Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 april 2014
gepubliceerd op 09 juli 2014

Koninklijk besluit houdende reglementering van de postdienst

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2014011366
pub.
09/07/2014
prom.
24/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/24/2014011366/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 2014. - Koninklijk besluit houdende reglementering van de postdienst


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Algemeen De wet van 13 december 2010 tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten heeft het monopolie afgeschaft op de activiteiten die voorbehouden waren aan bpost, om voor de concurrenten de vrije toetreding tot de markt voor brievenpostzendingen mogelijk te maken. Deze wet wilde ook de postale wetgeving verbeteren die van toepassing is op de aanbieders van postdiensten.

Er moet echter worden vastgesteld dat heel wat bepalingen van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst de liberalisering van de postsector niet goed weerspiegelen of achterhaald zijn geraakt of te hinderlijk voor een aanbieder van postdiensten.

Het onderhavige ontwerp van besluit komt tegemoet aan de noodzaak om de teksten aan te passen aan de juridische en economische realiteit, door ze te actualiseren of eventueel te schrappen.

Bovendien worden in het onderhavige besluit ter wille van de rechtszekerheid een aantal incoherenties tussen verschillende bepalingen van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst of in de structuur van dat besluit weggewerkt.

Daarom is ervoor gekozen om via het onderhavige ontwerp van besluit het koninklijk besluit van 27 april 2007 te moderniseren en rationaliseren, waarbij ervoor wordt gezorgd dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de bepalingen die gelden voor ofwel alle aanbieders van postdiensten, ofwel voor de aanbieder van de universele dienst dan wel voor de aanbieder(s) van postdiensten die door de Belgische Staat belast is/zijn met een opdracht van openbare dienst.

Tot de taken van openbare dienst waarmee de Belgische Staat een of twee dienstenaanbieders kan belasten via een specifieke overeenkomst, zal vanaf 1 januari 2016 ook de bestelling van de dagbladen en de bestelling van tijdschriften horen die voldoen aan bepaalde voorwaarden. Voor de periode die begint op 1 januari 2016 heeft de Europese Commissie op 2 mei 2013 een besluit genomen dat de Belgische Staat ertoe verplicht om aan een of meer ondernemingen de dienst van algemeen economisch belang (DAEB) met betrekking tot de bestelling van de dagbladen en tijdschriften toe te kennen via een concessie van openbare dienst (besluit van de Europese Commissie van 2 mei 2013 "Staatssteun SA. 31006 (2073/N) - België - Compensaties verleend door de Staat aan bpost voor de levering van openbare diensten in de loop van de periode 2013-2015", PB C/279/2013 van 27.9.2013).

Bpost zal met deze opdracht belast blijven door de Belgische Staat tot 31 december 2015.

In deze context worden deel II en deel III van hoofdstuk II van het onderhavige besluit aangepast teneinde de procedure voor erkenning van de dagbladen en tijdschriften op doeltreffende wijze te organiseren, desgevallend dankzij een samenwerking tussen verscheidende dienstenconcessionarissen.

De opmerkingen van de Raad van State opgenomen in het advies nr. 55.501/4 van 2 april 2014 werden gevolgd.

Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1.Artikel 1 preciseert dat, tenzij anders bepaald, de termen die in het onderhavige besluit worden gebruikt, de betekenis hebben die eraan is gegeven door artikel 131 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven.

Bovendien actualiseert artikel 1 sommige definities die het voorwerp uitmaakten van artikel 1 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst. De definities die niet overgenomen zijn uit het besluit van 2007 zijn achterhaalde begrippen.

Art. 2.Artikel 2 bepaalt het basisprincipe van de bedeling door de aanbieders van postdiensten van de postzendingen op het adres dat door de afzender wordt vermeld. De aanbieders van postdiensten hebben echter de mogelijkheid om andere formules voor de bedeling voor te stellen, naast het principe van de bestelling op het adres dat door de afzender wordt vermeld.

Bovendien is het aan de aanbieder van de universele dienst toegestaan om niet te bestellen op het adres dat door de afzender is vermeld, wanneer dat adres niet duidelijk of zonder opzoeking overeenstemt met een besteladres. De aanbieder van de universele dienst zal dan de mogelijkheid hebben om een besteladres te bepalen op grond van elementen die vermeld staan op de zending en deze op het desbetreffende adres te bedelen.

Art. 3.Artikel 3 voert artikel 148bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven gedeeltelijk uit en bepaalt dat geen enkele aanbieder van postdiensten verplicht is om postzendingen af te geven op verdiepingen, behalve indien de geadresseerde een persoon met een beperkte mobiliteit of met een visuele beperking is, tenzij anders wordt afgesproken tussen de aanbieder van postdiensten en de geadresseerde.

Art. 4.De Raad van State merkte bij het initiële artikel 4 § 1 op dat de betrokken materie behoort tot de bevoegdheid van de Koning. Het initiële artikel 4 § 1 dat de aanbieders van postdiensten machtigde om de nodige maatregelen te nemen om de vertrouwelijkheid van de brievenpost te garanderen, werd geschrapt. Paragraaf 2 aangaande het behoud van de integriteit van de inhoud van de postzendingen tijdens hun behandeling en bezorging werd door de Raad van State niet in vraag gesteld en wordt behouden.

Art. 5.Artikel 5 definieert het begrip "brief" en actualiseert de bepalingen van artikel 18 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Onder punt 2° wordt verstaan de zendingen waarop de afzender de vermelding "brief" of een soortgelijke vermelding heeft gezet, zelfs wanneer de zending open is en geen persoonlijke correspondentie bevat.

Zo kan drukwerk of een gewoon tijdschrift als een brief worden gefrankeerd, om bijvoorbeeld sneller verwerkt te kunnen worden.

Art. 6.Artikel 6 definieert het begrip "briefkaarten" en actualiseert de bepalingen van artikel 19 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007.

Art. 7.Artikel 7 definieert het begrip "drukwerk" en actualiseert de bepalingen van artikel 20 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 8.Artikel 8, § 1, schrijft voor dat de aanbieders van postdiensten een ingeschreven zending maar mogen overhandigen tegen aftekening door de geadresseerde of zijn gevolmachtigde na verificatie van de identiteit van de persoon die de ingeschreven zending in ontvangst neemt. De aanbieders van postdiensten zullen overigens het bewijs van deze identiteitscontrole moeten bewaren, volgens de regels beschreven in artikel 8.

Paragraaf 2 preciseert de nadere regels voor de overhandiging van een ingeschreven zending aan verenigingen en maatschappijen zonder rechtspersoonlijkheid. Omdat deze verenigingen en maatschappijen vaak op een informele of minder geformaliseerde basis samengesteld zijn, is het moeilijk of zelfs onmogelijk te bepalen wie de vertegenwoordigers zijn die namens deze verenigingen of maatschappijen zonder rechtspersoonlijkheid de ingeschreven zendingen in ontvangst mogen nemen. Bijgevolg zal een lid of vennoot een ingeschreven zending voor de vereniging of de maatschappij zonder rechtspersoonlijkheid op geldige wijze in ontvangst mogen nemen wanneer hij in staat is om het bewijs te leveren van zijn hoedanigheid van lid of vennoot, bijvoorbeeld, op grond van statuten, een lidkaart, een bewijs van betaling van lidgeld, enz.

Ten slotte heeft de derde paragraaf tot doel de ontvangst van aangetekende zendingen door rechtspersonen te vergemakkelijken, wanneer het door de afzender vermelde adres zowel een verwijzing naar de handelsbenaming of firmanaam van de rechtspersoon bevat als de identificatie van een precieze geadresseerde binnen de rechtspersoon.

Een dergelijke ingeschreven zending wordt beschouwd als zijnde gericht aan de rechtspersoon en kan dus in ontvangst worden genomen door elke vertegenwoordiger of gemachtigde van de rechtspersoon die bevoegd verklaard is om ingeschreven zendingen voor die rechtspersoon in ontvangst te nemen.

Art. 9.Artikel 9 preciseert dat elke aanbieder van postdiensten verplicht is om aan de afzender van een ingeschreven zending een afgiftebewijs te verstrekken.

Paragraaf 2 vermeldt de minimale vermeldingen op het afgiftebewijs.

Art. 10.Artikel 10 somt de gegevens op dat het ontvangstbewijs - dat wordt afgegeven aan de afzender - moet bevatten. Het ontvangstbewijs dient te worden onderscheiden van het "afgiftebewijs". De vermelding van naam en adres van de afzender op het ontvangstbewijs is niet opportuun, de informatie is door betrokkene gekend. Indien de opmerking van de Raad van State wordt ingegeven vanuit de berzorgdheid dat het stuk onvoldoende individueel identificeerbaar zou zijn, kan gewezen worden op de aanwezigheid van een uniek identificatienummer op het stuk.

Art. 11.Artikel 11 behoeft geen commentaar.

Art. 12.Artikel 12 bepaalt de regels voor de overhandiging van bepaalde ingeschreven zendingen in burgerlijke of militaire inrichtingen.

Art. 13.Artikel 13 actualiseert de bepalingen van artikel 57 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 14.Artikel 14 actualiseert de bepalingen van artikel 58 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 15.De Raad van State wees in haar advies op de bevoegdheid van de Koning om de procedure voor het bestellen van ingeschreven zendingen aan een persoon die mentaal onbekwaam is, vast te stellen.

Het ontwerp belastte de aanbieders van postdiensten om de procedure te bepalen voor de overhandiging van een ingeschreven zending aan een persoon die mentaal onbekwaam is om die in ontvangst te nemen of die mentaal of fysisch niet in staat is om te ondertekenen. Dit wordt ongedaan gemaakt, er wordt ingevolge het advies van de Raad van State teruggegrepen naar de bestaande regeling opgenomen in artikel 59 van het KB van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 16.Artikel 16 actualiseert de bepalingen van artikel 60 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 17.Artikel 17 actualiseert de bepalingen van artikel 61 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 18.Artikel 18 behoeft geen commentaar.

Art. 19.De eerste paragraaf bepaalt dat de ingeschreven zendingen slechts mogen afgegeven worden aan een gevolmachtigde van een bestemmeling (rechtspersoon of natuurlijk persoon) of aan de wettelijke vertegenwoordiger van een rechtspersoon op voorlegging van een postvolmacht. De tweede houdt rekening met de risico's voor fouten en fraude en maakt een onderscheid tussen de overhandiging van postzendingen en de uitbetaling van titels. Een persoon kan aan een andere persoon een volmacht geven om postzendingen, waaronder ook betalingstitels, in ontvangst te nemen, zonder daarom aan de volmachthouder de bevoegdheid te verlenen om de betaling van deze titels te krijgen.

De derde paragraaf bepaalt de documenten die door de aanbieders van postdiensten moeten worden aanvaard als postvolmacht.

De paragrafen 4 en 5 preciseren de werkwijze voor de afgifte van een postvolmachtkaart door de aanbieders van postdiensten om de interoperabiliteit van de postvolmachkaart tussen de aanbieders van postdiensten mogelijk te maken.

Art. 20.De eerste paragraaf bepaalt de acties die de aanbieder van postdiensten moet ondernemen wanneer een door hem behandelde postzending (1) niet kon worden afgegeven aan de geadresseerde of (2) niet kon worden afgegeven aan de geadresseerde, noch aan de afzender.

Paragraaf 2 behoeft geen commentaar.

De paragrafen 3 en 4 actualiseren deels de bepalingen van artikel 35, 6°, van het koninklijk besluit van 11 januari 2006 tot toepassing van titel IV (Hervorming van de Regie der Posterijen) van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

De Raad van State suggereert in haar advies tevens artikel 35, eerste lid, 6° van het het koninklijk besluit van 11 januari 2006 houdende wijziging van het Koninklijk Besluit van 11 januari 2006 tot toepassing van Titel IV (Hervorming van de Regie der Posterijen) van de wet van 21 maart 1991 houdende hervorming van sommige economische overheidsbedrijven op te heffen. Deze bepaling werd echter aangepast in artikel 12 van het KB van april 2014 houdende wijziging van het Koninklijk Besluit van 11 januari 2006 tot toepassing van Titel IV (Hervorming van de Regie der Posterijen) van de wet van 21 maart 1991 houdende hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Art. 21.Artikel 21 actualiseert de bepalingen van artikel 68 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst. De actualisering is onder andere gebaseerd op de werkzaamheden van de UPU, die tijdens zijn congres van 23 juli tot 12 augustus 2008 in Genève nieuwe regels heeft aangenomen wat betreft de niet-toegestane verzendingen en het vervoer van toegelaten radioactieve en besmettelijke stoffen. Ter wille van de coherentie is het belangrijk om dezelfde regels te hebben die van toepassing zijn op zowel nationaal als internationaal verkeer.

Paragraaf 3 bepaalt de soorten van zendingen die waarden aan toonder, muntstukken, gouden of zilveren voorwerpen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen mogen bevatten, alsook de nadere regels voor deze postzendingen.

Art. 22.Artikel 22 actualiseert de bepalingen van artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst door de verschillende frankeertechnieken te preciseren die de aanbieder van de universele dienst moet aanbieden.

Art. 23.Artikel 23 actualiseert de bepalingen van artikel 3 van het besluit van 2007. Er worden basisregels voorgesteld voor de behandeling van zendingen die niet of onvoldoende gefrankeerd zijn. De behandeling van de internationale zendingen is gebaseerd op de regels van de Wereldpostvereniging.

Art. 24.Artikel 24 onderwerpt het gebruik van de frankeermachines voor de frankering van zendingen die deel uitmaken van de universele dienst, aan de toestemming van de aanbieder van de universele dienst.

Deze regulering die al lang bestaat, is gebaseerd op het feit dat de gebruiker van een frankeermachine over voorgeladen frankeerwaarde-eenheden beschikt, zodat een reglementering voor de controle van de frankeermachines nog altijd nodig is.

Art. 25.Artikel 25 actualiseert de reglementering van de artikelen 6 tot 11 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 26.Artikel 26 actualiseert de reglementering van de artikelen 6 tot 11 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 27.Artikel 27 actualiseert de reglementering van de artikelen 6 tot 11 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 28.Artikel 28 behoeft geen commentaar.

Art. 29.Artikel 29 behoeft geen commentaar.

Art. 30.Artikel 30 neemt de normen over van artikel 14 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst. De aanbieder van de universele dienst kan eventuele uitzonderingen op de opgelegde afmetingen toestaan voor zover deze zendingen de normale behandeling van de post niet in het gedrang brengen.

Art. 31.Artikel 31 behoeft geen commentaar.

Art. 32.Artikel 32 actualiseert de normen van artikel 16 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst. Dit wordt allemaal geïllustreerd in een bijlage bij het besluit. Dit artikel verwijst tussen haakjes naar de zones van de betrokken bijlage. In het kader van de leesbaarheid is het aangewezen deze aanduiding tussen haakjes te behouden en niet in te gaan op het verwijderen van de haakjes zoals gesuggereerd door de Raad van State.

Art. 33.Artikel 33 behoeft geen commentaar.

Art. 34.Paragraaf 1 herhaalt het basisprincipe van de verdeling door de aanbieder van de universele dienst van de postzendingen op het adres dat door de afzender is vermeld, voor zover het postadres duidelijk en zonder opzoekingswerk overeenstemt met een besteladres.

Paragraaf 2 bepaalt wat beschouwd wordt als een postadres dat duidelijk en zonder opzoekingswerk overeenstemt met een besteladres.

Om de identificatie van het besteladres te vergemakkelijken is het belangrijk dat het postadres geen meldingen bevat die tot verwarring leiden, zoals het nummer van een appartement, de vermelding van de verdieping of de gang, wanneer die verschillen van het nummer van de brievenbus. Deze gegevens mogen echter vóór het postadres staan en zo de identificatie van de geadresseerde aanvullen.

Zendingen bestemd voor het buitenland moeten in de mate van het mogelijke de adresseringsnorm van het land van bestemming volgen.

Paragraaf 3 staat het de aanbieder van de universele dienst toe om het door de afzender vermelde adres te corrigeren, wanneer het niet beantwoordt aan de criteria van paragraaf 2 of niet overeenstemt met een besteladres. Daartoe zal de aanbieder van de universele dienst zich mogen baseren op elementen die op de postzending zijn vermeld.

Art. 35.Artikel 35 preciseert dat de bundeling door de aanbieder van de universele dienst van geadresseerde en niet-geadresseerde zendingen die bestemd zijn voor een specifiek besteladres beantwoordt aan operationele noodzakelijkheden en dus niet ertoe bijdraagt om deze bundelingsdrager als een postzending te beschouwen. Tevens wordt bevestigd dat de eventuele vermelding op de drager die voor de bundeling wordt gebruikt, van een (gedeeltelijk) adres of van adresgegevens voor de bestelling enkel bestemd is voor operationele doeleinden.

Art. 36.Artikel 36 actualiseert de bepalingen van artikel 64, § 2, van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst en voorziet in maatregelen die de aanbieder van de universele dienst moet toepassen in geval van (1) ontbreken van een particuliere brievenbus, (2) een particuliere brievenbus waarin geen postzendingen meer kunnen worden gestoken of (3) een particuliere brievenbus die niet voldoet aan de voorschriften van artikel 142, § 2, 3°, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven of aan de bepalingen van de reglementering die krachtens het onderhavige artikel uitgevaardigd wordt door de minister.

Art. 37.Artikel 37 behoeft geen commentaar.

Art. 38.Artikel 38 actualiseert de bepalingen van artikel 67 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst, opdat de klanten die verhuizen, kunnen blijven opteren voor de nazending of de bewaring van de brievenpostzendingen die voor hen bestemd zijn.

Artikel 38 biedt de aanbieder van de universele dienst de mogelijkheid om aan derden adreswijzigingen mee te delen die aan hem worden meegedeeld door de klanten die van woonplaats veranderen, op voorwaarde dat bepaalde criteria in acht worden genomen en voor zover de gebruiker in kwestie zich daar niet op voorhand schriftelijk tegen verzet heeft. De mededeling van deze adreswijzigingen aan derden geschiedt in een commercieel kader en betreft niet de toegang tot elementen van postale infrastructuur of tot de diensten die worden verstrekt in het kader van de universele dienst, zoals bedoeld in artikel 148ter van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Art. 39.Artikel 39 reglementeert de mogelijkheid om postzegels te bestellen via een postbode die op ronde is om de sociale rol van de postbode te bestendigen.

Art. 40.Artikel 40 actualiseert de bepalingen van artikel 21 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Overigens, aangezien de Staat de dienstenconcessie inzake persdistributie zal kunnen toewijzen aan een of twee ondernemingen, desgevallend andere dan bpost, is de gebruikte logistieke terminologie neutraler wat betreft de plaats van ophaling of afgifte van de dagbladen of tijdschriften, om zo operationele termen te vermijden die eigen zijn aan bpost.

Art. 41.Artikel 41 neemt de bepalingen over van artikel 22 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 42.Artikel 42 past de bepalingen aan van artikel 23 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst zonder de hypothese uit te sluiten waarbij twee dienstverleners zouden worden aangewezen voor de periode na 1 januari 2016.

De regels voor de uitreiking van de erkende dagbladen en tijdschriften op territoriaal vlak zullen worden vastgesteld in de overeenkomsten tussen de Staat en elke dienstverlener zodat elke dienstverlener zijn opdracht van openbare dienstverlening vervult als noodleverancier, die tussenbeide komt ingeval en in de mate dat de klant geen operator heeft gevonden die zijn dagbladen of tijdschriften aan meer concurrerende voorwaarden bedeelt.

Art. 43.Artikel 43 past de bepalingen van artikel 24 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst aan.

Artikel 43, § 1, voert een nieuwe procedure voor erkenning door de betrokken dienstenaanbieder in bestemd om na te gaan of aan de criteria van artikel 40 werd voldaan.

Er wordt tijdelijk bepaald dat de erkenning van abonnementen die wordt verleend door bpost voor 1 januari 2016 geldig blijft, tenzij de concessionaris of het BIPT vaststelt, meer bepaald tijdens een controle, dat de criteria voor erkenning niet of niet langer vervuld zijn door de uitgever die de erkenning geniet.

Artikel 43, § 1, bepaalt overigens dat het sluiten van het contract voor het abonnement tegen een voorkeurtarief ondergeschikt moet zijn aan een formele verbintenisverklaring van de klant om de criteria van artikel 40 in acht te blijven nemen zolang hij voorkeurtarieven zal genieten.

Het Instituut is belast met de controle op de uitvoering door de concessionarissen van hun verificatieverplichtingen. De wettelijke basis van deze bevoegdheid van het Instituut is artikel 14, § 1, 6°, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, dat het BIPT machtigt om alle opdrachten van openbare dienst die zijn toegewezen door de Staat, en meer bepaald in de postsector, te controleren.

Art. 44.Artikel 44 neemt de bepalingen over van artikel 25 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 45.Artikel 45 neemt de bepalingen over van artikel 26 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst, buiten de uniforme aard van de beheerskosten ongeacht de duur van het abonnement. De beheerskosten zullen immers in werkelijkheid afhangen van deze duur, omdat de concessionaris jaarlijks zal moeten nagaan of de voorwaarden voor erkenning blijven vervuld worden door de begunstigde van het voorkeurtarief.

Art. 46.Artikel 46 actualiseert de bepalingen van artikel 27 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 47.Artikel 47 actualiseert de bepalingen van artikel 28 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 48.Artikel 48 neemt de bepalingen over van artikel 29 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst en preciseert dat er voortaan op de voorzijde van niet-geadresseerd verkiezingsdrukwerk met onuitwisbare stof de vermelding "verkiezingsdrukwerk" moet worden aangebracht.

Art. 49.Artikel 49 actualiseert de bepalingen van artikel 33 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst om rekening te houden met de evolutie van de officiële benaming van de begunstigden van portvrijdom. Er wordt gepreciseerd dat met uitzondering van brievenpost waarvoor het privilege van portvrijdom erkend wordt door internationale conventies en van blindenschrift, het voordeel van de portvrijdom enkel geldt voor nationale postzendingen.

Art. 50.Artikel 50 actualiseert de bepalingen van artikel 34 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 51.Artikel 51 actualiseert de bepalingen van artikel 35 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 52.Artikel 52 actualiseert de bepalingen van artikel 36 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 53.Artikel 53 heeft tot doel te preciseren dat de kosten voor afgifte, vervoer en bedeling van de zendingen van administratieve brievenpost die toegelaten wordt tot het vervoer, middels uitgestelde vergoeding gedragen moet worden door de begunstigden die vermeld zijn in artikel 52, § 1.

Art. 54.Artikel 54 actualiseert de bepalingen van artikel 38 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 55.Artikel 55 actualiseert de bepalingen van artikel 39 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 56.Artikel 56 herneemt de bepalingen van artikel 40 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst. De tarifering van dergelijke dienst wordt bepaald door de aanbieder van postdiensten belast door de Belgische Staat met de dienst van administratieve briefwisseling, in overeenstemming met de bepaling van de wet van 21 maart 1991 houdende hervorming van sommige overheidsbedrijven.

Art. 57.Artikel 57 preciseert een reeks nadere regels voor de overhandiging van een ambtshalve ingeschreven zending.

Art. 58.Artikel 58 actualiseert de bepalingen van artikel 42 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 59.Artikel 59 actualiseert de bepalingen van artikel 43 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 60.Artikel 60 neemt de bepalingen over van artikel 44 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 61.Artikel 61 actualiseert de bepalingen van artikel 45 van het vroegere koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst.

Art. 62.Artikel 62 past het artikel 112 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst aan aan artikel 2.8 van het vijfde beheerscontract tussen de Staat en bpost voor de periode 2013-2015.

Art. 63.Artikel 63 past de bijlage 3 bij koninklijk besluit van 30 april 2007 houdende reglementering van de financiële postdiensten aan aan artikel 2.8 van het vijfde beheerscontract tussen de Staat en bpost voor de periode 2013-2015. De Raad van State wees in haar advies op het gebruik van haakjes. Het bedrag in letters wordt tussen haakjes behouden gezien dergelijke formulering gebruikt wordt in de bijlage 3 bij het besluit van 30 april 2007 houdende reglementering van de financiële postdiensten.

Art. 64.Artikel 64 heft het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst op. Deze opheffing wordt voorgesteld om de volgende redenen : (1) bepalingen die achterhaald zijn, (2) bepalingen die te hinderlijk zijn voor een aanbieder van postdiensten, (3) incoherenties met de liberalisering van de postsector en (4) incoherenties tussen verscheidene bepalingen en in de structuur van het besluit.

Art. 65.Artikel 65 heft de bijlage bij het vroegere koninklijk besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst op wegens gebrek aan een wettelijke grondslag.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 55.501/4 van 24 maart 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende reglementering van de postdienst' Op 25 februari 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de de Vice Eerste Minister en Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende reglementering van de postdienst'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 24 maart 2014. De kamer was samengesteld uit Pierre LIENARDY, kamervoorzitter, Jacques JAUMOTTE en Bernard BLERO, staatsraden, Yves DE CORDT en Marianne DONY, assessoren, en Anne Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Marc OSWALD, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre LIENARDY. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 24 maart 2014.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

RECHTSGROND In het ontworpen besluit worden met name de artikelen 141 en 148bis van de wet van 21 maart 1991 `betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven' als rechtsgrond opgegeven.

Enerzijds lijkt het ontworpen besluit in dat verband ook rechtsgrond te ontlenen aan de artikelen 142, § 5, en 148novies van die wet.

Anderzijds voorziet een wetsontwerp dat in de Kamer is ingediend en daar thans wordt behandeld,(1) er met name in dat artikel 131 van de wet van 21 maart 1991 wordt aangevuld, dat paragraaf 1 van artikel 141 wordt vervangen, en dat daarin een paragraaf 1bis wordt ingevoegd alsook artikelen 141bis, 141ter, 141quater, 141quinquies en 141sexies.

Voorts wordt een wijziging aangebracht in artikel 148, 1°, van diezelfde wet van 21 maart 1991.

Die wijzigingen hebben stellig een weerslag op het ontworpen besluit.

Titel III van het ontwerp (artikelen 22 tot 61) neemt immers de verschillende opdrachten van openbare dienst over die artikel 141, § 1, van de wet van 21 maart 1991, in zijn huidige versie, aan "bpost" opdraagt.

In een eerste hoofdstuk (artikelen 22 tot 38) brengt het ontworpen besluit de universele postdienst ter sprake, die aan de orde is in artikel 141, § 1, A, van de wet van 21 maart 1991. Daar worden inzonderheid ook de verschillende nadere regels inzake normalisatie beschreven die de Koning overeenkomstig artikel 142, § 5, van de wet van 21 maart 1991 gemachtigd is vast te stellen.

In een tweede hoofdstuk (artikelen 39 tot 61) worden de andere opdrachten van openbare dienst geregeld. Zo is er sprake van de bestelling van postzegels bij de uitreiker op dienstronde (afdeling I, artikel 39), van dagbladen en tijdschriften (afdeling II, artikelen 40 en 41), van postabonnementen op dagbladen en tijdschriften (afdeling III, artikelen 42 tot 47), van verkiezingsdrukwerken (afdeling IV, artikel 48), van administratieve brievenpost (afdeling V, artikelen 49 tot 59) en van brievenpost gezonden door of aan militairen (afdeling VI, artikelen 60 en 61).

Thans worden die opdrachten vermeld in respectievelijk de punten H, D, C, E en G van het voornoemde artikel 141, § 1. Het thans voorliggende wetsontwerp beschouwt die opdrachten echter niet meer als taken van openbare dienst.(2) Krachtens het nieuwe artikel 141, § 1, van de wet van 21 maart 1991 zouden voortaan de volgende taken van openbare dienst aan bpost worden opgedragen : de handhaving van een nabijheidsnetwerk (A), de uitvoering van financiële diensten (B), de betaling aan huis van de pensioenen (C) de ontwikkeling van de sociale rol van de postbodes (D), de informatieverstrekking aan het publiek (E), de verzending tegen een verminderd tarief van postzendingen verstuurd door stichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk (F) en de uitreiking van brievenpostzendingen die onder het stelsel van de portvrijdom vallen (G).

Het voorontwerp van wet bepaalt echter dat nog andere opdrachten van openbare dienst kunnen worden toevertrouwd, hetzij aan bpost, door haar beheerscontract, hetzij aan bpost of een derde, door een bijzondere overeenkomst. Die opdrachten kunnen met name de abonnementsdienst voor erkende kranten en erkende tijdschriften omvatten.(3) Een nieuw artikel 141sexies zou de oude taken van openbare dienst overnemen en zou de Koning machtigen om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de nadere regels vast te stellen inzake het aanbieden van een verlaagd tarief voor verkiezingsdrukwerk, inzake de dienst van de administratieve correspondentie, inzake de behandeling van briefwisseling gezonden door of aan militairen en inzake de dienst postabonnementen op erkende kranten en erkende tijdschriften.

Uit het voorgaande vloeit voort dat, zolang het hierboven aangehaalde besluit niet in werking is getreden, titel III van het voorliggende besluit zijn rechtsgrond hoofdzakelijk aan de artikelen 141, § 1, en 142, § 5, van de wet van 21 maart 1991 ontleent.

Van zodra het wetsontwerp is aangenomen en in werking is getreden, zal titel III van het voorliggende besluit zijn rechtsgrond hoofdzakelijk uit de artikelen 141bis (nieuw), 141sexies (nieuw) en 142, § 5, van de wet van 21 maart 1991 halen.

De steller van het ontwerp moet er evenwel worden op gewezen dat het opschrift van titel III ("Opdrachten van openbare dienst") en van hoofdstuk II ervan ("Andere opdrachten van openbare dienst") in dat geval niet meer in overeenstemming is met de toepasselijke tekst.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP ALGEMENE OPMERKINGEN 1. In de tekst is meermalen sprake van "het Instituut"(4) of "het BIPT"(5).Het verdient aanbeveling de verkorte uitdrukking "Instituut" te gebruiken, gedefinieerd bij artikel 131, 18°, van de wet van 21 maart 1991. 2. In verschillende bepalingen worden termen tussen haakjes geplaatst; het is beter zulks niet te doen.(6) 3. De uitdrukking "en/of" moet worden vervangen door het woordje "of", dat een inclusieve betekenis heeft. BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF Krachtens artikel 5, 2°, van het koninklijk besluit van 16 november 1994 `betreffende de administratieve en begrotingscontrole' is de akkoordbevinding van de minister van Begroting over de ontworpen tekst niet vereist.

Om verwarring te voorkomen over de vraag of die akkoordbevinding moet worden aangevraagd, moet die akkoordbevinding uit de aanhef worden weggelaten en moet het tiende lid van de aanhef vervallen.

DISPOSITIEF Artikel 4 Luidens artikel 148bis, § 1, tweede lid, van de wet van 21 maart 1991 kan de Koning de voorwaarden vaststellen die de aanbieders van postdiensten in acht moeten nemen met het oog op het naleven van het vertrouwelijk karakter van de brievenpost. Indien de Koning die voorwaarden op voorhand niet heeft vastgesteld, kan Hij deze aanbieders dus niet de taak opdragen maatregelen in die zin te nemen.

Artikel 4, § 1, moet worden herzien.

Artikel 10 De afdeling Wetgeving vraagt zich af waarom de naam en het adres van de afzender niet op het ontvangstbewijs worden vermeld.

Artikel 15 Luidens artikel 148bis, § 1, eerste lid, van de wet van 21 maart 1991, behoort het aan de Koning de voorwaarden te bepalen die de aanbieders van postdiensten moeten naleven voor de distributie en de behandeling van aangetekende postzendingen en van postzendingen met aangegeven waarde. Hij kan de aanbieders van postdiensten dus niet machtigen om de nadere regels vast te stellen voor de afgifte van ingeschreven zendingen aan een persoon die niet in staat is om te tekenen.(7) Artikel 15, inzonderheid de tweede zin, moet dus worden herzien.

Artikel 25 Het woord "haar" moet worden vervangen door het woord "hem".

Een soortgelijke opmerking geldt voor artikel 29.

Artikel 40 In de Franse versie van paragraaf 4, tweede lid, schrijve men "ni de la quantité".

Artikel 43 In paragraaf 2 moeten de woorden "in artikel 43, § 1" worden vervangen door de woorden "in § 1".

Een soortgelijke opmerking geldt voor artikel 52, § 2.

Artikel 48 De afdeling Wetgeving vraagt zich af of de verwijzing naar de provinciale verkiezingen in paragraaf 2 niet in het tweede lid hoort, veeleer dan in het eerste lid.

Artikel 55 De verwijzing naar paragraaf 1, in paragraaf 3, is onjuist en moet worden verbeterd.

Artikel 60 In paragraaf 1 wordt tweemaal de categorie "miliciens" vermeld : wellicht moet dat woord worden vervangen door "militairen", zoals voortvloeit uit het opschrift van afdeling VI en uit de andere bepalingen van die afdeling.

Titel V - Slotbepalingen Gelet op artikel 20, §§ 3 en 4, van het ontwerp en op de bespreking van die bepaling in het verslag aan de Koning, vraagt de afdeling Wetgeving zich af of artikel 35, eerste lid, 6°, van het koninklijk besluit van 11 januari 2006 `tot toepassing van titel IV (Hervorming van de Regie der Posterijen) van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven' niet eveneens moet worden opgeheven of gewijzigd.

Artikel 64 Bij de opheffing van het koninklijk besluit van 27 april 2007 `houdende reglementering van de postdienst' moeten de wijzigingen worden vermeld die erin zijn aangebracht en die nog steeds gelden.(8) De Griffier, Anne-Catherine Van Geersdaele De Voorzitter, Pierre Liénardy _______ Nota's (1) Waarover de afdeling Wetgeving van de Raad van State op 16 december 2013 advies 54.553/4 heeft gegeven (Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 53 3402/1). (2) Volgens de inlichtingen die de gemachtigde van de minister heeft verstrekt, was de tekst op 11 maart 2014 geagendeerd in de commissie Infrastructuur van de Kamer.(3) Ontworpen artikel 141, § 1bis, van de wet van 21 maart 1991.(4) Artikelen 19, § 4, 20, § 4, tweede lid, 43, § 4, eerste en zesde lid.(5) Artikel 43, § 1, derde lid.(6) Zoals in de artikelen 21, § 4, 22, 32, § 1, enz.Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 86. (7) Luidens artikel 131, 11°, van de wet van 21 maart 1991 is een ingeschreven zending een aangetekende zending of een zending met aangegeven waarde. (8) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 138.

24 APRIL 2014. - Koninklijk besluit houdende reglementering van de postdienst FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 6 juli 1971 betreffende de oprichting van bpost en betreffende sommige postdiensten, artikel 15, ingevoegd bij de wet van 1 april 2007;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven, de artikelen 141 ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juni 1999, 141bis, 141ter, 141quater, 141quinquies, 141sexies, 142, § 5, ingevoegd bij wet van 3 februari 2014, 148, 1, 148bis, ingevoegd bij de wet van 13 december 2010, en 148novies, ingevoegd bij wet van 1 april 2007;

Gelet op de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, artikel 14, § 1, 6° ;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende reglementering van de postdienst;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 2007 houdende reglementering van de financiële postdiensten;

Gelet op de impactanalyse uitgevoerd op 7 februari 2014;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 februari 2014;

Gelet op advies 55.501/4 van de Raad van State gegeven op 24 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat sinds de wet van 13 december 2010 tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten het monopolie werd afgeschaft op de activiteiten die voorbehouden waren aan bpost, om voor de concurrenten de vrije toetreding tot de markt voor brievenpostzendingen mogelijk te maken en dat deze wet ook bedoeld was om de postale wetgeving van toepassing op de aanbieders van postdiensten te verbeteren;

Overwegende dat het voormelde koninklijk besluit evenwel niet werd aangepast aan het principe van vrijmaking en dat sommige van de bepalingen ervan intussen achterhaald zijn of te dwingend zijn voor een aanbieder van postdiensten;

Overwegende dat er bovendien een aantal incoherenties bestaan tussen verschillende bepalingen van het voormelde koninklijk besluit en in de structuur van dat besluit, wat een aanzienlijke rechtsonzekerheid inhoudt die moet worden opgeheven;

Op de voordracht van de Minister van Economie, de Minister van Financiën, de Minister van Overheidsbedrijven en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Definities

Artikel 1.§ 1. Tenzij anders is bepaald, hebben de uitdrukkingen die in dit besluit worden gebruikt, de betekenis die eraan is gegeven door artikel 131 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° voorzijde : de zijde van een postzending waarop het adres van de geadresseerde en de frankeerzone vermeld staat;2° port : synoniem van tarief wat de vergoeding betreft voor gewone prestaties voor het transport van een postzending;3° tarief : prijs voor de vergoeding voor een prestatie van een aanbieder van postdiensten;4° gevolmachtigde : persoon aangesteld om als tussenpersoon te dienen tussen de leden van een militaire of civiele gemeenschap en de aanbieder van postdiensten;5° Blindenschrift : i) de klankopnamen en het speciaal papier, uitsluitend bestemd voor het gebruik door de blinden, op voorwaarde dat deze voorwerpen verzonden zijn door een officieel erkende instelling voor blinden of geadresseerd zijn aan een dergelijke instelling, ii) de door een mechanische of andere behandeling verkregen afdrukken, iii) de open brieven en blindenschrift en de clichés die blindenschrifttekens dragen;6° de Wet : de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. TITEL II. - Behandeling en bezorging van postzendingen HOOFDSTUK I. - Principes

Art. 2.Onverminderd de mogelijkheid voor de aanbieders van postdiensten om bijkomende formules voor bezorging voor te stellen en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 34 van dit besluit door de aanbieder van de universele dienst, worden de postzendingen bezorgd op het adres vermeld door de afzender.

Art. 3.Geen enkele aanbieder van postdiensten is verplicht de postzendingen op de verdiepingen te bezorgen.

De ingeschreven postzendingen bestemd voor personen met een beperkte mobiliteit of visuele beperking, worden wel bezorgd op verdiepingen behoudens andersluidende afspraken tussen de aanbieder van postdiensten en de bestemmeling.

Art. 4.De aanbieder van postdiensten neemt de nodige maatregelen om de integriteit van de inhoud van de postzendingen tijdens hun behandeling en bezorging te garanderen. HOOFDSTUK II. - Brieven, briefkaarten en drukwerken

Art. 5.Wordt als brief beschouwd : 1° alle brievenpost zoals bedoeld in artikel 131, 8° van de Wet, van welke aard ook, verzonden zonder of in een al dan niet gesloten omslag, en die het karakter heeft van een actuele en persoonlijke, of als dusdanig te beschouwen mededeling;2° alle brievenpost die de afzender als brieven wil doen behandelen.

Art. 6.§ 1. Worden als briefkaarten beschouwd, alle zendingen bestaande uit een actuele en persoonlijke mededeling voorkomende op een zonder omslag verzonden kaart. Briefkaarten moeten rechthoekig zijn en uit karton of stevig papier vervaardigd zijn om de behandeling niet te hinderen en mogen geen uitstekende delen of delen in reliëf bevatten. § 2. De aanbieder van postdiensten kan in zijn algemene of bijzondere voorwaarden bijkomende voorwaarden bepalen van ondermeer operationele aard die van toepassing zijn voor briefkaarten.

Art. 7.Als drukwerk worden beschouwd, de reproducties verkregen in meerdere identieke exemplaren door om het even welke werkwijze.

De drukwerken mogen geen enkele aanduiding dragen, noch enig document bevatten dat het karakter heeft van een actuele en persoonlijke mededeling.

Mogen op de drukwerken aangeduid worden, de naam en het adres van de afzender en de bestemmeling met of zonder vermelding van hoedanigheid, beroep en firmanaam, de plaats en de datum van verzending, de volg- en inschrijvingsnummers die betrekking hebben op haar voorwerp of op de bestemmeling alsmede andere, door de aanbieder van postdiensten toegelaten, aanduidingen. HOOFDSTUK III. - Bezorging van ingeschreven zendingen

Art. 8.§ 1. De ingeschreven zendingen worden bezorgd tegen aftekening door de geadresseerde of zijn gevolmachtigde waarvan de hoedanigheid zal worden aangetoond conform de bepalingen van artikel 19 van dit besluit, mits verificatie van de identiteit van de persoon die de zending ontvangt. Teneinde aan te tonen dat de identiteit wel degelijk werd gecontroleerd, zal de aanbieder van postdiensten een handgeschreven, fotografische of elektronische kopie nemen van het identiteitsstuk of eender welk bewijsmiddel gebruiken die het nuttig zal achten. Het bewijs van de verificatie van identiteit zal gedurende tenminste 13 maanden worden bewaard door de aanbieder van postdiensten. § 2. De ingeschreven zendingen bestemd voor een feitelijke vereniging of een maatschappij zonder rechtspersoonlijkheid worden afgegeven tegen aftekening door één van de vennoten of leden, of hun gevolmachtigde. § 3. Wanneer de door de afzender vermelde naam en het adres van de geadresseerde een handelsbenaming of een firmanaam van een rechtspersoon bevat, wordt de ingeschreven zending beschouwd als bestemd voor de rechtspersoon in kwestie.

Art. 9.§ 1. De aanbieder van postdiensten bezorgt een afgiftebewijs aan de afzender van een ingeschreven zending. § 2. Dit afgiftebewijs bevat ten minste de volgende informatie : 1° de naam en het adres van de geadresseerde;2° het identificatienummer van de verzending;3° de naam en het adres van de aanbieder van postdiensten;4° de plaats en datum van afgifte;5° het type van ingeschreven zending en, desgevallend, de aanwezigheid van een ontvangstbewijs.

Art. 10.§ 1. De aanbieder van postdiensten geeft een ontvangstbewijs af aan de afzender van een ingeschreven zending indien de afzender voor deze optie heeft gekozen op het ogenblik van afgifte. § 2. Het ontvangstbewijs bevat ten minste de volgende informatie : 1° de naam, de firmanaam en het adres van de aanbieder van postdiensten;2° de datum van afgifte van de verzending waarop het betrekking heeft;3° het identificatienummer van de zending;4° in geval van effectieve bezorging van de zending waarop het betrekking heeft, de naam en handtekening van de persoon die de zending ontvangt alsook de datum van deze inontvangstneming.

Art. 11.§ 1. Blindenschrift en de ermee gelijkgestelde voorwerpen mogen, op verzoek van de afzender, worden aangetekend zonder aanrekening van een bijkomend tarief voor de aantekening. § 2. Aangetekende stukpostzendingen van blindenschrift en de ermee gelijkgestelde voorwerpen mogen worden afgegeven door de tussenkomst van een postbode op dienstronde zonder aanrekening van een bijkomend tarief.

Art. 12.De aangetekende postzendingen, alsmede die met een aangegeven waarde van ten hoogste 250 euro, geadresseerd in burgerlijke of militaire inrichtingen mogen, aan de eigenaar, bestuurder of burgerlijke of militaire gevolmachtigde van de inrichting worden afgegeven indien hij verklaart al de verantwoordelijkheid welke uit die afgifte kan voortvloeien op zich te nemen, à décharge van de aanbieder van postdiensten.

Art. 13.Ingeschreven postzendingen waarvan het adres een advocaat, openbare gezagdrager of een voogd aanduidt bij wie de geadresseerde woonplaats gekozen heeft, mogen aan die persoon afgegeven worden.

Art. 14.Onder voorbehoud van zelfstandig verklaarde minderjarigen, worden ingeschreven zendingen voor minderjarigen of verlengd minderjarigen, afgegeven door de aanbieder van postdiensten aan de personen onder wier gezag of hoede de ontvanger geplaatst is.

Art. 15.Ingeschreven postzendingen worden tegen aftekening afgegeven aan de persoon die bevoegd is om ze in ontvangst te nemen. Is die persoon wettelijk onbekwaam, dan worden hem die postzendingen afgegeven in bijzijn van twee in de gemeente wonende en door de distributeur gekende personen. Deze personen bevestigen de afgifte op het aftekenbescheid.

Geldt het echter een postzending met aangegeven waarde van meer dan 250 euro, dan kan de postale aanbieder beslissen dat de afgifte alleen plaats heeft aan het loket van het postaal servicepunt dat op het bij de geadresseerde achtergelaten bericht vermeld is

Art. 16.Bij vruchteloze aanbieding aan huis van de ingeschreven zendingen wordt hiervan bericht achtergelaten. In dit geval kunnen ingeschreven zendingen, met uitzondering van de gerechtsbrieven waarvan de behandeling geregeld is in artikel 46 van het Gerechtelijk Wetboek, worden afgehaald op de plaats die vermeld is op het bericht gedurende een termijn van 15 dagen, de dag van aanbieding niet inbegrepen, onverminderd het recht van de aanbieder van postdiensten om andere mogelijkheden voor afhaling voor te stellen.

Art. 17.Worden niet, op het adres van de geadresseerde afgegeven de postzendingen met aangegeven waarde van meer dan 750 euro. Die postzendingen kunnen binnen de bij artikel 16 bepaalde termijn afgehaald worden op de plaats die aangeduid is op een bij de geadresseerde achtergelaten bericht.

Art. 18.Ingeschreven zendingen voor overleden personen worden afgegeven aan de rechthebbenden. HOOFDSTUK IV. - Volmachten

Art. 19.§ 1. De ingeschreven zendingen mogen slechts aan een gevolmachtigde van de bestemmeling (rechtspersoon of natuurlijk persoon) of aan de wettelijke vertegenwoordiger van een rechtspersoon afgegeven worden op voorlegging van een postvolmacht waaruit formeel de bevoegdheid blijkt om de postzendingen te ontvangen. § 2. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de eerste paragraaf op de uitreiking van zulke titels, kunnen de betaling van postcheques, postassignaties, circulaire postcheques, postwissels, bankcheques of andere titels die een waarde vertegenwoordigen en de uitvoering van andere financiële verrichtingen niet worden geëist bij het enkel aanbieden van een postvolmacht. § 3. Wordt enkel beschouwd als postvolmacht krachtens dit besluit : 1° de postvolmachtkaart afgegeven aan een organisatie of op naam van een persoon conform de voorschriften van paragraaf 5, die ten minste overeenstemt met het model dat is bijgevoegd bij dit besluit als bijlage 3;2° het officiële document van de Kruispuntbank van de Ondernemingen waarin de personen met een volmacht om de ingeschreven zendingen in naam van de geadresseerde maatschappij of organisatie te ontvangen, worden vermeld;3° de verzending van een notariële of gerechtelijke akte of elke publicatie in het Belgisch Staatsblad die de personen aanduidt die een volmacht hebben om de ingeschreven zendingen te ontvangen, op voorwaarde dat deze enkel wordt aangeboden in een postaal servicepunt;4° enkel voor de ingeschreven zendingen gericht aan natuurlijke personen, de onderhandse akte die de personen aanduiden die een volmacht hebben om de ingeschreven zendingen te ontvangen en die overeenstemt met het model dat wordt bijgevoegd bij dit besluit als bijlage 4 en dat wordt vergezeld van het origineel of van een fotokopie van een geldig identiteitsstuk van de geadresseerde. § 4. Elke aanbieder van postdiensten die houder is van een vergunning afgegeven door het Instituut, kan een postvolmacht geven conform de nadere bepalingen uit paragraaf 5, die tenminste overeenstemt met het model dat werd bijgevoegd bij dit besluit als bijlage 3 teneinde het houden van een dergelijke volmacht te concretiseren. § 5. Om een postvolmachtkaart te krijgen, moet elke aanvrager de volgende documenten bezorgen aan de aanbieder van postdiensten : 1° in geval van volmacht voor een natuurlijk persoon : een kopie van het identiteitsstuk (voor- en achterzijde) van de persoon die volmacht geeft;2° in geval van volmacht voor een rechtspersoon : - een kopie van het identiteitsstuk van de wettelijke vertegenwoordiger van de rechtspersoon (voor- en achterzijde); - een bewijs van vertegenwoordiging of benoeming waaruit blijkt dat de persoon die de aanvraag indient wettelijk in staat is om dat te doen in naam van de rechtspersoon; - in geval van recente verhuizing die nog niet is geregistreerd in het Belgisch Staatsblad : een kopie van het officiële bewijs van adreswijziging.

De geldigheidsduur van een postvolmachtkaart mag niet langer geldig zijn dan tweeënveertig maanden. HOOFDSTUK V. - Onbestelbare zendingen

Art. 20.§ 1. Behoudens andersluidende overeenkomst tussen de aanbieder van postdiensten en de afzender, worden de postzendingen die behandeld zijn door dezelfde aanbieder van postdiensten die niet konden worden afgegeven aan de geadresseerde, teruggestuurd naar de afzender op voorwaarde dat een geldig retouradres werd aangebracht. De ingeschreven zendingen die worden teruggestuurd naar de afzender worden afgegeven aan de afzender conform de bepalingen van het Hoofdstuk III van Titel II van dit besluit.

Teneinde de identificatie van de afzender van de zending te bevorderen en zonder daarom enige resultaatsverbintenis te genereren in hoofde van de aanbieder van postdiensten, hebben de personeelsleden van de aanbieder van postdiensten die door de aanbieder van postdiensten werden gemachtigd om de onbestelbare zendingen te openen, conform de nadere bepalingen vastgelegd in dit besluit, de bevoegdheid om onmiddellijk de onbestelbare postzendingen te openen. § 2. Wat betreft internationale binnenkomende postzendingen, is de terugzending van postzendingen die niet aan de geadresseerde konden worden bezorgd, niet verplicht, tenzij de afzender uitdrukkelijk de terugzending gevraagd heeft via een vermelding op de enveloppe in één van de landstalen of het Engels. Echter, indien het gaat om herhaalde falende pogingen tot bezorging of zendingen in groot aantal, tracht de aanbieder van postdiensten de zendingen terug te sturen naar de afzender of hem op een gepaste wijze te informeren. Aangetekende zendingen en boeken moeten steeds worden teruggezonden. § 3. De onbestelbare zendingen worden vernietigd bij het verstrijken van een termijn die loopt van de dag van hun terpostbezorging en respectievelijk vastgesteld is op : 1. een maand en half als het gaat om gewone postzendingen;2. zes maanden voor ingeschreven zendingen. Na het verstrijken van die termijn, vervallen de waardevolle voorwerpen en documenten die de postzendingen bevatten, aan de Schatkist.

De postzendingen, die van het vervoer met de aanbieder van postdiensten zijn uitgesloten en aan de afzender niet kunnen worden terugbezorgd, worden als onbestelbaar beschouwd en dadelijk vernietigd als zij een gevaar opleveren voor de personen of zaken. § 4. De vergunninghouder is verplicht de postzendingen te bewaren totdat de bewaringstermijn verstreken is, zelfs indien zijn vergunning afloopt vóór het verstrijken van de termijn.

Indien een vergunning wordt ingetrokken voordat de bewaringstermijn verstreken is, bezorgt de vergunninghouder de postzendingen onmiddellijk aan het Instituut, dat deze zal bewaren totdat de termijn verstreken is. De bewaarkosten komen ten laste van de vergunninghouder wiens vergunning ingetrokken is. HOOFDSTUK VI. - Tot het postvervoer uitgesloten postzendingen

Art. 21.§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van aanbieders van postdiensten om op basis van objectieve en relevante redenen bijkomende verbodsbepalingen in hun algemene voorwaarden in te lassen, worden in ieder geval niet tot het vervoer toegelaten : 1° zendingen die onder toepassing vallen van het strafwetboek of van strafrechtelijke bepalingen welke de overtredingen van bijzondere wetten beteugelen;2° postzendingen die op de buitenzijde aantekeningen dragen die strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden;3° voorwerpen die door hun aard of hun verpakking gevaar kunnen opleveren voor het personeel of het grote publiek en die andere zendingen, de postuitrusting of goederen die aan derden toebehoren kunnen bevuilen of beschadigen;4° wapens, met inbegrip van dolken, dolkmessen en knotsen;5° namaakproducten en illegale kopieën. § 2. De insluiting van de hierna bedoelde voorwerpen is verboden in postzendingen : 1° verdovende middelen en psychotrope stoffen zoals bepaald door de Internationale raad voor Narcoticacontrole, het INCB;2° ontplofbare, ontvlambare of andere stoffen en gevaarlijke goederen;3° inerte ontplofbare tuigen en militair materieel, waaronder inerte granaten, inerte obussen en andere vergelijkbare artikelen, alsook van reproducties van dergelijke tuigen en artikelen. § 3. De insluiting van de hierna bedoelde voorwerpen is verboden in postzendingen die niet ingeschreven zijn : 1°. de waarden aan toonder waarvan het bedrag wordt vastgelegd door de minister die bevoegd is voor de postale reglementering; 2°. muntstukken; 3°. gouden of zilveren voorwerpen; 4°. juwelen; 5°. andere kostbaarheden. § 4. Uitzonderlijk worden de hierna vermelde stoffen en materialen die in de postzendingen worden verzonden toegelaten onder de in de bijlage II vastgestelde voorwaarden : 1. Besmettelijke substanties, met uitzondering van stoffen van categorie A die besmettelijk zijn voor mens, UNO-nr.2814, en dier, UNO-nr. 2900, zijn toegestaan in brievenpostzendingen en postpakketten onder de volgende voorwaarden : a) De besmettelijke substanties verzonden in brievenpostzendingen en postpakketten mogen maar met de post worden verstuurd in het kader van uitwisselingen tussen officieel erkende gekwalificeerde laboratoria;b) De besmettelijke stoffen van categorie B, UNO-nr.3373, mogen in de post worden aanvaard, onder voorbehoud van de vigerende bepalingen van de nationale en internationale wetgeving en van de huidige uitgave van de Aanbevelingen van de Verenigde Naties over het transport van gevaarlijke goederen, zoals afgekondigd door de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart, het ICAO. 2. Zendingen van radioactieve stoffen waarvan de inhoud en de verpakking voldoen aan de reglementen van het Internationaal Atoomagentschap, die in speciale uitzonderingen voorzien voor bepaalde categorieën van zendingen, worden tot het postvervoer toegelaten op voorwaarde dat er door de bevoegde instanties een voorafgaande vergunning is verleend.De aanbieders van postdiensten kunnen de plaatsen aanwijzen die speciaal bestemd zijn om de afgifte van zendingen die radioactieve stoffen bevatten, te aanvaarden.

Radioactieve stoffen mogen enkel door behoorlijk gemachtigde afzenders worden afgegeven. 3. Vrijgestelde stalen die afgenomen zijn van zieke mensen of dieren mogen enkel tussen officieel erkende afzenders, via postale weg worden uitgewisseld.Deze stoffen mogen in de post worden aanvaard, onder voorbehoud van de vigerende bepalingen van de nationale en internationale wetgeving en van de huidige uitgave van de Aanbevelingen van de Verenigde Naties over het transport van gevaarlijke goederen, zoals afgekondigd door de ICAO. § 5. Uitzonderlijk worden de hierna vermelde dieren toegelaten in de postzendingen, andere dan zendingen met aangegeven waarde : 1° bijen, bloedzuigers en zijdewormen gesloten in doosjes die zo gemaakt zijn dat alle gevaar uitgesloten is;2° parasieten en verdelgers van schadelijke insecten, bestemd voor de bestrijding van die insecten en verzonden tussen officieel erkende instellingen;3° vliegen van de familie van de drosophilidae, die gebruikt worden voor biomedisch onderzoek onder officieel erkende instellingen. TITEL III. - Opdrachten van openbare dienst HOOFDSTUK I. - Universele postdienst Afdeling I. - Frankering

Onderafdeling I. - Frankeerwijze en onvoldoende gefrankeerde zendingen

Art. 22.Onverminderd artikel 49, kan de aanbieder van de universele dienst verscheidene technieken toepassen om een frankeerwaarde te vertegenwoordigen. Evenwel biedt de aanbieder van de universele dienst met betrekking tot brievenpost minstens één van de volgende frankeerwijzen aan voor wat de zendingen van brievenpost die tot de universele dienst behoren, betreft : - plakpostzegels en opgedrukte zegels; - afdrukken van frankeermachines; - frankering in geld, genaamd "Port Betaald"; - port betaald door de geadresseerde.

Art. 23.§ 1. Wanneer een postzending geleverd aan enkelstuktarief die tot de universele dienst behoort niet of onvoldoende gefrankeerd is overeenkomstig de algemene voorwaarden of bijzondere voorwaarden van de aanbieder van de universele dienst en de afzender bekend is en in het binnenland woont, kan de aanbieder van de universele dienst de zending die niet of onvoldoende is gefrankeerd terugzenden naar de afzender.

Wanneer de afzender niet bekend is of de geadresseerde dezelfde blijkt te zijn als de afzender en het adres van bezorging in België gelegen is kan de aanbieder van de universele dienst een bericht laten bij de bestemmeling met het verzoek het ontbrekende port en de bijkomende kosten te betalen. Ingeval van weigering door de bestemmeling of ingeval hij de zending niet opeist binnen de door de aanbieder van de universele dienst bepaalde termijn, wordt de zending onderworpen aan de in dit besluit vermelde bepalingen met betrekking tot de onbestelbare zendingen.

Wanneer de afzender niet bekend is of in het buitenland verblijft en het adres van bezorging niet in België gelegen is kan de aanbieder van de universele dienst de reglementaire bepalingen van de desbetreffende akten van de Wereldpostvereniging toepassen. § 2. Wanneer een postzending geleverd aan enkelstuktarief die tot de universele dienst behoort uit het buitenland afkomstig is en er door de aanbieder van postdiensten van dat land vermeld is dat deze niet of onvoldoende gefrankeerd is, kan de aanbieder van de universele dienst een bericht laten bij de bestemmeling met het verzoek het ontbrekende port en de bijkomende kosten te betalen. Ingeval van weigering door de bestemmeling of ingeval hij de zending niet opeist binnen de door de aanbieder van de universele dienst bepaalde termijn, wordt de zending onderworpen aan de in dit besluit vermelde bepalingen met betrekking tot de onbestelbare zendingen. § 3. Voor postzendingen niet geleverd aan enkelstuktarief die tot de universele dienst behoren zijn de bepalingen van paragrafen 1 en 2 van dit artikel van toepassing behoudens andersluidende bepalingen in de algemene of bijzondere voorwaarden van de aanbieder van de universele dienst.

Onderafdeling II. - Frankeermachines

Art. 24.Mits toelating van de aanbieder van de universele dienst, mogen zendingen die tot de universele dienst behoren door middel van afdrukken van goedgekeurde frankeermachines worden gefrankeerd.

Art. 25.§ 1. De frankeermachines waarvan de afdrukken worden gebruikt voor zendingen die tot de universele dienst behoren die door de aanbieder van de universele dienst behandeld worden, worden door hem goedgekeurd. § 2. De goedkeuring van een bepaald type van frankeermachine mag aangevraagd worden door de firma die instaat voor zijn commercialisering. Deze aanvraag moet worden ingediend bij de aanbieder van de universele dienst samen met een zo volledig en precies mogelijke technische beschrijving van het op de markt gebrachte toestel. § 3. Elke beslissing aangaande de goedkeuring van een type van frankeermachine moet gemotiveerd zijn en in geval van goedkeuring de minimale duurtijd van deze goedkeuring vermelden. Ze moet ter kennis worden gebracht van de verzoeker. § 4. Op elke machine moet voorkomen : 1° de kenletter of kenletters die door de aanbieder van de universele dienst aan elk type machine is toegewezen;2° en eigen volgnummer dat per littera wordt toegewezen. Deze twee aanduidingen komen voort in de waardeomraming van de machine, ongeacht de toegepaste techniek om de frankeerafdruk te generen.

Art. 26.§ 1. Het gebruik van frankeermachines is afhankelijk van de verbintenis vanwege de gebruiker om zich naar de ter zake geldende reglementaire en contractuele bepalingen te schikken. De toelating aan de klant tot het gebruik van de frankeermachine voor de duur van het gebruikscontract wordt geconcretiseerd door het ter beschikking stellen door de aanbieder van de universele dienst van de waardeomraming of van het elektronisch geheugen dat het mogelijk maakt om een waardeafdruk te genereren. Te allen tijde behoudt de aanbieder van de universele dienst het eigendomsrecht op de voornoemde waardeomraming of het elektronisch geheugen. § 2. De toelating tot gebruik van een frankeermachine kan worden geweigerd of ingetrokken zonder vergoeding en onverminderd het recht van de universeledienstverlener om het herstel van zijn volledige verlies te eisen via gerechtelijke weg onder meer in de volgende gevallen : 1° gebrekkige werking van de gebruikte machines;2° manoeuvres die rechtsreeks of onrechtstreeks verband houden met het gebruik van frankeermachines en die tot doel hebben om de toepasselijke posttarieven te ontduiken;3° afstand aan elk ander persoon zonder voorafgaande toelating door de aanbieder van de universele dienst;4° ernstige overtredingen van de ter zake geldende voorschriften;5° wijziging in de postreglementering waarbij het gebruik van frankeermachines wordt afgeschaft of gewijzigd;6° inbreuk op de informatieplicht ten aanzien van de aanbieder van de universele dienst of weigering om gevolg te geven aan een controle van de universeledienstaanbieder. § 3. De gebruiker blijft aan de aanbieder van de universele dienst het bedrag verschuldigd van de frankeringen welke niet gecomptabiliseerd werden ingevolge de gebrekkige onregelmatige of verkeerde behandeling van de machine.

Art. 27.De afdrukken van de frankeermachines moeten overeenstemmen met de door de aanbieder van de universele dienst goedgekeurde modellen. De aanpassing van deze modellen en de eruit voortvloeiende vervanging van de waardeomraming of van het elektronisch geheugen van de machine kan te allen tijde, zonder opzegging en zonder vergoeding worden opgelegd door de aanbieder van de universele dienst.

Onderafdeling III. - Postzegels

Art. 28.§ 1. De plakpostzegels of afgedrukte postzegels moeten gebruikt worden zoals zij zijn bij de verkoop, zonder enigerlei wijziging of bereiding te hebben ondergaan. § 2. De na 2 oktober 1961 uitgegeven postzegels zijn onbeperkt geldig.

Hetzelfde geldt voor de eerder uitgegeven postzegels die op voornoemde datum nog niet ongeldig verklaard zijn.

Art. 29.De plakpostzegels of afgedrukte postzegels worden verkocht in alle postkantoren, posthaltes en postwinkels. De aanbieder van de universele dienst kan de verkoop ervan via andere kanalen onderwerpen aan een voorafgaande toelating en onder een door hem bepaalde benaming. Afdeling II. - Afmetingen en normalisatie van brievenpost

Onderafdeling I. - Afmetingen

Art. 30.§ 1. Alle zendingen van brievenpost die tot de universele dienst behoren moeten een vlak hebben waarvan de afmetingen niet kleiner zijn dan 90 x 140 mm.

De minimumafmetingen van de zendingen in rolvorm zijn vastgesteld als volgt : lengte en tweemaal de diameter : 170 mm, zonder dat de grootste afmeting kleiner mag zijn dan 100 mm. § 2. Behoudens uitdrukkelijke toelating van de aanbieder van de universele dienst mogen zendingen die tot de universele dienst behoren de volgende afmetingen niet overtreffen : 1° in pakken : 1 500 mm voor de grootste afmeting en 3 000 mm voor de som van de lengte en de grootste omtrek genomen in een andere richting dan de lengte.Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op pakjes verzonden onder rolvorm; 2° in rollen : lengte en tweemaal de diameter : 1 040 mm, zonder dat de grootste afmeting 900 mm, met een tolerantie van 2 mm, mag overtreffen. § 3. De frankering, het adres van de geadresseerde en de dienstaanwijzingen moeten op de voorzijde van de zendingen voorkomen, waar een rechthoekige zone van tenminste 90 x 140 mm, in de zin van de grootste afmeting, daarvoor volledig moet worden voorbehouden. § 4. Bij afwijking van de bepalingen van § 3, moet tenminste de rechterhelft van de voorzijde van briefkaarten en drukwerken in kaartvorm volledig worden voorbehouden voor de frankering, het adres van de geadresseerde en de dienstaanwijzingen. § 5. De aanbieder van de universele dienst kan evenwel zendingen die tot de universele dienst behoren aannemen die afwijken van de bepalingen in paragrafen 1, 2, 3 en 4 hierboven, voor zover deze zendingen het normale verloop van de behandeling van brievenpost niet aantast en een voorafgaande schriftelijke toelating werd verleend door de aanbieder van de universele dienst.

Art. 31.Behoudens uitdrukkelijke toelating van de aanbieder van de universele dienst moeten voor de briefkaarten de volgende minimale afmetingen nageleefd worden : 90 x 140 mm.

Door particulieren vervaardigde briefkaarten mogen gebruikt worden.

Onderafdeling II. - Normalisatie

Art. 32.§ 1. Worden als genormaliseerde zendingen van brievenpost die tot de universele dienst behoren beschouwd, de zendingen in omslag of in kaartvorm die beantwoorden aan de volgende vereisten : - vorm : rechthoekig; - minimale afmetingen : 90 mm x 140 mm; - maximale afmetingen : 165 mm x 245 mm; - maximumgewicht : 50 g; - minimumgewicht : 2 g; - minimumdikte : 0,15 mm; - maximumdikte : 5 mm.

De verhouding van de zijden, lengte/breedte, moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan 1,20.

Bovendien moet een genormaliseerde zending wat de frankering en adressering betreft, aan de volgende regels voldoen : 1. zendingen in omslag : De frankering moet worden aangebracht in de bovenhoek in de frankeerzone, zijnde een zone van minstens 20 mm van de bovenrand voor de zendingen die maximaal 110 mm hoog zijn, 40 mm in de andere gevallen (zone 5). Het adres van de geadresseerde moet worden geschreven in een rechthoek van maximaal 125 mm lengte en van maximaal 100 mm breedte die zich in de adreszone moet bevinden.

De adreszone (zone 1) moet zich bevinden op : - minimaal 15 mm van de rechterrand van de omslag (blanco zone) (zone 2); - 20 mm van de bovenrand van de omslag voor de zendingen die maximaal 110 mm hoog zijn, 40 mm in de andere gevallen teneinde de frankeerzone vrij te laten; - 30 mm van de onderrand van de omslag om de nodige indexzone vrij te laten waarvan de afmetingen 140 mm in de lengte en 30 mm in de breedte bedragen (zone 3); - minimaal 15 mm (zone 2) van de extra veiligheidszone (zone 4).

Voor omslagen waarvan de adreszone door een venster omgeven is : - moet de grootste afmeting van het venster in de lengterichting van de omslag liggen; - het formaat van het venster moet rechthoekig zijn en mogen de afmetingen ervan niet die van de adreszone overschrijden; - de minimumafmetingen van het venster moeten 40 mm bij 100 mm bedragen; - wordt tussen de randen van het venster en het adresblok een marge van 4 mm vrijgelaten; - mogen geen storende vermeldingen te zien zijn, ondanks de verschuiving van de invoeging binnen het venster; - is de aanwezigheid van een doorzichtig vak verplicht en moeten de randen ervan perfect op de binnenranden van de uitsnijding van de omslag kleven. Het venster mag geen vouwen noch strepen vertonen en het mag niet omgeven zijn door een gekleurde band of een gekleurd kader.

Een schematisch overzicht is gevoegd als bijlage 1 bij dit besluit. 2. Zendingen in kaartvorm Bij een zending die in kaartvorm wordt verstuurd, moet het rechterdeel van de adreszijde voorbehouden zijn aan : - het adres van de geadresseerde; - de frankering.

Die ruimte moet tenminste 80 mm vanaf de rechterrand van de kaart beslaan. Er mag een verticale scheidingslijn worden gebruikt om de kaart in twee delen te verdelen. In geval van een scheidingslijn moet die laatste op tenminste 80 mm van de rechterrand van de kaart staan.

De scheidingslijn loopt over de hele hoogte van de kaart en eindigt op 15 mm van de onderrand.

Een schematisch overzicht is gevoegd als bijlage 1 bij dit besluit. § 2. Gewone gevouwen kaarten worden niet als genormaliseerde zendingen beschouwd.

Onderafdeling III. - Algemene bepaling

Art. 33.Al de open verzonden brievenpost moet minstens zo stevig zijn als de briefkaarten beschreven in artikel 6. Afdeling III. - Postaal adres

Art. 34.§ 1. Voor zover het postadres dat werd vermeld door de afzender duidelijk en zonder opzoekingswerk overeenstemt met een bezorgingsadres, worden de postzendingen uitgereikt op het aangegeven adres behalve wanneer de postzendingen op verzoek van de geadresseerde worden uitgereikt op een ander adres in het kader van diensten voor adresveranderingen en bewaring van postzendingen. § 2. Wordt beschouwd als een postadres dat duidelijk en zonder opzoekingswerk overeenstemt met een bezorgingsadres, op voorwaarde dat het wordt herkend door de aanbieder van de universele dienst, het geheel van data verstrekt door de afzender, bestaande uit en beperkt tot : 1° voor alle zendingen gericht aan een bestemming in België, behalve de zendingen gericht aan postbussen : - een regel met de straatnaam, samengesteld uit het type weg en de naam van de weg, voor zover deze bestaan het nummer van het gebouw en het nummer van de bus, voorafgegaan door de vermelding « boîte », « bte », « bus » of « box », voor de gebouwen die verscheidene brievenbussen tellen;en - een regel met de postcode, samengesteld uit 4 cijfers gevolgd door de naam van de gemeente. 2° voor de zendingen gericht aan postbussen in België : - een regel met de vermelding "postbus" gevolgd door het nummer van de postbus;en - een regel met de postcode, samengesteld uit 4 cijfers gevolgd door de naam van de gemeente en de naam van het agentschap waar de postbus zich bevindt.

Bij zendingen bestemd voor het buitenland moet de laatste regel de naam van het land, voluit geschreven, vermelden. § 3. Wanneer het vermelde postadres niet duidelijk en zonder opzoeking overeenstemt met een besteladres, zal de universeledienstaanbieder de mogelijkheid hebben om een bezorgingsadres op basis van elementen op de zending te bepalen en de zending te bezorgen op dat adres. Afdeling IV. - Bundeling van de zendingen

Art. 35.Teneinde de bezorging van de postzendingen te optimaliseren, krijgt de aanbieder van de universele dienst de bevoegdheid om de geadresseerde en niet-geadresseerde zendingen gericht aan een specifiek bezorgingsadres, te bundelen, met desgevallend vermelding van het bezorgingsadres op de voor de bundeling gebruikte drager, zonder dat deze drager daarom kan worden beschouwd als een postzending. Afdeling V. - Brievenbus

Art. 36.§ 1. Wanneer de verdeling een onmiddellijk gevaar vormt voor de besteller, wanneer er geen brievenbus is en de post dus niet kan worden verdeeld, wanneer verscheidene brievenbussen op hetzelfde huisnummer geen busnummer dragen, waardoor de correcte brievenbus van de geadresseerde niet kan worden geïdentificeerd of wanneer de brievenbus geen postzendingen meer kan ontvangen, worden de zendingen die voor een dergelijk besteladres bestemd zijn, vanaf de verzending door de aanbieder van postdiensten van een aangetekende brief waarin de onmiddellijke schorsing van de verdeling wordt vastgesteld, en gedurende een termijn van 15 dagen na deze verzending, afgegeven op een plaats die meegedeeld wordt door de aanbieder van postdiensten en daar bewaard totdat de termijn van 15 dagen verstrijkt. Indien de tekortkomingen vastgesteld in de aangetekende brief waarin de onmiddellijke schorsing van de verdeling wordt vastgesteld, niet zijn verholpen na afloop van de termijn van 15 dagen, kunnen de zendingen die zijn bestemd voor een dergelijk besteladres, na afloop van die termijn van 15 dagen, onmiddellijk naar de afzender worden teruggestuurd door de aanbieder van postdiensten. § 2. Voldoet een particuliere brievenbus niet aan de bepalingen van artikel 142, § 2, 3°, van de wet of aan de bepalingen van de reglementering die krachtens dat artikel wordt uitgevaardigd door de minister en voor zover deze niet-conformiteit niet aan bod komt in § 1 van dit artikel, dan richt de aanbieder van postdiensten een brief aan de gebruiker, waarin de non-conformiteit van de brievenbus wordt meegedeeld. Is er geen regularisatie binnen een redelijke termijn van ten minste 10 dagen, dan richt de aanbieder van postdiensten een herinneringsbrief aan de gebruiker, waarbij deze wordt gelast de non-conformiteit te verhelpen. Is er geen regularisatie binnen een redelijke termijn van ten minste 10 dagen, dan richt de aanbieder van postdiensten een aangetekende brief aan de gebruiker, waarbij deze wordt gelast de non-conformiteit te verhelpen. Indien na afloop van een termijn van 15 dagen na de verzending van de aangetekende brief door de aanbieder van postdiensten de non-conformiteit van de brievenbus nog steeds niet is verholpen, kunnen de zendingen die voor een dergelijk besteladres bestemd zijn, onmiddellijk door de aanbieder van postdiensten worden teruggestuurd naar de afzender. Afdeling VI. - Bezorging van gewone zendingen waarvan de geadresseerde

overleden is

Art. 37.De gewone zendingen die moeten worden besteld aan overleden personen worden afgegeven op het aangegeven adres voor zolang ze daar worden ontvangen, tenzij een wettelijke akte toelaat dat ze worden afgegeven aan een vereffenaar, aan een erfgenaam of aan ieder ander persoon. Afdeling VII. - Dienst voor adresveranderingen en bewaring van

postzendingen

Art. 38.De aanbieder van de universele dienst is belast met het verzamelen van de adresveranderingen die haar door de klanten die van woonplaats veranderen ter kennis gebracht worden. Met het oog op een verbetering van de postactiviteiten, is de aanbieder van de universele dienst, onder voorbehoud van betaling van een forfaitair bedrag volgens transparante, objectieve en niet-discriminerende criteria, verplicht om deze adreswijzigingen te melden aan de derden die hem daarom verzoeken tenzij de betrokken gebruiker zich hier op voorhand schriftelijk heeft tegen verzet.

De aanbieder van de universele dienst is belast met de dienst nazending en bewaring van brievenpost op vraag van de klant die tijdelijk of definitief van adres wijzigt en die de wens geuit heeft bij de aanbieder van de universele dienst tot nazending of bewaring van de brievenpost die voor hem bestemd is. HOOFDSTUK II. - Andere opdrachten van openbare dienst Afdeling I. - Bestelling van postzegels door de tussenkomst van de

postbezorger op dienstronde

Art. 39.Postzegels kunnen besteld worden met een maximum van tien stuks door tussenkomst van een uitreiker op dienstronde. Afdeling II. - Dagbladen en tijdschriften

Art. 40.§ 1. Worden als dagbladen beschouwd, de gedrukte publicaties die minstens vijfmaal per week verschijnen en meerdere artikelen van algemene informatie bevatten. De oppervlakte die mag besteed worden aan handelsadvertenties, reclame of publiciteitsteksten is niet beperkt. § 2. Als tijdschriften worden beschouwd, revues, magazines en berichten die voor onbepaalde tijd verschijnen met vooraf bepaalde tussenpozen die drie maanden niet overschrijden.

Zij moeten meerdere artikelen van algemene informatie bevatten die minstens 30 procent van hun oppervlakte dekken.

Wanneer een tijdschrift handelsadvertenties, reclame of publiciteitsteksten bevat, moeten ze van tenminste drie verschillende firma's of instellingen uitgaan, deze van de uitgever of drukker niet meegerekend. § 3. Worden als artikelen van algemene informatie beschouwd, de redactionele teksten van informatieve, culturele, opvoedkundige, wetenschappelijke, technische, politieke, geschiedkundige, wijsgerige of recreatieve aard waarin alle vormen van publiciteit uitgesloten zijn.

Met artikelen van algemene informatie worden gelijkgesteld de artikelen die handelen over de activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk of die bijdragen tot het in stand houden van een band onder de leden van die verenigingen. § 4. Worden inzonderheid van de categorie van de dagbladen en tijdschriften uitgesloten hoe geregeld ze ook verschijnen : 1° de bij aflevering uitgegeven publicaties, en waarvan de duur beperkt is, hetzij door het aantal van de afleveringen, hetzij door de aard zelf van het werk;2° de catalogussen behalve deze van de boekhandel, prospectussen en prijslijsten;3° de publicaties die onder de vorm van tijdschriften worden uitgegeven, en als voornaamste doel hebben het nastreven, in stand houden en uitbreiden van verrichtingen van commerciële-, industriële-, bank- of andere ondernemingen;4° de ondernemingsbladen, behalve deze die aan de vereiste voorwaarden van de tijdschriften voldoen en als postabonnement verdeeld worden uitsluitend aan de actieve of op rust gestelde personeelsleden van de onderneming die het blad uitgeeft;5° de publicaties die in werkelijkheid een werktuig zijn voor publiciteit of reclame ten dienste van firma's, instellingen, maatschappijen of particulieren. Door hun aard zelf beantwoorden de zendingen, hiervoor opgesomd in de punten 2° tot 5°, niet aan het begrip dagblad of tijdschrift en wordt er geen rekening gehouden met de aard noch met de hoeveelheid tekst die ze bevatten. § 5. De bladzijden van dagbladen en tijdschriften, niet samengevoegd door een procédé in gebruik in de drukkerij, moeten doorlopend genummerd worden.

Catalogussen, berichten en tussenvoegsels in dagbladen en tijdschriften vastgehecht door een procédé in gebruik in de drukkerij, worden bij het wegen samengevoegd om het tarief voor dagbladen en tijdschriften toe te passen. Een nummering die deel uitmaakt van de doorlopende paginering van de publicatie vervangt de samenvoeging.

De knippatronen, de reliëftekenmodellen op karton en de stalen als specimen gevoegd bij wetenschappelijke of technische teksten ten einde het begrip ervan te vergemakkelijken, worden beschouwd als deel uitmakend van het dagblad of tijdschrift waarop ze betrekking hebben.

De verpakking, de open omslag of verzendingsband maakt deel uit van het dagblad of het tijdschrift. § 6. De speciale uitgaven van de al dan niet geadresseerde dagbladen en de speciale nummers van de tijdschriften moeten volledig beantwoorden aan de reglementering toepasselijk op de tijdschriften. § 7. Op de dagbladen en tijdschriften moeten de titel, de periodiciteit, de verschijningsdatum of de periode waarop de periodiciteit betrekking heeft duidelijk op de eerste bladzijde van het titelblad of op een erop aangebracht zelfklevend etiket voorkomen.

Bovendien moet de naam van de plaats van afgifte of ophaling die overeengekomen is voor de afgifte of ophaling van de dagbladen of tijdschriften vermeld worden op de dagbladen of tijdschriften, op de in het eerste lid aangegeven wijze, behoudens vrijstellingen toegestaan door de dienstenaanbieder die door de Belgische Staat is belast met de bezorging van de erkende dagbladen en tijdschriften.

Deze vermeldingen moeten gedrukt zijn.

Wanneer de titel, de periodiciteit en eventueel de naam van de overeengekomen plaats van afgifte of ophaling bedekt worden door de verpakking, de open omslag of de verzendingsband, moeten ze op de voorzijde ervan herhaald worden. § 8. Het is, op om het even welke wijze, toegelaten op dagbladen en tijdschriften de volgende toevoegingen of wijzigingen aan te brengen : 1° de einddatum van het abonnement evenals de woorden "kosteloze zending", "ter keuze" of "verwisseling";2° strepen of tekens om de aandacht op passages van de tekst te vestigen;3° de opdracht of het huldeblijk van de schrijver of de afzender;4° verbeteringen van drukfouten na het drukken.

Art. 41.§ 1. Worden als regelmatige bijvoegsels bij een dagblad of tijdschrift beschouwd, op voorwaarde dat bovenaan de gedrukte vermelding " Bijvoegsel bij... " gevolgd door de titel en de datum of nummer van verschijnen aangegeven wordt en dat zij bij alle exemplaren van de bedoelde uitgave worden gevoegd : 1° de losse bladen die het rechtstreeks en nodig vervolg zijn op het gedeelte tekst voorbehouden aan informatie, zonder op zichzelf een afzonderlijke publicatie te vormen;2° de prospectussen, de intekenbiljetten op abonnementen, de stortingsbiljetten of overschrijvingsformulieren, gebruikt als intekenbiljet of om fondsen in te zamelen ten gunste van instellingen met hoofdzakelijk een humanitair doel, enkel en alleen als ze betrekking hebben op de publicatie zelf. De stortingsbiljetten en overschrijvingsformulieren behoeven evenwel de in deze paragraaf voorgeschreven gedrukte aanduiding niet te dragen.

De stortingsbiljetten of overschrijvingsformulieren gebruikt om fondsen in te zamelen ten gunste van instellingen met hoofdzakelijk een humanitair doel mogen slechts ingelast worden in de publicatie van de instelling en niet in een ander dagblad of tijdschrift; 3° de regelmatige dagbladen en tijdschriften gratis toegezonden aan de abonnees van de publicatie waaraan ze bijgevoegd zijn;4° de kaarten, kalenders en over het algemeen iedere afzonderlijk gedrukte publicatie die een volledig geheel vormen. De handelsadvertenties, reclame of publiciteitsteksten, indien ze er in voorkomen, moeten uitgaan van tenminste drie verschillende firma's of instellingen, deze van de uitgever of van de drukker niet meegerekend. § 2. De bijvoegsels ingelast in de publicatie worden samen met deze gewogen om de frankering te bepalen.

De bijvoegsels niet ingelast maar tegelijkertijd afgegeven met de publicatie waarop ze betrekking hebben zijn afzonderlijk onderworpen aan het tarief van dagbladen en tijdschriften.

Wanneer deze voorwaarde bij afgifte niet wordt vervuld, wordt het drukwerktarief toegepast.

De bijvoegsels mogen in geen geval het gewicht, de afmetingen en het aantal bladzijden van het dagblad of het tijdschrift waarop ze betrekking hebben overtreffen. Afdeling III. - Postabonnementen op dagbladen en tijdschriften

Art. 42.De bezorging van de erkende dagbladen en de bezorging van de erkende tijdschriften zullen worden uitgevoerd krachtens een overeenkomst die de Staat sluit met een dienstenaanbieder.

De dienstenaanbieder zal zijn taak uitvoeren conform de opdracht die hem in de overeenkomst werd toevertrouwd ongeacht of het de bezorging betreft van erkende dagbladen of de bezorging van erkende tijdschriften die het voorwerp uitmaken van een abonnement op naam en volgens adres.

Art. 43.§ 1. Elke aanvraag om toelating tot de dienst van de postabonnementen moet door de uitgever worden gericht aan de dienstenaanbieder die door de Belgische Staat is belast met de bezorging van de erkende dagbladen of van de erkende tijdschriften, waarvan de adresgegevens worden gepubliceerd op de website van het Instituut.

De dienstenaanbieder aan wie de vraag om toelating is gericht, gaat na of de criteria bepaald in artikel 40 van dit besluit, zijn vervuld.

Indien aan de criteria van artikel 40 van dit besluit is beantwoord, bezorgt de dienstenaanbieder die de vraag om toelating heeft ontvangen, aan de aanvrager een attest van erkenning van het dagblad of tijdschrift.

Een attest van erkenning dat wordt afgegeven door bpost voor 1 januari 2016 blijft geldig, tenzij de dienstenaanbieder of het Instituut vaststelt, meer bepaald tijdens een controle, dat de criteria voor erkenning niet of niet langer vervuld zijn door de begunstigde van de erkenning.

De aanvrager die een voorkeurtarief wenst te genieten voor de bezorging van dit dagblad of tijdschrift richt aan de aanbieder op wie hij een beroep wenst te doen een kopie van dit attest alsook een schriftelijke verklaring, gedateerd en ondertekend door een persoon die daartoe bevoegd is, waarbij hij zich ertoe verbindt om de criteria van artikel 40 van dit besluit in acht te nemen zolang hij, voor dit dagblad of tijdschrift, een voorkeurtarief zal genieten om erkende dagbladen of erkende tijdschriften te bezorgen.

De dienstenaanbieder die een erkend dagblad of erkend tijdschrift bestelt, gaat ten minste eenmaal per jaar na, of de criteria van artikel 40 van dit besluit nog steeds in acht worden genomen.

Het Instituut heeft de taak de uitvoering van de verplichtingen tot verificatie en samenwerking van de dienstenaanbieder of dienstaanbieders belast met de bezorging van de erkende dagbladen en erkende tijdschriften die het onderwerp uitmaken van een abonnement op naam en met adres, te controleren. § 2 Een postabonnement kan worden aangeboden voor dagbladen die erkend zijn door elke dienstenaanbieder die belast is door de Belgische Staat met de bezorging van de erkende dagbladen en tijdschriften, op basis van de criteria die in artikel 40 van dit besluit vastgesteld zijn en na ontvangst van het attest van erkenning en de verklaring beoogd § 1.

Na ontvangst van deze zelfde documenten, kan de dienstenaanbieder belast met de bezorging van de erkende dagbladen of erkende tijdschriften aan de erkende dagbladen of tijdschriften een postabonnement aanbieden, rekening houdend met objectieve criteria waaronder het aantal abonnees, het gewicht en de verzendingsduur.

Art. 44.Op postabonnementen worden geheven : 1. beheerskosten;2. het port.

Art. 45.Voor de nieuwsbladen en tijdschriften met een onregelmatige periodiciteit, worden de beheerskosten bepaald door het totaal aantal tijdens een geheel jaar uitgegeven nummers zonder rekening te houden met de periode gedurende welke het postabonnement bezorgd wordt.

Art. 46.§ 1. Het port van de nieuwsbladen en tijdschriften wordt per nummer berekend. § 2. Het port wordt berekend volgens gemiddelde cijfers die worden vastgesteld over een periode van 12 maanden. § 3. Het tarief van de nieuwsbladen en tijdschriften waarvan het abonnement door een dienstenaanbieder belast door de Belgische Staat met de bezorging van de erkende dagbladen of erkende tijdschriften wordt bezorgd, kan insgelijks toegepast worden : 1. op de nieuwsbladen en tijdschriften die door de uitgever aan voortverkopers of aan bibliotheken gezonden worden;2. op de nummers die bij de uitgever werden ingetekend en door deze laatste vooraf aan de abonnees worden bezorgd en ingesloten in de pakken of zakken van de postabonnementen.

Art. 47.§ 1. Het port van de nieuwsbladen en tijdschriften met een veranderlijk gewicht dat meer dan 75 g kan bedragen, wordt door de dienstaanbieder of dienstenaanbieders belast door de Belgische Staat met de bezorging van de erkende dagbladen en tijdschriften op een vast bedrag vastgesteld, rekening gehouden met de bijvoegsels. § 2. Indien de uitgever de vastgestelde som niet aanvaardt, is het tarief van de niet op postabonnement bezorgde nieuwsbladen en tijdschriften toepasselijk en is frankering verplicht. Afdeling IV. - Verkiezingsdrukwerken

Art. 48.§ 1. De aanbieder van postdiensten belast door de Belgische Staat met de bezorging van de erkende dagbladen en tijdschriften is verplicht de bezorging te verzekeren van de geadresseerde en niet-geadresseerde verkiezingsdrukwerken tegen een tarief dat beperkt is tot 50 percent van het standaardtarief voor brievenpost van de traagste categorie en het standaardtarief voor niet-geadresseerde zendingen, of op gunstiger algemene voorwaarden, die zouden voortvloeien uit de toepassing van voorkeurtarieven of overeengekomen tarieven.

Verkiezingsdrukwerken zijn zendingen die uitsluitend propaganda bevatten voor de parlements- of provincieraadsverkiezingen, de verkiezingen voor de gemeenschaps- en gewestelijke instellingen, voor de agglomeratie- of voor de gemeenteraadsverkiezingen alsook voor de verkiezingen van het Europees parlement. § 2. Voor de wetgevende verkiezingen moeten de afgiften tijdig gebeuren, om de bezorging te kunnen verzekeren binnen de termijn begrepen tussen de datum vastgesteld voor de ontbinding van de Wetgevende Kamers en de vrijdag vóór de verkiezingen.

Voor de provinciale verkiezingen, de verkiezingen van het Europees parlement, de verkiezingen van de gemeenschaps- en gewestelijke instellingen, agglomeratie- of gemeenteraadsverkiezingen moeten de afgiften tijdig gebeuren om de bezorging ervan te kunnen verzekeren tussen de veertigste dag vóór de verkiezingsdatum en de vrijdag vóór deze datum. § 3. Op de voorzijde van de niet-geadresseerde verkiezingsdrukwerken en op de adreszijde van de geadresseerde verkiezingsdrukwerken moet via een onuitwisbare stof de melding "verkiezingsdrukwerk " aangebracht worden. Afdeling V. - Administratieve brievenpost

Onderafdeling I. - Administratieve brievenpost portvrij tot het vervoer aangenomen

Art. 49.Genieten portvrijdom : 1° de brievenpost uitgaande van of geadresseerd aan de Koning, de Koninklijke Familie en de Diensten van het Hof;2° de brievenpost uitgaande van de Voorzitters, Ondervoorzitters, Quaestoren, Secretarissen en Diensten van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Waals Parlement, het Vlaams Parlement, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en zijn drie Gemeenschapscommissies : de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie;3° de brievenpost geadresseerd aan de openbare diensten door de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Parlement van de Franse Gemeenschap, van het Waals Parlement, van het Vlaams Parlement, van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en van zijn drie Gemeenschapscommissies : de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie;4° de brievenpost die portvrij mag verzonden worden krachtens internationale overeenkomsten;5° de brievenpost verzonden in uitvoering van de kieswetten;6° de postzendingen gericht aan de aanbieder van postdiensten door de Belgische Staat belast met deze openbaredienstverleningstaak, in de verwezenlijking van de openbaredienstverleningstaken die de Belgische Staat heeft toevertrouwd aan de aanbieder;7° blindenschrift. Met uitzondering van de punten 4° en 7° van dit artikel, is de opbrengst van de portvrijdom enkel van toepassing op de nationale postzendingen.

Art. 50.Op de in artikel 49 bedoelde brievenpost, met uitzondering van deze voorzien sub 1, 4, 5, 6 en 7 moet van buiten en bovenaan links op de adreszijde de voluit geschreven benaming en het adres van de afzender voorkomen.

De brievenpost verstuurd in uitvoering van de kieswetten moet bovenaan op de adreszijde, de gedrukte of geschreven melding "Kieswet" dragen en in het adres zelf, de hoedanigheid van de geadresseerde of de afzender in verkiezingszaken.

Art. 51.De in artikel 49 bedoelde brievenpost met uitzondering van deze voorzien sub 6 en 7 die naar de aanbieder van postdiensten door de Belgische Staat belast met deze openbaredienstverleningstaak gestuurd worden kan op verzoek van de afzender, ambtshalve aangetekend worden zonder dat het tarief voor de aantekening vertegenwoordigd wordt op de zendingen.

Onderafdeling II. - Administratieve brievenpost toegelaten tot het vervoer mits uitgestelde vergoeding

Art. 52.§ 1. De administratieve brievenpost uitgaande van de Raad van State, het Rekenhof, de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, de ministeriële beleidscellen en departementen op federaal, gewestelijk en gemeenschapsniveau, de gewestelijke economische raden, de provincies en de instellingen van openbaar nut onderworpen aan de wet van 16 maart 1954, betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut mag zonder frankering verzonden worden. § 2. Iedere in § 1 vermelde begunstigde wijst in zijn organisatie en in akkoord met de aanbieder van postdiensten belast door de Belgische Staat met de dienst van administratieve briefwisseling, de administraties, diensten, instellingen en personen aan, die hun administratieve brievenpost niet moeten frankeren. Hij schrijft alle nodige geachte maatregelen voor om ieder risico tot misbruik of bedrog te voorkomen. Hetzelfde geldt voor de andere diensten vermeld in § 1. § 3. De aanbieder van postdiensten belast door de Belgische Staat met de dienst van administratieve briefwisseling kan de Minister die de postreglementering onder zijn bevoegdheden heeft, voorstellen om bijkomende rechthebbenden aan te duiden.

Art. 53.De kosten voor de afgifte, de verzending en de bezorging van de administratieve brievenpost worden gedragen door de begunstigden vermeld in artikel 52, § 1, van dit besluit.

Onderafdeling III. - Administratieve brievenpost die moet gefrankeerd worden

Art. 54.Alle administratieve brievenpost, behalve deze bedoeld in artikel 49, evenals deze verzonden door de gemeentediensten moet gefrankeerd worden. De tarieven moeten vertegenwoordigd worden op een gewone frankeerwijze.

Worden met gemeentediensten gelijkgesteld, de diensten van de agglomeraties, de intercommunale verenigingen en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt onder "intercommunale verenigingen" verstaan de organisme waarvan alleen de Staat, de provincies, de instellingen van openbaar nut onderworpen aan de wet van 16 maart 1954 en de gemeenten kunnen deel uitmaken.

Onderafdeling IV. - Algemene bepalingen

Art. 55.§ 1. De administratieve brievenpost waarvan sprake in artikelen 52 en 54 moet, bovenaan links op de adreszijde, voluit de vermelding de officiële benaming van de afzender dragen.

Deze aanduidingen moeten gevolgd worden door het adres van de afzendende dienst. § 2. De door de militaire overheden en diensten verzonden administratieve brievenpost moet geen aanduiding van een ministerieel departement dragen. Deze brievenpost moet bovenaan op de voorzijde respectievelijk voorzien zijn van de volledige vermelding, gedrukt of aangebracht met een stempel met vaste letters "Belgische Krijgsmacht", "Defensie" of "Krijgsmacht", gevolgd door de aanduiding van het Commando van de instelling of van de dienst. § 3. De administratieve brievenpost verzonden door de provinciale diensten van de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken de gedrukte melding dragen "Provinciaal Gouvernement van...", voorafgegaan of gevolgd door de gedrukte aanduiding "Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken", deze laatste aanduiding mag evenwel in kleine letters of tussen haakjes aangebracht worden.

Art. 56.De administratieve brievenpost bedoeld in de artikelen 52 en 54 kan, op verzoek van de afzender, ambtshalve aangetekend worden.

Art. 57.De ambtshalve aangetekende zendingen mogen op het aangegeven adres worden afgegeven aan de geadresseerde of aan zijn gevolmachtigde of een meerderjarige persoon die bekend is door de uitreiker als lid van de familie of de onmiddellijke omgeving van de geadresseerde.

Art. 58.De administratieve brievenpost mag noch brieven, noch papieren, noch vermeldingen, noch welke voorwerpen ook bevatten die niet van administratieve aard zijn.

Zij mag evenmin voorwerpen bevatten waarvan de doorzending niet het strikte gevolg is van de tussen de afzender en de geadresseerde toegelaten betrekkingen.

Art. 59.Worden met de administratieve brievenpost gelijkgesteld voor zover deze verzonden wordt door de afzenders aangeduid in de artikelen 49, 52 en 54 de begrotingen, verslagen, overzichten, reglementen, administratieve memorialen, omzendbrieven, afkondigingen en aanplakbrieven. Afdeling VI. - Brievenpost uitgaande van of geadresseerd aan

militairen

Art. 60.§ 1. Genormaliseerde brieven en briefkaarten die verzonden worden door Belgische militairen die in vredestijd gestationeerd zijn buiten het Rijk of die aan hen geadresseerd zijn, mogen verzonden worden zonder frankering mits forfaitaire vergoeding.

Deze brievenpost moet : 1° de melding "MD" of "SM" dragen in de rechterbovenhoek van de adreszijde;2° het militair adres dragen, hetzij van de afzender, hetzij van de geadresseerde;dit adres moet duidelijk de hoedanigheid van militairen doen uitkomen; 3° afgegeven worden hetzij op een Belgisch militair postkantoor, hetzij in het binnenland. § 2. De brievenpost die niet in § 1 zijn vermeld en verstuurd mogen worden naar of door Belgische militairen die in vredestijd buiten het Rijk gestationeerd zijn, mogen tegen het binnenlands tarief gefrankeerd worden.

Deze zendingen moeten : 1° het militair adres dragen, hetzij van de afzender, hetzij van de geadresseerde;2° afgegeven worden, hetzij op een Belgisch militair postkantoor, hetzij in het binnenland.

Art. 61.De aanbieder van postdiensten belast door de Belgische Staat met de behandeling van brievenpost van of aan militairen wordt maandelijks vergoed op basis van het binnenlands tarief door Ministerie van Defensie wat betreft de globale kosten voor de afgifte, het vervoer en de bezorging van de brievenpost bedoeld in artikel 60 § 1.

TITRE IV. - Wijzigingsbepalingen

Art. 62.In artikel 112 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst, wordt het cijfer "300" vervangen door het cijfer "500".

Art. 63.In artikel 9, paragraaf 3 en 4 van de bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 30 april 2007 houdende reglementering van de financiële postdiensten, worden de woorden "300 (driehonderd) euro" vervangen door de woorden "500 (vijfhonderd) euro".

TITEL V. - Slotbepalingen

Art. 64.Het koninklijk besluit van 27 april 2007houdende reglementering van de postdienst, gewijzigd door de wet van 13 december 2010, wordt opgeheven.

Art. 65.In het koninklijk besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst wordt de bijlage gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 december 1989, 18 oktober 1990, 21 december 1990, 27 mars 1992, 14 september 1992, 15 september 1992 en 12 augustus 1994 opgeheven.

Art. 66.Dit besluit treedt in werking twee maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 67.De Minister van Economie, de Minister van Financiën en de Minister van Overheidsbedrijven worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K. GEENS De Minister van Overheidsbedrijven, J.-P. LABILLE Bijlage bij het koninklijk besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst Bijlage 1 bij het het koninklijk besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst Bijlage 1. Genormaliseerde zendingen a) zendingen onder omslag

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) zendingen onder kaartvorm

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst. FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K. GEENS De Minister van Overheidsbedrijven, J.-P. LABILLE

Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst Bijlage 2.

Voorwaarden inzake aanvaarding en markering van zendingen die bederfelijke biologische stoffen bevatten, inclusief diagnostische monsters 1. Bederfelijke biologische stoffen, inclusief diagnostische monsters, die niet onder de categorie van de besmettelijke substanties vallen, worden aanvaard onder de hierna vermelde voorwaarden. 1.1 De afzenders moeten ervoor zorgen dat de zendingen zo voorbereid zijn dat ze in goede staat op hun bestemming aankomen. De zendingen mogen tijdens het vervoer generlei gevaar vormen voor personen of dieren. 1.2 Het verpakkingsmateriaal bestaat uit de volgende elementen : 1.2.1 een binnenverpakking die bestaat uit : 1.2.1.1 een of meer dichte primaire recipiënten; 1.2.1.2 een dichte secundaire verpakking; 1.2.1.3 behalve voor vaste stoffen, een hoeveelheid absorberend materiaal die volstaat om de gehele inhoud te absorberen, die kan worden aangebracht tussen de primaire recipiënt of recipiënten en de secundaire verpakking. Indien verschillende primaire recipiënten in eenzelfde secundaire verpakking geplaatst worden moeten ze afzonderlijk omwikkeld worden; 1.2.2 een buitenverpakking die voldoende sterk is gelet op de inhoud, het gewicht en het gebruik die voor de recipiënt voorzien zijn. De kleinste totale buitenafmeting van die verpakkingen moet minstens 100 millimeter bedragen. 1.3 De volledige recipiënt moet bestand zijn tegen de valproeven die voorgeschreven zijn in de technische instructies van de ICAO, behalve dat de valhoogte niet kleiner mag zijn dan 1,2 meter. 1.4 Een beschrijving van de inhoud, artikel voor artikel, moet worden gevoegd tussen de secundaire verpakking en de buitenwand ervan.

De zendingen moeten worden verpakt overeenkomstig de volgende specificaties. 1.5.1 Gevriesdroogde stoffen De primaire recipiënten moeten dichtgesmolten glazen ampullen zijn, of glazen flesjes die hermetisch afgesloten zijn met een elastiek en voorzien zijn van metalen zegels. 1.5.2 Vloeistoffen of vaste stoffen 1.5.2.1 Stoffen die worden vervoerd op omgevingstemperatuur of een hogere temperatuur. De primaire recipiënten mogen alleen van glas, metaal of plastic zijn. Om de dichtheid ervan te waarborgen, moeten doeltreffende middelen worden gebruikt, zoals heatsealing, sluitdoppen of metalen capsules. Indien de recipiënten met een schroefdop afgesloten zijn, moet deze met kleefband worden versterkt. 1.5.2.2 Gekoelde of bevroren vervoerde stoffen. IJs of andere koelmiddelen, die volgens de technische instructies van de ICAO geen gevaarlijke goederen zijn, moeten buiten een of meer secundaire verpakkingen worden aangebracht. Er moeten interne steunen worden aangebracht om de secundaire verpakking in evenwicht te houden wanneer het koelmiddel gesmolten is. Indien ijs wordt gebruikt moet de buitenverpakking waterdicht zijn. De primaire verpakking en de secundaire verpakking moeten op de temperatuur van het gebruikte koelmiddel ongeschonden blijven alsook op de temperatuur of onder de druk waaraan de recipiënt en de secundaire verpakking tijdens het vervoer zouden kunnen worden blootgesteld indien de koeling haar effect zou verliezen. 1.6 De primaire recipiënt of de secundaire verpakking die worden gebruikt voor bederfelijke biologische stoffen, waaronder ook diagnostische monsters, moeten kunnen weerstaan aan temperaturen tussen -40° en +55 ° C en wanneer het om vloeistoffen gaat, moeten ze zonder waterdichtheid te verliezen, kunnen weerstaan aan een interne druk die een drukverschil voortbrengt dat minstens gelijk is aan 95 kPa. 1.7 De primaire recipiënten mogen geen inhoud van meer dan 500 milliliter hebben en het totale volume van de buitenverpakking mag niet groter zijn dan 4 liter. 1.8 Op de buitenverpakking alsook op het materiaal dat de zending omsluit moet de vermelding "Diagnostisch monster" staan, en aan de zijde waarop het adres van het afzendende en dat van het geadresseerde laboratorium vermeld zijn, moet een paars etiket aangebracht zijn met de vermelding en het symbool als volgt :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voorwaarden inzake aanvaarding en markering van zendingen die vrijgestelde stalen die afgenomen zijn van zieke mensen of dieren bevatten 1. Vrijgestelde stalen die afgenomen zijn van zieke mensen of dieren, zoals gedefinieerd in de Aanbevelingen van de Verenigde Naties over het transport van gevaarlijke goederen, modelbepaling ST/SG/AC10/1, worden aanvaard onder de hierna vermelde voorwaarden.2. Vrijgestelde stalen die afgenomen zijn van zieken zijn diegene waarvoor de kans op aanwezigheid van ziekteverwekkers minimaal is;ze moeten worden verpakt in een lekdichte verpakking waarop naargelang van het geval in het Nederlands of in het Frans de vermelding staat "Vrijgesteld menselijk staal" of "Vrijgesteld dierlijk staal" . 2.1 De verpakking moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen : 2.1.1 de verpakking moet drie elementen bevatten : 2.1.2 één of meerdere dichte primaire recipiënten; 2.1.3 een secundaire dichte verpakking; 2.1.4 een buitenverpakking die voldoende sterk is gelet op de inhoud, de massa en het voorziene gebruik en waarvan ten minste een vlak minimaal 100 millimeter x 100 millimeter meet. 2.2 In geval van vloeistoffen, moet een hoeveelheid absorberend materiaal die volstaat om de gehele inhoud te kunnen absorberen, worden aangebracht tussen de primaire recipiënt of recipiënten en de secundaire verpakking zodat tijdens het vervoer elke ontsnapping of elke lekkage van vloeibaar materiaal de buitenverpakking niet kan bereiken en de integriteit van het absorberende materiaal kan aantasten. 2.3 Wanneer verschillende breekbare primaire recipiënten in een enkelvoudige secundaire verpakking geplaatst worden, moeten ze afzonderlijk omwikkeld worden of van elkaar gescheiden om enig onderling contact te verhinderen.

Voorwaarden inzake aanvaarding en markering van zendingen die besmettelijke stoffen bevatten 1. Stoffen die besmettelijk zijn of waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat ze voor mens of dier besmettelijk zijn en die voldoen aan de criteria voor de definiëring van besmettelijke stoffen van categorie B, UNO-nr.3373, moeten worden aangegeven als "Biologische stoffen, categorie B". 2. Afzenders van besmettelijke substanties die ingedeeld zijn onder UNO-nr.3373, moeten ervoor zorgen dat de zendingen zo voorbereid zijn dat ze in goede staat op hun bestemming aankomen en dat de betreffende stoffen worden verpakt overeenkomstig verpakkingsinstructie 650, als vermeld in de vigerende uitgave van de technische instructies voor het veilige luchtvervoer van gevaarlijke goederen (, gepubliceerd door de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart of in de vigerende uitgave van het Reglement over het transport van gevaarlijke goederen gepubliceerd door de International Air Traffic Association. Ter informatie wordt de tekst van verpakkingsinstructie 650, zoals die opgenomen is in de uitgave 2007/2008 van de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart, hieronder weergegeven. Afzenders wordt aangeraden de meest recente versie van de technische instructies te raadplegen om zich te vergewissen van de geldigheid van de tekst van verpakkingsinstructie 650 voordat zij zich daarnaar schikken. 3. De verpakking moet van goede kwaliteit zijn en stevig genoeg om te weerstaan aan schokken en aan de lasten waaraan ze normaal gezien kan worden onderworpen tijdens het vervoer, inclusief het overladen tussen transportmiddelen of tussen transportmiddelen en entrepots, alsook het wegnemen van een pallet of van een overpakking met het oog op een manuele of mechanische manipulatie. De verpakkingen moeten zo gemaakt en afgesloten zijn dat elke lekkage van de inhoud onder normale transportvoorwaarden wordt vermeden onder invloed van trillingen of temperatuur-, luchtvochtigheids- of drukschommelingen. 4. De verpakking omvat de drie onderstaande componenten : 4.1 een primaire recipiënt; 4.2 een secundaire verpakking; 4.3 een stijve buitenverpakking. 5. De primaire recipiënten moeten worden verpakt in secundaire verpakkingen zodat onder normale transportvoorwaarden wordt vermeden dat ze breken, doorboord worden of hun inhoud in de secundaire verpakkingen laten ontsnappen.De secundaire verpakkingen moeten in buitenverpakkingen worden geplaatst met daartussen geschikt vulmateriaal.

Een lekkage van de inhoud mag niet leiden tot een merkbare vermindering van de beschermende eigenschappen van het vulmateriaal of van de buitenverpakking. 6. Voor het vervoer moet op de buitenzijde van de buitenverpakking het hieronder weergegeven merkteken worden aangebracht op een achtergrond waarvan de kleur ermee contrasteert.Het merkteken moet gemakkelijk zichtbaar en leesbaar zijn. Het merkteken moet de vorm hebben van een vierkant dat in een hoek van 45° staat (als een ruit) en waarvan elke zijde een lengte heeft van ten minste 50 millimeter; de breedte van de lijn moet minstens 2 millimeter bedragen en de hoogte van de letters en cijfers moet minstens 6 millimeter bedragen. De officiële aanduiding voor het vervoer "Biologische stoffen, categorie B", "Diagnostisch monster" of "Klinisch monster" in letters van minstens 6 millimeter hoog, moet worden aangebracht op de buitenverpakking, nabij het ruitvormige merkteken. 7. Ten minste één vlak van de buitenverpakking moet minimale afmetingen hebben van 100 x 100 millimeter. 8. Het volledige pakket moet met succes de valproef kunnen doorstaan waarvan sprake in punt 6.2 van deel 6 van de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart, zoals gespecificeerd in punt 6.1.5 van dezelfde technische instructies, behalve dat de valhoogte niet kleiner mag zijn dan 1,2 meter. 9. Voor vloeibare stoffen : 9.1 de primaire recipiënt(en) moet(en) dicht zijn en mag/mogen geen inhoud van meer dan een liter hebben; 9.2 de secundaire verpakking moet dicht zijn; 9.3 wanneer verschillende breekbare primaire recipiënten in een enkelvoudige secundaire verpakking geplaatst worden, moeten ze afzonderlijk omwikkeld worden of van elkaar gescheiden om enig onderling contact te verhinderen; 9.4 absorberend materiaal moet worden aangebracht tussen de primaire recipiënten en de secundaire verpakking. De hoeveelheid absorberend materiaal moet volstaan om de gehele inhoud van de primaire recipiënt of recipiënten te kunnen absorberen, zodat een lekkage van het vloeibare materiaal de integriteit van het vulmateriaal of van de buitenverpakking niet kan aantasten; 9.5 de primaire recipiënt of de secundaire verpakking moet zonder lekkage kunnen weerstaan aan een interne druk van 95 kPa of 0,95 bar; 9.6 de inhoud van de buitenverpakking mag niet hoger zijn dan 4 liter.

Deze hoeveelheid is exclusief het ijs of de koolzuursneeuw dat of die wordt gebruikt om de monsters koel te bewaren. 10. Voor vaste stoffen : 10.1 de primaire recipiënt of recipiënten moeten stofdicht zijn en mag/mogen de maximale massa van de buitenverpakking niet overschrijden; 10.2 de secundaire verpakking verpakkingen moeten stofdicht zijn; 10.3 wanneer verschillende breekbare primaire recipiënten in een enkelvoudige secundaire verpakking geplaatst worden, moeten ze afzonderlijk omwikkeld worden of van elkaar gescheiden om enig onderling contact te verhinderen; 10.4 behalve wanneer het pakket lichaamsdelen, organen of volledige lichamen bevat, mag de buitenverpakking niet meer dan 4 kilogram bevatten. Deze hoeveelheid is exclusief het ijs of de koolzuursneeuw dat of die wordt gebruikt om de monsters koel te bewaren; 10.5 indien er enige twijfel bestaat over de aanwezigheid van een restvloeistof in de hoofdrecipiënt tijdens het vervoer, moet een verpakking worden gebruikt die geschikt is voor vloeistoffen en die absorberend materiaal bevat. 11. Gekoelde of bevroren monsters : ijs, koolzuursneeuw en vloeibare stikstof. 11.1 Wanneer koolzuursneeuw of vloeibare stikstof worden gebruikt om monsters koel te houden, moeten alle toepasselijke voorschriften van de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart in acht worden genomen. Wanneer ijs of koolzuursneeuw worden gebruikt, moeten ze worden aangebracht buiten de secundaire verpakking of in de buitenverpakking of in een overpakking. Er moeten interne stutten worden aangebracht om de secundaire verpakking op haar oorspronkelijke plaats te houden nadat het ijs is gesmolten of de koolzuursneeuw is verdampt. Indien ijs wordt gebruikt, moet de buitenverpakking of de overpakking waterdicht zijn. Indien kooldioxide in vaste vorm,of koolzuursneeuw, wordt gebruikt, dan moet de verpakking zo zijn ontworpen en vervaardigd dat het koolzuurgas kan ontsnappen zodat een drukverhoging wordt verhinderd, die een breuk in de verpakkingen zou kunnen veroorzaken. 11.2 De primaire recipiënt en de secundaire verpakking moeten hun integriteit behouden bij de temperatuur van het gebruikte koelmiddel alsook bij de temperatuur en druk die kunnen worden bereikt wanneer het koelmiddel verdwijnt. 12. Wanneer de pakketten in een overpakking worden gestoken, moeten de in deze verpakkingsinstructie voorgeschreven merktekens van de pakketten, ofwel rechtstreeks zichtbaar zijn, ofwel op de buitenkant van de overpakking worden weergegeven.13. Besmettelijke stoffen die ingedeeld zijn onder UNO-nr.3373 en verpakt en gemarkeerd overeenkomstig deze verpakkingsinstructie zijn niet onderworpen aan een ander voorschrift van deze instructies, behalve de volgende : 13.1 de officiële aanduiding voor het vervoer, het UNO-nummer en de naam, het adres en het telefoonnummer van een verantwoordelijke persoon moeten worden vermeld op een schriftelijk document of op het pakket; 13.2 de classificatie moet overeenstemmen met punt 6.3.2 van deel 2 van de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart; 13.3 de voorschriften die verband houden met de verslagen over incidenten en die vermeld zijn in punt 4.4 van deel 7 van de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart, moeten worden nageleefd; 13.4 de voorschriften die verband houden met inspectie voor schade of verlies en die vermeld zijn in de punten 3.1.3 en 3.1.4 van deel 7 van de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart, moeten worden nageleefd. 14. Zij die deze verpakkingen vervaardigen en zij die ze daarna verdelen, moeten de afzender of de persoon die de verpakkingen gereedmaakt, bijv.de patiënt, duidelijke instructies geven over de opvulling en sluiting ervan, opdat deze laatste correct op het vervoer kunnen worden voorbereid. 15. Er mogen geen andere gevaarlijke goederen worden verpakt in dezelfde verpakking als de besmettelijke stoffen van deel 6.2, behalve wanneer ze nodig zijn om de levensvatbaarheid van de besmettelijke stoffen in stand te houden, ze te stabiliseren of om de beschadiging ervan te verhinderen, of om het gevaar dat ze vormen, te neutraliseren. Een hoeveelheid van 30 millimeter of minder van gevaarlijke goederen van de klassen 3, 8 of 9 mag in elke primaire recipiënt van besmettelijke stoffen worden verpakt. Wanneer deze kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen worden verpakt samen met besmettelijke stoffen overeenkomstig deze verpakkingsinstructie, dan moeten geen andere voorschriften van deze instructies in acht worden genomen. 16. Kooldioxide in vaste vorm of koolzuursneeuw gebruikt als koelmiddel 16.1 Indien kooldioxide in vaste vorm of koolzuursneeuw als koelmiddel wordt gebruikt, dan moeten de verpakkingsvoorschriften in acht worden genomen die vermeld zijn in verpakkingsinstructie 904, zoals opgenomen in de vigerende uitgave van de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart of in het Reglement over het transport van gevaarlijke goederen van de International Air Traffic Association.

De afzenders moeten ook de voorschriften naleven inzake markering en etikettering die gelden voor pakketten die kooldioxide in vaste vorm of koolzuursneeuw bevatten, naast de voorschriften die gelden in het kader van verpakkingsinstructie 650. 16.2 Voor het luchtvervoer wordt een vervoerdocument verstrekt overeenkomstig de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart of het Reglement over het transport van gevaarlijke goederen van de International Air Traffic Association. 16.3 De zakken die enkel besmettelijke stoffen bevatten en geïdentificeerd zijn met een speciaal etiket "UNO 3373" moeten door de postbesturen aan de luchtvaartmaatschappijen worden overhandigd in open brievenmalen.

Voorwaarden inzake aanvaarding en markering van zendingen die radioactieve stoffen bevatten 1. Zendingen van radioactieve stoffen waarvan de inhoud en de verpakking voldoen aan de reglementen van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, die in bijzondere vrijstellingen voorzien voor sommige categorieën van zendingen, zijn toegestaan voor vervoer via de post, op voorwaarde dat de bevoegde instanties vooraf hiermee hebben ingestemd.2. De buitenverpakking van de zendingen die radioactieve stoffen bevatten, moet duidelijk en op duurzame wijze door de afzender gemarkeerd zijn met de vermelding "Radioactieve stoffen.Hoeveelheden toegestaan voor vervoer via de post" en met het toepasselijke UNO-nummer. Bovendien moet daarop, behalve de naam en het adres van de afzender, in hoofdletters een vermelding staan waarin gevraagd wordt de zendingen terug te sturen in geval van niet-levering. 3. De afzender moet op de binnenverpakking zijn naam en adres aangeven, alsook de inhoud van de zending.4. De vermelding "Radioactieve stoffen.Hoeveelheden toegestaan voor vervoer via de post" moet ambtshalve worden doorgehaald bij terugzending van de verpakking naar de oorsprong.

Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K. GEENS De Minister van Overheidsbedrijven, J.-P. LABILLE

Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst Bijlage 3.

Model van postvolmachtkaart

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K.GEENS De Minister van Overheidsbedrijven, J.-P. LABILLE

Bijlage 4 bij het koninklijk besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst Bijlage 4. Schriftelijke postvolmacht Onderhandse volmacht voor natuurlijke personen In te vullen IN HOOFDLETTERS door de persoon die de volmacht geeft.

Ik ondergetekende Naam* : Voornaam* : Straat* : Nr* : Bus : Postcode* :Gemeente* : Identiteitskaart nummer* : Machtig de volmachthouder : Naam* : Voornaam* : om de aan mij geadresseerde aangetekende zendingen en zendingen met aangegeven waarde in ontvangst te nemen (behalve wanneer er op de zending "aan de geadresseerde zelf overhandigen" staat).

Geldigheidsdatum* : van .../... /20... tot .../.../20... (max. 3 jaar) * Verplicht in te vullen velden Deze onderhandse volmacht wordt uitsluitend toegekend om ingeschreven zendingen (aangetekende zendingen, zendingen met aangegeven waarde of postliggende zendingen) die zijn geadresseerd aan natuurlijke personen, in ontvangst te nemen. Als de ondergetekende een onderhandse volmacht geeft aan een derde is alleen hijzelf daar verantwoordelijk voor. Alleen de ondergetekende is verantwoordelijk voor de handelingen die worden gesteld met de postvolmacht. De aanbieder van postdiensten is niet verantwoordelijk voor over het algemeen eender welke schade ten aanzien van de ondertekenaar, de houder of derden, die zou kunnen voortvloeien uit misbruik of frauduleus gebruik van de postvolmacht, indien met name gestolen of vervalste identiteitsbewijzen voorgelegd worden of ingeschreven zendingen overhandigd worden na voorlegging van een valse postvolmacht. Wanneer de geldigheidstermijn van een schriftelijke postvolmacht verstreken is, moet de ondergetekende de volmacht uit omloop halen. Hij is daar volledig zelf verantwoordelijk voor. De ondergetekende dient de aanbieder van postdiensten te vrijwaren tegen elke vordering vanwege derden met betrekking tot schade die ze zouden kunnen lijden ingevolge ongeoorloofd of kwaadwillig gebruik van de volmacht.

Gedaan te * : op* : .../.../20...

Handtekening van de volmachtgever : (natuurlijk persoon die volmacht geeft) Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 24 april 2014 houdende reglementering van de postdienst.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K. GEENS De Minister van Overheidsbedrijven, J.-P. LABILLE

^