gepubliceerd op 07 februari 2007
Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking worden gesteld van de federale politie teneinde deze bij te staan in de strijd tegen de georganiseerde economische en financiële criminaliteit
23 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking worden gesteld van de federale politie teneinde deze bij te staan in de strijd tegen de georganiseerde economische en financiële criminaliteit
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, inzonderheid op artikel 31, gewijzigd bij de wetten van 13 maart 2002 en 10 april 2003 met het oog op het ter beschikking stellen van de federale politie van ambtenaren van de fiscale administraties;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking worden gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie, teneinde die dienst bij te staan in de uitoefening van haar taken;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 december 2000 tot vaststelling van het aantal ambtenaren van het Ministerie van Financiën die ter beschikking wordt gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 december 2004 en 2 mei 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 5 januari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 17 februari 2006;
Gelet op het onderhandelingsprotocol van 4 oktober 2006 van het Sectorcomité II - Financiën;
Gelet op het advies nr. 41.524/2 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit moet worden verstaan onder : 1° de directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit : de directie van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie die de opdracht uitoefent zoals bedoeld in artikel 9, 3°, c) van het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie;waarvan de centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie deel uitmaakt. 2° directeur-generaal : de directeur-generaal van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie belast met de algemene leiding van de algemene directie die bedoeld wordt in artikel 7, 2° van hetzelfde besluit;3° directeur : de directeur van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie belast met de leiding van de directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit;4° terbeschikkingstelling : de terbeschikkingstelling bij de directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie van ambtenaren van een fiscale administratie in uitvoering van artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, gewijzigd bij de wetten van 13 maart 2002 en 10 april 2003 met het oog op het ter beschikking stellen van de federale politie van ambtenaren van de fiscale administraties;5° ter beschikking gestelde ambtenaar : de ambtenaar van een fiscale administratie door de Minister van Financiën ter beschikking gesteld van de directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;6° het organiek reglement : het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel. HOOFDSTUK II. - De terbeschikkingstelling
Art. 2.De terbeschikkingstelling geldt voor een termijn van drie jaar.
Zij is hernieuwbaar per termijnen van drie jaar, mits het eensluidend advies van de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze wint daartoe het gemotiveerd advies in van de directeur-generaal en de directeur.
Art. 3.De Minister van Financiën stelt zestien ambtenaren ter beschikking.
Art. 4.Om ter beschikking te kunnen worden gesteld, moet de ambtenaar : 1° titularis zijn van een graad van niveau B of benoemd zijn in het niveau A;2° getuigen van een praktische ervaring met betrekking tot de opdracht toegekend aan de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie door artikel 9, 3°, c) van het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie, evenals van een elementaire kennis van het strafrecht en de strafprocedure.
Art. 5.De terbeschikkingstelling gebeurt na incompetitiestelling volgens de principes van artikel 72, § 2 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.
Art. 6.Aan de hand van de postulaties wordt een rangschikking van de kandidaten vastgesteld door het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Om die rangschikking vast te stellen houdt het Directiecomité rekening met de beroepsbekwaamheid inzonderheid met het oog op de vereisten geformuleerd in artikel 4, 2°.
Wanneer het Directiecomité van oordeel is dat verscheidene ambtenaren als gelijkwaardig moeten worden beschouwd, verleent het voorrang : 1.1. aan de ambtenaar behorend tot het niveau A; 1.2. onder de ambtenaren die tot het niveau A behoren, aan de ambtenaar met de hoogste weddeschaal; 1.3. bij gelijke weddeschaal, aan de ambtenaar met de grootste klasseanciënniteit sinds de toekenning van zijn weddeschaal; 1.4. bij gelijke klasseanciënniteit, aan de ambtenaar die het best gerangschikt is volgens de bepalingen voorzien in artikel 11, 5° tot en met 8° van het organiek reglement; 2.1. onder de ambtenaren die tot het niveau B behoren, aan de ambtenaar met de hoogste weddeschaal; 2.2. bij gelijke weddeschaal, aan de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit sinds de toekenning van zijn weddeschaal; 2.3. bij gelijke graadanciënniteit, aan de ambtenaar die het best gerangschikt is volgens de bepalingen voorzien in artikel 11, 5° tot en met 8° van het organiek reglement.
Art. 7.De Minister van Financiën wijst de ter beschikking te stellen ambtenaren aan op voordracht van het Directiecomité en na akkoord van de Minister van Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK III. - Toestand van de ter beschikking gestelde ambtenaar in zijn administratie van oorsprong
Art. 8.De periode van terbeschikkingstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit in de administratie van oorsprong.
Art. 9.De ter beschikking gestelde ambtenaar behoudt in zijn administratie van oorsprong zijn rechten op bevordering, verandering van vakklasse, verandering van graad en mutatie.
Te dien einde bekomt hij de nodige dienstvrijstellingen voor deelname aan vormingscursussen en loopbaanexamens.
Hij behoudt de weddeschaal, het weddecomplement, het weddecomplement verbonden aan het brevet van expert bij een fiscaal bestuur, de geldelijke assimilatie, de vormingspremie, competentietoelage evenals de tweetaligheidspremie die hij genoot, voor zover hij de toekenningsvoorwaarden verder vervult.
Art. 10.Hij verkrijgt de weddeverhogingen alsmede, tot en met de klasse A3, de bevorderingen, de veranderingen van vakklasse, de veranderingen van graad of de mutaties waarop hij aanspraak kan maken, op het ogenblik waarop hij ze zou verkrijgen of ze zou verkregen hebben indien hij in zijn dienst was gebleven.
De ambtenaar die een bevordering, een verandering van vakklasse, een verandering van graad of een mutatie verkregen heeft wordt ter beschikking gehouden van de directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, onverminderd toepassing evenwel van artikel 16, § 1, eerste lid, 1° en tweede lid. HOOFDSTUK IV. - Toestand van de ter beschikking gestelde ambtenaar in de schoot van de federale politie
Art. 11.Onverminderd de bevoegdheden van de directeur-generaal, staat de ter beschikking gestelde ambtenaar onder de leiding van de directeur van de directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie.
Hij is tijdens de duur van de terbeschikkingstelling onderworpen aan de werkregeling, aan de verlofregeling, aan de plichten en aan de arbeidstijdregeling van toepassing op de leden van de directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit. HOOFDSTUK V. - Evaluatie van de ter beschikking gestelde ambtenaar
Art. 12.Tijdens zijn terbeschikkingstelling blijft de ambtenaar onderworpen aan de evaluatiecyclus die van toepassing is bij de Federale Overheidsdienst Financiën.
Ter voorbereiding van het evaluatiegesprek wint de evaluator bij de directeur alle inlichtingen in, die aan de evaluatie een nuttige bijdrage kunnen leveren. HOOFDSTUK VI. - Tuchtregeling waaraan de ter beschikking gestelde ambtenaar is onderworpen
Art. 13.Tijdens de terbeschikkingstelling blijft de ambtenaar onderworpen aan de regels van de tuchtregeling die van toepassing zijn bij de Federale Overheidsdienst Financiën.
Art. 14.Elke tekortkoming van de ter beschikking gestelde ambtenaar wordt door de directeur-generaal aan de Minister van Financiën gemeld. HOOFDSTUK VII. - Tenlasteneming van de bezoldiging, vergoedingen en toelagen die zijn verschuldigd aan de ter beschikking gestelde ambtenaar
Art. 15.De bezoldiging, de vergoedingen en de toelagen van de ter beschikking gestelde ambtenaar worden ten laste genomen door de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, overeenkomstig de hierna volgende regels.
De uitbetaling ervan gebeurt door de Federale Overheidsdienst Financiën aan de hand van de gegevens die worden verstrekt door de directeur-generaal.
De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken stort per kwartaal aan de Federale Overheidsdienst Financiën de bedragen terug die krachtens het tweede lid werden uitbetaald. HOOFDSTUK VIII. - Beslissing om de terbeschikkingstelling te beeindigen
Art. 16.§ 1. De terbeschikkingstelling mag vervroegd worden beëindigd : 1° op verzoek van de betrokken ambtenaar, na advies van de directeur-generaal en van de directeur;2° op gemotiveerd verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken, die het advies inwint van de directeur-generaal en van de directeur, nadat de ambtenaar vooraf is gehoord. Er wordt een einde gesteld aan de terbeschikkingstelling wanneer de ambtenaar wordt benoemd, hetzij in een betrekking waaraan de titel van gewestelijk directeur bij een fiscaal bestuur of voorzitter van een aankoopcomité is verbonden, hetzij in de klasse A4, tenzij wanneer de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken gezamenlijk van oordeel zijn dat het belang van de dienst het behoud van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt.
De beslissing van de Minister van Financiën waarbij de terbeschikkingstelling vervroegd wordt beëindigd overeenkomstig het eerste lid, 1°, en het tweede lid, kan worden afhankelijk gemaakt van het in acht nemen van een opzeggingstermijn van maximum zes maanden. § 2. Aan het einde van elke in artikel 2 bedoelde termijn van drie jaar, mits een vooropzeg van ten minste drie maanden door de ambtenaar gegeven voor het verstrijken van deze termijn, kan de terbeschikkingstelling worden beëindigd. HOOFDSTUK IX. - Vervanging van de ter beschikking gestelde ambtenaar
Art. 17.Na advies van de overheid belast met de algemene leiding van de betreffende fiscale administratie kan de Minister van Financiën met inachtneming van de dienstnoodwendigheden beslissen of de betrekking van de ter beschikking gestelde ambtenaar als vacant moet worden beschouwd, en dit van bij het begin van de terbeschikkingstelling. HOOFDSTUK X. - Terugkeer van de ambtenaar in zijn administratie van oorsprong na het beeindigen van zijn terbeschikkingstelling
Art. 18.Indien de betrekking waarvan de ter beschikking gestelde ambtenaar titularis is, werd toegekend, wordt hij bij voorrang en van ambtswege aangesteld in een andere definitief vacante betrekking met eenzelfde graad of eenzelfde titel en vakklasse in de nabije omgeving van zijn vorige administratieve standplaats.
Indien geen enkele betrekking met eenzelfde graad of titel en vakklasse vacant is in de nabije omgeving van zijn vorige administratieve standplaats, wordt de ambtenaar er aangesteld in een definitief vacante betrekking met een graad of titel waaraan een lagere weddeschaal is verbonden, dit met behoud van het voordeel van zijn hogere weddeschaal. Deze aanstelling blijft van toepassing tot op het moment wanneer hij er, ofwel een betrekking van zijn graad of verbonden aan zijn titel en vakklasse, ofwel een bevordering met inachtneming van de geldende rangschikkingsregels voor de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën, bekomt.
De principes opgenomen in het eerste en tweede lid zijn van toepassing op de betrekking die betrokkene door toepassing van artikel 10 zou hebben bekleed bij wijze van bevordering, verandering van vakklasse, verandering van graad of mutatie. HOOFDSTUK XI. - Onverenigbaarheden en verbodsbepalingen
Art. 19.De ter beschikking gestelde ambtenaar mag geen zaken behandelen die hij behandeld heeft of waarvan hij kennis had in- gevolge zijn functies bij zijn administratie van oorsprong. Hij mag eveneens geen melding maken aan de federale politie van informatie die op een gelijkaardige wijze werd verkregen, behalve bij naleving van de wetten en reglementen die ter zake van kracht zijn.
Art. 20.Na zijn terugkeer in zijn administratie van oorsprong mag de ambtenaar geen zaken behandelen die hij heeft behandeld of waarvan hij kennis had ingevolge zijn functies bij de federale politie. Hij mag eveneens geen gebruik maken noch gewag maken van de informatie die hij verkregen heeft tijdens zijn terbeschikkingstelling, behalve bij naleving van de wetten en reglementen die ter zake van kracht zijn. HOOFDSTUK XII. - Diverse bepalingen
Art. 21.Onverminderd artikel 14, deelt de directeur-generaal alle nuttige informatie mee aan de Minister van Financiën voor de bijwerking van het persoonlijk dossier van de ter beschikking gestelde ambtenaar.
Art. 22.De administratie van oorsprong bezorgt de ter beschikking gestelde ambtenaar alle omzendbrieven, alle dienstorders en in het algemeen alle documentatie die ze aan de andere personeelsleden toestuurt. HOOFDSTUK XIII. - Slotbepalingen
Art. 23.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van fiscale administraties ter beschikking worden gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie, ten einde die dienst bij te staan in de uitoefening van haar taken;2° het ministerieel besluit van 22 december 2000 tot vaststelling van het aantal ambtenaren van het Ministerie van Financiën die ter beschikking worden gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie.
Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 25.Onze Minister bevoegd voor Financiën en Onze Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 januari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL