gepubliceerd op 01 september 2000
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het conventioneel brugpensioen op 56 jaar
24 JUNI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het conventioneel brugpensioen op 56 jaar (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het conventioneel brugpensioen op 56 jaar.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 juni 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.
Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 december 1992.
Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1999 Conventioneel brugpensioen op 56 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 30 juli 1999, onder het nummer 51832/CO/102.07) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik ressorteren.
Met "werknemers" worden de werklieden en werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Bepalingen Art.2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord getekent op 8 december 1998 en de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en heeft directe uitwerking.
Art. 3.Overeenkomstig de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt het principe van de toepassing van een regeling van conventioneel brugpensioen in de sector van het groefbedrijf van het Doornikse aanvaard voor het werkend personeel (met uitsluiting van de werknemers die langdurig ziek zijn) dat voor deze formule opteert en tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000 de leeftijd van 56 jaar bereikt.
Art. 4.a) De leeftijd van het brugpensioen van de werknemers die 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen berekend overeenkomstig artikel 114, § 4, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsuitkeringen, wordt op 56 jaar gebracht vanaf 1 januari 1998. b) Voor de toepassingsmodaliteiten van dit beroepsverleden, wordt de gelijkstelling van de dagen van volledige werkloosheid beperkt tot een maximum van 5 jaar.
Art. 5.De toepassing van de verschillende bepalingen overeenkomstig de artikelen 3 en 4 is evenwel onderworpen aan volgende regelingen : a) het brugpensioen op 56 jaar zal toegestaan worden voor zover de werknemer een beroepsverleden van 33 jaar, gelijkstellingsperiodes inbegrepen, kan aantonen, en tenminste 20 jaar in een nachtarbeid omvattend ploegenstelsel heeft gewerkt;b) voor de werknemer die met brugpensioen wenst te gaan op 56 jaar onder de voorwaarden bepaald onder a) wordt een aanvullende vergoeding toegekend tot de leeftijd van 65 jaar;c) zowel voor de bruggepensioneerden als voor de bejaarde werknemers is er verplichting tot vervanging;d) de controle zal worden uitgevoerd door de instanties van het huidige paritair subcomité eind december 1999 en eind december 2000.
Art. 6.In geval van brugpensioen zal de bruggepensioneerde worden vervangen in het raam van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur voor een periode van 3 jaar. HOOFDSTUK III Rechthebbenden en bedrag van de aanvullende vergoeding
Art. 7.De werkgever garandeert de bruggepensioneerde een zodanig bedrag voor de aanvullende vergoeding bij de werkloosheidsuitkeringen dat het jaarlijks minimum bruto-inkomen gelijk is aan 611.349 F (indexcijfer 104,11) per jaar geïndexeerd op basis van het indexcijfer bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst voor de sector Doornik van 15 juni 1999 tot coördinatie van de algemene arbeidsregels in de sector.
Art. 8.Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in de artikelen 3 en 4 moet bereikt zijn tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na 31 december 2000 indien dit te wijten is aan de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, § 2, en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 9.Het stelsel van conventioneel brugpensioen op 56 jaar is facultatief.
De werkgever verbindt er zich toe het brugpensioen ten gepasten tijde voor te stellen aan de werknemer die de vrije keuze heeft.
Het vertrek met voormeld brugpensioen wordt echter effectief 3 maand na het akkoord.
Art. 10.Het vertrek met brugpensioen wordt gelijkgesteld met een gewoon vertrek uit de onderneming in de zin van een rechtzetting van de structuren.
Art. 11.Een persoon tegen wie door de R.V.A. een maatregel werd getroffen zal in geen geval van zijn vroegere werkgever enigerlei compensatie kunnen eisen die hoger is dan de aanvullende vergoeding waarop het recht had vóór de maatregel werd getroffen.
Art. 12.In 1999 zal de werkgever bovendien in het sociaal fonds storten, de premie aan de georganiseerden ten bedrage van 4.500 F, de vakantiebijslag ten bedrage van 3.000 F en de vormingspremie die 3.500 F bedraagt.
In 2000, blijven deze bedragen dezelfde behalve de premie aan de georganiseerden die op 4.700 F is vastgesteld. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juni 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX