gepubliceerd op 31 oktober 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen
23 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, hoofdstuk VI, afdeling 1, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
Gelet op de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en bij de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 12 december 1998 en 5 februari 1999, inzonderheid op artikel 5, § 1, 1° en 5° en § 2;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen;
Gelet op de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders, gewijzigd bij koninklijk besluit van 7 maart 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2001 tot vaststelling van sommige bijkomende bevoegdheden van de Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu;
Gelet op het akkoord van de Europese Commissie, gegeven op 28 december 2000;
Gelet op het akkoord van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juli 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 augustus 2001;
Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid dat : de retributies en bijdragen in de sector van de grondstoffen zo spoedig mogelijk moeten worden herzien om het Begrotingsfonds te onderhouden en om de continuïteit en de doeltreffendheid van het beleid op het vlak van de grondstoffen te waarborgen, in het bijzonder met het oog op de crisis verbonden aan de besmetting van de voedselketen door de PCB's en de dioxines; - de nieuwe ontvangsten voortvloeiend uit het huidige besluit noodzakelijkerwijs in 2001 moeten geïnd worden om de begroting van het Begrotingsfonds in evenwicht te houden;
Gelet op het advies nr. 32.230/3 van de Raad van State gegeven op 19 september 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen wordt een § 2bis ingevoegd, luidende : « § 2bis. Iedere persoon die in het kader van het werkprogramma bedoeld in artikel 8 (2) van de voornoemde Richtlijn 91/414/EEG een werkzame stof, waarvoor België als verslaggever is aangewezen door de Europese Commissie, in bijlage I van deze Richtlijn opgenomen wenst te zien en daartoe een kennisgeving indient, is gehouden bij de indiening voor de administratieve behandeling en evaluatie ervan een retributie van 1.250 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen. ».
Art. 2.Een 9de § opgesteld als volgt wordt toegevoegd aan artikel 2 van hetzelfde besluit : « Indien een waarvoor product de bijdrage geldt opnieuw uitgevoerd wordt, nadat het op de markt is gebracht, wordt de voornoemde bijdrage terugbetaald aan de uitvoerder door het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen. »
Art. 3.Een 5e paragraaf opgesteld als volgt wordt toegevoegd aan artikel 3 van hetzelfde besluit : « § 5. Als een monster van voedermiddelen of van toevoegingsmiddelen aangehaald in het artikel 1, § 1, 4°bis van het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen en de toelating van operatoren en handelaars in de sector van de dierenvoeding wordt genomen om het gehalte aan polychlorobifenyl (PCB) of aan dioxines te bepalen op aanvraag van de operator, moet de operator een retributie betalen van 25 EUR aan het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen. »
Art. 4.Een 6de § opgesteld als volgt wordt toegevoegd aan artikel 3 van hetzelfde besluit : « § 6. De fabrikanten en operatoren bedoeld in het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen en de toelating van operatoren en handelaars in de sector van de dierenvoeding, moeten een verplichte jaarlijkse bijdrage, waarvan het bedrag 1,5 pro duizend bedraagt van het omzetcijfer gerealiseerd tijdens het vorige boekhoudkundig jaar, storten in het Begrotingsfonds voor de grondstoffen.
Deze bepaling is niet van toepassing op de ingevoerde producten.
De in rekening te nemen omzet voor de fabrikanten is deze verbonden aan het op de markt brengen van toevoegingsmiddelen, voormengsels bereid met toevoegingsmiddelen, de mengvoeders en de bijzondere stikstofhoudende stoffen, gefabriceerd hetzij in hun eigen installaties, hetzij tegen loon.
De omzet voor de operatoren is deze verbonden aan het op de markt brengen van voedermiddelen en toevoegingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 4°bis van het voornoemd koninklijk besluit.
De fabrikanten en de operatoren zoals bedoeld hierboven dienen een verklaring op erewoord af te leggen waarbij de omzet, zoals gedefinieerd in deze § en die gerealiseerd is tijdens het laatste afgesloten boekhoudkundig jaar wordt meegedeeld.
Deze verklaring dient door een bedrijfsrevisor, een externe accountant of een erkende boekhouder te worden gecertificeerd.
Deze verklaring moet ten laatste op 1 juli van ieder jaar maar voor de eerste maal op 1 november 2001 worden opgestuurd naar het volgende adres : Ministerie van Middenstand en Landbouw Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten (DG4) WTC III - 8e verdieping S. Bolivarlaan 30 1000 BRUSSEL Bij gebrek aan het tijdig indienen van deze verklaring wordt de totale omzet van het bedrijf, zoals deze bekend is bij de bevoegde overheidsdiensten, in aanmerking genomen. Op eenvoudige aanvraag verstrekt de Nationale bank van België alle desbetreffende inlichtingen.
De bijdrage moet gestort worden aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen vóór 1 september van ieder jaar. Bij in gebreke blijven wordt dit bedrag automatisch verhoogd met 50 %.
Indien deze bijdrage niet geregistreerd werd op de rekening van het hier bedoelde Fonds vóór 15 september wordt de procedure tot intrekking van de erkenning, de registratie of de toelating die het bedrijf bezit in toepassing van de bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit, ingezet. » Voor het jaar 2001, worden de voornoemde data van 1 en 15 september vervangen door respectievelijk 15 november en 1 december.
Art. 5.§ 2 van artikel 8 van dit besluit wordt vervangen door de volgende tekst : « Iedere persoon die een dossier indient bij de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten met het oog op een toelating voor het op de markt brengen van een genetisch gemodificeerd organisme bedoeld door het koninklijk besluit tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodifieerde organismen of producten die er bevatten, is gehouden een retributie van 1.250 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen.
Deze retributie bedraagt 6.200 EUR als België optreedt als verslaggever op EU vlak. »
Art. 6.Voor de periode lopende vanaf de dag van het inwerkingtreding van dit besluit tot 31 december 2001, zijn de bedragen "50 000 BEF", "100 BEF", "1 000 BEF" et "250 000 BEF" van toepassing respectievelijk in plaats van de bedragen "1.250 EUR", "2,5 EUR", "25 EUR" en "6.200 EUR".
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Landbouw en Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 oktober 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET