Dat zij niet volledig voldoen aan de in dit reglement bepaalde omkaderingsmaatregelen en limieten; ii. Dat de organisatie van de instelling niet voldoet aan de bepalingen van dit reglement en niet kan garanderen dat de handelsactiviteiten die zij uitoefent aan de bepalingen van deze wet en dit reglement voldoen en een beperkt risico inhouden voor de instelling; iii. Dat de instelling handelsactiviteiten ontwikkelt die niet als dusdanig geïdentificeerd zijn. § 5. Wanneer wordt vastgesteld dat een activiteit die door de instelling wordt uitgeoefend, slechts gedeeltelijk voldoet aan de voorwaarden van de wet of van dit reglement om vrijgesteld te zijn van de toepassing van de drempel van artikel 123, geldt voor alle transacties met betrekking tot de geïdentificeerde activiteit de drempel van artikel 123 van de wet, tenzij de instelling de niet-conforme transacties kan afzonderen. § 6. De drempel kan maar worden gebruikt na goedkeuring door de NBB, die rekening houdt met de aard van de betrokken activiteiten en met de eraan verbonden risico's. De NBB legt voor deze activiteiten een specifieke drempel vast, die niet hoger mag zijn dan de maximumdrempel van artikel 123 van de wet. Bij het bepalen van die drempel houdt de NBB rekening met de volgende elementen : i. De aard van de handelsactiviteiten waarvoor de drempel geldt en de risico's die eraan verbonden zijn. Met toepassing van dit principe zal de drempel die geldt voor zeer risicovolle handelsactiva en -strategieën als bedoeld in artikel 8, verlaagd worden ten opzichte van de maximumlimiet van artikel 123 van de wet.

In voorkomend geval kan in de volgende gevallen het in de wet bepaalde maximumniveau van de drempel worden toegepast : * Wanneer de instelling kan aantonen dat de betrokken activiteiten weinig risico inhouden. Dit is met name het geval wanneer de activiteit hoofdzakelijk bestaat in de gelijktijdige aankoop/verkoop van financiële instrumenten waarvoor de liquiditeits- en kredietrisico's afdoende gedekt zijn; * Wanneer de betrokken activiteit gedeeltelijk blijft voldoen aan de voorwaarden van de wet en van dit reglement, en de risico's die zij inhoudt beperkt blijven. Dit is het geval voor handelsactiviteiten die voldoen aan de behoeften van de cliënteel maar waarvan de aard en het volume van de behandelde financiële instrumenten of de behouden posities, rekening houdend met de afdekkingsverrichtingen, niet volledig kunnen worden gerechtvaardigd conform artikel 5.

De drempel wordt vastgelegd op nul voor de handelsactiviteiten die niet voldoen aan de criteria van artikel 121 van de wet, met name het innemen van posities zonder dat dit verband houdt met de behoeften van de cliënteel en de blootstellingen bedoeld in artikel 120 van de wet. ii. De kwaliteit van het nalevingsprogramma van de instelling. § 7. De instelling kan ook een gemotiveerd verzoek indienen bij de NBB om : 1° de toestemming te verkrijgen om in de berekening van de voornoemde ratio niet de eigenvermogensvereisten op te nemen die gegenereerd worden door intragroepstransacties die erop gericht zijn het beheer van de marktrisico's te centraliseren op het niveau van de kredietinstelling. De instelling zal moeten aantonen dat deze transacties geen extra risico's inhouden op het niveau van de groep en, meer bepaald, dienen ter afdekking van marktrisico's van de betrokken entiteiten van de groep die voortvloeien uit hun eigen activiteiten. De uitsluiting is enkel van toepassing voor de berekening van het vereiste bedoeld in paragraaf 1 op vennootschappelijke basis en niet op geconsolideerde basis. 2° een termijn te verkrijgen voor de regularisatie van haar toestand in geval van uitzonderlijke omstandigheden waarop zij slechts gedeeltelijk invloed kan uitoefenen.Deze uitzonderlijke omstandigheden moeten gerechtvaardigd worden op grond van ontwikkelingen buiten de instelling zoals: * het in gebreke blijven of bijna in gebreke blijven van een belangrijke wederpartij van de instelling, waaruit een belangrijk verlies en/of een openstaande marktrisicopositie voortvloeit; * een wijziging van de correlaties tussen marktrisicofactoren, die de doeltreffendheid van de afdekkingverrichtingen sterk vermindert als gevolg van ongewone spanningen op de financiële markt. Afdeling 5. - Rapportering

Art. 14.§ 1. De instelling moet de NBB op jaarbasis en bij elke significante wijziging informeren over de inhoud van het nalevingsplan bedoeld in artikel 9 en volgende. Een wijziging van de interne limieten, maar ook van de activiteit en het risicoprofiel van de marktzaal, moet voorafgaandelijk worden onderzocht door de NBB om te garanderen dat de risico's en de activiteit beperkt blijven en dat de ontwikkeling van de activiteiten verenigbaar blijft met de wettelijke en reglementaire bepalingen. § 2. Deze jaarlijkse kennisgeving omvat minstens: i. Een beschrijving van de mandaten (type van producten, aard van de transacties en van de cliënten, handels- en afdekkingstrategie) voor elk van de handelsafdelingen; ii. Een beschrijving van het risicobeperkingssysteem en van de toegelaten afdekkingsstrategieën; iii. Een beschrijving van de internecontrolemaatregelen die genomen worden om te garanderen dat de bepalingen van de wet en van dit reglement worden nageleefd; iv. De resultaten van de kwalitatieve en kwantitatieve analyses bedoeld in artikel 10, § 4 en de conclusies die daaruit werden getrokken.

Art. 15.De instelling bezorgt aan de NBB voor elke handelsafdeling en voor alle handelsafdelingen samen op driemaandelijkse basis kwantitatieve inlichtingen over: - de dagelijkse posities per risicofactor en de gevoeligheid van de waarde van die posities voor schommelingen in de marktprijzen; - voor de instellingen die beschikken over een intern model voor marktrisico dat door de NBB werd goedgekeurd, het bedrag van het risico gemeten door het interne model; - de dagelijkse resultaten en de analyse ervan; - het volume van de transacties die in het voorbije kwartaal zijn uitgevoerd; - de mate waarin de afdekkingsverrichtingen de risico's kunnen verminderen.

Art. 16.Voor de toepassing van dit reglement zal de NBB een evenredigheidsbeginsel toepassen en met name rekening houden met het feit dat de handelsactiviteiten binnen de instelling significant zijn ten opzichte van de activiteiten buiten de handelsportefeuille.

Art. 17.Dit reglement treedt in werking wanneer artikel 119 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen in voege treedt, behalve het artikel 12, § 4 dat in werking treedt de dag waarop dit reglement in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 1 april 2014.

De Gouverneur, L. COENE Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 april 2014 tot goedkeuring van het reglement van 1 april 2014 van de Nationale Bank van België betreffende de handelsactiviteiten voor eigen rekening Brussel, 25 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS

^