gepubliceerd op 31 december 2003
Koninklijk besluit betreffende de eindejaarstoelage voor de leden van de openbare brandweerdiensten
22 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit betreffende de eindejaarstoelage voor de leden van de openbare brandweerdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op artikel 9, vervangen bij de gewone wet van 16 juli 1993 en gewijzigd bij de wet van 25 maart 2003;
Overwegende dat het Lambermontakkoord de bevoegdheid van de federale Staat bevestigt wat de organisatie en het beleid van de openbare brandweerdiensten betreft;
Overwegende dat, krachtens artikel 9, § 1, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, Wij onder andere de algemene bepalingen moeten vaststellen binnen de perken van dewelke de toelagen en de vergoedingen worden vastgesteld;
Overwegende dat het personeel van de brandweerdiensten, in voorkomend geval, een eindejaarspremie moet kunnen genieten, hetzij volgens dezelfde modaliteiten als die welke, in een bepaalde gemeente of intercommunale, van toepassing zijn op de andere personeelsleden van deze gemeente of van deze intercommunale, hetzij volgens de modaliteiten bepaald door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarbij Wij evenwel de minimum- en maximumlimiet van het bedrag van een dergelijke premie moeten vaststellen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 december 2002;
Gelet op het protocol nr. 2002/02 van 17 december 2002 van het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies 36.084/4 van de Raad van State, gegeven op 2 december 2003 met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, moet verstaan worden onder : 1° « vergoeding », elke wedde, elk salaris of elke vergoeding die dienst doet als wedde of als salaris, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen als gevolg van de schommelingen van de index der consumptieprijzen;2° « bezoldiging », de vergoeding zoals bedoeld in 1°, eventueel vermeerderd met de haard- of standplaatstoelage;3° « brutoretributie », de retributie zoals bedoeld in 2°, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen als gevolg van de schommelingen van de index der consumptieprijzen.
Art. 2.§ 1. De leden van de openbare brandweerdiensten kunnen elk jaar een eindejaarstoelage genieten, waarvan het bedrag, naar gelang van het geval, bepaald is door de gemeenteraden, door de bevoegde organen van de brandweerintercommunale of door de bevoegde organen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, binnen de perken bepaald in de artikelen 3 en 4 van dit besluit. § 2. Deze toelage wordt in één keer betaald in de loop van de maand december van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 3.Het minimumbedrag van de eindejaarstoelage wordt berekend volgens de volgende formule : EJT = (FG x GI1/GI2) + VG Waarbij : EJT de eindejaarstoelage is;
FG het forfaitaire gedeelte is, waarvan het bedrag gelijk is aan dat van het forfaitaire gedeelte dat het jaar voorafgaand aan het in aanmerking genomen jaar toegekend werd;
GI1 het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar is;
GI2 het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het jaar voorafgaand aan het in aanmerking genomen jaar is;
VG het variabele gedeelte is, waarvan het bedrag gelijk is aan 2,5 % van de jaarlijkse brutoretributie die als basis gediend heeft voor de berekening van de bezoldiging die verschuldigd is voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 4.Het maximumbedrag van de eindejaarstoelage wordt berekend volgens de volgende formule : EJT = (FG x GI1/GI2) + M + VG Waarbij : EJT de eindejaarstoelage is;
FG het forfaitaire gedeelte is, wat overeenstemt met het bedrag van het forfaitaire gedeelte dat het jaar voorafgaand aan het in aanmerking genomen jaar toegekend werd;
GI1 het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar is;
GI2 het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het jaar voorafgaand aan het in aanmerking genomen jaar is;
M gelijk is aan 148,74 euro;
VG het variabele gedeelte is, waarvan het bedrag gelijk is aan 2,5 % van de jaarlijkse brutoretributie die als basis gediend heeft voor de berekening van de bezoldiging die verschuldigd is voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL