Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 2000
gepubliceerd op 29 december 2000

Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking worden gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie, teneinde die dienst bij te staan in de uitoefening van haar taken

bron
ministerie van financien
numac
2000003765
pub.
29/12/2000
prom.
22/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/22/2000003765/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking worden gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie, teneinde die dienst bij te staan in de uitoefening van haar taken


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, inzonderheid op artikel 31;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het Statuut van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 januari 1972, 18 juli 1972, 11 oktober 1973, 7 december 1973, 25 juli 1974, 10 oktober 1974, 19 november 1974, 30 juni 1975, 9 januari 1976, 10 februari 1976, 30 maart 1976, 30 juli 1976, 15 maart 1977, 15 april 1977, 7 oktober 1977, 31 oktober 1977, 23 juni 1978, 13 november 1978, 14 november 1978, 11 december 1978, 5 juni 1979, 4 februari 1980, 11 december 1980, 2 maart 1981, 26 maart 1982, 27 januari 1983, 9 september 1983, 8 december 1983, 2 mei 1984, 31 augustus 1984, 9 oktober 1984, 16 januari 1985, 9 april 1985, 21 maart 1986, 11 juni 1986, 22 juni 1988, 21 februari 1989, 14 augustus 1989, 5 december 1989, 22 juni 1990, 6 augustus 1990, 13 augustus 1990, 9 januari 1991, 18 januari 1991, 16 juli 1991, 16 september 1991, 26 september 1991, 17 oktober 1991, 23 oktober 1991, 4 mei 1992, 22 oktober 1992, 15 januari 1993, 14 april 1993, 2 juli 1993,1 december 1993, 10 november 1994, 2 maart 1995, 13 februari 1996, 10 mei 1996, 10 juni 1996, 10 juli 1996, 20 december 1996, 31 januari 1997, 21 februari 1997, 6 juli 1997, 1 maart 1998, 18 december 1998, 17 juni 1999 en 12 januari 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 februari 1998 betreffende het commissariaat-generaal, de raad van bestuur en de raad van overleg van de gerechtelijke politie bij de parketten;

Gelet op de adviezen van de inspecteur van Financiën, gegeven op 29 maart en 2 juni 1999;

Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van Financiën;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 8 februari 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 18 mei 2000;

Gelet op het overlegprotocol van 7 december 2000 van het Sectorcomité II - Financiën;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de datum van de oprichting van de toekomstige geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, is vastgesteld op 1 januari 2001 en dat op deze datum het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten waarvan de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie deel uitmaakt, zou moeten ophouden te bestaan;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 december 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit moet worden verstaan onder 1° CDGEFID : de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie, zoals bedoeld in artikel 1, §4, 2°, van het koninklijk besluit van 17 februari 1998 betreffende het commissariaat-generaal, de raad van bestuur en de raad van overleg van de gerechtelijke politie bij de parketten;2° magistraat : de of meerdere magistraten van het Openbaar Ministerie, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, aangewezen om in naam van het college van procureurs-generaal het gezag en het toezicht uit te oefenen over de afdeling operationele ondersteuning en opsporing van het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten;3° commissaris-generaal : de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie belast met de algemene leiding over het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van hetzelfde besluit;4° bevelvoerder : de gerechtelijke officier van het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten belast met de bevelvoering over de CDGEFID, zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van hetzelfde besluit;5° terbeschikkingstelling : de terbeschikkingstelling bij de CDGEFID van ambtenaren van een fiscale administratie in uitvoering van artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit;6° ter beschikking gestelde ambtenaar : de ambtenaar van een fiscale administratie door de Minister van Financiën ter beschikking gesteld van de CDGEFID overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;7° fiscale administratie : de Administratie der directe belastingen, de sector BTW van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen en de Administratie der douane en accijnzen. HOOFDSTUK II. - De terbeschikkingstelling

Art. 2.De terbeschikkingstelling geldt voor een termijn van drie jaar.

Zij is hernieuwbaar per termijnen van drie jaar, mits het eensluidend advies van de Minister van Justitie. Deze wint daartoe het gemotiveerd advies in van de magistraat, de commissaris-generaal en de bevelvoerder.

Art. 3.De Minister van Financiën en de Minister van Justitie stellen, bij gemeenschappelijk besluit, het aantal en de graden van de ter beschikking te stellen ambtenaren bij de CDGEFID vast.

Zij bepalen op dezelfde wijze uit welke fiscale administraties de ter beschikking te stellen ambtenaren moeten afkomstig zijn.

Art. 4.Om ter beschikking te kunnen worden gesteld, moet de ambtenaar : 1° de voorwaarden vervullen die overeenkomstig artikel 3 worden vastgesteld;2° getuigen van een praktische ervaring met betrekking tot de opdrachten toegekend aan de CDGEFID door artikel 9, § 2 van het koninklijk besluit van 17 februari 1998 betreffende het commissariaat-generaal, de raad van bestuur en de raad van overleg van de gerechtelijke politie bij de parketten, evenals van een elementaire kennis van het strafrecht en de strafprocedure.

Art. 5.De terbeschikkingstelling gebeurt na incompetitiestelling volgens de principes van artikel 72, § 2 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Art. 6.Aan de hand van de postulaties wordt een rangschikking van de kandidaten vastgesteld door de Directieraad van het Ministerie van Financiën.

Om die rangschikking vast te stellen houdt de Directieraad rekening met de beroepsbekwaamheid inzonderheid met het oog op de vereisten geformuleerd in artikel 4, 2°.

Wanneer de Directieraad van oordeel is dat verscheidene ambtenaren als gelijkwaardig moeten worden beschouwd, verleent hij voorrang : 1° aan de ambtenaar met de hoogste rang;2° bij gelijke rang, aan de ambtenaar met de hoogste weddenschaal;3° bij gelijke weddenschaal, aan de ambtenaar met de meest positieve evaluatievermelding;4° bij gelijke evaluatievermelding, aan de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit sinds de toekenning van zijn weddenschaal;5° bij gelijke graadanciënniteit, aan de ambtenaar het best gerangschikt volgens de bepalingen voorzien in artikel 11, 5° tot en met 8° van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het Statuut van het Rijkspersoneel.

Art. 7.De Minister van Financiën wijst de ter beschikking te stellen ambtenaren aan op voordracht van de Directieraad en na akkoord van de Minister van Justitie. HOOFDSTUK III. - Toestand van de ter beschikking gestelde ambtenaar in zijn administratie van oorsprong

Art. 8.De periode van terbeschikkingstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit in de administratie van oorsprong.

Art. 9.De ter beschikking gestelde ambtenaar behoudt in zijn administratie van oorsprong zijn rechten op verhoging in graad, op verhoging in weddenschaal, op verandering van graad en op mutatie.

Te dien einde bekomt hij de nodige dienstvrij- stellingen voor deelname aan vormingscursussen en loopbaanexamens.

Hij behoudt de weddenschaal, het weddecomplement, het weddecomplement verbonden aan het brevet van expert bij een fiscaal bestuur, de geldelijke assimilatie, de vormings- en speciale vormingspremie evenals de tweetaligheidspremie die hij genoot.

Art. 10.Hij verkrijgt de weddeverhogingen alsmede, tot en met rang 13, de bevorderingen, de veranderingen van graad of de mutaties waarop hij aanspraak kan maken, op het ogenblik waarop hij ze zou verkrijgen of ze zou verkregen hebben indien hij in zijn dienst was gebleven.

Niettegenstaande artikel 3, eerste lid, wordt de ambtenaar die een bevordering of een verandering van graad verkregen heeft ter beschikking gehouden van de CDGEFID, onverminderd toepassing evenwel van artikel 19, § 1, eerste lid, 1° en tweede lid. HOOFDSTUK IV. - Toestand van de ter beschikking gestelde ambtenaar in de schoot van de CDGEFID

Art. 11.Onverminderd de bevoegdheden van de magistraat en van de Commissaris-generaal, staat de ter beschikking gestelde ambtenaar onder het bevel van de bevelvoerder.

Hij is tijdens de duur van de terbeschikkingstelling onderworpen aan de werkregeling, aan de verlofregeling, aan de plichten en aan de arbeidstijdregeling van toepassing op de leden van de CDGEFID. HOOFDSTUK V. - Evaluatie van de ter beschikking gestelde ambtenaar

Art. 12.Tijdens zijn terbeschikkingstelling blijft de ambtenaar onderworpen aan de evaluatieregeling die van toepassing is bij het Ministerie van Financiën.

Art. 13.Bij de terbeschikkingstelling behoudt de ambtenaar de laatste evaluatievermelding die hem werd toegekend tot op het ogenblik dat hem bij toepassing van artikel 12 een nieuwe evaluatievermelding wordt toegekend.

Art. 14.De overheden van het Ministerie van Financiën blijven bevoegd voor de toekenning van een nieuwe evaluatievermelding tijdens de terbeschikkingstelling.

Art. 15.Voor de toekenning van een nieuwe evaluatievermelding tijdens de terbeschikkingstelling wint de personeelsdienst van de betrokken administratie alle dienstige inlichtingen in bij de bevelvoerder. Hij maakt op deze basis een voorstel van quotering op. HOOFDSTUK VI Tuchtregeling waaraan de ter beschikking gestelde ambtenaar is onderworpen

Art. 16.Tijdens de terbeschikkingstelling blijft de ambtenaar onderworpen aan de regels van de tuchtregeling die van toepassing zijn bij het Ministerie van Financiën.

Art. 17.Elke tekortkoming van de ter beschikking gestelde ambtenaar wordt door de commissaris-generaal aan de Minister van Financiën gemeld die beslist of er al dan niet een tuchtprocedure dient te worden begonnen. HOOFDSTUK VII. - Tenlasteneming van de bezoldiging, vergoedingen en toelagen die zijn verschuldigd aan de ter beschikking gestelde ambtenaar

Art. 18.De bezoldiging, de vergoedingen en de toelagen van de ter beschikking gestelde ambtenaar worden ten laste genomen door het Ministerie van Justitie, overeenkomstig de hierna volgende regels.

De uitbetaling ervan gebeurt door het Ministerie van Financiën aan de hand van de gegevens die worden verstrekt door de commissaris-generaal.

Het Ministerie van Justitie stort per kwartaal aan het Ministerie van Financiën de bedragen terug die krachtens het tweede lid werden uitbetaald. HOOFDSTUK VIII. - Beslissing om de terbeschikkingstelling te beeindigen

Art. 19.§ 1. - De terbeschikkingstelling mag vervroegd worden beëindigd : 1° op verzoek van de betrokken ambtenaar, na advies van de magistraat, van de commissaris-generaal en van de bevelvoerder;2° op gemotiveerd verzoek van de Minister van Justitie of van de magistraat, die het advies inwint van de commissaris-generaal en van de bevelvoerder, nadat de ambtenaar vooraf is gehoord;de Minister van Justitie wint daarenboven het advies in van de magistraat;

Er wordt een einde gesteld aan de terbeschikkingstelling wanneer de ambtenaar benoemd wordt tot gewestelijk directeur bij een fiscaal bestuur of tot voorzitter van een aankoopcomité of wanneer aan de ambtenaar, titularis van de graad van directeur, de weddenschaal 13S2 wordt toegekend, tenzij wanneer de Minister van Financiën en de Minister van Justitie gezamenlijk van oordeel zijn dat het belang van de dienst het behoud van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt.

De beslissing van de Minister van Financiën waarbij de terbeschikkingstelling vervroegd wordt beëindigd overeenkomstig het eerste lid, 1°, en het tweede lid, kan worden afhankelijk gemaakt van het in acht nemen van een opzeggingstermijn van maximum zes maanden. § 2. Aan het einde van elke in artikel 2 bedoelde termijn van drie jaar, mits een vooropzeg van ten minste drie maanden door de ambtenaar gegeven voor het verstrijken van deze termijn, kan de terbeschikkingstelling worden beëindigd. HOOFDSTUK IX. - Vervanging van de ter beschikking gestelde ambtenaar

Art. 20.Na advies van de Directeur-generaal van de betreffende administratie kan de Minister van Financiën met inachtneming van de dienstnoodwendigheden beslissen of de betrekking van de ter beschikking gestelde ambtenaar als vacant moet worden beschouwd, en dit van bij het begin van de terbeschikkingstelling. HOOFDSTUK X. - Terugkeer van de ambtenaar in zijn administratie van oorsprong na het beeindigen van zijn terbeschikkingstelling

Art. 21.Indien de betrekking waarvan de terbeschikkinggestelde ambtenaar titularis is, werd toegekend, wordt hij bij voorrang en van ambtswege aangesteld in een andere definitief vacante betrekking van dezelfde graad en met dezelfde weddenschaal in de nabije omgeving van zijn vorige administratieve standplaats.

Indien geen enkele betrekking van dezelfde graad en met dezelfde weddenschaal vacant is in de nabije omgeving van zijn vorige administratieve standplaats, wordt de ambtenaar er aangesteld in een definitief vacante betrekking met een lagere weddenschaal in hetzelfde niveau, met behoud van het voordeel van zijn weddenschaal. Deze aanstelling blijft van toepassing tot op het moment wanneer hij er, ofwel een betrekking van zijn graad en zijn weddenschaal, ofwel een bevordering met inachtneming van de geldende rangschikkingsregels voor de ambtenaren van het Ministerie van Financiën, bekomt.

De principes opgenomen in het eerste en tweede lid zijn van toepassing op de betrekking die betrokkene door toepassing van artikel 10 zou hebben bekleed bij wijze van bevordering, verandering van graad of mutatie. HOOFDSTUK XI. - Onverenigbaarheden en verbodsbepalingen

Art. 22.De ter beschikking gestelde ambtenaar mag geen zaken behandelen die hij behandeld heeft of waarvan hij kennis had in- gevolge zijn functies bij zijn administratie van oorsprong. Hij mag eveneens geen melding maken aan de CDGEFID van informatie die op een gelijkaardige wijze werd verkregen, behalve bij naleving van de wetten en reglementen die ter zake van kracht zijn.

Art. 23.Na zijn terugkeer in zijn administratie van oorsprong mag de ambtenaar geen zaken behandelen die hij heeft behandeld of waarvan hij kennis had ingevolge zijn functies bij de CDGEFID. Hij mag eveneens geen gebruik maken noch gewag maken van de informatie die hij verkregen heeft tijdens zijn terbeschikkingstelling, behalve bij naleving van de wetten en reglementen die ter zake van kracht zijn. HOOFDSTUK XII. - Diverse bepalingen

Art. 24.Onverminderd de artikelen 12 tot 17, deelt de commissaris-generaal alle nuttige informatie mee aan de Minister van Financiën voor de bijwerking van het persoonlijk dossier van de ter beschikking gestelde ambtenaar.

Art. 25.De administratie van oorsprong bezorgt de ter beschikking gestelde ambtenaar alle omzendbrieven, alle dienstorders en in het algemeen alle documentatie die ze aan de andere personeelsleden toestuurt. HOOFDSTUK XIII. - Slotbepalingen

Art. 26.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 27.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 december 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^