Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 oktober 1998
gepubliceerd op 31 december 1998

Koninklijk besluit betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen in de sector dierenvoeding

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016319
pub.
31/12/1998
prom.
30/10/1998
ELI
eli/besluit/1998/10/30/1998016319/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen in de sector dierenvoeding


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 april 1991, 21 februari 1992, 18 januari 1994, 23 mei 1997 en 15 december 1997;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 1 juni 1989, 29 augustus 1991, 26 oktober 1992, 20 juli 1993, 9 juni 1994, 14 juni 1995, 22 april 1996, 29 mei 1997, 19 februari 1998, 9 juni 1998 en 31 juli 1998;

Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957 bekrachtigd door de wet van 2 december 1957;

Gelet op de richtlijn 95/69/EG van 22 december 1995 van de Raad van de Europese Gemeenschappen, houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG;

Gelet op de richtlijn 98/51/EG van 9 juli 1998 van de Commissie tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van richtlijn 95/69/EG van de Raad houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Overwegende dat enerzijds bovenvermelde richtlijn binnen de gestelde tijd dient omgezet te worden in nationaal recht, en dat het anderzijds noodzakelijk is de voorwaarden voor de erkenning van bedrijven als fabrikant van bepaalde categorieën toevoegingsmiddelen, van voormengsels en van mengvoeders die deze toevoegingsmiddelen bevatten, te verstrengen teneinde mogelijke negatieve gevolgen voor de volksgezondheid, de diergezondheid en het milieu te voorkomen;

Overwegende dat de voorwaarden voor de erkenning van bedrijven als fabrikant van bepaalde categorieën toevoegingsmiddelen, van voormengsels en van mengvoeders die deze toevoegingsmiddelen bevatten, verder moeten worden geharmoniseerd teneinde concurrentiedistorsies tussen de Lid-Staten te vermijden;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° in het verkeer brengen : het in het bezit hebben van producten met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden of iedere andere vorm van, al dan niet gratis, overdracht ervan aan derden, alsmede de verkoop en de andere vormen van overdracht zelf;2° bedrijf : elke eenheid die een product produceert of fabriceert, die het product in haar bezit heeft in een tussenstadium alvorens het in het verkeer wordt gebracht, met inbegrip van de be- of verwerking en de verpakking, of die het product in het verkeer brengt;3° fabrikant : elke eenheid die toevoegingsmiddelen, op basis van toevoegingsmiddelen vervaardigde voormengsels, mengvoeders of bijzondere stikstofhoudende producten als bedoeld in hoofdstuk I.1. a) van de bijlage bij dit besluit, produceert of vervaardigt;4° tussenpersoon : elke andere persoon dan de fabrikant die toevoegingsmiddelen, op basis van toevoegingsmiddelen vervaardigde voormengsels of een van de bijzondere stikstofhoudende producten als bedoeld in hoofdstuk I.1. a) van de bijlage bij dit besluit effectief in zijn bezit heeft in een stadium tussen productie en gebruik; 5° erkend laboratorium : laboratorium erkend door de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;6° bevoegde overheid : de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;7° Minister : de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft; § 2. Indien nodig zijn de in de wetsbepalingen en verordeningen voor de sector dierenvoeding vastgestelde definities van toepassing. HOOFDSTUK II. - Erkenning van fabrikanten en tussenpersonen Afdeling 1. - Voorwerp van erkenning

Art. 2.§ 1. Eenieder die één of meer van de in § 2 vermelde activiteiten wil uitoefenen, moet vooraf daartoe voor elk van zijn activiteiten door de Minister worden erkend. § 2. Om te kunnen worden erkend, moet een bedrijf dat : 1° toevoegingsmiddelen of bijzondere stikstofhoudende producten als bedoeld in hoofdstuk I.1. a) van de bijlage bij dit besluit fabriceert, om die in het verkeer te brengen, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk I. 1. b) van de bijlage; 2° voormengsels op basis van in hoofdstuk I.2. a) van de bijlage bedoelde toevoegingsmiddelen fabriceert, om die in het verkeer te brengen, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk I. 2. b) van de bijlage; 3° mengvoeders fabriceert die voormengsels op basis van de in hoofdstuk I.3. a) van de bijlage bedoelde toevoegingsmiddelen bevatten, om die in het verkeer te brengen, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk I. 3. b) van de bijlage; 4° mengvoeders fabriceert op basis van de grondstoffen als bedoeld in artikel 8 van het ministerieel besluit van 11 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, met hoge gehaltes aan ongewenste stoffen of producten, om die in het verkeer te brengen, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk I.3. b) van de bijlage; 5° uitsluitend ten behoeve van zijn eigen fokkerij mengvoeders fabriceert die voormengsels bevatten waarin de in hoofdstuk I.3. a) van de bijlage bedoelde toevoegingsmiddelen voorkomen, voldoen aan de in de hoofdstukken I. 3. b) van de bijlage vastgestelde minimumvoorwaarden, met uitzondering evenwel van de eisen van punt 7.

Art. 3.Tussenpersonen die toevoegingsmiddelen, bijzondere stikstofhoudende producten of voormengsels van toevoegingsmiddelen als bedoeld in de bijlage, respectievelijk onder de hoofdstukken I. 1. a) of I. 2. a) in het verkeer willen brengen, moeten vooraf daartoe door de Minister worden erkend.

De bepalingen van punt 7 van de bijlage onder de hoofdstukken I. 1. b) of I. 2. b) zijn, naar gelang van het geval, van toepassing op tussenpersonen die toevoegingsmiddelen of voormengsels daarvan of bijzondere stikstofhoudende producten verpakken, opslaan of in het verkeer brengen. Afdeling 2. - De erkenningsaanvraag

Art. 4.§ 1. Om te kunnen worden erkend moeten de in artikel 2, § 2, bedoelde bedrijven en de in artikel 3, bedoelde tussenpersonen die van start willen gaan met een of meer activiteiten als respectievelijk vermeld in de artikelen 2 en 3 hiertoe bij de bevoegde overheid een aanvraag indienen. § 2. De in § 1 bedoelde aanvraag moet alle nuttige gegevens en inlichtingen bevatten om de bevoegde overheid toe te laten een administratief en technisch onderzoek in te stellen, inzonderheid : 1° indien de aanvrager een natuurlijk persoon is : zijn naam en voornaam, beroep, adres, telefoonnummer en eventueel faxnummer.Indien de aanvrager een rechtspersoon is : de aard en de naam van de vennootschap, het adres, telefoonnummer en eventueel faxnummer van de maatschappelijke zetel, alsmede de naam van de personen die bevoegd zijn voor de rechtspersonen op te treden in de handelingen waarvoor de erkenning wordt gevraagd met aanwijzing, in voorkomend geval, van degene onder hen die de beroepskennis aanbrengt; 2° de precieze omschrijving van de activiteiten die de aanvrager voornemens is uit te oefenen;3° het adres van de plaats waar de fabricatie zal uitgevoerd worden en waar de producten zullen opgeslagen worden;4° de vermelding of de mengvoeders bestemd zijn voor de verkoop dan wel of zij uitsluitend bestemd zijn voor de eigen fokkerij;5° het algemeen grondplan van het bedrijf, het schema van de technische installaties en van het productieproces evenals een lijst van het voornaamste industrieel materieel;6° een lijst van de apparatuur bestemd om controle uit te oefenen op de kwaliteit van de geproduceerde producten.Indien de aanvrager zelf niet beschikt over voldoende controlemiddelen, dan bezorgt hij een exemplaar van de overeenkomst waardoor hij die controle aan een daartoe erkend laboratorium toevertrouwt. Afdeling 3. - Onderzoek van de erkenningsaanvraag

Art. 5.Over de erkenningsaanvraag wordt een onderzoek ingesteld door een ambtenaar van de bevoegde overheid.

Die ambtenaar mag zich doen bijstaan door iedere andere ambtenaar van het Rijk.

Die ambtenaar en degenen die hem eventueel bijstaan, mogen de lokalen bezoeken waar de activiteiten zullen uitgevoerd worden en waar de producten zullen opgeslagen worden.

Bij het afsluiten van zijn onderzoek stelt deze ambtenaar een verslag op van zijn bevindingen en zijn conclusies en deelt deze binnen de negentig dagen na de indiening van de aanvraag aan de Minister mede.

Indien bijkomende inlichtingen nodig zijn om het verslag op te stellen, wordt deze termijn opgeschort tot de vereiste gegevens worden geleverd.

Binnen de zestig dagen na ontvangst van de gemotiveerde conclusies van het onderzoek deelt de Minister schriftelijk aan de aanvrager de gemotiveerde beslissing mede.

In geval van een ongunstige beslissing kan de aanvrager, binnen de vijftien dagen na ontvangst ervan, zijn opmerkingen bij een ter post aangetekend schrijven indienen bij de Minister.

Binnen de zestig dagen na ontvangst van deze opmerkingen deelt de Minister zijn definitieve beslissing bij een ter post aangetekend schrijven mede.

De bevoegde overheid voert de beslissing van de Minister uit. Afdeling 4. - Afgifte van de erkenning

Art. 6.De erkenning is niet overdraagbaar. Zij wordt afgeleverd voor een duur van ten hoogste tien jaar. Zij wordt telkens voor ten hoogste tien jaar verlengd, op vraag van de erkenninghouder. De aanvraag voor vernieuwing moet ten minste twee maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn worden ingediend. De ontstentenis van een aanvraag tot verlenging brengt de schrapping van de erkenning met zich mee. HOOFDSTUK III. - Registratie van fabrikanten en tussenpersonen Afdeling 1. - Voorwerp van registratie

Art. 7.§ 1. Eenieder die één of meer van de in § 2 vermelde activiteiten wil uitoefenen, moet vooraf daartoe voor elk van zijn activiteiten door de Minister worden geregistreerd. § 2. Om te kunnen worden geregistreerd, moet een bedrijf dat : 1° toevoegingsmiddelen met een vastgesteld maximumgehalte, niet bedoeld in hoofdstuk I.1. a) van de bijlage, fabriceert om die in het verkeer te brengen, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk II. c) van de bijlage; 2° voormengsels die in hoofdstuk II.a) van de bijlage bedoelde toevoegingsmiddelen bevatten, fabriceert, om die in het verkeer te brengen, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk II. c) van de bijlage; 3° mengvoeders die voormengsels van toevoegingsmiddelen, als bedoeld in hoofdstuk II.b) van de bijlage of die toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk II. a) van de bijlage, bevatten, fabriceert, om die in het verkeer te brengen, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk II. c) van de bijlage; 4° uitsluitend ten behoeve van zijn eigen fokkerij mengvoeders fabriceert die voormengsels van toevoegingsmiddelen, als bedoeld in hoofdstuk II.b) van de bijlage, of die toevoegingsmiddelen als bedoeld in hoofdstuk II. a) van de bijlage bevatten, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk II. c) van de bijlage. § 3. Erkende bedrijven die de in artikel 2, § 2, onder 1°, 2°, 3° en 5°, bedoelde overeenkomstige activiteiten uitoefenen, worden geacht de facto aan de in § 2, onder 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde voorwaarden te voldoen.

Art. 8.§ 1. Wanneer tussenpersonen andere toevoegingsmiddelen dan bedoeld in hoofdstuk I. 1. a) van de bijlage en waarvoor een maximum is vastgesteld en voormengsels van in hoofdstuk II. a) van de bijlage bedoelde toevoegingsmiddelen willen in het verkeer brengen, moeten zij vooraf daartoe door de Minister worden geregistreerd.

De bepalingen van punt 7 van de bijlage, onder hoofdstuk II. c), zijn, in voorkomend geval, van toepassing op tussenpersonen die toevoegingsmiddelen of voormengsels daarvan verpakken, opslaan of in het verkeer brengen. § 2. Tussenpersonen die overeenkomstig artikel 3 zijn erkend, worden geacht de facto aan de in § 1 bedoelde voorwaarden te voldoen. Afdeling 2. - De registratieaanvraag

Art. 9.§ 1. Om te kunnen worden geregistreerd moeten de in artikel 7, § 2 bedoelde bedrijven en de in artikel 8, § 1 bedoelde tussenpersonen die van start willen gaan met een of meer activiteiten als respectievelijk vermeld in de artikelen 7 en 8 hiertoe bij de bevoegde overheid een verklaring indienen. § 2. De in § 1 bedoelde verklaring moet alle nuttige gegevens en inlichtingen bevatten om de bevoegde overheid toe te laten een administratief en technisch onderzoek uit te voeren, inzonderheid : 1° indien de aanvrager een natuurlijk persoon is : zijn naam en voornaam, beroep, adres, telefoonnummer en eventueel faxnummer. Indien de aanvrager een rechtspersoon is : de aard en de naam van de vennootschap, het adres, telefoonnummer en eventueel faxnummer van de maatschappelijke zetel, alsmede de namen van de personen die bevoegd zijn voor de rechtspersonen op te treden in de handelingen waarvoor de registratie wordt gevraagd met aanwijzing, in voorkomend geval, van degene onder hen die de beroepskennis aanbrengt; 2° de precieze omschrijving van de activiteiten die de aanvrager voornemens is uit te oefenen;3° het adres van de plaats waar de fabricatie of de voorverpakking zal uitgevoerd worden en waar de producten zullen opgeslagen worden;4° de vermelding of de mengvoeders bestemd zijn voor de verkoop dan wel of zij uitsluitend bestemd zijn voor de eigen fokkerij;5° het algemeen grondplan van het bedrijf, het schema van de technische installaties en van het productieproces evenals een lijst van het voornaamste industrieel materieel;6° een lijst van de apparatuur bestemd om controle uit te oefenen op de kwaliteit van de geproduceerde producten.Indien de aanvrager zelf niet beschikt over voldoende controlemiddelen, dan bezorgt hij een exemplaar van de overeenkomst waardoor hij die controle aan een daartoe erkend laboratorium toevertrouwt. Afdeling 3. - Mededeling van de registratie

Art. 10.De registratie is niet overdraagbaar. Zij wordt schriftelijk medegedeeld aan de betrokkene binnen de twee maanden na de aanvraag.

Zij is ten hoogste tien jaar geldig en wordt op vraag van de registratiehouder, ingediend ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn, telkens voor ten hoogste tien jaar verlengd. De ontstentenis van een aanvraag tot verlenging brengt de schrapping van de registratie met zich mee. HOOFDSTUK IV. - Wijziging en opschorting van de erkenning en van de registratie

Art. 11.§ 1. De erkenning wordt gewijzigd indien de fabrikant of de tussenpersoon zijn capaciteit heeft aangetoond om naast of in de plaats van de activiteiten waarvoor die reeds erkend is andere activiteiten uit te oefenen. § 2. De registratie wordt gewijzigd indien de fabrikant of de tussenpersoon heeft verklaard naast of in de plaats van de activiteiten waarvoor die reeds geregistreerd is andere activiteiten uit te oefenen.

Om een wijziging van een erkenning of registratie te bekomen moet dezelfde procedure gevolgd worden als voor een eerste aanvraag.

Art. 12.De Minister kan de erkenning voorzien in artikel 2 en de registratie voorzien in artikel 7 tijdelijk opschorten in de volgende gevallen : 1° er wordt niet voldaan aan de essentiële reglementaire voorschriften van dit besluit;2° de fabrikant of de tussenpersoon gebruikt bij zijn activiteiten producten of stoffen die verboden zijn of die een ernstig of dreigend gevaar vormen voor de gezondheid mens of van dier. De Minister deelt zijn voornemen tot schorsing bij een ter post aangetekende brief aan de betrokkene mede.

De betrokkene beschikt over vijftien dagen na ontvangst van deze brief om zijn bezwaren bij een ter post aangetekende brief bij de Minister in te dienen.

Het ingediende bezwaar schorst de beslissing tot opschorting van de erkenning of registratie.

De Minister beschikt over zestig dagen na ontvangst van deze bezwaren om zijn definitieve beslissing bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de betrokkene te brengen.

De bevoegde overheid voert de beslissing van de Minister uit. HOOFDSTUK V. - Opheffings-, overgangs- en wijzigingsbepalingen

Art. 13.Artikel 13 van het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 mei 1997, wordt opgeheven.

Art. 14.Worden opgeheven in het ministerieel besluit van 11 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding : 1° artikel 1;2° artikel 2, gewijzigd bij ministerieel besluit van 29 mei 1997;3° de artikelen 3, 4, 5 en 6.

Art. 15.Artikel 24, 7°, van het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding wordt aangevuld als volgt : « Voor de producten opgenomen in bijlage II onder de leden 3.1. (behalve subgroep 3.1.2.1.), 3.2.3., 3.3. en 3.4. moet eveneens het erkenningsnummer van dit bedrijf vermeld worden. ».

Art. 16.Artikel 25, 11° van het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding wordt vervangen door de volgende bepaling : « 11° het erkenningsnummer van het bedrijf. ».

Art. 17.De erkenningen verleend krachtens artikel 13 van het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding blijven geldig voor de periode voor dewelke ze toegestaan werden, maar in elk geval niet langer dan tot 1 april 2001.

De bedrijven in het bezit van dergelijke erkenning dienen binnen de vijf maanden na de bekendmaking van dit besluit een aanvraag tot vernieuwing, desgevallend een aanvraag tot registratie, in te dienen.

Deze heeft van rechtswege de verlenging van de lopende erkenning voor gevolg totdat over die aanvraag beslist werd. HOOFDSTUK VI. - Strafbepalingen en controles

Art. 18.Overtreding van de voorschriften van dit besluit wordt opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt.

Art. 19.De fabrikanten en de tussenpersonen moeten de vereiste documenten gedurende vijf jaar, de samenstellingen van de gefabriceerde mengsels gedurende tien jaar, vanaf 1 januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren teneinde ze aan de ambtenaren belast met het toezicht, op hun verzoek en zonder bijkomende verplaatsing voor te leggen. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 20.De Minister kan de bijlagen bij dit besluit aanpassen en wijzigen om ze gelijkvormig te maken met de akten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen.

Art. 21.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 22.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 oktober 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK I. 1. b) Minimumvoorwaarden waaraan de in hoofdstuk I. 1. a) bedoelde fabrikanten en tussenpersonen moeten voldoen (artikel 2 § 2, 1° en artikel 3) 1. Bedrijfsruimten - Apparatuur De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/geplaatst, ontworpen, gebouwd, en onderhouden dat de werkzaamheden voor de vervaardiging van de betrokken « producten » adequaat kunnen worden uitgevoerd.Bouwplan en ontwerp van de bedrijfsruimten en de apparatuur, en de wijze waarop zij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk gericht zijn op het verlagen van het risico van fouten en het mogelijk maken van doeltreffende reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, teneinde besmetting, met inbegrip van kruisbesmetting, en in het algemeen elke aantasting van de kwaliteit van het product te voorkomen. Bedrijfsruimten en apparatuur die bestemd zijn om te worden gebruikt voor productiewerkzaamheden die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de producten, moeten adequaat en regelmatig worden gevalideerd volgens de door de fabrikant schriftelijk vastgelegde procedures voor de productie van de producten. 2. Personeel De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van de betrokken « producten ».Er moet een organigram worden opgesteld met een beschrijving van de kwalificaties (diploma's, beroepservaring) en verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel, dat ter beschikking moet worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controle. Het volledige personeel moet duidelijk schriftelijk worden ingelicht over zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, met name bij wijzigingen, om de gewenste kwaliteit van de betrokken « producten » te verkrijgen. 3. Productie De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit. De fabrikant moet zich ervan verzekeren dat de productiewerkzaamheden uitgevoerd worden volgens schriftelijk vastgelegde instructies en procedures om de kritieke punten van het productieproces te bepalen, te valideren en te ondervangen.

Er moeten technische of organisatorische maatregelen worden genomen om kruisbesmetting en fouten te voorkomen. Er moeten voldoende passende middelen beschikbaar zijn om de controles tijdens het productieproces te verrichten. 4. Kwaliteitsbewaking Een persoon die de nodige kwalificaties bezit, moet met de kwaliteitsbewaking worden belast. De fabrikant moet een controlelaboratorium tot zijn beschikking hebben met voldoende personeel en materieel om te waarborgen dat en na te gaan of de « producten », met het oog op het in het verkeer brengen, aan de door de fabrikant omschreven specificaties voldoen en in overeenstemming zijn met de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 september 1987 en het ministerieel besluit van 11 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding.

Er moet een kwaliteitsbewakingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses, de naleving van de specificaties - en de bestemming in geval van niet-naleving van de specificaties - voor grondstoffen, werkzame stoffen, dragers, « producten ».

Met het oog op de traceerbaarheid moeten, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van de werkzame stof en van iedere partij « producten » die in het verkeer worden gebracht, of van ieder productiegedeelte in geval van continuproductie, voldoende monsters worden genomen en bewaard. Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten worden voorzien dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden; zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of abnormale aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten nog ten minste tot de uiterste garantiedatum van het eindproduct ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden. 5. Opslag Grondstoffen, werkzame stoffen, dragers, en de « producten » die - al dan niet - aan de specificaties voldoen, moeten in passende recipiënten worden opgeslagen in ruimten die onderworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden en die uitsluitend toegankelijk zijn voor personen die daarvoor de toestemming van de fabrikant hebben. Zij moeten zo worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting tussen de verschillende bovengenoemde producten, alsmede met geneeskrachtige stoffen wordt voorkomen. De toevoegingsmiddelen moeten met name overeenkomstig de bepalingen van voornoemde besluiten van een onmiddellijke verpakking en een etiket worden voorzien. De bijzondere stikstofhoudende producten moeten overeenkomstig de bepalingen van voornoemde besluiten van een etiket worden voorzien. 6. Documentatie 6.1. Documentatie inzake het productieproces en de controles De fabrikant dient te beschikken over een documentatiesysteem voor de omschrijving en ondervanging van de kritieke punten van het productieproces en voor de opstelling en uitvoering van een kwaliteitsbewakingsplan. De fabrikant dient de resultaten van de controles te bewaren. Al deze documenten moeten bewaard worden om de productiehistorie van iedere in het verkeer gebrachte partij « producten » te kunnen traceren en in geval van klachten de verantwoordelijkheden te kunnen vaststellen. 6.2. Gegevensbestand Met het oog op de traceerbaarheid moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen : a) gegevensbestand van de toevoegingsmiddelen : - aard en hoeveelheid van de geproduceerde toevoegingsmiddelen, productiedata en, indien van toepassing, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie; - naam en adres van de tussenpersonen of fabrikanten aan wie deze toevoegingsmiddelen zijn geleverd, met vermelding van de aard en de hoeveelheid van het geleverde toevoegingsmiddel en, indien van toepassing, het nummer van de partij of het productiegedeelte in geval van continuproductie; b) gegevensbestand van de bijzondere stikstofhoudende producten : - de aard en de geproduceerde hoeveelheid van de « producten », de productiedatum en, indien van toepassing, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie; - naam en adres van de tussenpersonen of gebruikers (fabrikanten of fokkers) aan wie deze producten zijn geleverd, met vermelding van aard en hoeveelheid van de geleverde producten en, indien van toepassing, nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie. 7. Tussenpersonen als bedoeld in artikel 3 Wanneer de fabrikant toevoegingsmiddelen aan een andere persoon dan een fabrikant of bijzondere stikstofhoudende producten aan een andere persoon dan een gebruiker (fabrikant of fokker) levert, gelden voor die persoon en volgende tussenpersonen die deze van een onmiddellijke of een eindverpakking voorzien, opslaan en in het verkeer brengen, naar gelang het geval, de verplichtingen als vastgesteld in de punten 4, 5, 6.2 en 8, in geval van onmiddellijke verpakking, in punt 3. 8. Klachten en terugroepen van producten De fabrikant of iedere tussenpersoon die onder eigen naam een product in het verkeer brengt, dient een systeem op te zetten voor registratie en behandeling van klachten. Hij moet tevens in staat zijn om, indien dat nodig blijkt, een systeem op te zetten voor het snel terugroepen van producten die zich in het afzetcircuit bevinden. De fabrikant dient via schriftelijke procedures de bestemming van de teruggeroepen producten te omschrijven en voordat deze eventueel opnieuw in het verkeer worden gebracht, moeten zij opnieuw door de kwaliteitsbewaking beoordeeld worden. HOOFDSTUK I. 2. a) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK I. 2. b) Minimumvoorwaarden waaraan de in hoofdstuk I. 2. a) bedoelde fabrikanten en tussenpersonen moeten voldoen (artikel 2, § 2, 2° en artikel 3). 1. Bedrijfsruimten - Apparatuur De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/geplaatst, ontworpen, gebouwd, en onderhouden dat de werkzaamheden voor de vervaardiging van de betrokken voormengsels adequaat kunnen worden uitgevoerd.Bouwplan en ontwerp van de bedrijfsruimten en de apparatuur, en de wijze waarop zij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk gericht zijn op het verlagen van het risico van fouten en het mogelijk maken van doeltreffende reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, teneinde besmetting, met inbegrip van kruisbesmetting, en in het algemeen elke aantasting van de kwaliteit van het product te voorkomen. Bedrijfsruimten en apparatuur die bestemd zijn om te worden gebruikt voor productiewerkzaamheden die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de producten, moeten adequaat en regelmatig worden gevalideerd volgens de door de fabrikant schriftelijk vastgelegd procedures voor de productie van de producten.

Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient zo nodig een bestrijdingsplan te worden opgezet. 2. Personeel De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van de betrokken voormengsels.Er moet een organigram worden opgesteld met een beschrijving van de kwalificaties (diploma's, beroepservaring) en verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel, dat ter beschikking moet worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controle. Het volledige personeel moet duidelijk schriftelijk worden ingelicht over zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, met name bij wijzigingen, om de gewenste kwaliteit van de betrokken voormengsels te verkrijgen. 3. Productie De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit. De fabrikant moet zich ervan verzekeren dat de productiewerkzaamheden uitgevoerd worden volgens schriftelijk vastgelegde instructies en procedures om de kritieke punten van het productieproces, zoals bij voorbeeld verwerking van het toevoegingsmiddel in het voormengsel, volgorde van productie, meet- en weegapparatuur, mengapparatuur en returns, te bepalen, te valideren en te ondervangen, zodat de gewenste kwaliteit van de betrokken voormengsels wordt verkregen, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 september 1987 en het ministerieel besluit van 11 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding.

Er moeten technische of organisatorische maatregelen worden genomen om kruisbesmetting en fouten te voorkomen. 4. Kwaliteitsbewaking Een persoon die de nodige kwalificaties bezit, moet met de kwaliteitsbewaking worden belast. De fabrikant moet een controlelaboratorium tot zijn beschikking hebben met voldoende personeel en materieel om te waarborgen dat en na te gaan of de betrokken voormengsels aan de door de fabrikant omschreven specificaties voldoen en om met name de aard, het gehalte, de homogeniteit en de stabiliteit van de toevoegingsmiddelen in het voormengsel alsmede een zo laag mogelijk niveau van kruisbesmetting te waarborgen en te controleren. Het gebruik van een extern laboratorium is toegestaan.

Er moet een kwaliteitsbewakingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses, de naleving van de specificaties - en de bestemming in geval van niet-naleving van de specificaties - voor dragers, toevoegingsmiddelen, voormengsels (« producten »).

Met het oog op de « traceerbaarheid » moeten, volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure, van iedere in het verkeer gebrachte partij voormengsels voldoende monsters worden genomen en bewaard. Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten worden voorzien dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden; zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of abnormale aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten nog ten minste tot de uiterste garantiedatum van het voormengsel ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden. 5. Opslag De « producten » die - al dan niet - aan de specificaties voldoen, moeten worden opgeslagen in passende recipiënten of in ruimten die onderworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden en die uitsluitend toegankelijk zijn voor personen die daarvoor de toestemming van de fabrikant hebben. Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient, zo nodig, een bestrijdingsplan te worden opgezet.

De « producten » moeten zo worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting tussen de verschillende producten en met geneeskrachtige stoffen wordt voorkomen. De voormengsels moeten overeenkomstig de bepalingen van voornoemde besluiten van een onmiddellijke verpakking en een etiket worden voorzien. 6. Documentatie 6.1. Documentatie inzake het productieproces en de controles De fabrikant dient te beschikken over een documentatiesysteem voor de omschrijving en ondervanging van de kritieke punten van het productieproces en voor de opstelling en uitvoering van een kwaliteitsbewakingsplan. De fabrikant dient met name de resultaten van de controles te bewaren. Al deze documenten moeten bewaard worden om de productiehistorie van iedere in het verkeer gebrachte partij voormengsels te kunnen traceren en in geval van klachten de verantwoordelijkheden te kunnen vaststellen. 6.2. Gegevensbestand van de voormengsels Met het oog op de traceerbaarheid moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen : - naam en adres van de fabrikanten van toevoegingsmiddelen of van de tussenpersonen, de aard en de hoeveelheid van de gebruikte toevoegingsmiddelen en, indien van toepassing, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie; - de productiedatum van het voormengsel, het partijnummer, indien van toepassing; - naam en adres van de tussenpersonen of fabrikanten van voormengsels of van mengvoeders aan wie het voormengsel is geleverd, de leveringsdatum alsmede de aard en de hoeveelheid van het geleverde voormengsel en, indien van toepassing, het nummer van de partij. 7. Tussenpersonen als bedoeld in artikel 3 Wanneer de fabrikant voormengsels levert aan een andere persoon dan een fabrikant van mengvoeders, gelden voor die persoon en volgende tussenpersonen die deze van een onmiddellijke of een eindverpakking voorzien, opslaan en in het verkeer brengen, naar gelang het geval, de verplichtingen als vastgesteld in de punten 4, 5, 6.2 en 8, en, in geval van onmiddellijke verpakking, in punt 3. 8. Klachten en terugroepen van producten De fabrikant of iedere tussenpersoon die onder eigen naam een product in het verkeer brengt, dient een systeem op te zetten voor registratie en behandeling van klachten. Hij moet tevens in staat zijn om, indien dat nodig blijkt, een systeem op te zetten voor het snel terugroepen van producten die zich in het afzetcircuit bevinden. De fabrikant dient via schriftelijke procedures de bestemming van de teruggeroepen producten te omschrijven en voordat deze eventueel opnieuw in het verkeer worden gebracht, moeten zij opnieuw door de kwaliteitsbewaking beoordeeld worden. HOOFDSTUK I. 3. a) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Fabrikanten die grondstoffen met hoge gehalten aan ongewenste stoffen of producten gebruiken voor het fabriceren van mengvoeders bestemd voor het in het verkeer brengen (artikel 2, § 2, 4°). HOOFDSTUK 1. 3. b) Minimumvoorwaarden waaraan de in hoofdstuk I.3.a) bedoelde fabrikanten moeten voldoen [Fabrikanten van mengvoeders die in hoofdstuk I. 3. a) bedoelde voormengsels van toevoegingsmiddelen bevatten en die grondstoffen met hoge gehalten aan ongewenste stoffen of producten verwerken (« betrokken grondstoffen ») (dit laatste is niet toegestaan voor fabrikanten die uitsluitend voor hun eigen fokkerij fabriceren)](artikel 2, § 2, 3°, 4° en 5°). 1. Bedrijfsruimten - Apparatuur De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/geplaatst, onderworpen, gebouwd, en onderhouden dat de werkzaamheden voor het fabriceren van mengvoeders die voormengsels of « betrokken grondstoffen » bevatten adequaat kunnen worden uitgevoerd. Bouwplan en ontwerp van de bedrijfsruimten en de apparatuur, en de wijze waarop zij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk gericht zijn op het verlagen van het risico van fouten en het mogelijk maken van doeltreffende reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, teneinde besmetting, met inbegrip van kruisbesmetting, en in het algemeen elke aantasting van de kwaliteit van het product zoveel mogelijk te voorkomen.

Bedrijfsruimten en apparatuur die bestemd zijn om te worden gebruikt voor productiewerkzaamheden die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de producten, moeten adequaat en regelmatig worden gevalideerd volgens de procedures die vooraf schriftelijk zijn vastgelegd door de fabrikant dan wel, in geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, eventueel door een externe gekwalificeerde persoon die op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt.

Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient zo nodig een bestrijdingsplan te worden opgezet. 2. Personeel De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de fabricage van mengvoeders die voormengsels bevatten of waarin de « betrokken grondstoffen » zijn verwerkt.Er moet - zo nodig, ook in het geval van fabricage uitsluitend ten behoeve van de fabrikant - een organigram worden opgesteld met een beschrijving van de kwalificaties (diploma's, beroepservaring) en verantwoordelijkheden van het leidinggevend personeel, dat ter beschikking moet worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controle. Het volledige personeel moet duidelijk schriftelijk worden ingelicht over zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, met name bij wijzigingen, om de gewenste kwaliteit van de mengvoeders die voormengsels bevatten of waarin « betrokken grondstoffen » zijn verwerkt, te verkrijgen. 3. Productie De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van fabricage uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt. De fabrikant moet zich ervan verzekeren dat de productiewerkzaamheden uitgevoerd worden volgens schriftelijk vastgelegde instructies en procedures om de kritieke punten van het productieproces, zoals bij voorbeeld verwerking van het voormengsel of de verwerking van de « betrokken grondstoffen » in het mengvoeder, volgorde van de productie, meet- en weegapparatuur, mengapparatuur en returns, te bepalen, te valideren en te ondervangen, zodat de gewenste kwaliteit van de mengvoeders wordt verkregen, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 september 1987 en het ministerieel besluit van 11 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding.

Er moeten technische of organisatorische maatregelen worden genomen om kruisbesmetting en fouten te voorkomen. 4. Kwaliteitsbewaking De kwaliteitsbewaking moet worden toegewezen aan een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt. De fabrikant moet een controlelaboratorium tot zijn beschikking hebben met voldoende personeel en materieel om te waarborgen dat en na te gaan of de mengvoeders die voormengsels of de « betrokken grondstoffen » bevatten aan de door de fabrikant omschreven specificaties voldoen en om met name de aard, het gehalte, de homogeniteit van de toevoegingsmiddelen en van de betrokken ongewenste stoffen en producten in het mengvoeder, een zo laag mogelijk niveau van kruisbesmetting te waarborgen en te controleren, alsmede naleving van de vastgestelde maximumgehalten aan ongewenste stoffen en producten en, in het geval van mengvoeders bestemd om in het verkeer te worden gebracht, de gehalten aan analytische bestanddelen te waarborgen en te controleren. Het gebruik van een extern laboratorium is toegestaan.

Er moet een kwaliteitsbewakingsplan op schrift gesteld en uitgevoerd worden dat met name de controle van de kritieke punten in het productieproces omvat, alsmede de procedures voor en de frequentie van de monsternemingen, de analysemethoden en de frequentie van de analyses, de naleving van de specificaties - en de bestemming in geval van niet-naleving van de specificaties - voor de grondstoffen, met name die met hoge gehaltes aan ongewenste stoffen en producten, de voormengsels en mengvoeders (« producten »).

Volgens een vooraf door de fabrikant vastgestelde procedure moeten van iedere partij mengvoeders of, in geval van continuproductie, van elk bepaald productiegedeelte voldoende monsters worden genomen, die, met het oog op de « traceerbaarheid » indien het in het verkeer gebrachte producten betreft, dan wel op reguliere wijze als het vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant betreft, moeten worden bewaard. Deze monsters moeten zodanig verzegeld en van etiketten voorzien worden dat zij gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden; zij moeten zodanig worden bewaard dat verandering van de samenstelling of abnormale aantasting van het monster uitgesloten is. Zij moeten gedurende een passende periode ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden. 5. Opslag De « producten » die - al dan niet - aan de specificaties voldoen, moeten worden opgeslagen in passende recipiënten of in ruimten die onderworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden en die uitsluitend toegankelijk zijn voor personen die daarvoor de toestemming van de fabrikant hebben. Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om de aanwezigheid van schadelijke organismen zoveel mogelijk te voorkomen; daarbij dient, zo nodig, een bestrijdingsplan te worden opgezet.

De « producten » moeten zo worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting tussen de verschillende producten, alsmede met geneeskrachtige stoffen of gemedicineerde voeders, dan wel met grondstoffen die hoge gehaltes ongewenste stoffen en producten bevatten of met toevoegingsmiddelen, wordt voorkomen. Mengvoeders bestemd om in het verkeer te worden gebracht, moeten voldoen aan de bepalingen van voornoemde besluiten. 6. Documentatie 6.1. Documentatie inzake het productieproces en de controles De fabrikant dient te beschikken over een documentatiesysteem voor de omschrijving en ondervanging van de kritieke punten van het productieproces en voor de opstelling en uitvoering van een kwaliteitsbewakingsplan. De fabrikant dient de resultaten van de controles te bewaren. Al deze documenten moeten bewaard worden om de productiehistorie van iedere partij te kunnen traceren en in geval van klachten met betrekking tot in het verkeer gebrachte producten de verantwoordelijkheden te kunnen vaststellen. 6.2. Gegevensbestand van de mengvoeders Met het oog op de traceerbaarheid moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen : - naam en adres van de fabrikanten van voormengsels of van de tussenpersonen, met vermelding van, indien van toepassing, het nummer van de partij, aard en hoeveelheid van het gebruikte voormengsel; - naam en adres van de leveranciers van grondstoffen met hoge gehalten aan ongewenste stoffen of producten met vermelding van de aard en het gehalte aan ongewenste stoffen of producten, de leveringsdatum; - aard en hoeveelheid van de geproduceerde voeders, met de productiedatum. 7. Klachten en terugroepen van producten De fabrikant dient een systeem op te zetten voor registratie en behandeling van klachten. Hij moet tevens in staat zijn om, indien dat nodig blijkt, een systeem op te zetten voor het snel terugroepen van producten die zich in het afzetcircuit bevinden. De fabrikant dient via schriftelijke procedures de bestemming van de teruggeroepen producten te omschrijven en voordat deze eventueel opnieuw in het verkeer worden gebracht, moeten zij opnieuw door de kwaliteitsbewaking beoordeeld worden. HOOFDSTUK II Minimumvoorwaarden waaraan de in de artikelen 7 en 8 bedoelde fabrikanten en tussenpersonen die onderworpen zijn aan registratie moeten voldoen HOOFDSTUK II. a) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK II. c) Minimumvoorwaarden waaraan moet worden voldaan door de fabrikanten en tussenpersonen als bedoeld in hoofdstuk II. a) en hoofdstuk II. b) en door de fabrikanten van toevoegingsmiddelen waarvoor een maximumgehalte is vastgesteld en die niet worden bedoeld in hoofdstuk I. a) (artikel 7, § 2, 1°, 2°, 3° en 4° en artikel 8 § 1). 1. Bedrijfsruimten - Apparatuur De bedrijfsruimten en de productieapparatuur moeten zo worden gesitueerd/geplaatst, ontworpen, gebouwd en onderhouden dat de werkzaamheden voor de productie van toevoegingsmiddelen, voormengsels van toevoegingsmiddelen, mengvoeders met betrokken toevoegingsmiddelen of voormengsels van toevoegingsmiddelen (« betrokken producten »), adequaat kunnen worden uitgevoerd.2. Personeel De fabrikant moet over voldoende personeel beschikken met de bevoegdheden en kwalificaties die vereist zijn voor de vervaardiging van de « betrokken producten ».3. Productie De productieafdeling moet worden geleid door een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging uitsluitend ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt. De fabrikant moet zich ervan vergewissen dat de productiewerkzaamheden zo worden uitgevoerd dat de gewenste kwaliteit van de « betrokken producten » wordt verkregen, overeenkomstig - naar gelang van het geval - de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 september 1987 en het ministerieel besluit van 11 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor de dierlijke voeding. 4. Kwaliteitsbewaking De kwaliteitsbewaking moet worden toegewezen aan een persoon die de nodige kwalificaties bezit en die, in het geval van vervaardiging ten behoeve van de fabrikant, een externe persoon kan zijn, welke echter op verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant optreedt. De fabrikant moet een kwaliteitsbewakingsplan opstellen en uitvoeren om te waarborgen dat en na te gaan of de « betrokken producten » voldoen aan de door de fabrikant omschreven specificaties en aan de bepalingen van voornoemde besluiten.

Met het oog op de traceerbaarheid moeten monsters worden genomen en worden bewaard, indien noodzakelijk van elke partij of elk productiegedeelte in geval van continuproductie of regelmatige productie. De monsters moeten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden gedurende een periode die afgestemd is op de verbruikstermijn van de mengvoeders. 5. Opslag Grondstoffen, toevoegingsmiddelen, dragers, voormengsels en mengvoeders moeten worden opgeslagen in ruimten die ontworpen en ingericht zijn en onderhouden worden met het oog op goede opslagomstandigheden. De producten moeten zodanig worden bewaard dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en dat verwarring of kruisbesmetting tussen de verschillende bovengenoemde producten en met geneeskundige stoffen of met gemedicineerde voeders wordt voorkomen. De producten bestemd om in het verkeer te worden gebracht moeten van een onmiddellijke verpakking worden voorzien, indien van toepassing, en geëtiketteerd, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde besluiten. 6. Gegevensbestand Met het oog op de traceerbaarheid moet de fabrikant de volgende gegevens te boek stellen : a) voor toevoegingsmiddelen : - aard en hoeveelheid van de geproduceerde toevoegingsmiddelen, productiedata en, in voorkomend geval, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie; - naam en adres van de tussenpersonen of verbruikers (fabrikanten of fokkers) aan wie de toevoegingsmiddelen zijn geleverd, met vermelding van aard en hoeveelheid van de geleverde toevoegingsmiddelen en, in voorkomend geval, het partijnummer of het nummer van het productiegedeelte in geval van continuproductie; b) voor voormengsels : - naam en adres van de fabrikanten van toevoegingsmiddelen of van de tussenpersonen, aard en hoeveelheid van de gebruikte toevoegingsmiddelen en, indien van toepassing, het nummer van de partij of van het productiegedeelte in geval van continuproductie; - productiedatum van het voormengsel, partijnummer indien van toepassing; - naam en adres van de fabrikanten of tussenpersonen aan wie het voormengsel is geleverd en aard en hoeveelheid van het geleverde voormengsel, alsmede het partijnummer, indien van toepassing; c) voor mengvoeders die voormengsels of toevoegingsmiddelen bevatten : - naam en adres van de fabrikanten van het voormengsel of van de tussenpersonen, met vermelding van, indien van toepassing, het partijnummer, de aard en de hoeveelheid van het gebruikte voormengsel; - naam en adres van de fabrikanten van het toevoegingsmiddel of van de tussenpersonen, aard en hoeveelheid van het gebruikte toevoegingsmiddel en het nummer van de partij of het productiegedeelte in geval van continuproductie; - aard en hoeveelheid van de geproduceerde voeders, met productiedatum. 7. Tussenpersonen als bedoeld in artikel 8, § 1 Wanneer de fabrikant toevoegingsmiddelen levert aan een andere persoon dan een fabrikant of fokker, dan wel voormengsels aan een andere persoon dan een fabrikant, gelden voor die persoon en volgende tussenpersonen die deze toevoegingsmiddelen of voormengsels voorzien van een onmiddellijke of een eindverpakking, opslaan en in het verkeer brengen, naar gelang het geval de verplichtingen van de punten 4, 5, 6.a), 6. b), en, in geval van onmiddellijke verpakking, de verplichtingen van punt 3.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 oktober 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^